Hans van den Boom (Stella Den Haag) stapt over naar NT Jong
Hans van den Boom stapt na bijna een kwart eeuw als artistiek leider van jeugdtheatergroep Stella Den Haag op 1 januari over naar NT Jong. “We zijn met open armen ontvangen”, blikt hij terug. Hij vertelt over de pioniersjaren in Kampen en Den Haag, over de jaren daarna en gunt een blik in de toekomst. “Ik wil graag jaarlijks een grote productie maken in samenwerking met het Residentie Orkest”.
Als op 31 december aan het eind van de middag de deur in het slot valt, staat de Haagse jeugdtheatergroep Stella Den Haag niet langer op eigen benen. Na een verblijf van 22 jaren aan de Nobelstraat en daarna de Kerkstraat, sluit Stella de poorten. De accommodatie en de inboedel worden gratis overgedaan aan het Nationale Toneel (NT), waar Stella met ingang van 1 januari 2013 wordt omgesmeed tot NT Jong, hét nieuwe jeugdtheatergezelschap van de hofstad. Op 22 en 23 december speelt Stella de allerlaatste voorstellingen op eigen benen, in Theater Dakota: Niemand weet, niemand weet.
“Kampvuur, gitaarspelen en meiden versieren”, zo vat Hans van de Boom zijn jongensjaren in het Brabantse Vught en de studententijd in Utrecht graag samen. Jaren waarin zijn muzikale voorliefde haar beslag kreeg: “Neil Young, Rolling Stones, The Beatles, Frank Zappa’s Mothers of Invention. Ook jazz – al was het maar ter onderscheiding van wat door anderen ‘tuig van langharigen’ werd genoemd . Ik was gefascineerd door Willem Breuker, en concerten in het Amsterdamse Bimhuis droegen steeds mijn warme belangstelling”. Hij ontdekte ook dat hij ‘handig’ was met muziekinstrumenten: “Het liefst wou ik dirigent worden”. Uiteindelijk is het de toneelschool geworden. “Regisseur zit er niet veel naast”. Zijn theaterhart ging medio zeventiger sneller stromen toen hij de nu legendarische voorstellingen zag van Tadeusz Kantor (Dodenklas) en Robert Wilsons Einstein on the beach, op de iconische muziek van Philip Glass.
“We vochten tegen de dictatuur van het verhaal”, opent Hans van den Boom. “We waren anarchistisch en associatief en zochten naar een nieuw soort jeugdtheater waarin ook plaats kon zijn voor ongerijmde poëzie”. Van den Boom heeft het over De Blauwe Zebra, de roemruchte jeugdtheatergroep die hij in de tweede helft van de jaren tachtig vormde met onder meer Cees Debets, Jur van der Lecq, Wim Selles, Alize Zandwijk, Anneke Blok, Paul R. Kooij en Marieke Heebink. “En we zochten manieren om muziek en theater bij elkaar te brengen, eigenlijk zoals theatergroep Hauser Orkater en De Mexicaanse Hond dat toen ook al lieten zien. Een voorstelling moest zijn als een droom, je moest er in kunnen verdwalen net zoals dat kon in de machinale bouwwerken van beeldend kunstenaar Jean Tinguely”. Maar nog vóór De Blauwe Zebra was er theatergroep Lijn 9. “Die begonnen we nadat we af waren gestudeerd aan de toenmalige Akademie voor Expressie door Woord en Gebaar in Utrecht. We gingen toeren door het land, aanvankelijk met straattheatervoorstelingen en educatieve projecten, later ook met volwaardige theatervoorstellingen”. Fanfare en Het Orkest werden geheide hitvoorstellingen. Toen de provincie Overijssel bij een subsidieronde eind jaren zeventig het beste aanbod deed, kozen ze daar min of meer op goed geluk ook een standplaats. Het werd het christelijk georiënteerde Kampen. Uit intern gekissebis over de artistieke koers ontstond een schisma, waaruit vervolgens De Blauwe Zebra als boreling te voorschijn kwam. Het nieuwe gezelschap ontleende zijn naam aan een van de eerste voorstellingen die het uitbracht en onderscheidde zich door een aansprekende vorm van beeldend muziektheater waarin klassieke muziek een prominente plaats kreeg. Van den Boom: “Meerstemmig live zingen en het gebruik van klassieke muziek in jeugdtheatervoorstellingen, dat was een primeur”. De groep stapelde, ook internationaal, succes op succes: De Blauwe Zebra, De Stenen van Moutsouna, Een Half Tuinhuis en Matthäus.
