Een virtuele romance

Loes Haverkort en Waldemar Torenstra in Emmi@Leo

Kun je verliefd worden op iemand die je nog nooit gezien hebt? Ze zijn met elkaar in contact gekomen omdat zij haar abonnement op een maandblad wilde opzeggen, maar in het adres een tikfoutje maakt. Hij antwoordt haar, gewoon, door te schrijven dat het een tikfoutje betreft. Dat ‘verkeerde’ e-mailadres belandt min of meer ‘automatisch’ in haar digitale boekje met contactpersonen. En daardoor krijgt hij maanden later bijna even ‘automatisch’ haar nieuwjaarskaartje in zijn elektronische brievenbus. Het is het begin van een uitgebreide verkenning. Ze raken verslingerd aan elkaar, ze worden online drinkmaatjes en al snel daarop worden ze onstuitbaar ‘digitaal’ verliefd op elkaar. Maar dan? Hoe moet het dan verder? Emmi@Leo is een liefdesverhaal in de vorm van een lang volgehouden e-mailcorrespondentie, een eigentijdse variant op de briefroman, een gedachtewisseling die met veel humor en een fijnbesnaard inzicht in menselijke relaties onder de titel Goed tegen noordenwind is geschreven door de Oostenrijkse journalist Daniel Glattauer. Het gerenommeerde Duitse weekblad Der Spiegel noemde het ‘één van de meest opvallende en intelligente liefdesdialogen in de hedendaagse literatuur’. Het boek werd in het Duitse taalgebied een enorme bestseller en is inmiddels in 23 talen vertaald. Ook de toneelversies in Wenen, Berlijn en München werden een hit. In Nederland is de voorstelling inmiddels genomineerd voor de Toneelpublieksprijs 2012. Loes Haverkort (o.a. Máxima in Bernhard, schavuit van Oranje) en Waldemar Torenstra (o.a. Lijn 32) spelen de personages Emmi Rothner en Leo Leike, de twee personen om wie het boek en de toneelvoorstelling Emmi@Leo draait. Hun ge-e-mail loopt uit op een virtuele romance. “Het voelt een beetje als seks door een muurtje”, zegt Waldemar Torenstra. Hun eerste afspraak is als een herkenningsspelletje: zonder van elkaars uiterlijk op de hoogte te zijn of aan elkaar een kenmerk, signalement, of een sein in welke vorm dan ook af te geven, besluiten ze af te spreken in een drukbezocht café. Drukbezocht, dat is cruciaal, want zo kunnen ze ieder voor zich opgaan in een grote groep en dus volmaakt onherkenbaar voor de ander blijven. Maar willen ze elkaar uiteindelijk echt ontmoeten, zien, horen, ruiken – of juist in het geheel niets van dat alles? Is een romantische fantasie trouwens niet veel aantrekkelijker en bovendien veel veiliger dan de vaak ontluisterende werkelijkheid?

Ook daarna doen ze regelmatig pogingen om af te spreken of verzinnen ze spelconstructies om elkaar beter te leren kennen. Ze gaan daarin behoorlijk ver. Zo stuurt Emmi haar vriendin op Leo af. Als koppelpoging. Maar ook uit nieuwsgierigheid. Ondertussen zit Leo nog middenin de verwerking van een stukgelopen relatie en vraagt Emmi zich geregeld af wat een eventuele ontmoeting voor het gelukkige huwelijk van haar betekent. Maar zoals de hele geschiedenis uit een verkeerde boodschap is begonnen, komt er even plotseling een einde aan. Ze zijn dan niet meer voor elkaar bereikbaar. Fantasie en verbeelding spelen een grote rol. Torenstra: “Het is een vreemd stuk om te spelen omdat we allebei  op het toneel onze eigen ruimte hebben. Ik sta links op het toneel en Loes rechts. We kijken elkaar ook niet een keer aan. Je moet echt spelen op je oren.”

Emmi@Leo met Loes Haverkort en Waldemar Torenstra is op 31 januari en 1 februari te zien in de Koninklijke Schouwburg. Meer informatie: www.ks.nl en www.wallisfinkers.nl . Telefonisch reserveren: 0900-3456789.

Advertentie

‘Ik voel me ambassadrice van Irak’

Arabische operazangeres uit Regentessekwartier vindt wereld aan haar voeten

‘Westerse operamuziek zing je met het hoofd, Arabische muziek vanuit het hart’

Baidar Al-Basri is de dochter van een uiterst muzikale familie die vaak concerteert in het Midden-Oosten. Sinds 1997 woont de familie in het Haagse Regentessekwartier. Het wachten is nog op een CD van de jonge zangeres die een operastudie in Damascus én Den Haag deed. ‘Westerse operamuziek zing je met het hoofd, Arabische muziek vanuit het hart’.

Vorig jaar zomer was het opeens crisis in huize Basri: Baidar bleek te kampen met stemproblemen en en ze moest een chirurgische ingreep ondergaan om de knobbeltjes die zich kennelijk op haar stembanden hadden gevormd, weg te halen. Een beroemd chirurg uit Londen kwam over om bij haar de altijd delicate operatie te verrichten. Ze heeft twee maanden haar stem moeten sparen en lange tijd nauwelijks kunnen spreken, maar inmiddels is haar stemgeluid weer als vanouds en op volle sterkte.

Baidar al-Basri (Bagdad, 1980) studeerde opera in Syrië, en, nadat ze in 1997 in Den Haag neerstreek, ook aan het Koninklijk Conservatorium. Een kennismaking met een ontwapenende en charmante jonge vrouw die Europa, het Midden-Oosten en Nederland langzaam maar zeker aan haar voeten weet te krijgen. Een eerste, in Syrië opgenomen, cd staat op stapel. ‘Etnische sopraan’, zo wordt haar betoverende Arabisch klinkende stemgeluid in Nederland wat onhandig omschreven.

De innemende en oogstrelende Oosterse werd geboren in Bagdad, na Cairo de grootste stad van de Arabische wereld – dus ze kan als een kind van de rivier Tigris worden beschouwd. Na omzwervingen die enkele jaren duurden en die haar naar langs exotisch klinkende landen als Koeweit, Jemen en Syrië voerden, streek haar vader met zijn gezin uiteindelijk neer in Den Haag.

