‘Van mij hoeven ze echt niet allemaal acteur te worden’

Victorine Hefting Prijs voor Rebecca van Leeuwen, directeur Jeugdtheaterschool Rabarber

Georgina Verbaan, Bas Muys, Barry Atsma en Frank Evenblij – alias ‘DWDD-Jakhals’: het zijn maar enkele van onderhand honderden die onder haar vleugels bij Jeugdtheaterschool Rabarber de grondbeginselen van het theatervak kregen onderwezen. Onlangs ontving ze uit handen van de Haagse cultuurwethouder Marieke Bolle de Victorine Hefting Prijs.

Moeder van een hele grote familie, zo voelt ze zich: Rebecca van Leeuwen, de directeur van de school die binnenkort 25 jaar jong is. Frank Evenblij en Bas Muys lopen er geregeld binnen en vragen dan steevast hoe het met haar en haar school gaat. Ook leuk: “Ouders die hun kinderen bij ons les laten nemen, die hier vroeger zelf les hebben gehad. En enkele van de huidige docenten heb ik hier zien opgroeien.” Ondertussen zijn pupillen van haar uitgezwermd. Jongste doorgebroken talent is presentatrice Jessica Mendels, die onder meer voor RTL het programma Camping Life presenteert. En Chara voor in ’t Holt speelt mee in de rolprent De Hel van ‘63.

De jury van de Victorine Hefting Prijs, een gemeentelijke onderscheiding die in 1988 werd ingesteld, was unaniem in zijn oordeel: ‘Ze speelt al jaren een sleutelrol in de cultuureducatie en de talentontwikkeling in Den Haag. Ze heeft ervoor gezorgd dat Jeugdtheaterschool Rabarber (…)binnen als buiten de Haagse stadsgrenzen een enorme bekendheid heeft opgebouwd.’ Of ze de prijs als een persoonlijke erkenning ervaart, antwoordt ze allereerst met een welgemeend dankjewel aan allen die haar omringen. Daarna: “Ik zie de onderscheiding als een erkenning voor het werkveld van de kunst- en theatereducatie. Niet alleen in deze stad maar ook vrijwel overal elders in het land nemen jeugdtheaterscholen tegenwoordig een belangrijke plaats in waar het gaat om verantwoorde vrijetijdsbesteding. Voor mij persoonlijk betekent het dat werken voor en met kinderen en jong volwassenen nu eindelijk echt serieus wordt genomen. Dat ikzelf in dat proces een rol heb gespeeld, komt op de tweede plaats.”
De Victorine Hefting Prijs is bedoeld voor emancipatorisch ingestelde Haagse vrouwen. Prijswinnaars waren onder meer Vera Yanovshtchinsky, Bibeb, Sacha Bulthuis, Miranda van Kralingen, Sabine Kupferberg en Tonke Dragt. Aan de prijs is een geldbedrag verbonden van vijfduizend euro. Naamgeefster Victorine Hefting, Haags kunsthistoricus en vrouwenvoorvechtster,  was tussen 1947 en 1950 directeur van het Haags Gemeentemuseum, waar ze, onder meer, een pedagogische afdeling opzette. Bij het grote publiek kreeg ze bekendheid door een opmerkelijk tv-optreden in 1988, bij Adriaan van Dis, waar ze kleurrijk uitweidde over, en korte metten maakte, met relaties die ze zei te hebben gehad met enkele vooraanstaande heren uit het allerhoogste Nederlandse cultuurleven. Hefting wist altijd haar mannetje staan, en nam daarbij geen enkel blad voor de mond.
Eenzelfde onstuimigheid kenmerkt in aanleg ook Rebecca van Leeuwen. Type hyperactief. Waar zij is, vult zij de ruimte met haar aanwezigheid, ogenschijnlijke vanzelfsprekend, dadelijk en onvermijdelijk. Niet dat ze op die aandacht uit is, het is eerder dat door haar uitgesproken mening over ongeveer alles, in welk gezelschap dan ook, de ogen snel naar haar uitgaan. Klein van stuk. En een desondanks van verre herkenbaar en doordringende stemgeluid, terwijl het breedgerande bloedrode montuur van de opvallende bril haar bijna terloops gezag verschaft. Haar positie als directeur van Jeugdtheaterschool Rabarber, noch die uitgesproken persoonlijkheid ten spijt ziet ze zichzelf niet als een activiste pur sang. Destijds werd ze door de buitenwacht zelfs gezien als ‘dat keurige Haagse meisje’, een jong kind dat nog maar net daarvoor thuis uitgevlogen. “En dat was ik in de kern toen ook.” In bloemrijke woorden herinnert ze zich dat ze tijdens haar studietijd aan de Maastrichtse Toneelschool eens meedeed aan een demonstratie van de plaatselijke afdeling van de Partij van de Arbeid. Wim Serlie, haar toenmalige vriend en inmiddels jarenlang trouwe echtgenoot, had haar daartoe overgehaald, bijna tegen haar zin in: “Ik kwam niet verder dan het ballen van een uiterst twijfelachtig samengeknepen vuistje, op een arm die ik maar nét halfhooggeheven kon krijgen.”
Volgens eigen zeggen was ze nooit een hard core feministe. “Ze hadden me maar te nemen zoals ik was. Als dat als feministisch gezien wordt, het zij zo. Misschien was ik het vanbinnen, maar ik vond daar nooit grote woorden voor nodig.” Wel viel het haar op dat bij haar aantreden als directeur maar bijster weinig vrouwen de lakens uitdeelden, niet in de politiek, in het bedrijfsleven noch in de cultuur. “Vergaderingen gaven een mannenlandschap te zien. Tegenwoordig zie je gelukkig veel meer vrouwen aan het roer”, aldus de moeder van Jisse (1983) en Yoni (1987).

