Leven als een Airfix-soldaat

Roland Verbiest, bezield aanjager

Een bijzonder kind – en dat is-ie. Geboren in Congo, al soldaatjes tekenend opgegroeid in Scheveningen. Op zijn twaalfde had hij de complete Griekse mythologie doorgenomen, zijn vakanties besteedt hij door de grote rivieren der aarde af te struinen. In Den Haag racet hij standaard rond op zijn quadje: “M’n filefucker”. Roland Verbiest, rasorganisator, aanjager en spelverdeler.

Hij was de eerste die, nog in zwart/wit, Haagse Harry een podium bood, en tot een stijlicoon deed uitgroeien, die de Haagse KoninginneNach vanuit het grote niets tevoorschijn toverde en tot een honderdduizendenbal maakte. Roland Verbiest kleurt Den Haag nu al decennia in met uiteenlopend festivalvertier en evenementen. Tegenwoordig beschouwt hij zichzelf meer als een gebiedsontwikkelaar.

Hij is een van die Haagse vrijbuiters die al jaren kleur geeft aan de stad, die onvermoeibaar initiatieven uit klei, zand of veen trekt – ongeacht waar en hoe. “Zolang een evenement maar sfeer heeft, zolang er maar een ziel in zit”. Hij heeft het niet zo op met chique Chablis-terrassen overladen evenementen of tv-shows met een hoog krijtstreepgehalte. Nee, het is hém veeleer te doen om een sfeer te bouwen, van onderop, waarin de mensen voor wie het bedoeld is zich op hun gemak voelen. Verbiest, vijftiger, donkerblonde lokken, staalblauwe kijkers en een net niet te kekke bril op zijn neus: “Ik meen dat een gebeuren ambachtelijk tot stand gebracht moet worden gebracht. Een hek huren en een superartiest op een groot podium zetten, daar is niks mis mee, maar het is mijn stijl niet. Een goed evenement hoeft niet groot te zijn. Wat doet het met de mensen voor wie het bedoeld is? Met die vraag voor ogen bedenken en organiseren wij festivals. Naar mijn idee is een evenement pas dan geslaagd als mensen er iets van hun passie in willen steken, als ze er zelf met vuur over kunnen vertellen of er aan mee willen doen. En als ze anderen weten aan te steken.”

Het nieuwste plan FAST, een gelegenheidsafkorting voor Fast Architecture Surf Terrain, heeft hij ontwikkeld met de gemeente Den Haag. Vorige week gaf de raad toestemming voor een eerste editie in 2009. Het idee behelst het met zeecontainers bouwen van een ‘dynamisch’ surfersdorp annex lowbudgethotel én leerwerkplaats voor jongeren. Zij mogen naar hartelust stalen laadbakken stapelen of  verbouwen – en dat alles op een steenworp afstand van het sportstrand in Scheveningen. De bewoners van het dorp krijgen er geen surfles, maar manieren aangereikt hoe ze zo’n zeecontainer moeten verbouwen.

Weer een wild plan? Ja, weer een wild plan. Hij heeft nou eenmaal een uitgesproken bloedhekel aan stilzitten en saaiheid – en dit is weer eens zo’n concept waar hij na een periode van financiële tegenslag met zijn bureau mee voort kan. Want het heeft hem de laatste anderhalf jaar niet bijster meegezeten. Eigenlijk wil hij er niet over uitweiden, maar hij bungelde aan de rand van de afgrond. “Ik had niet gedacht dat ik na twintig edities van de KoninginneNach en dertien van de Ha-Schi-Ba, zo voor het blok werd gezet, en er geheel alleen voor zou komen te staan, zodanig dat ik eigenhandig voor de ontstane tekorten zou moeten opdraaien. We hadden nota bene zelf twee ton aan sponsorgeld voor de de Ha-Schi-Ba en dus voor de Schilderswijk bij elkaar weten te harken. Inmiddels ben ik het wat beter gaan begrijpen: politici in Den Haag zien elkaar op het zand, niet op het veen.” Gevolg is wel dat de roemruchte Ha-Schi-Ba ter ziele ging. Wonder boven wonder kon er een doorstart worden gemaakt met de Kaschba. Volgens Verbiest spreekt daaruit de vitaliteit van het evenement, dat trouwens ook door hem wordt geleid.