“Drie weken na mijn geboorte vertrokken mijn ouders, mijn broers en zussen, met mij uit Bagdad, op de vlucht voor de toen al onderdrukkende teneur van het regime van Saddam Hoessein. Van dat vertrek uit mijn geboorteland, daar kan ik me, vanzelfsprekend, niets meer herinneren. Mijn vader week uit naar Koeweit, naar het naburige, kleine oliestaatje ten zuiden van Irak, dat een decennium later opeens onder de voet werd gelopen door het Irak van diezelfde Saddam Hoessein, dat daarna al snel weer door de geallieerden werd bevrijd in de daaropvolgende Golfoorlog. Al enige tijd daarvoor waren we vertrokken uit het emiraat. We zochten ons heil in Jemen, in het uiterste zuidelijke puntje van het Arabische schiereiland”.

Damascus
Door toedoen van haar inmiddels 75-jarige vader Hamid, ud-speler, musicoloog en componist in Arabische muziek, kreeg ze muziek en dans van jongs af aan met de spreekwoordelijke paplepel ingegoten. Hoewel haar hart aanvankelijk uitging naar sport, ballet en dans schreef ze zich in voor een operastudie aan het stedelijk conservatorium in de Jemenitische hoofdstad Sana’a. Het bleek een stap die haar uiteindelijk tot een opmerkelijke muzikale loopbaan leidde. Nadat ook Jemen niet het juiste toevluchtsoord voor het gezin Al-Basri was gebleken, werd in Damascus, Syrië, de volgende halteplaats in het doorgaans en vooral de laatste jaren licht-ontvlambare Midden-Oosten gevonden. In het conservatorium van de hoofdstad van dat land volgde de in de tussentijd groot geworden Baidar drie jaar lang een operaopleiding. In die tijd ontwikkelde ze zich tot een professioneel mezzosopraan en ze volgde er en passant een vierjarige opleiding dans en ballet. “De operastudie in Syrië is te vergelijken met conservatoriumopleidingen zoals die er in West-Europa en elders ook zijn”, zegt Badair over haar opleiding in Damascus. “Je krijgt er les over uiteenlopende Westerse opera’s, van Mozart tot Puccini en Verdi, en je kreeg er onderricht in de grote operastijlen van het Westen. Ten tijde van mijn studie heb ik onder meer deel uitgemaakt van de cast die de kameropera Dido en Aeneas van Henry Purcell opvoerde. Doordat ik, heel toevallig eigenlijk, een docent had die uit Rusland afkomstig was, kreeg mijn studie net een wat ander tintje dan gewoonlijk was”.

Ook Damascus bleek, bij nader inzien, niet meer dan een nuttige maar veredelde tussenstop voor de Basri’s. “Mijn vader ondervond, net als eerder in Irak, morele problemen. Hij taxeerde na een verkennend bezoek aan Nederland in zijn zoektocht naar een leven in vrijheid ons land als een fijn land om te wonen. Een land dat in zijn ogen in ieder geval fijner zou zijn dan Duitsland of Frankrijk bijvoorbeeld. Nederland was volgens zijn oordeel een land van rust en vrijheid, en Den Haag een stad van vrede”, aldus de mezzosopraan. Aanvankelijk verbleven de Basri’s in asielcentra, maar in 1997 werd in de stad Den Haag de volgende stopplaats voor het zeshoofdige gezin, een stad die, tot nu toe, hun eindhalte is gebleken. Eenmaal in Nederland vestigde de familie zich in het Regentessekwartier. En Baidar besloot aan het diploma dat ze aan het conservatorium van Damascus had behaald, verdieping te geven door zich aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag twee jaar lang in klassieke operazang te specialiseren in de operaklas van deze opleiding.

Nationaal en internationaal
Vanaf het moment dat ze afstudeerde aan het vermaarde Haagse opleidingsinstituut rijgt Baidar optreden aan optreden. Zo geeft ze als bijna aan de lopend band concerten en performances in verschillende Arabische en Europese landen. En in Nederland werkte ze de afgelopen jaren samen in concertoptredens met onder meer het Metropole Orkest (in Gemengde Noten, composities op basis van Nederlandstalige gedichten in een ode aan componist Theo Hoek in 2003), het Nederlands Blazers Ensemble (Nieuwjaarsconcert 2002), Dogtroep, theatermaker Niels Brandaan Cotterink (Orpheus en Euridyce), in het Oud & Nieuw-concert Iraqi Night met de Irakese zanger Mohanad Mohsen en het Haarlemse Holland Symfonia, met zanger Alan George op een muziekfestival in Leiden en in enkele producties van choreografe en oud-Nederlands Dans Theater-danseres Cora Bos-Kroese. Ze was te zien op omlijstende programma’s tijdens de Nijmeegse Vierdaagsefeesten (met zanger Amar Al Sadi), tijdens de Operadagen Rotterdam (De Nacht van de Stem) en ze deed aan de zijde van haar 75-jarige vader Hamid mee aan het project AlleHaagse, een project dat verleden jaar werd georganiseerd door het Haagse theater- en muziekplatform Culturalis. “Mijn vader heeft in Irak verschillende functies gehad”, verklaart Baidar de rol en aanwezigheid tijdens het interview van haar vader, die haar in binnen- en buitenland pleegt te chaperonneren. “Mijn vader was in Irak onder meer delegatieleider van het Alen Mack Festival in Bulgarije, het Arabisch Muziek Festival in Algerije, het Jeugdfestival  in Rusland en van het Zijderoute Festival, dat plaatsvond  in Japan”. Haar vader is daarnaast een excellent bespeler van de ud, een Arabische luit. Hij is tevens de aanstichter en natuurlijke spil van een hoog aangeschreven en professioneel onderlegde muzikale familie. Tegenwoordig geeft haar vader in Den Haag les in Arabische muziek. Als nestor van zijn Groep Al Basri stelt Hamid pogingen in het werk om de muzikale tradities uit Irak in ere te houden en tegelijkertijd een open oor te houden voor ongewone muzikale experimenten en ontmoetingen. Dat synergetische streven kenmerkt overigens ook de ‘solo’-optredens van Baidar. Het meest opvallende aspect van haar repertoire is nog dat ze veelal een mix zingt van Arabische muziek. De bezetting  vermeldt voorts twee zonen die zorgen voor percussionele ondersteuning, en voorts zijn vrouw en haar dochter, die allebei als vocalisten bijdragen. De Basri’s verzorgen regelmatig concerten in binnen- en buitenland. Als ware troubadours trekt het gezin, inclusief Baidar, veelvuldig door Europa (Oostenrijk, België, Frankrijk, Duitsland, Zweden, Denemarken). Maar de familie is ook geregeld te gast voor concerten in Syrië, Libanon en andere landen in het Midden-Oosten en de Maghreb-landen.
Hoewel Baidar werd geschoold naar klassieke Europese vocalisten- en operanormen tonen componisten die herhaaldelijk in opdracht liederen voor haar schrijven, juist een voorliefde voor haar Arabische keelklanken. “Er zijn wel componisten die voor mij klassieke ‘westerse’ stukken willen schrijven, maar vallen vervolgens in de praktijk van het componeren steeds voor mijn vertolking van Arabische muziek”. Niettemin zingt ze ook geregeld Nederlandstalige teksten. Die samenvloeiing van Arabische muziek en Nederlandse vertellingen leidt vaak tot prachtige en ontroerende scènes waarin de twee werelden elkaar soms op fascinerende, vaak ingetogen wijze versterken. “Soms moet ik erg snel schakelen”, zegt ze met de haar begeleidende en ontwapenende  oogopslag, “want die afwisseling, is lang zo makkelijk nog niet. Westerse operamuziek moet je zingen met het hoofd, Arabische muziek ontstaat vanuit het hart. De klanken van Westerse opera’s, Nederlandstalige liederen of Arabische songs verschillen natuurlijk enorm van elkaar, dus is het voor mij zaak om steeds goed geconcentreerd te blijven.