Agogisch werk
Onderwijzeres wou ze worden, pedagogische academie, met als hartewens om les te geven in de Schilderswijk. “Ik wou daar ik weet niet wat veranderen.” Maar toen een van haar vriendinnen naar de toneelschool op auditie wou, ging ze mee. Haar voorliefde voor toneel komt voort uit haar vader, die de eerste antiekzaak op de Denneweg dreef. “Hij leverde rekwisieten aan de Haagse Comedie. Daardoor kon ik vaak naar de Koninklijke Schouwburg. En bij ons om de hoek was Theater PePijn. Geweldig vond ik dat.” Zij werd aangenomen op ‘Maastricht’, haar vriendin niet. “De Makersopleiding, agogische toneelkunstenaar, heette het toen nog. Pas jaren later is dat veranderd in ‘docent drama’.” Zelf op het toneel staan, toneelspelen, dat was haar ding niet, zo ontdekte ze al snel. “Ik vond het leuker om mensen ergens te brengen dan om zelf in de volgspots te staan.” Na haar afstuderen in 1979 trad ze in dienst bij Eva Bals jeugdtheatergroep Speeltheater Gent. Net toen ze daar haar eerste regie zou gaan doen, werd ze door de AVRO benaderd. Ze had er haar eindstage voor de Toneelschool doorlopen. Ze werd gevraagd om bij Ad Vissers TopPop te komen werken als presentatiebegeleider. Bij de AVRO heeft ze zes jaar gestalte gegeven aan het dramabeleid. “Ik schreef speelfilms en scripts, of deed de spelregie, voor onder meer Mensen zoals jij en ik van Kees Brusse. Als eerste in Nederland maakte ik er een satirisch kinderprogramma waarin kinderen en ouders acteerden. Ik zat ik in de redactie van kinderprogramma’s: Wat je zegt ben je zelf en Stuif’es in. Steeds als er kinderen op de proppen kwamen, werd ik erbij gehaald. Toen Len van der Maaten mij op een dag vroeg om in Den Haag haar in 1973 opgerichte kindertoneelgroep over te nemen omdat zij naar het Midden-Oosten vertrok, deed zich voor mij de luxe voor dat ik ook tot hoofd drama bij de AVRO kon opklimmen. Maar op dat moment achtte ik mezelf daar niet rijp voor. En dus koos ik voor de jeugd, en voor Den Haag. Ik was toen 29. De groep die ik overnam was het kleinschalige Haagse kindertheater Van Alles Wat, dat met ongeveer veertig kinderen vooral sprookjes verbeeldde. Jeugdtheaterschool Rabarber zoals dat nu functioneert bestond toen eigenlijk helemaal nog niet.”

Volwaardig theater
Haar robuuste handen veranderden het theaterlandschap. Met haar kwam er in Nederland een theatergenre bij: theater dat dóór kinderen en jongeren groep werd gespeeld. “Kinder- of jeugdtheater was synoniem met volwassenen die toneelspeelden voor kinderen. Ik wilde kinderen serieus nemen in hun spel en in de manier waarop ze les kregen.” Als vliegwiel dienden de eindpresentaties, die werden omgesmeed tot echte theatervoorstellingen. Revolutionair. “Zoiets bestond toen eigenlijk niet,” legt ze uit. Het bleek een gouden greep, zo eind jaren tachtig, met als eerste zoete herinneringen een aandoenlijke David Copperfield, in de oude Staatsdrukkerij aan de Fluwelen Burgwal, en Koning van Katoren, in het Scheveningse Theater aan de Haven. Sindsdien is het kriebelen nooit meer opgehouden: jaarlijks, meestal zo rond de kerstdagen, brengt Rabarber een grote, feestelijke  productie uit, zoals verleden week nog Sjakie en de Chocoladefabriek. Traditiegetrouw tekent Wim Serlie, bekend van de TV West-serie Pauwen & Reiger, voor de regie. Rebecca: “Een voorstelling in een echt theater verschilt wezenlijk van een eindpresentatie. Daarin kon het gebeuren dat iemand bij wijze van spreken een half jaar lang moest oefenen op de rol van boom die op het toneel van links naar rechts beweegt. Dat werkt dus niet. Bij ons kreeg iedereen les in alle aspecten van het theatervak, en al die verworvenheden werden aangesproken als we een productie gingen maken.”

