Bij het eeuwfeest van het scandaleuze Le Sacre du Printemps
Voor de tweede keer maakt Shen Wei, in juni bij Het Nationale Ballet op het programma in Shen Wei/David Dawson, een choreografie op Stravinsky’s beroemde muziekstuk Le Sacre du Printemps, hét muziekschandaal van de twintigste eeuw. Kanttekeningen in de marge bij het eeuwfeest van een revolutionair muziekstuk.
De opera De Stomme van Portici van François Esprit Auber (1782-1871) ontketende in 1830 anti-Hollandse rellen in de Muntschouwburg te Brussel. De opstootjes leidden tot de Belgische Revolutie en culmineerden in de afscheiding met Nederland. De opera vond, ironisch genoeg, plaats ter ere van de 58e verjaardag van koning Willem I. Ruim tachtig jaar later zorgden ook de voorstellingen van Les Ballets Russes voor een veldslag en een revolutie – maar dan een die tot de kunsten beperkt bleef. Le Sacre du Printemps was niet alleen hét muziekschandaal van de twintigste eeuw, het betekende ook een omwenteling in de kunst. 1913 was onmiskenbaar een roerig jaar. In Wenen werd een concert afgebroken met de Fünf Orchesterlieder nach Ansichtkarten van Alban Berg en de Sechs Gesänge nach Texten von Maurice Maeterlinck. Het gloednieuwe Parijse Théátre des Champs-Elysées waar Le Sacre du Printemps die avond van de 19e mei 1913 bij de Ballets Russes in première ging – met notabelen, aristocraten en vooruitstrevende kunstenaars als Jean Cocteau, Gertrude Stein en Maurice Ravel in de zaal – leek als door een aardbeving getroffen. De uitvoering, waarvoor Vaslav Nijinski in opdracht van Serge Diaghilev een choreografie had gemaakt, liep volgens de overleveringen hier en daar uit op een handgemeen en een interventie door de politie. Het lawaai van het publiek schijnt de muziek te hebben overstemd – opmerkelijk bij een toch allesbehalve rustig werk. De enthousiast klappende Ravel werd uitgemaakt uit voor ‘sale Juif’. Een muziekcriticus van The New York Times merkte pas na een tijdje ‘dat een jongeman achter mij in ongecontroleerde woede met zijn vuisten op mijn hoofd stond te timmeren’. Al die tijd bleef dirigent Pierre Monteux Strawinsky’s ingewikkelde compositie dirigeren, al kon hij de muziek ternauwernood zelf horen, terwijl Nijinski, staande op een stoel in de coulissen, onophoudelijk probeerde zijn verdoofde dansers de ingewikkelde telschema’s toe te schreeuwen: ‘Raz, dva, tri!’ (Een, twee, drie). Diaghilev liet de zaallichten ontsteken om de bezoekers, studenten en voor het merendeel in avondtoilet en behangen met juwelen, tot bedaren zouden komen. Maar er werd nog luider gebruld: ‘Un docteur!’ Een ander: ‘Un dentiste!’ Nog een ander: ‘Deux dentistes!’ Er werd gegild, gelachen en gefloten. Het verhaal gaat dat dirigent Pierre Monteux na afloop het gebouw via het wc-raampje moest verlaten omdat hij meende dat hij het er anders niet levend vanaf zou brengen. De dag erna stonden de kranten vol: ‘Ce n’est pas le sacre du printemps, mais le massacre du tympan’ (Geen lenteoffer, maar de slachting van het trommelvlies).