In grote delen van het Midden-Oosten is Baidar inmiddels een geliefde en bekende verschijning. Ze treedt met regelmaat als hoofdact op tijdens festivals en concerten in Tunesië, Libanon en Syrië, het land waar ze tussen haar dertiende en twintigste levensjaar verbleef. Vooral in het laatstgenoemde land lijkt haar ster rijzende, want ze was er recentelijk de winnares van een jongerenfestival, werkte er samen met het koor van het Nationale Symfonieorkest en ze was er op de nationale tv te zien. Verleden zomer was ze opnieuw in het land te gast, een periode waarin het openbare leven toen al erg onrustige vormen aannam. Ze nam er toen, onder de leiding van een van haar broers, die het land nooit de rug heeft willen toekeren, en er een eigen opnamestudio runt, een cd op. “Het was een ongelooflijke ervaring om daar met een volwaardig – liefst veertig musici sterk – symfonieorkest, dat onder leiding stond van mijn vader, die ook tekende voor de orkestratie en de composities van het merendeel van de songs, op te kunnen nemen. Het gaat er heel anders aan toe dan in Nederland. Hier komen afzonderlijke musici hun partij inspelen, maar daar was het zo dat het voltallige orkest voortdurend aanwezig was”. De CD is een mix geworden van enkele traditionele composities met nieuwe songs. Ook heeft de compositie die ze zong tijdens AlleHaagse, die bestaat uit een mix van onder meer flamenco, salsa, Indiase en hiphopmuziek, een plaatsje gekregen op de CD. Hoewel de opnamen die ze in Syrië maakte inmiddels professioneel zijn gemixt en gemasterd, en er een demo van de opnamen voorradig is, blijkt vooralsnog geen enkele muziekuitgever bereid toe te happen. “De crisis”, meent Baidar. “Dat is bijzonder jammer, want een symfonieorkest met zo’n bepalende klankkleur zoals ik dat aldaar tot mijn beschikking had is in Nederland en evenmin ver daarbuiten niet te vinden of zelfs maar bij gelegenheid bij elkaar te brengen. Ik heb natuurlijk een demo van de opnamen laten maken en daarmee zal ik platenmaatschappijen proberen te interesseren. Bovendien zou ik graag laten horen hoe mijn muziek live werkelijk, met veertig topmusici, kan klinken. Maar zo’n orkest is hier in de verre, verre omtrek helaas niet samen te brengen. Zoiets blijft toekomstmuziek”. En dat blijft vooralsnog ook de clip die ze in gedachte heeft.

Een belangrijk aandeel in haar carrière heeft Laudie Vrancken van Theater De Regentes, die Baidar in contact bracht Cora Bos-Kroese, die op haar beurt Baidar naar voren schoof voor een samenwerking tijdens het jubileumprogramma voor 50 jaar Nederlands Dans Theater. Ook was ze medio december te horen in het programma PIEK! in Theater De Regentes en nam ze in het verleden een aandeel in verschillende producties van Cora Bos-Kroese mee (Drunk of Honey, 2009 en Signale, 2008). Met Bos-Kroese trad ze op tijdens het jubileumoptreden voor vijftig jaar Nederlands Dans Theater in 2010. Momenteel reist ze ons land door met een uitvoering van het Stabat Mater van de Welshman Karl Jenkins. Baidar: “Het is fijn om zulke mensen om je heen te hebben, mensen die het goed met je bedoelen”.

Lente
Toeval of niet: In een aantal van de Arabische landen waar zij zich onlangs heeft laten zien, lijkt als bij toverslag een politieke Lente aan te breken. Ze glimlacht. Drie dagen nadat ze in Tunesië op bezoek was greep de volksrevolutie daar om zich heen, en na de afgelopen zomer is het openbare leven ook in Syrië niet meer tot bedaren gekomen. Ze haast zich te zeggen dat haar aanwezigheid daar hoegenaamd niets mee te maken heeft. Toch kijkt ze met gemengde gevoelens naar de perikelen in de landen rond de Dode Zee. “Ik ken er veel mensen en ik bel zo vaak als ik kan naar Syrië om te weten hoe het daar gaat met mijn broer en met vrienden en vriendinnen”. Maar ook het wedervaren van bekenden in Tunesië heeft haar aandacht. In april vertrekt ze opnieuw voor enkele concerten naar het land waar de Arabische Lente zijn sporen definitief heeft nagelaten.