Tekenvel
Hij werd geboren in Congo omdat zijn vader daar werkte als mijnbouwkundig ingenieur. Van zijn allervroegste jeugd daarginds weet hij zich niet veel meer te herinneren, zij het dat het naar zijn zeggen en lachen “iets met hem heeft gedaan, niet in woorden of beelden uit te drukken.” Hij reist zo nu dan af naar Afrika. “Twee jaar terug wilde ik voor het eerst in mijn leven een bezoek brengen aan Congo, toen ik op trektocht was door Oeganda en Burundi. Meteen na het passeren van de grens zag ik een joch van een jaar of elf met een rocket launcher op zijn rug. Volgens een reizigerswet loop je geen gevaar zolang je geen angst uitstraalt, maar dit ging me toch echt te ver.”

Op zijn vierde streken zijn ouders met hem in Scheveningen neer. Van zijn jeugdtijd in Scheveningen, daarvan ziet hij de beelden nog wél driedimensionaal voor zich. “Een tijd geleden zag ik een documentaire van Stroom, het Haags centrum voor beeldende kunst. Daarin kwamen drie kinderen uit Den Haag aan het woord: eentje uit de Schilderswijk, een ander uit Benoordenhout en een uit Scheveningen. De Schilderswijker keek steeds somber naar beneden, sprak over heroïnespuiten en maakte zich zorgen. Het jongetje uit Benoordenhout bleek een kind van een expat, hockeyde veel en zag zich al in de nationale selectie van Djibouti. Het kind uit Scheveningen vertelde dat zodra hij een muur zag, hij erop zou klimmen, als hij een asbak zag, erop ging staan, en dat als hij een regenpijp in het vizier kreeg, hij er meteen in zou klimmen. Ik herkende dat sterk: ravotten, spelen en leven bij de dag. Die ruimte bood Scheveningen mij.”

Ook tekende hij er veel. “Ik nam een heel groot tekenvel, waar ik met uiterste precisie wel duizend poppetjes, van die Airfix-soldaatjes, op plaatste, mannetjes die stuk voor stuk aan het rennen waren, aan het vechten, of weet ik veel wat. Soms was ik drie hele dagen bezig om het allemaal precies op zijn plek te krijgen. Als ik klaar was, keek ik er met een zaklamp langsheen, en als de opstelling onverhoopt niet naar mijn zin was, dan ging ik gewoon door, net zo lang totdat naar mijn idee alles goed stond.” Lichtelijk ironisch: “Iets dergelijks is uiteindelijk dan toch mijn vak geworden.” Hij lacht even, maar is al weer snel serieus: “Mijn hele leven lang maak ik eigenlijk steeds van die tekeningen. Hetzelfde eindeloze geduld is nodig voor het organiseren van een evenement. De opstelling van de verschillende elementen die je op een festivalterrein tot je beschikking hebt, die is van wezenlijk belang, of je het nou hebt over soldaatjes, podia of zeecontainers. Neem nou de KoninginneNach, dat is in feite ook zo’n tekening waar je veel geduld en precisie voor nodig hebt.”

Puur goud
Hij ging Economie en Bedrijfskunde studeren in Rotterdam, en later in Delft. Na zijn afstuderen volgde de militaire dienstplicht en een lange, lange reis. Bij terugkomst nestelde hij zich opnieuw in het Haagse. Een vriend van hem liet een uitgaansblad uit Amsterdam zien, en dat bracht hem op het idee om iets dergelijks, maar dan naar Haagse snit, te gaan doen. En zo werd hij plotsklaps uitgever van DOEN! “Het blad runnen, het met anderen volschrijven, de redactievergaderingen”, schetst hij het handwerk. “Was je om half elf  ‘s avonds eindelijk eens klaar, dan snelde je daarna de kroeg langs in de hoop om advertenties die we meestal zelf hadden gemaakt, aan de kroegbazen te verkopen.”