Den Haag
Uit vrees niet in staat te zijn om de reeks successen te kunnen evenaren, besloot de groep, deels uit tegendraadsheid, het bijltje erbij neer te gooien. Aldus leek het avontuur te eindigen en was op 1 januari 1990 op erg abrupte wijze een einde gekomen aan de vernieuwingsdrang die juist door Van den Boom en consorten in het Nederlandse jeugdtheater was ingezet. Juist op dat moment verkeerde het jeugdtheatergenre in Den Haag in een impasse. Daar streden op dat moment theatergroep Peter Pan, Pssst en het NJT onder veel gebakkelei en public om de vacante, nieuwe titel van stadsensemble voor jeugdtheater. Toen de toenmalige beleidsmakers in het Haagse in hun zoektocht naar succes verrassenderwijze kozen voor ‘buitenlander’ Van den Boom, was een doorstart van De Blauwe Zebra alsnog een feit. Stella Den Haag werd de naam. “Naar het legendarische personage uit Tennessee Williams broeierige toneelstuk Tramlijn Begeerte, maar ook, natuurlijk, naar het bekende biermerk”, lacht Van den Boom zijn tanden bloot. En inderdaad was de eerste daad om zonder enig affiche of brochure maar mét een eerlijk kratje bier in de Stella-stand te verschijnen op het Voorhout Festival, de voorloper van het Haags Uit Festival.
Onderscheidingen
Alras wist Stella Den Haag ook in de hofstad evenals op toonaangevende festivals in binnen- en buitenland de successen aan elkaar te rijgen: Antigone, Carmen (met Erna van den Berg), Seppan (met o.a. Monic Hendrickx), Van onder uit de zak, Brasso. Met de trilogie Storm (1993), Venetië (1995) en Tom (1997) benadrukte Van den Boom nog eens zijn gevestigde reputatie. Vele voorstellingen werden genomineerd en/of bekroond met (internationale) jeugdtheaterprijzen, waaronder de 1000 Watt-prijs voor Bianca en de Jager en de nominatie voor dezelfde prijs voor Jaar van de Haas. De jury van het Nederlandse Theaterfestival selecteerde in 2008 Carmen als een van de meest belangwekkende voorstellingen van het seizoen en actrice Anniek Pheifer werd genomineerd voor de Gouden Krekel (meest indrukwekkende podiumprestatie) voor haar vertolking van de hoofdrol. Niemand weet, niemand weet en Shaffy voor kinderen werden door recensenten uitgeroepen tot beste voorstelling van het seizoen. Stella Den Haag speelde het buitenland plat: Australië, Rusland, Bosnië, Denemarken, Frankrijk, Oostenrijk, Zwitserland, Duitsland, Polen, Italië, Spanje, en Portugal, Suriname, Zwitserland, Portugal, de Verenigde Staten en Canada.
Tot op de dag van vandaag is dat succes blijven aanhouden: ook Igor, Vuil Kind, Werner eet zijn schoen op en In de Nesten waren stuk voor stuk memorabele voorstellingen die de kwaliteiten van Van den Boom als artistiek leider, toneelschrijver en regisseur optimaal tot uitdrukking brachten. Het belang van zijn voorstellingen voor de ontwikkeling van het jeugdtheater in Nederland is dan ook onomstreden. Kenmerkend voor zijn handschrift zijn een grote muzikaliteit, een voorliefde voor de poëzie van de taal, en invoeling voor de hoofdbrekens die kinderen op hun pad vinden. Tezelfdertijd hebben voorstellingen van Stella de naam voor kinderen moeilijk te zijn. Verliefd, verlies, verlangen, verleden, verlaten, verdriet, verlegen, geloven, verloochen, verwerken, verbeelden en fantasie: zo vatte een recensent eens Van den Booms geliefde thema’s samen. “Ik tart graag de grenzen van het waarschijnlijke”, zegt Van den Boom verklarend. Evenmin schuwt hij het om zware thema’s aan te pakken. Zo gloeit vaak een onderhuidse, ontluikende erotiek: in Geitenjong en Het Jaar van de Haas staan kinderen centraal die de seksualiteit van hun ouders niet willen accepteren en reageren hun woede en frustratie vervolgens af op hun beste vriendjes. Maar Van den Boom put ook uit ingrijpende persoonlijke getuigenissen. Zo verloor hij in het oprichtingsjaar van Stella zijn vrouw, Stella-actrice Willeke Hieminga. “Die ochtend was er ogenschijnlijk nog niets aan de hand. Opeens moest ze naar het ziekenhuis overgebracht worden. Hersenvliesontsteking. Aan het einde van de middag overleed ze”. Tijden was hij terneergeslagen, maar later bleek haar dood ook een grote bron van inspiratie te zijn en tot een groot inlevingsvermogen voor wie een rampzalig verlies te verwerken krijgt. Terugkerend in zijn teksten voor theater, in zijn regies en in zijn voorstellingen is het begrip saamhorigheid. “Bij Stella waren en zijn we altijd één grote familie. Tijdens repetities lunchen de acteurs gezamenlijk met het ondersteunende team”.De laatste jaren heeft hij zich in theatraal opzicht vooral toegelegd op het bewerken en vertellen van sprookjes: “Alle thema’s zitten er in vervat, klassieke oerthema’s, Bijbelse taferelen, broederliefde, noem maar op”.