In haar geboorteland Irak is ze tot op de dag van vandaag evenwel nooit en te nimmer op bezoek geweest. Ze heeft ooit als baby het land moeten verlaten maar ze heeft daarna nooit de kans gehad om het van nabij te verkennen. “Maar dit jaar gaat het gebeuren, blijft mijn vader, die zelf trouwens onlangs is uitgenodigd voor een conferentie in Irak, steeds maar herhalen. Hij zegt het jaar in jaar uit. Maar ook hij vindt dat nu eindelijk tijd wordt om te gaan. Ik kijk er in ieder geval naar uit. De situatie zoals die nu over het algemeen is in het land, lijkt in vergelijking tot vroeger dagen wat gekalmeerd. Ik kijk er met immens plezier naar uit om eindelijk mijn geboorteland en plek van geboorte nu eens met eigen ogen te kunnen beschouwen. De teksten die ik zing gaan vaak over liefde, maar ook over thuiskomen. En Irak voelt voor mij als thuiskomen. Ik voel me als een ambassadrice van Irak”.

Voel je vrij in Freetown

Lies Pauwels speelt op seks beluste toeriste in West-Afrika

‘Een heel jaar inspannen, en mag ik dan niet een keer ontspannen, een keer onbekommerd aan het slechte?’ Thailand, de Filippijnen, Ghana. “Een seksvakantie roept bij mij toch wel vragen op”, zegt de Vlaamse actrice Lies Pauwels van theatergroep Dood Paard. “Daar schuilt soms wel een beetje kolonialisme in. Hypocriete liefdadigheid ook, ter ere van de maakbaarheid van eigen plezier en vertier.”

In de voorstelling Freetown ontmoeten drie vrouwen op leeftijd  (Liesel, Pam en Nadja) elkaar in een West-Afrikaans land, waar slavenforten en regenwouden naast elkaar hebben bestaan en waar de Hollanders ooit mensenhandel dreven. Vele slaven werden van hieruit naar ondermeer de Nederlandse kolonies vervoerd. De drie vrouwen zoeken op deze verre stranden genegenheid en weten heel goed dat je nooit iets voor niets krijgt in het voor Europese toeristen gebouwde resort met vrij eten en drinken. Het is een eiland van vrijheid in een oceaan van ellende, waar pas buiten de dubbele omheining van het vakantiecomplex het zuchten van de échte wereld te horen is. Er is in het resort ook de soepele mogelijkheid om gerieflijk in contact te komen met sterke, donkere en lief glimlachende jongemannen, die graag bereid zijn om tegen een niet eens heel exorbitante vergoeding vrijwel alles te doen wat er van ze verlangd wordt. “Ik ben geen ervaringsdeskundige”, verklaart Pauwels, “ik zou zoiets nooit doen.” Pauwels, die in Freetown de rol van Pam speelt, is zelf nooit in West-Afrika geweest, “maar het lijkt me toch wat eng en benepen in zo’n resort. Bovendien houd ik er een andere seksuele moraal op na dan de mensen die daar al te vaak heengaan voor eigen gerief.”

Freetown is losjes gebaseerd op de Frans/Canadese film Vers le Sud, met onder meer Charlotte Rampling, waarin drie Westerse vrouwen van rond de vijftig hun seksuele behoeftes bevredigen op het Haïti van eind jaren zeventig, toen een eiland vol zon, zee en seks. “In het bijzijn van tekstschrijver Rob de Graaf hebben Ellen Goemans, Manja Topper en ik, de film drie keer bekeken”, zegt Pauwels. “De inborst van de personages uit de film komt ook in onze voorstelling wel tot uiting, maar er zijn in de voorstelling ook maatschappijkritische boutades te horen. In Freetown gaat het over onbekommerd plezier, over maatschappelijke en seksuele emancipatie, over machtsverschillen en de mantel der liefde waarmee ze worden bedekt. Dat is duidelijk de inbreng van Rob de Graaf.”
Pauwels speelt in de voorstelling de rol van Pam: “Zij is iemand die dweept met termen die gaan over vrijheid, maar zelf trapt ze ondertussen wel in de aloude val van de liefde. Pam schrikt niet terug van de grimmigheid. Ze is zich daar heel goed van bewust namelijk en gaat er ook bewust naar op zoek. Ze probeert haar grenzen te verleggen en durft het zelfs aan om buiten het resort een kijkje te gaan nemen. Maar op een gegeven moment waagt ze zich een beetje te ver en dreigt het gevaarlijk te worden. Ze wil zich tegen zulke mechanismen wapenen, maar ondanks haar scherpe focus kan ze niet anders dan zelf ook toe te geven aan Amor.”

Voor haar rol is Pauwels onderscheiden met de Colombina, de Nederlandse theaterprijs voor de meest indrukwekkende vrouwelijke, ondersteunende acteursrol van het seizoen. Bovendien werd het stuk geselecteerd voor het Theaterfestival Vlaanderen 2011 en het Nederlands Theater Festival 2011. “Het creëert wel enige druk”, bekent Pauwels. “De Colombina is een blijk van erkenning, en ik voel me vereerd, maar ik vind het lastig als mensen alleen komen kijken om te zien of ik inderdaad in staat ben de sterren van de hemel te spelen. Het blijft wat mij betreft toch eerder gaan om mijn functie in de voorstelling als geheel, om mijn plaats tussen Manja Topper en Ellen Goemans, die de andere rollen in dit stuk voor hun rekening nemen.”

Freetown door Dood Paard is op di 24 januari te zien in Theater aan het Spui. Meer informatie op www.doodpaard.nl en www.theateraanhetspui.nl . Telefonisch kaarten reserveren: (070) 346 52 72.

‘De grenzen opzoeken’

Steven Van Watermeulen als ‘zichzelf’ in Decemberhonger

Hoe bekrachtig je de liefde die tussen twee mensen bestaat? Door een buitenstaande in die relatie te laten infiltreren die het tegen het tweetal moet afleggen.

‘Jullie zijn niet te redden. En jij ook niet.’ De jonge sta-in-de-weg Maya Sannen neemt in Decemberhonger geen blad voor de mond. In het stuk, op een nieuwe tekst die Oscar van den Boogaard op maat schreef voor de acteurs Sara De Roo en Steven Van Watermeulen, doet ze dankbaar dienst als splijtzwam. Toneeldocente De Roo brengt haar pupil, tevens de heimelijke minnares van haar man, zelf ook toneeldocent, in huis. Met een soort van ontwapenende venijnigheid onderzoekt Sannen de rek tussen de oudere geliefden. Haar spel lijkt gedreven door nieuwsgierigheid, eerder dan door passie. Twintig jaar oud is ze en ze wordt beschouwd als een nestklever uit een oppervlakkige generatie. “Geen van beiden,” zegt hoofdrolspeler Steven Van Watermeulen, “Sara noch mijn alter ego spreekt de waarheid, maar denkt evenmin dat wat zij zelf uitspreken een leugen is.”