De jeugd van tegenwoordig
In de tijdspanne vanaf 1984 is Rabarber – als regisseurs een onverstaanbaar geroezemoes willen creëren laten ze acteurs en figuranten snel achter elkaar ‘rabarber’ zeggen – uitgegroeid tot een goed geoutilleerde theaterinstelling. Aan de Bilderdijkstraat in Den Haag, voorheen de centrale vestiging van de Openbare Bibliotheek, is een mooie en ruime voorziening verrezen, inclusief een hippe kantine, twee repetitiestudio’s en een heus eigen theatertje, Merlijn. Ze acht het van wezenlijk belang dat kinderen al op jonge leeftijd actief met kunst in aanraking worden gebracht – “dus niet alleen door thuis achterovergezeten in een luie stoel te koekeloeren naar de tv.” Wekelijks krijgen er zo’n 1150 leerlingen tussen de zeven en de zesentwintig jaar les in allerhande theatervaardigheden: toneellessen, workshops in beweging en dans, zang, dramaturgie, oriëntatielessen in decor- en kostuumontwerpen. “De misschien honderd die verder gaan in het vak, willen vaak niet eens in de eerste plaats toneelspelen, maar als tv-wetenschapper, kostuumontwerper of regisseur de kost gaan verdienen.” Er zijn basisklassen, opleidings-, musical- en productieklassen tot Landelijke Oriëntatiecursussen voor Theaterscholen en zogeheten 18+-klassen. Er is een aanbod voor Down-kinderen en een vaste samenwerking met het Haagse Dalton College. “En pasgeleden ben ik samen met de Toneelschool Maastricht het Tussenjaar begonnen, voor jongeren die verder willen in het vak, die auditie willen gaan doen. Ze hebben vaak geen idee wat zo’n opleiding inhoudt, nu krijgen ze tenminste een redelijk idee.” Ze moeten ook geregeld voorstellingen bezoeken. “Dat moet je bij ze aanwakkeren. Toneelkijken doen ze niet uit zichzelf.”

In die 25 jaar zijn kinderen opvallend veel mondiger geworden, zegt ze, weten kinderen veel beter dan vroeger wat ze willen. “Ze bellen tegenwoordig zélf als ze ‘op Rabarber’ willen.” Bij het aanmelden vraag ik meteen: wil je beroemd worden, lijkt het je gewoon leuk om te doen of wil je leren toneelspelen?” Want shows als So you think you can dance en Idols hebben de uitwerking van een magneet op haar school, terwijl het haar juist gaat om het leerproces. “Theatermaken is vooral leuk en vormend. Van mij hoeven ze echt niet per se allemaal acteur te worden.” Veel van haar oud-leerlingen vertellen haar dat ze nog altijd profijt hebben van de lessen. Triomfantelijk: “Dan zeggen ze tegen me dat ze zonder problemen in het openbaar kunnen spreken of gemakkelijk sociale contacten aangaan.”

In nóg eens vijfentwintig jaar Rabarber ziet Van Leeuwen (1953) geen probleem. “Ik ben niet één leerling kwijtgeraakt door de crisis. Ik denk dat er altijd behoefte blijft aan toneel- en theaterlessen, aan het kanaliseren van creativiteit, het uitdrukken van zelfexpressie. Hooguit dat accenten verschuiven, zoals de laatste jaren van dans naar bijvoorbeeld hiphop en street dance. Ik zet graag nieuwe kunstvormen in, ze bieden veel cross-overmogelijkheden en werken drempelverlagend. Daarbij houden ze mijzelf jong, en de leerlingen wakker.”
Wel hoopt ze dat kinderen niet nog meer dan nu consumptief besmet raken. “Ik zie ze hier in de kantine vaak zitten wachten, eigen pc in de aanslag, gamecomputer in de hand, terwijl ze ondertussen gebiologeerd met hun telefoon aan het pielen zijn.” De veronderstelde toegenomen individualisering heeft haar tot nog toe evenwel geen windeieren gelegd, zo constateert ‘mevrouw Rabarber’ tevreden. “Want waarom heb ik dan meer leerlingen dan voorheen?”

Haar droombeeld: “Dat over 25 jaar ieder kind in Den Haag zijn weg hiernaartoe eens gevonden heeft.” Want bevolkten vroeger vooral kinderen uit gegoede wijken haar school, tegenwoordig staat een dwarsdoorsnede van de Haagse bevolking ingeschreven. Van Leeuwen: “’Rabarberkinderen’ komen allang niet meer alleen uit de Archipelbuurt. Je kunt bij ons met de Ooievaarspas terecht, we zijn echt niet alleen voor de happy few. En als een kind echt geen geld heeft, dan mag die van mij tóch komen. Desnoods gratis. Dat komt best wel eens voor.”

Advertentie

Priklimonade-zwembaden en aflikbaar behang

Jeugdtheaterschool Rabarber naar Dahls Sjakie en de Chocoladefabriek

Sjakie en de Chocoladefabriek is het onweerstaanbaar lekkere boek van Roald Dahl. Jeugdtheaterschool Rabarber maakte er een bewerking van en speelt die een volle week, rond de feestdagen in Theater aan het Spui in Den Haag. “Het verhaal is en blijft een wedstrijd”.