NT Jong
“Het is ons domweg overkomen. We lazen het in een bijzinnetje, anderhalf jaar geleden, in de voorstellen voor een nieuw kunstenplan in Den Haag van wethouder De Jong”, zegt Van den Boom over de manier waarop hij concluderend moest vernemen dat Stella dat niet zou overleven. Al snel daarna ontstond het plan om Stella onder te brengen bij het Haagse stadsgezelschap, het Nationale Toneel. “Al hadden wijzelf voordien vastomlijnde ideeën ontvouwd om zoiets per 1 januari 2013 te gaan doen in samenwerking met het Delftse jeugdtheatergezelschap Max, dat zelf al van plan was met enkele Rotterdamse jeugdtheatermakers te gaan samenwerken”. Toch besloten hij en het bestuur van Stella de overstap naar het NT te wagen. “Ik ben van mening dat we met open armen ontvangen zijn door Theu Boermans, de artistiek directeur van het NT. Vergeet niet dat we eind 2008 met het NT samenwerkten in Carmen. Deze samenwerking kan dus zeker tot iets moois leiden”. Als bruidsschat bracht hij niet alleen de wereldwijde reputatie van Stella mee, maar ook de campus aan de Kerkweg. “In ruil krijgen we een eigen filiaal, NT Jong, dat onder leiding komt te staan van Noël Fischer. Zij heeft de afgelopen jaren flink aan de boom geschud met opmerkelijke jeugdtheatervoorstellingen”. Een tikkeltje ironisch is de opvolging wél: juist de voorvrouwe die het nieuwe Haagse stadsgezelschap moet gaan leiden laat in Almere De Bonte Hond achter en volgt de man op die 20 jaar eerder De Blauwe Zebra in Kampen achterliet. What’s in a name. “Noël gaat straks haar eigen gang en dat is ook haar opdracht. Ik zie dat zij het jeugdtheater heel anders tegemoet treedt dan wij. Dat is goed, dat deden wijzelf indertijd ook. Ik zie dat een nieuwe stroming die zich aandient. Een nieuwe generatie moet zelf het wiel mogen uitvinden en moet het van ons overnemen.” Nu de ineenvlechting tot NT Jong voor de deur staat, ziet hij geen enkele reden om in wrok om te kijken: “Ik wil me dienstbaar opstellen”.
Ambities
Hij haalt herinneringen aan Donald Duck op. “Als een eenzaam kind, binnen zittend onder een tafel, in een zelf gebouwde tent van oude lappen, in het donker, naast mij een stapel stripboekjes, mijn eigen werelden scheppend, genietend van het alleen-zijn”. Veel is er sinds die tijd niet veranderd. “Ik onder een tafel zittend, met mijn hoofd vol muziek en de nog te maken voorstelling, me in het donker proberend iets voor te stellen. Mooi woord is dat, voorstelling”.
Hij ziet in dankbaarheid om. “Ik heb steeds geluk met de mensen die me omringen. Vroeger Willeke, nu Erna, mijn twee zoons. Zakelijk leider Cees Debets stond me toe om als een kunstenaar op zolder te kunnen zijn, van Willy Smits mocht ik ongegeneerd naar buiten kijken. Uit die laatste dromerij is de samenwerking met het Residentie Orkest voortgekomen: In de Nesten, De Jonge Matthaus, en, nog onlangs, De Vuurvogel”. Die laatste voorstelling was trouwens zijn laatste première in dienst van Stella. “De Anton Philipszaal was afgeladen en na afloop mooie reacties. Opspelende emoties? Daar had ik nauwelijks last van. Ik ben op zulke momenten primair op de voorstelling gericht. Misschien komen de emoties later nog om de hoek kijken”.
Juist terwijl zijn gezelschap zogezegd kopje onder ging besloot het gemeentebestuur van Den Haag tot de nieuwbouw van een slordige 180 miljoen euro kostend theatercomplex aan het Spui. “Ik vind het mooi dat de stad ambities durft uit te spreken en die ter hand te nemen. Het kost inderdaad wat, maar dan heb je ook wat”. Ook de kandidaatstelling van Den Haag tot Culturele Hoofdstad omarmt hij van ganser harte. “Zo ontstaat meer reuring in de stad, bovendien kan het voornemen dienen om nieuwe plannen uit te lokken. Het Spuiforum is daar straks wellicht een voorbeeld van”.
Vooralsnog richt hij zich op een goede start bij NT Jong. Hij heeft zich niet willoos laten uitleveren: straks treden daar ook Erna van den Berg en zijn vaste technicus technicus Gerco Kolthof aan. De toekomst ziet hij dan ook blakend van vertrouwen tegemoet, ook in persoonlijk opzicht. De overgang naar het NT ontneemt hem geenszins de ambities die hij koesterde. Aan plannen dan ook geen gebrek. “Ik wil graag jaarlijks een grote productie maken in samenwerking met het Residentie Orkest. Stravinsky’s Le Sacre du Printemps bijvoorbeeld, Romeo en Julia op de muziek van Prokofiev, Der Tod und das Mädchen met het Couperus Kwartet of Schuberts Winterlieder met het Asko| Schönberg Ensemble. Het zou geweldig zijn om aan de hand van deze composities muziektheater voor kinderen te kunnen maken”.