Dat er kennelijk geen pasklare formule bestaat voor een geslaagde liefdesrelatie-tussen-twee noch voor een open driehoeksrelatie, dat wisten of vermoedden we al wel. “Maar in Decemberhonger krijgt de broosheid die iedere willekeurige verhouding dan ook in de greep houdt, in flitsende dialogen gestalte.” Who’s afraid of Virginia Woolf lijkt op de achtergrond te dwalen, en dat is doorgaans een teken van dramatische zwakte, maar niet in Decemberhonger. Waar in het stuk van Edward Albee het duo Martha en George na een party een jong koppel mee naar hun huis lokt en hen daar de bibbers bezorgt, is het in Decemberhonger de buitenstaander, Maya Sannen, die het duo het vuur na aan de schenen legt. De twee geliefden laven zich aanvankelijk aan haar jeugdige aanwezigheid en onbevangenheid. Zij denkt dat feestjes, verbroedering en morele zijwegen het natuurlijk parcours vormen voor het betreden van de hoogste toneelladders. In de loop van de avond verandert Maya de relatie tussen Steven en Sara in een spreekwoordelijk brandend vuur dat evenwel gevaarlijk hoog oplaait en dat hun relatie somtijds zelfs lijkt te zullen vernietigen. Ze komen tegen haar in opstand.

In Decemberhonger lijken realiteit en fictie door elkaar te lopen: Van Watermeulen is inderdaad docent, zo ook Sara De Roo. Maya is werkelijk net afgestudeerd aan de toneelschool en ze was echt een pupil van zowel Van Watermeulen als De Roo.

De oorsprong van Decemberhonger ligt in feite in Antwerpen, en wel op de toneelopleiding van het conservatorium aldaar, waar Van Watermeulen en De Roo in 1991 gelijktijdig afstudeerden. Maar hun wegen scheidden al gauw. Steven vond zijn weg in het theater van de grote toneelgroepen en schouwburgen, Sara werd een gezichtsbepalende actrice bij toneelspelersgezelschap STAN, dat een voorliefde aan de dag legt voor kleine theaterzalen. Van Watermeulen: “Indertijd werden de Vlaamse schouwburgen als ingeslapen toneelhuizen beschouwd. Het was ‘not done’ om daar je gezicht te laten zien, want in de kleine zalen, daar gebeurde het. Maar ik ging begin jaren negentig naar Nederland, naar Eindhoven, naar het Zuidelijk Toneel van Ivo van Hove. Daar was het grotezalentoneel zeker niet bloedeloos. Hoe nauw wij gedurende die jaren op de toneelschool ook met elkaar verbonden waren – toen onze wegen scheidden gebeurde dat rigoureus”, zegt Van Watermeulen nu. “Pas in 1999 gingen we weer samen op, tijdens Tussenstand, ter gelegenheid van de tiende verjaardag van STAN. Na het zien van deze gelegenheidsvoorstelling stelde Oscar van den Boogaard voor om zijn eerste toneeltekst voor ons te schrijven. Dat werd Lucia smelt. Dat was in 2001.” Van Watermeulen en De Roo behoren nu tot de generatie van veertigers en hun geschiedenissen zijn opnieuw in elkaar vervlochten. Tien jaar na de creatie van Lucia smelt zit Decemberhonger hen nog dichter op de huid dan voorheen. “We zoeken echt de grenzen op van wat kan en wat niet kan. We hanteren in het stuk onze eigen naam. En we stappen toch ook geregeld uit onze rol. De kijker weet niet wanneer we ons een rol aanmeten of wanneer we ‘onszelf’ zijn. Het mag misschien wat cryptisch klinken, maar zo proberen we onszelf en het publiek een spiegel voor te houden. Bovendien krijgt het stuk daardoor als vanzelfsprekend een min of meer Brechtiaans te noemen, wat ‘ongedwongen’ karakter. Het is allemaal zo zwaar niet.”

Decemberhonger, geschreven in opdracht van toneelspelersgroep Stan en NTGent, vormt met Lucia smelt min of meer een tweeluik. “In Lucia smelt speelden Sara en ik dat we ‘slechts’ een intense verhouding hadden. In Decemberhonger vraagt Sara mij uiteindelijk ten huwelijk. Om tot dat punt te geraken hadden we een derde persoon nodig. Aanvankelijk dachten we aan het introduceren van de moeder van een van de twee, daarna aan een tweede man; uiteindelijk werd het Maya, aan wie Sara en ik allebei ook echt les hebben gegeven.“

Van Watermeulen was vorig jaar de tegenspeler van de geboren Haage actrice Elsie de Brauw in Gif, waarvoor zij werd gelauwerd met de Theo d’Or voor de beste hoofdrol van het seizoen, een prijs die Van Watermeulen in het verleden eveneens ten deel viel voor zijn aandeel in De Wespenfabriek van het Ro Theater. De afgelopen weken speelde het tweetal de voorstelling Gif in Berlijn en München. “Bij ons in België en ook in Nederland, merk je nog weleens dat theaterbezoek een vorm van uitgaan, van vertier, is. In Duitsland willen mensen echt tot nadenken gestemd worden. Dat is een geheel andere ervaring. Wat mij betreft is het ook een oprecht spannende onderneming, want stel dat ik opeens een woordje uit de tekst niet meer weet op te lepelen, dan kan ik geen enkele uitvlucht bedenken, want ik ben het Duits niet voldoende machtig.”

Decemberhonger door tg STAN en NTGent is te zien in Theater aan het Spui op di 24 januari. Meer informatie op www.ntgent.be of www.theateraanhetspui.nl. Telefonisch kaarten reserveren: (070) 346 52 72.

‘David Lurie is een zware rol’

In ongenade met Gijs Scholten van Aschat bij Toneelgroep Amsterdam

In ongenade is een voorstelling naar de roman van J.M. Coetzee, met een op dreef zijnde Gijs Scholten Aschat in de hoofdrol van David Lurie, een tweeënvijftigjarige Zuid-Afrikaanse professor die op zoek is naar zichzelf, op zoek naar het leven. Hij moet wennen en zien te overleven in een sterk veranderende wereld om hem heen, een wereld die niet langer in zwart-wittermen denkt, maar soms toch ook weer wel.