Het wemelt er van de Oempa-Loempa’s, in de televisiechocoladekamer kun je de reep uit de reclame zó uit de beeldbuis wegplukken, er is een kamer waar koeien chocolademelk geven, je kunt er opstijglimonade met prik krijgen, zwemmen in priklimonade-zwembaden, schieten met aardbeiensap-waterpistolen en je te buiten gaan aan aflikbaar behang. In Willie Wonka’s ondergrondse fabriekshal is alles mogelijk. Niemand wist dat , want al vijftien jaar lang was niemand op bezoek geweest in Wonka’s Chocoladefabriek. Totdat deze excentrieke eigenaar van de geheimzinnige en wereldberoemde fabriek een prijsvraag uitschrijft. Als Sjakie plotsklaps met een van de uiterst zeldzame gouden wikkels in zijn hand staat, kan hij zijn vreugde niet op: hij mag nu immers met vier andere jongens en meisjes op een rondleiding mee.

Jeugdtheaterschool Rabarber brengt, gewoontegetrouw, tijdens de kerst een familievoorstelling uit. Dit jaar brengt de school Sjakie en de Chocoladefabriek, naar het gelijknamige vrolijke en soms wrede verhaal van de ongeëvenaarde kinderboekenschrijver Roald Dahl. Daartoe wordt de grote zaal en de zelfs de foyer van Theater aan het Spui in Den Haag omgetoverd tot een heuse chocoladefabriek. Bij Rabarber speelt Yuri de Koning (19) de rol van de buitenissige chocomagnaat en en Jules Ruig (15) die van brave borst Sjakie. De twee acteurs in de dop begonnen op ongeveer tienjarige leeftijd bij Rabarber, waar ze wekelijks getraind werden en nog altijd worden in de kneepjes van het toneelvak. “In het begin moest ik een heks spelen die bij een ketel stond. Dat vond ik eerst wel wat vreemd”, zegt Jules. Wat later groeiden de toneellessen op donderdag voor hem uit tot een wekelijks terugkerend feest. De resultaten zijn er naar: Yuri overweegt een auditie voor de Toneelschool in Maastricht, en Jules ziet zich later best wel in een mooie Tsjechov spelen.

“Wonka is een mysterieus persoon die zich maar moeilijk laat kennen, dat past wel een beetje bij me”, reflecteert Yuri over zijn personage. “Een harlekijn die graag spanning opzoekt en met ironie speelt”. “Ik heb altijd al veel willen snoepen”, aldus Jules “en ik ben in het gewone leven ook best wel braaf. Maar dan toch niet zo’n heilig boontje als Sjakie”, voegt hij er snel en glimlachend aan toe. Als Sjakie voelt hij zich als een vis in het water, “als een Peter Jan Rens in de Haribo”.
Het toneelstuk is geen letterlijke verbeelding van het boek. Toch zal het op de vloer bulken van de spanning. Zo verdwijnt er, net als bij Dahl, nu en dan kind, bijna op een wijze zoals in de Tien kleine negertjes, of, net zo gruwelijk, het Dodenlied van Drs. P. Regisseur Wim Serlie: “Dat is het leuke van Dahl. Bij hem is het van: op is op en weg is weg. Het verhaal is en blijft een wedstrijd.” Voor Yuri is het einde het spannendste moment. “Wat gaat er gebeuren met zijn, met mijn fabriek. En ook Jules kijkt ernaar uit om mede-eigenaar te worden: “Dan zou ik er vaker rondleidingen doen.”

Sjakie en de Chocoladefabriek naar Roald Dahl door Jeugdtheaterschool Rabarber. Te zien in Theater aan het Spui van zaterdag 26 december tot en met donderdag 31 december. Meer informatie: www.rabarber.net.

Virtuoze hoeden- en pruikenparade met Varga en Groothof

Geluidsband als hoofdrolspeler in Dinner for One 2009

De gasten van Miss Sophie leven helaas niet meer. Toch moet James de denkbeeldige gasten een copieus diner voorzetten en vooral ook met ze toasten. Halverwege het diner brengt hij, ladderzat, zwaaiend en lallend, ‘the same procedure as last year’ uit, en struikelt daarbij zowat over de tijgerkop op de vloer.

Opeens is het er bal, daar in nachtclub Chez Sophie, waar de variërend van pikant tot ronduit schaarsgeklede en overwegend roodgekleurde Haagse Hègmèsies (Hijgmeisjes) zwoele entr’actes uitserveren bij het theaterdiner. Daarnet heeft de spreekstalmeester namelijk per ongeluk in foutloos plat Haags publiekelijk geannonceerd dat de stoere playboy annex bar-bink Bertrand ‘ze allemaal ‘gehad’ heeft.’ Waarop zichtbaar verdriet en woede zich meester maakt van de appetijtelijke jarretelmeiden.