Daarmee bleek stiekempjes wél de basis gelegd voor een veel groter evenement van Verbiest: de genoemde KoninginneNach. Zo’n twee decennia geleden ontstaan uit onvrede over de dooie boel die die dag de residentie kenmerkte. “Bij wijze van promotie van ons uitgaansblad vroegen we aan de cafébazen of ze een bandje in hun kroeg wilden laten spelen, en wij zouden daar dan van tevoren in ons blad over schrijven. Dat plan viel samen met het voornemen van Heineken om zich meer in het centrum te manifesteren. En zo hadden we opeens de beschikking over een podium. De dag na de eerste Nach bleek dat er een tekort aan bier, wisselgeld en glazen was geweest. Puur goud. Het was toevallig ook de dag dat we heel dringend advertenties moesten verkopen voor het uitbrengen van ons volgende nummer. Het draaide op een enorme teleurstelling uit. Iedereen had goed verdiend, maar nam geen advertentie af. En zo gaat het eigenlijk steeds weer. Je bent uiteindelijk afhankelijk van een uiterst kleine groep op wie je echt kunt bouwen.”

Bottom-up
“Een goed evenement heeft een ziel, gaat ergens over, vaak in een zin uit te drukken. De KoninginneNach zegt: Den Haag is niet saai. De Ha-Schi-Ba drukt uit dat de Schilderswijk niet agressief is. Voor de mensen op het zand was het een chaotische rommelmarkt, voor de Schilderswijkers bleek het bij uitstek een manier om hun trots te laten zien”, zo meent Verbiest. De Ha-Schi-Ba kende in principe eenzelfde organisatorisch recept als de roemruchte Nach: het samenbrengen en op één lijn brengen van mensen die voor één en hetzelfde idee willen gaan. Verbiest: “Vóór de Ha-Schi-Ba stond de Schilderswijk landelijk op de kaart als huiveringwekkende probleemwijk nummer één. Evenals in het stadscentrum was daar pakweg vijftien jaar terug ook maar weinig samenhang en samenwerking te bespeuren. Al snel werd het idee om door het organiseren van de Ha-Schi-Ba de Schilderswijk in een nieuw perspectief te plaatsen, opgepikt door de plaatselijke woningbouwcorporatie, die zo toeschietelijk was om als sponsor te dienen.

De Ha-Schi-Ba ging op de fles, als gevolg van gemeentelijke bezuinigingen, weer meer veiligheidsmaatregelen en een onverwachte btw-navordering. De wederopstanding in de komst van de Kaschba aldaar, tekent volgens Verbiest de vitaliteit van de wijkbewoners, én het bewijst dat een succesvolle formule voor een evenement om mensen draait, en niet om glamour gaat. Het is voor zijn bureau de opmaat geweest om de aandacht te verleggen naar kleinschalige evenementen in wijken en buurten. Verbiest: “De taak van corporaties is in de loop der jaren veel breder geworden. In de tijd dat we voor het eerst de Ha-Schi-Ba organiseerden, hielden woningbouwcorporaties zich hoofdzakelijk met het verhuren van woningen bezig, en waren toen min of meer een verlengstuk van het gemeentelijke huisvestingsbeleid. Opeens werden ze door de instroom van nieuwe bevolkingsgroepen omgeturnd tot marktgerichte gebiedsontwikkelaars die daardoor noodgedwongen concurrenten van elkaar op de woningmarkt werden. Ook toen al werden ze dus opgezadeld met extra taken op sociaalmaatschappelijk gebied. Dit zet zich vandaag de dag trouwens versterkt door in het idee van de krachtwijken. Corporaties moesten heel anders over samenleven en samenwonen gaan denken dan ze gewend waren. Want als ze niks in hun wijk doen, dan ontaardt het al snel in graffiti, onlusten en samenscholingsverboden. Deze zomer doen we samen met verschillende woningbouwcorporaties voor het eerst en in uiteenlopende wijken verschillende buurtgerichte feestjes. Zoals afgelopen weekend het Kleurrijkfestival met Mama’s Kitchen aan het Ledeganckplein in Spoorwijk. Dat festival laat zien hoe wij graag werken: bottom-up.”