Zuid-Afrika. David Lurie, 52 en tweemaal gescheiden, raakt als bevoorrechte professor in de communicatie- en literatuurwetenschappen aan de Kaapse Hogeschool verwikkeld in een door geilheid ingegeven liefdesverhouding met één van zijn studentes. Hij wordt door een tuchtcommissie gehoord en doet ruiterlijk bekentenis, wordt ontslagen, en trekt daarna bij zijn dochter Lucy in, die op het ruige platteland een boerderij runt. Na zijn deerlijke val in ongenade als academicus blijkt Lurie niet in staat zijn dochter te beschermen. Op een kwade dag worden hij en Lucy brutaal overvallen door een groepje nietsontziende zwarten. Hij wordt rigoureus afgetuigd, zij wordt verkracht, maar weigert aangifte te doen omdat ze besloten heeft een goed mens te zijn. De kloof tussen het oude en het nieuwe leven in Zuid-Afrika is Lurie te groot. Van een bevoorrechte blanke verandert hij in sneltempo in een outsider die niet meer weet waar hij het zoeken moet: ‘Ik weet niet meer waar het om draait. Tussen Lucy’s en mijn generatie schijnt een doek gevallen te zijn. Ik heb het niet eens gemerkt. Mijn hoofd is een asiel voor oude gedachten geworden die nergens ander heen kunnen.’

“Lurie is een wat onaangename, rigide man,” zegt Gijs Scholten van Aschat, die Lurie op het toneel tot leven wekt in de voorstelling In ongenade van Toneelgroep Amsterdam. “Een intellectueel die z’n leven zó heeft ingericht dat hij met minimale inspanningen maximaal bereik uit zijn leven weet te halen. Zo haalt hij kalmerende voldoening uit zijn wekelijks bezoek aan een prostituee, en zorgt ervoor dat zijn colleges keurig verlopen. Ondertussen verstopt hij zijn desillusies over het leven vakkundig achter het ideaal om een kameropera te gaan schrijven over zijn lievelingsdichter Lord Byron, de achttiende-eeuwse man wiens reputatie niet alleen op zijn geschriften berust, maar ook op zijn leven vol aristocratische excessen, een man die vond dat hij recht had op lust, en die er talrijke liefdesaffaires op na hield.”

Terwijl Lurie met zijn eigen normen en waarden nog volop in het oude Zuid-Afrika leeft, is Lucy, die zelfs een abortus weigert, juist een kind van de gewijzigde verhoudingen in het nieuwe Zuid-Afrika. “Daardoor doet zij in feite boete voor wat de blanken de zwarten in het verleden hebben aangedaan”, zegt Van Aschat. “Aan een dergelijke opstelling en aanvaarding van het lot, daar kan hij met zijn dure professorenverstand niet bij. En zo wordt de pit van David Lurie laag voor laag afgepeld. Hij is een man die heel veel verliest, maar in zekere zin ook winst boekt, namelijk aan deemoed.”

De toneelvoorstelling bij Toneelgroep Amsterdam, geregisseerd door Luk Perceval, is gebaseerd op het gelijknamige boek van Nobelprijs- en Booker Prize- winnaar J.M. Coetzee. De Zuid-Afrikaan weet inzichten te scheppen die diep doordringen, en door zijn compacte, heldere stijl weet hij grote thema’s invoelbaar te maken. “De voorstelling volgt het boek vrij nauwkeurig”, zegt Van Aschat, die zelf verschillende boeken van Coetzee heeft gelezen. “Je zult niet veel potten en pannen op het toneel zien, om het zo maar te zeggen. Het is een voorstelling die met minimale middelen probeert een wereld te schetsen, een voorstelling ook die een beetje tegendraads is, zoals Lurie zelf ook, en waarvoor je als kijker soms een beetje moet werken om erbij te blijven.”

Intiem
“David Lurie is een zware rol”, zegt Van Aschat. “Net als in Shakespeare’s Richard III sta je van begin tot eind op het podium, en dat vergt nogal wat van mijn concentratie. Maar het is wel een rol die ik heel graag wilde doen, net zoals de rol van Jorgen Hofmeester in de filmversie van Grunbergs Tirza bijvoorbeeld, waarvoor we in Zuid-Afrika waren. Maar ik was ook al eerder op bezoek in het land. Voor het tv-programma De Vloer Op bijvoorbeeld. In een van de afleveringen werd ik gekoppeld aan een zwart Zuid-Afrikaans meisje. Zij kreeg de opdracht om mij tijdens de voorstelling en public op een intieme plek aan te raken. En later moest ik opkomen in haar kleren. Je voelde toen een siddering van ongeloof en afwering door het toekijkende publiek gaan, dat voornamelijk uit blanken bestond. Alsof de zaal collectief wou zeggen: hoe haal je het in je hoofd! In In ongenade is er ook een scène tussen mij  en Petrus, de zwarte man die Lucy bescherming aanbiedt in ruil voor haar lichaamstrouw. Op een gegeven moment houdt hij mij staande en dan verstijf ik, want in de ogen van Lurie is Petrus een vieze, zwarte man. Op die momenten komt het goed uit dat ik bekend ben met Zuid-Afrika. Ik heb er in het verleden onder meer een rondreis gemaakt. Het staat me daardoor goed bij wat Coetzee in zijn roman beschrijft. In dat enorm grote, uitgestrekte land met hier een daar eenzame boerderijen is intens voelbaar wat hij vertelt. Het is een land ook waar nog veel te gebeuren staat, dat voel je diep binnenin je. Het is ook een land waar het er na het afschaffen van de apartheid niet aldoor beter op is geworden, en waar blanken zich in reservaten plegen te verschansen. Dat kan uiteindelijk niet goed gaan daar.”