Het zijn zulke entr’actes die bon ton zijn in de pseudochique gelegenheidsnachtclub aan het Haagse Esperantoplein. Chez Sophie mag daar tot 10 januari naar hartenlust haar bordelesque theatrale uitbaten. Het etablissement waar het draait om la vie en rose maakt deel uit van Dinner for One, een in 1994 door theatermaakster Guusje Eijbers in Den Haag geïntroduceerd kluchtig genre, waarvan de traditie in Engeland wortelt, en dat zich daar en hier steeds zo rond kerst in steeds grotere belangstelling mag verheugen. In ons land speelde Joop Doderer ooit een befaamde versie van de butler James die het verjaardagsdiner van de negentigjarige Miss Sophie verzorgt. Hoofdmoot in alle edities van Eijbers is, naast een volleerd driegangenmenu dat als opmaat dient, een cabaretesk getint optreden. In het verleden heeft Eijbers daarvoor onder anderen Kees Prins & Olga Zuiderhoek en John Buisman & Martin van Waardenberg weten te strikken. Deze keer zijn de vooral van De Parade bekende Michiel Varga en ‘broertje’ Rene Groothof bereid gevonden om hun variatie op het Dinner for One -thema te geven, met Eijbers als regisseur.

Het uitgangspunt is simpel: Butler James en de negentigjarige, kennelijk met blauw bloed begiftigde Miss Sophie vieren het verjaardagsfeest van laatstgenoemde. Helaas leven de vaste gasten al jaren niet meer, en moet James zich daarom noodgedwongen ledig houden met imaginaire tafelgasten, die tot overmaat van ramp veelvuldig met hen willen toasten. In een even simpele als virtuoze hoeden- en pruikenparade vouwen Varga en Groothof zich in liefst acht dubbelrollen, typetjes, daartoe gedicteerd door een geluidsband, als een aangekleed en in 3D gestoken hoorspel. Er ontvouwt zich een pastiche, een aanstekelijk mimisch ballet op de ingesproken stemmen van Kees Prins, Elsje de Wijn, Paul Groot en Hans Leendertse, een rondedans die uitmondt in een farce majeure als een heikele kwestie uit het verleden wordt opgeschud. Het leven van de denkbeeldige gasten raakt daardoor danig door mekaar geschud.

Deze Dinner for One doet denken aan Van Duins Dik voor Mekaar Show, maar dan een ondersteboven gekeerde versie daarvan. Een re-make trouwens van de Dinner For One 2006, met Jeroen van Koningsbrugge en Varga. Anno nu dwingt de tour de force van Varga en Groothof respect af, en ook die van Eijbers en consorten mag weleens genoemd worden. Waar ze voorheen het bovenzaaltje van de Koninklijke Schouwburg mocht bespelen, is ze nu haar eigen weg gegaan door neer te strijken in de voormalige turbinehal van Het Magazijn, tussen de Gaslaan en de Loosduinsekade, dat tegenwoordig tot industrieel erfgoed is verheven. Het is bewonderenswaardig dat in Den Haag toch altijd weer mensen opstaan en doorgaan om meer levendigheid in de stad te brengen. Geachte bezoeker, het is nu a vous! Bier en wijn staan in benevelende hoeveelheden voor u gereed.

Gezien: Dinner for One 2009 door Noordzee Theaterprojecten. Met Michiel Varga en Rene Groothof. Tot en met 10 januari in Het Magazijn, Den Haag. Meer informatie op www.dinnerforone.nl.

Groteske tragikomedie die boeit, maar niet raakt

Nationale Toneel speelt The New Electric Ballroom

In opvoeringen van The New Electric Ballroom in Engeland geurde de zaal doordringend naar schoongemaakte vis, voornamelijk als een verwijzing naar het stinkende, ongebruikt gebleven vrouwelijke geslachtsorgaan van de personages. In een andere regie aldaar moest een van de speelsters langdurig in haar eigen urine staan. Bij het Nationale Toneel lopen lopen straaltjes water langs de kamerwanden: verdriet dat een uitweg zoekt en uiteindelijk drup voor drup door de vloer heen in een opvangbak terecht komt.

In The New Electric Ballroom van de in het Britse taalgebied gehoogachte hedendaagse Ierse toneelschrijver Enda Walsh, trekken twee zussen zich voor altijd terug van de buitenwereld. Ze sloten zich jaren geleden op hun kamer op, daar alleen gestoord door elkaar en door hun veel jongere zus, die avond aan avond moet aanhoren hoe ze alle twee een blauwtje liepen, juist toen ze als bakvis dachten hun maagdelijkheid te verliezen aan de man van hun dromen, de ballroom- en rock’n roll-ster Roller Royle. Het leven van de drie zussen, Ada, Breda en Clara is inmiddels vastgeprikt tussen de kamer waar ze zichzelf hebben opgesloten en hun traumatisch verleden. Hun routine bestaat beurtelings uit het drinken van thee, roze cake bakken en over en weer aan elkaar hetzelfde verhaal vertellen.