Luchtfietserij
In het ontwikkelen van gebieden, wijken en buurten ziet Verbiest grote kansen in het verschiet, ook voor zichzelf. Zo maakte hij anderhalf jaar geleden in opdracht van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling een idealistische toekomstschets voor de Binckhorst. Een wijk die volgens hem de potentie heeft om uit te groeien tot een dynamische satellietstad van Den Haag. In een ruim gedocumenteerd projectplan pleit hij voor het aanleggen van een haven waar plezierjachten kunnen aanmeren, en voor het creëren van een waterweg of stromende verbindingsroute naar de zee. Die kan tegelijkertijd als roeibaan dienen, en via een lint van bebossing kun je een magic mile construeren die naar de Haagse binnenstad leidt, omzoomd met hoge parkeertorens, een overdekte Utrechtse baan, en veel hoogbouw – en met als klap op de vuurpijl een skibaan in de openlucht. Luchtfietserij? Verbiest: Misschien. Voor mij is de essentie dat met wat denkwerk zoveel meer mogelijk is dan vaak wordt gedacht. Als je evenwel elementen van dit plan in 2020 tot stand wilt brengen, dan moet bijvoorbeeld de CPC-loop daar vanaf nú van start gaan, dan moeten er in de voormalige KPN-gebouwen vanaf nu aldoor bijzondere happenings zijn.” Het is het soort projecten waar zijn hart naar uitgaat. “Ik zie mezelf vandaag de dag eerder als een gebiedsontwikkelaar, dan als een festivalorganisator. En die kijk op ruimte, míjn kijk op ruimte, dat is eigenlijk niet meer dan de tekening die ik vroeger als kind ook al maakte.”

Advertentie

Woordkunstenfestival

Poëzie aan De Waterkant

Laat je roeren en vervoeren op zaterdag 15 augustus op het terras van Theeschenkerij De Waterkant. In het op en top en die dag hopelijk zonovergoten Haagse Westbroekpark kun je, gezeten op een zelf meegenomen kleedje dan wel uitgestrekt gelegen in het groene gras, voor niks en noppes genieten van performancepoëzie door Haagse dichters, live muziek en een boekpresentatie. Poëzie aan De Waterkant is een los middagje (14.00 – 17.00 uur) boordevol exacte woordkunst, scherpe randjes en voordrachten vol energie.

Deze negende editie staat in het teken van de boekpresentatie Met Beide Voeten in de Modder # 2. Net als in de succesvolle eerste bundel, die vorig jaar het licht zag, kregen vijf dichters van de Haagse stadsdichter Harry Zevenbergen de opdracht om een week lang te verblijven op een min of meer typische Haagse locatie naar keuze. De ervaringen van hun logement werden vastgelegd in de vorm van een dagboek en gelardeerd met foto’s en een serie gedichten. De verhalen van de dichters geven een onalledaagse blik op het reilen en zeilen achter de schermen, van plekken waar een buitenstaander doorgaans niet snel komt.

Zo voer in het eerste boek dichter Jeroen de Vos mee op een Scheveningse kotter, bezocht Gilles Boeuf het Duinwaterbedrijf, wierp Jet Crielaard een blik achter de schermen bij Poppentheater Kooman, ging David Muiderman naar de Haagse Markt en toog Anne-Tjerk Mante naar de Tweede Kamer. Het resulteerde in een boek dat bol staat van werkelijk alleraardigste observaties, rake typeringen, en, natuurlijk, mooie taal. Jeroen de Vos tekende op: Groot vertoon / acht uur ’s ochtends / vanuit de patrijspoort / zie ik dat god / alles heeft opgepoetst / de zee schittert aan alle kanten / het glimt en blinkt. / zou er soms visite komen? Of neem Anne-Tjerk Mante: Persbericht / De weeën hadden ingezet / Er was geen houden aan / Alles behalve persvrijheid.

 

Voor de tweede aflevering van Met Beide Voeten in de Modder zochten Andy Willoughby & Bob Beagrie, two Englishmen in Den Haag on the trail to Albion, naar weemoedige en opvallende stukjes Engeland; liep Guido Utermark mee met neo electro-hippies in Theater Zeebelt; reed Henk van Zuiden met zijn Siberische husky oneindig mee in de Haagse tram; hielp kunstenares en singersongwriter Eva Meijer een handig handje mee in vogelasiel De Wulp; en ‘tippelde’ Diann van Faassen, bekend van de poëzie-electrofolkgroep D.O.M., in de roemruchte Doubletstraat / Geleenstraat. Uiteraard zijn de genoemde dichters van de partij tijdens de komende editie van Poëzie aan De Waterkant.

Meer informatie: http://www.subliterair.org