Wassermanlezing
Gijs Scholten van Aschat ziet uit naar het spelen in de Koninklijke Schouwburg, de bonbonnière die hij als voormalig acteur bij het Nationale Toneel als zijn broekzak kent. “Uitstekend geschikt voor dit stuk, waarin de nadruk zo op taal ligt. Die komt straks door de goede akoestiek van de zaal prima tot zijn recht.” Enkele dagen later maakt hij opnieuw zijn opwachting in de schouwburg, dan voor de Ida Wassermanlezing die hij op zondag 22 januari in diezelfde schouwburg op uitnodiging zal uitspreken. De reeks lezingen, vernoemd naar één van de grootste actrices van ons taalgebied, geeft de persoonlijke blik prijs van de inspiratiebronnen van de ‘lector’ in kwestie. Van Aschat treedt daarmee in de eervolle voetsporen van voorgangers als Peter Oosthoek, Annet Nieuwenhuizen, John Lanting, Hans Croiset, Elisabeth Andersen, Johan Doesburg en Theu Boermans.

In ongenade door Toneelgroep Amsterdam is op di 17 jan te zien in de Koninklijke Schouwburg. Meer informatie op www.ks.nl en http://www.toneelgroepamsterdam.nl. Telefonisch reserveren: 0900-3456789.

‘Een verwijfde lafaard én een wrede keizer’

Nero als gemankeerd dichter bij NTGent

Hij kreunde, tierde en schmierde op het toneel – en dat vond het toekijkende volk juist zo aantrekkelijk aan hem. Volgens de Romeinse cultuurhistoricus Gaius Suetonius (70-140) kon Nero niet geweldig acteren of zingen. Maar daar dacht Nero zelf heel anders over. NTGent maakte een nieuw toneelstuk over de Romeinse achterneef en erfgenaam van Julius Caesar en over diens niet te beteugelen streven naar schoonheid en orde.

Volgens de genoemde geschiedkundige, die zelfs in zijn tijd als volksschrijver gold, deed Nero werkelijk alles om zijn stem in topconditie te houden: Hij at geen fruit omdat dat slecht zou zijn voor zijn stem. Hij gebruikte braakmiddelen voor zijn optreden, zodat hij niet met een volle maag hoefde te zingen. En als ontbijt at hij bieslook in olie, waarmee hij zijn stem smeerde. Nero was trouwens niet alleen een fanatiek zanger, maar beschouwde zich ook als een professioneel luitspeler en dichter. En ook in de sport wilde hij zo goed mogelijk presteren. Bij elke muziek- of sportwedstrijd kocht hij de scheidsrechter en juryleden om, teneinde zelf als winnaar uit de bus te komen. En zodra hij tot winnaar was uitgeroepen, liet hij de beelden van de vorige winnaars weghalen. Suetonius schreef: ‘Om te voorkomen dat er ook maar één andere winnaar (…) in de herinnering bleef voortbestaan, gaf hij opdracht al hun beelden en portretten omver te halen, weg te slepen en in het riool te werpen.’

Volgens NTGent en Nero’s vertolker Wim Opbrouck wordt Imperator Caesar Divi filius Augustus Nero vaak afgeschilderd als een paljas. “Als een man die zo graag dichter had willen zijn, een verwijfde lafaard die niet eens in staat was zelfmoord te plegen. Terwijl hij natuurlijk ook een wrede keizer was”, zegt Opbrouck. “Een machthebber en dictator die christenen als fakkels gebruikte, en die zijn geliefde stad Rome in de hens zette om als brandend decor voor zijn gezangen te dienen.” Nee, volgens de bronnen was Nero geen lieverdje. Hij was eerder een wellusteling, een jongen die een liefdesverhouding had met zijn moeder Agrippina en later liet vermoorden, en die zijn zwangere vrouw Octavia bijkans doodschopte. Toen hij last kreeg van de bij hem in ongenade gevallen leermeester Seneca dwong hij hem tot zelfmoord. En zo heeft hij nog wat linke akkefietjes op zijn naam.
Maar er zijn ook bronnen die Nero verheerlijken als een begenadigd heerser en een ster van de Circus Maximus, als een man die de beschikking had over een niet-aflatend oog, oor en hart voor kunst en schoonheid. ‘Alleen schoonheid zal ons redden’, laat Opbrouck zijn personage declameren . En: ‘Alles voor de schoonheid. Ik beloof de keizer-kunstenaar te zijn die de twee hoogste kunstvormen, muziek en poëzie, in de twee kamers van zijn hart voelt leven. Alles voor de schoonheid.’ Zich onaantastbaar wanende dictators die fervente kunstaanhangers zijn, geen onalledaagse combinatie.

“Waarschijnlijk komt die voort uit een pathologisch ingegeven streven naar ultieme beheersing en macht, dat blind maakt, en waarbij alles moet wijken voor het ideaalbeeld.” Opbrouck verwijst naar nog een zinsnede die Nero uitspreekt in het stuk: ‘Denk aan de zon. Rond de zon cirkelen planeten in een eeuwige baan. Laat het hart van de stad gelijk zijn aan de zon. In elk gebouw in elke straat moet het mogelijk zijn om het hart de zon te zien. Dat is het uitgangspunt. Het hart van de stad is het toneel, de straat zijn de tribunes. (…) Het hart van de stad moet tegelijk het brein van de stad, het geheugen. (…) Het doel van het hart van de stad is mensen raken in hun hart. Emoties. Wie de emoties van de mensen beheert is hun heerser.’ Opbrouck verwijst in het gesprek onder meer naar de gevallen Libische leider Kadhaffi, die zich tot op het laatste moment in protserige en potsierlijke gewaden vertoonde. Naar Berlusconi, die meer oog voor esthetiek aan de dag legde dan voor politiek. En naar Hitler, die dank zij Speer een kunstbeleid kon voeren. Maar dat streven naar utopische schoonheid is vrijwel steeds misleidend. “Want”, zegt Opbrouck, “ ondertussen komen op lieflijke toon de meest gruwelijke woorden uit Nero’s mond. Je zou bijna begrip voor hem krijgen.” Opbrouck ziet opnieuw parallellen. “Hitler die een hond aait, bijvoorbeeld. Bruno Ganz heeft in de film Der Untergang treffend laten zien hoe alledaagse, huiselijke taferelen de blik danig kunnen vertroebelen.”