De band tussen zussen inspireert het theater. Tsjechov isoleerde zijn Drie Zusters op het platteland, met de knip op de deur naar een ander leven en het hart op slot voor de liefde. In The Walworth Farce had Walsh al eens laten zien hoe twee broers en hun vader zich in zelfgekozen afzondering probeerden staande te houden. In The New Electric Ballroom toont Enda Walsh opnieuw eenzelfde claustrofobisch uitgangspunt. De enige die de status quo weet te doorbreken is Patsy, de visman. Zijn testosteron heeft de uitwerking van zenuwgas. The New Electric Ballroom laat evenals The Walworth Farce een, laten we zeggen vooral Ierse, katholieke sfeer van schaamte, schuld en boete zien, die ogenschijnlijk draait om de kunst van het passeren van de tijd. Daarmee doet Walsh’ stuk denken aan een van de moderne wereldklassiekers, namelijk Samuel Becketts Wachten op Godot. Ook in dat stuk staat het doorkomen van de tijd centraal, als kernbegrip van het absurdisme.

Het Nationale Toneel  heeft in het eigen NT-gebouw een fantastische kijkdoos op reuzenformaat gebouwd die op palen rust, en waaronder zich als een plas water verzamelt, water van verdriet van het drietal, water dat door de vloer naar beneden drupt. In die treffend gekozen, want claustrofobische kijkdoos, speelt zich het leven af van de drie zussen, terwijl als een relikwie, een schilderij aan de muur, Patsy toekijkt en uiteindelijk naar de zussen afdaalt.
Waar de spelopvatting in Engeland doorgaans realistisch is, en zo ook bij eerdere versies aldaar van dit stuk, daalt regisseur Susanne Kennedy diep af in de krochten en spleten van de verbeelding, totdat bijna een absurdisme in het kwadraat is bereikt. Daarmee wordt weliswaar het karakter en de onmogelijke situatie waarin de personages zichzelf hebben gemanoeuvreerd, recht gedaan, maar blijft het een drama op afstand. Het is zo toch wel erg lastig om ze te kunnen vatten of zelfs maar in de verste verte een greintje met ze mee te kunnen leven. Het gekozen absurdisme van Kennedy lijkt zo eerder een rebelse buitenkant, het groteske om het groteske. Toch maar gaan kijken, zou ik zeggen, want wie weet heeft zich in Walsh een nieuwe Beckett aangediend en is Kennedy een regisseur om van nabij te volgen. Bovendien wordt er spannend en uitstekend toneelgespeeld, door Juul Vrijdag, Nettie Blanken, Çigdem Teke en Jochum ten Haaf. Dat maakt veel goed.

Gezien:  The New Electric Ballroom van Enda Walsh door het Nationale Toneel op donderdag 3 december. In Den Haag te zien tot en met 2 januari 2010 in het NT-gebouw. Meer informatie en kaartverkoop op www.nationaletoneel.nl.

De gelukkige klas als harde leerschool

Theatergroep Drang op locatie in Het Strijkijzer

Het onderwijs: boksbal van de samenleving. Modegrillen, maakbaarheid en straatgedrag ballen zich er samen. Theatergroep Drang maakte er letterlijk een hoogstaande voorstelling over die zich zo’n 142 meter boven de grond afspeelt: de topverdieping van het gelauwerde Strijkijzer aan het Haagse Rijswijkseplein.

Op mijn drieste commando ‘Marx’ wierpen alle klasgenoten, zo’n dertig in getal, tegelijkertijd, een lading krijtstaafjes in de richting van de lerares geschiedenis die voor de klas stond. Het arme wicht met het scheve brilletje hield het onderwijs na drie lesuren voor gezien. Haar naam herinner ik, troetelkind van de mammoetwet, me niet eens. Ik bedoel maar: Jammeren over de teloorgang van de staat van het onderwijs is als ongefundeerd roepen dat vroeger alles beter was. En jammeren over aldoor toenemend geweld in de klas is als het nostalgisch verheerlijken van de striemende tikken die den schoolmeester van vroeger tijden met genoegen uitdeelde. Al had je vroege geen scholieren die lukraak schoten met snelvuurgeweren, zoveel is waar.

Met Theo Thijssens romannetje De Gelukkige Klas (1926), uitverkoren voor de actie Nederland Leest nog vers in het geheugen, maakt Drang nu de avondvullende theatervoorstelling Personeelsfeest. Een, aldus de flyer van de theatergroep, uitdagende donkerbruine komedie over het onderwijs. In twee akten wordt de omineuze gesteldheid van ons huidige onderwijsbestel over ons, toehoorders, uitgestort. In het ene deel, op de parterre, zijn we getuige van de aanvankelijk feestelijke schoolfuif van het Netelenboscollege, in aanwezigheid van docenten, managers, personeel en vanzelfsprekend de leerlingen. De murwgebeukte leraren verkeren in een uitzichtloze identiteitscrisis, de ambitieuze schoolleiding in dwangmatige efficiencymaatregelen en fusie-obsessies, en de conciërge in overspannen dienstbetoon – terwijl het kapitaal, de leerlingen, gevraagd wordt de docenten aan een functioneringsgesprek te onderwerpen. Dat kan niet anders dan gekgierend uit de hand lopen – en dat doet het. Uit de vette speelstijl en het kluwen aan spelers dat op de parterre de revue passeert komt vooral Diewertje van der Ree bovendrijven, een dondersteen, een brokje dynamiet in de goede zin van het woord.