De overeenkomsten in dit stuk met de prangende actualiteit van gecorrumpeerde, geknakte alleenheersers is frappant, maar nochtans niet de aanleiding voor deze productie van NTGent. “Peter Verhelst, onze ‘huisschrijver’, is verleden jaar een project gestart om voor al onze vaste acteurs een monoloog te maken. Opbrouck: “Eerder werd Lex gemaakt, gebaseerd op Alexander de Grote en vorig seizoen maakte Peter met Aus Greidanus jr. Julius Caesar.” Pas gaandeweg het maken van Nero ontstond de  Arabische Lente. “De voorstelling is evenwel geen geschiedenisles”, benadrukt Opbrouck. “Ik speel de Nero van de kinderjaren, de jongen die bezeten is van muziekjes. Het jongetje dat in zijn eigen stad op zoek gaat naar iemand die met hem wil spelen en in het donker zingt om zijn angst te bezweren. De jongen die dieren uit nieuwsgierigheid open snijdt. Uit liefde. Altijd op zoek naar iets warms, iets liefs, iets zachts. Voor mij is dat niet gemakkelijk spelen”, zegt Opbrouck. “Ik ben gewend om groots en barok uit te pakken, en nu moet ik ingetogen spelen. Dat is niet eenvoudig. De tekst is zo geschreven dat het bijna een partituur is. Een monoloog is het trouwens niet in de strikte zin van het woord, want ook Johanna Lesage speelt een rol. Zij is de alwetende voedster die Nero én mij kwetsbaarder maakt op het podium.”

Ten dele gaat de voorstelling ook over architectuur. De voorstelling speelt zich af op een speelvloer waarop op groot uitgevallen maquette van een stad is te zien. ‘De mooiste stad is de stad bij nacht, stad die ’s nachts herinneringen maakt, die broeit van verlangen. (…) Laat de stad symmetrisch zijn. Alles is de helft van een geheel. Laat de stad leeg zijn. De mooiste stad is de lege stad. De volgebouwde lege stad. Geen duiven, geen honden, geen kinderen.’ Het is de stoïca van Seneca die deze utopieën in zijn hoofd moet hebben geslepen. “Hij duldde geen tegenspraak of verstoringen van zijn beelden. Uiteindelijk wilde hij behagen, toneelspeler zijn.  Daartoe stak hij zijn eigen stad in brand. Er zijn ook mensen die de horroraanslagen van nine eleven als een uiting van kunst zien. Dat fascineert me. Nero had een droom. Het is die droom die we laten zien.”

Nero van NTGent is op 11 januari te zien in Theater aan het Spui. Meer informatie en online bestellen: www.ntgent.be of www.theateraanhetspui.nl. Telefonisch reserveren: (070) 346 52 72.

‘Bordkartonnen omgeving, bordkartonnen karakters’

Han Oldigs als Mr. Hannay in the 39 Steps

Het Thriller Theater speelt de eerste in een reeks van drie voorstellingen die gewijd is aan het werk van de suspense-cineast bij uitstek, Alfred Hitchcock. Han Oldigs speelt het hoofdpersonage Richard Hannay in de theaterversie.

Lekker puzzelen wie de moordenaar is: liefhebbers van Britse whodunits zijn goed af. De romantische spionagefilm The 39 Steps van Alfred Hitchcock, waarin een onschuldige man wordt beschuldigd van moord en op de vlucht voor de politie betrokken raakt bij allerlei spionageactiviteiten, wordt bij het Thriller Theater een hilarische, zelfs spectaculaire theaterversie, compleet met wilde achtervolgingen, ontsnappingen en een vliegtuigcrash! Vier acteurs (Han Oldigs, Peggy Vrijens, Joep Onderdelinden en Nico de Vries) spelen op hilarische wijze tientallen rollen.

“Veertien kilo”, zegt Han Oldigs. “Teneinde deze rol goed te kunnen spelen, ben ik veertien kilo afgevallen. Hoe? Door de combinatie van de helft te eten van de hoeveelheid die ik normaal eet, door bijna geen alcohol te gebruiken en door veel te bewegen. Waarom? Er zit flink wat fysieke waaghalzerij in deze voorstelling. Het is oppassen geblazen. Zo spring ik onder meer door een raam en doe ik een balanceeract op een twee meter hoge ladder. Ik meende daarom dat ik maar beter goed getraind en slank zou zijn, ook al doe ik al vijftien jaar aan aikido, een Japanse krijgsdiscipline en bewegingsleer ineen met een filosofische inslag.”

Oldigs, alias Mr. Richard Hannay uit Hitchcocks vooroorlogse film The 39 Steps (1935), is niet van huis uit een fan van thrillers. “Ik kan me herinneren dat ik op mijn tiende Hitchcocks Psycho zag. Vreselijk spannend en eng. En daarna heb ik wel wat horrorfilms gezien, zoals Friday the 13th, de gruwelijke filmserie over een massamoordenaar, van regisseur Sean Cunningham. Maar ik ben niet echt een verslinder van het genre, ook thrillerromans lees ik niet veel.” Wat hem vooral aansprak in de toneelversie van The 39 Steps door het Thriller Theater was het feit dat voormalig ‘Echte Man’ Bruun Kuijt de regie zou gaan doen. “Ik ken hem al langere tijd. Met hem heb ik onder meer in 1995 de productie Het Mysterie van David Copperfield gemaakt.”

Bij het zien van Hitchcocks filmversie van The 39 Steps, oorspronkelijk een roman van de Schotse schrijver en geheimagent John Buchan, bekroop Oldigs een gevoel van gedateerdheid. “Bordkartonnen omgeving, bordkartonnen karakters”, zegt Oldigs. Maar de theaterversie die wij spelen, een bijna letterlijke kopie van de productie die in 2005 in het Londense West End in première ging en later ook op Broadway werd gespeeld, hangt aaneen van virtuositeit in spel en in personagewisselingen. Er gebeurt heel veel in korte tijd, en met beperkte middelen wordt een universum gecreëerd. Zoals een aantal kisten dat een trein verbeeldt, een houten cirkel die voor een autostuur staat en een houten deur die uiteindelijk als bed dienst doet.” De sfeer die uit de productie spreekt is er een die doet denken aan de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw. “Dat is ook te danken aan de soundscore die Bruun Kuijt voor deze productie maakte”.

Thriller Theater met The 39 Steps is op za 7 en zo 8 januari (matinee) te zien in de Koninklijke Schouwburg. Meer informatie: www.thrillertheater.nl en http://www.ks.nl . Telefonisch toegangskaarten reserveren: 0900-3456789.