In het andere deel, tophoog, zijn we getuige van de emotionele gijzeling van de minister van onderwijs door een docente. Zij treft de bewindsvrouwe met het verwijt dat zij geen oog zou hebben voor de praktijk. Dit deel van dik een uur, loopt, meer nog dan het andere deel, uit op een hoorcollege over onderwijsstelsels, kwaliteitsagenda’s en leerplanontwikkelingconcepten. Dat wordt niet echt boeiend, niettegenstaande het meestentijds overtuigende spel van de minister (Marike Mingelen).

De school als afvoerputje voor problemen van de samenleving. Het siert regisseur en artistiek leider van Drang, Lucienne van Amelsfort, zelf van oorsprong pedagoog, dat zij na eerdere hits als Ado/Ajax en De wonderbaarlijke reis van Binck Horst opnieuw de diepte kiest. En dat zij er steeds opnieuw in slaagt een energieke groep van voor het merendeel jonge spelers en muzikanten aan zich te binden. Toch is bijna tweeëneenhalf uur hoogdravend gepalaver over lesmethodieken teveel van het goede voor de doorsneebezoeker. De voornaamste attractie is nog het werkelijk majestueuze uitzicht vanaf de 42 verdiepingen tellende en inmiddels met een Skyscraper Award toebedeelde woontoren. Een fantastische keuze, hulde, maar als vrijwel enige trekpleister voor deze productie is aan de magere kant. Daar helpt zelfs geen Socrates aan.

Personeelsfeest door Theatergroep Drang. Tot 29 november in Het Strijkijzer aan de Hofwijckstraat in Den Haag. Kijk voor meer informatie op www.drang.nl.

Kamermuziek in poptempel

Ongedirigeerde kamermuziek op G14 (Dag in de Branding)

Op zaterdag 12 december heeft in Den Haag de veertiende editieplaats  van Dag in de Branding, het eendaagse festival voor nieuwe muziek. De Dag speelt zich ook deze keer af op verschillende locaties – onder meer Theater aan het Spui, Korzo5Hoog en het Koorenhuis – en gaat een gelegenheidsverbinding aan met een ander Haags muziekfestival, Sate-X New Forms, het Haagse festival voor avant-rock en en elektronische muziek.

In de veelheid van concerten die er die dag zijn, spelen pianist Gerard Bouwhuis en violiste Heleen Hulst het bekende en verstilde werk Fratres (1976) van Arvo Pärt. Bouwhuis vormt een duo met Hulst sinds zij in 1993 een tournee maakten door Canada en de Verenigde Staten. Ze leggen zich vooral toe op ongedirigeerde kamermuziek van de twintigste eeuw. Het tweetal treedt op in poptempel het Paard van Troje, aan de residentiële Prinsegracht, een opvallende plaats voor klassiek getinte twintigste-eeuwse muziek. Bouwhuis: “Misschien is dat zo, maar het is juist mooi om op ongewone plekken ongewone muziek ten gehore te brengen.”

Van Fratres bestaan versies voor verschillende bezettingen. Van de oeruitvoering voor strijk- en blaaskwintet zijn geen opnamen bekend. “Op die oerversie volgden vele variaties”, aldus Bouwhuis, “meest van hemzelf, soms van anderen. Zo is er een uitgave voor strijkers, pauken en xylofoon en een versie voor drie en ook voor twaalf celli.” Het meest bekend is de versie door het Kronos Quartet. De versie voor piano en viool die Bouwhuis en Hulst spelen wordt niet vaak uitgevoerd, maar kent wel de typische, en lichtelijk esoterisch, zelfs hypnotiserende Pärt-klanken. Deze  in 1980 in opdracht van het Salzburg Festival gemaakte versie, daar door violist Gidon Kremer en zijn toenmalige echtgenote Elena Bashkirova uitgevoerd, klinkt dramatischer dan het origineel.  Bouwhuis: “Voordat Pärt tot zijn kenmerkende muziek van ‘tintinnabuli’ (‘belletjes’, genoemd naar de klok-achtige, beierend-herhalende compositietechniek) kwam, moest hij door een crisis van acht jaar heen”, zegt Bouwhuis over de in 1935 in Litouwen geboren componist. “Tussen 1968 en 1976 zette hij geen noot op papier omdat hij twijfelde aan zijn eigen muzikale oprechtheid. Volgens hem was het hedendaagse componeren het spoor bijster geraakt. “Waarom moet je als componist progressief bezig zijn? Alleen omdat het hoort?”, zo vroeg hij zich af. Met werken zoals Fratres componeerde hij vanaf het midden van de jaren zeventig als een onbeschreven blad het eerste werk in zijn hoogstpersoonlijke stijl: eenvoudige, heldere lijnen die in klokachtige klanken een mysterieuze sfeer oproepen.” Met in wezen eenvoudige en iconische muziek, vaak koorwerken, op religieuze basis geschoeid, beleefde hij in de jaren tachtig zijn doorbraak in het westen. Het werk en de titel – broeders – wijst op een inspiratie door het monniksleven, het beeld doemt op van een rouwstoet. Bouwhuis: “Tegen alle stromen in was Pärt lid geworden van de Grieks- Orthodoxe kerk. Zijn diepe geloof draagt hij sindsdien in al zijn werken uit.”

Bouwhuis heeft zich sinds zijn afstuderen aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag laten kennen als een virtuoos, veelzijdig en vooraanstaand pianist van eigentijds werk. Voor de oud-Hagenaar, maar tegenwoordig vanuit Amsterdam opererende musicus, componeerden verschillende toonaangevende Nederlandse componisten speciaal voor hem werk. Hij vormt een vast duo met pianist Cees van Zeeland, geeft geregeld solorecitals, en is kind aan huis bij de meeste Nederlandse ensembles voor eigentijdse muziek, waaronder het Schonberg Ensemble en LOOS. De activiteiten van de laatste groep staan trouwens op een laag pitje sinds de gemeente in 2008 het subsidie aan de groep heeft stopgezet. Maar er zijn nog altijd veel concerten te horen in de studio aan het De Constant Rebecqueplein in Den Haag”.

Dag in de Branding G14 op zaterdag 12 december, met onder meer Gerard Bouwhuis en Heleen Hulst. Meer informatie: wwwdagindebranding.nl.

Als de kaarsjes branden gaan

Dinner for One is al jaren een succesrecept. In de Koninklijke Schouwburg speelt zich een nieuwe editie van deze voorstelling met verplicht maar genietbaar eten vooraf af, deze keer met Kees Prins en Olga Zuiderhoek die zich voordoen als moegestreden oudjes.

Jordaanse tongval in de op en top Haagse Koninklijke Schouwburg, met de niet kapot te krijgen smartlap als salonfähig vehikel. En voor de gelegenheid overgoten met een geëngageerd sausje. Het Haagse theatergezelschap Podium Deluxe speelt in het niet eens zo lang geleden luxueus verspijkerde bovenverdiepinkje van de Haagse bonbonnière, genaamd Het Paradijs, de inmiddels vijfde jaargang van wat tot een ritueel kerststukje is uitgegroeid. Dinner for One heet het, en het wordt voorafgegaan door een verplichtgesteld zwavelstokjesmaal. Het maal wordt daartoe aan het publiek, gezeten aan meterslange tafels in een Beierse opstelling, voor aanvang opgediend. Desgewenst is de dis door te mengen met liters gratis verkrijgbare slobberwijn met een eigen Dinner-etiket.

Speel daar na zo’n copieus maal maar ’s toneel tegenaan.

Kees ‘Multilul’ Prins en Olga ‘Leuker kunnen we ’t niet maken’ Zuiderhoek wagen het er evenwel op – en diepen schijnbaar achteloos de melancholische oertijden van hun gelegenheids-alter ego’s Johnny Jordaan en Tante Leen op. Ze doen dat in alle kleuren die een doorsnee kerstboom rijk is en in alle overbekende toonaarden die bij het engelenharentijdperk horen. Met wisselend succes. Terwijl Prins meestentijds overtuigt met zijn bimbammende baritonstem die werkelijk klinkt als een uit massief gietijzer gegoten kerkklok, blijkt het verhaal een flinterdun niemendalletje. Zo dun dat Olga Zuiderhoek figuurlijk en regelmatig alle uithoeken van het speelvlak om de oren krijgt van Prins. Die, op zijn beurt, buiten zijn zangpartijen, weliswaar aanstekelijk cabaretesk toneelspel laat zien, maar desondanks niet echt weet te overtuigen. Acteren voor tv blijkt toch een ander vak.

Tot zover de azijnpissers onder de bezoekers. Voor al de anderen is Dinner for One een overwegend onderhoudende ontmoeting tussen twee ouden van dagen, kinnesinnende, goedbedoelende oudjes aan wie het leven grotendeels ongewild lijkt voorbij te glijden. En dan is Dinner for One opeens een vlot geregisseerd stuk (door Guusje Eijbers) en een soms schurend verhaal over een verloren kerst. In de huiskamer annex keuken, zomaar ergens in de Jordaan, waar het stuk gesitueerd lijkt, staren de beeltenissen van onder meer Ischa Meijer en Theo van Gogh ons aan, door plakkaten aan de wand: vereerde godheden die het meewarige tweetal – en ons? – tot troost moeten dienen. Zo bezien is het stuk een hapklare brok ‘gefundenes fressen’ en een pretentieloos minidrama waar je, mits gestoken in een goede bui, naar hartelust om kunt schuddebuiken. En mocht je onverhoopt niet in zo’n bui verkeren, ach, laat dan voor aanvang die wijn nog maar ’s uitbundig rondgaan.

De voorstellingenreeks tot en met 31 december is geheel uitverkocht. Meer informatie: www.podiumdeluxe.nl.