Modelschandaal
Het is een modelschandaal zoals elke avantgardistische enfant terrible zich die zou wensen. Nu hadden de voorstellingen van Les Ballets Russes al wel vaker voor ophef gezorgd, meestal in positieve zin, al was er net tevoren al vreemd opgekeken van de kubistische, erotisch getinte pas de trois Jéux die Vaslav Nijinsky had gemaakt op muziek van Claude Debussy. Feit is dat Le Sacre een heidens ritueel te zien gaf. ‘Het is ontzagwekkend’, moet Claude Debussy die premièreavond hebben uitgeroepen, terwijl hij enkele dagen daarvoor in het bijzijn van de componist de pianoversie te horen had gekregen. ‘De oude piano beefde en schokte’, zou Monteux daarbij hebben uitgeroepen. Een interessante uitspraak van Debussy. Het lijkt erop te duiden dat niet de muziek maar in hoofdzaak Nijnsky’s choreografie afkeuring opriep. Die was woester, wilder en vernieuwender dan ooit eerder, en had nauwelijks iets met traditioneel ballet te maken. Stravinsky in een brief uit 1912: ‘Ik zou willen dat mijn werk het gevoel van nauwe verbondenheid van de mens met de aarde, van het menselijke leven met de bodem, verklankt, en door middel van lapidair ritme heb ik dat proberen te bereiken. Het hele stuk moet van het begin tot het einde gedanst worden. Op geen enkele manier tolereer ik pantomime.’ Alom rees dan ook de vraag of een stuk waarbij de dansers gekleed gingen als boeren, met hun lichaam schudden en met hun voeten stampten, de naam ballet nog wel waardig was. Niet alleen de orkestleden, ook de dansers hadden grote moeite met de ongewone ritmische accenten en de vele maatwisselingen. Helaas is Nijinsky’s oorspronkelijke choreografie grotendeels verloren gegaan: de meesten van de 46 dansers wilden de onmogelijke, antiklassieke en uiterst zware techniek niet memoreren. Stravinsky over de choreografie in zijn memoires Chroniques: ‘Bij het componeren stelde ik mij het theatrale aspect als een serie ritmische bewegingen voor, van grote eenvoud en groepsgewijze uit te voeren. Alleen de Danse sacrale aan het einde was voor een solodanseres bestemd. Nijinsky, die het dramatische karakter van de dans begreep, bleek de essentie niet op een begrijpelijke manier tot uitdrukking te kunnen brengen en maakte uit onhandigheid of gebrek aan inzicht alles nodeloos ingewikkeld.’
Vooropgezet
Het laat zich ondanks alles moeilijk bepalen of en in hoeverre toeval dan wel intrige bij dit schandaal een rol hebben gespeeld. Na afloop van de vlotjes verlopen generale was het artistieke team, dat zich had verzameld had bij restaurant Larue, ervan overtuigd dat er de volgende avond een oproer zou plaatsvinden. Sommigen beweren dat Diaghilev daartoe zelf groepjes heeft opgestookt en van vrijkaarten voorzien. En een teken aan de wand is dat de tweede uitvoering van Le Sacre, op 4 juni, al veel rustiger verliep – Maurice Ravel, opnieuw in de zaal, merkte fijntjes op dat de muziek zelfs te horen was geweest – en de derde uitvoering van het stuk oogstte zelfs bijval.
Toen de Amerikaanse muziekwetenschapper en dirigent Robert Craft later aan Stravinsky vroeg hoe Diaghilev in eerste instantie op de muziek van Le Sacre du Printemps had gereageerd, kreeg hij ten antwoord: ‘Als het om de muziek ging, had Diaghilev niet zo’n geweldig oordeel. Wel herkende hij instinctmatig de potenties van een muziekstuk of van een kunstwerk in het algemeen […] Hij realiseerde zich onmiddellijk de ernst van mijn nieuwe muzikale taalgebruik, het belang ervan en het voordeel dat ermee te behalen viel.’ En na het schandaal van de première zag Diaghilev er volgens Stravinsky ‘beslist tevreden uit. Sneller dan hij kon niemand de waarde van de publiciteit hebben doorzien en hij begreep meteen wat er in dat opzicht voor goeds was gebeurd. Zeer waarschijnlijk had hij de mogelijkheid van zo’n schandaal al ingecalculeerd.’ Nogmaals Stravinsky: ‘Na de voorstelling waren we opgewonden, boos, misselijk en … gelukkig. Samen met Diaghilev en Nijinsky ging ik naar een restaurant. Diaghilevs enige commentaar was: ‘Dit is precies wat ik heb gewild’.
Daarmee doet Diaghilev zich gelden als een op publiciteitsgeile impresario, die zich van een oorlogstactiek bediende en een guerillamarketing voerde van een type dat vijftig jaar later zo vaak ook werd toegepast door, onder meer, popsterren als de Rolling Stones, Madonna, Michael Jackson, Lady Gaga, beeldend kunstenaars als Andy Warhol of recentelijk Damien Hirst; of bedrijven zoals Bavaria die babes met korte jurkjes op de tribune lieten plaatsnemen van het WK Voetbal in 2010. Maar dan wel een impresario die de kunst enorm vooruit heeft geholpen. Sinds zijn Ballets Russes zijn de kunsten werkelijk van aanzien veranderd en klinkt muziek tot op de dag van vandaag zoals die tot dan toe nooit geklonken had. Art for art’s sake zou je het kunnen noemen.
Kader:
Strawinsky’s meesterwerk is bijgezet in de reeks van grootste klassieken van deze eeuw. Le Sacre du Printemps – Tableaux de la Russie païenne en deux parties (De Lentewijding – Beelden van het heidense Rusland in twee delen) geldt als een van de meest revolutionaire en bestudeerde werken van de 20e eeuw. Het ballet bestaat uit twee delen en geeft een prehistorische wereld weer. Stravinsky zelf schreef het scenario. Een jonge maagd is uitverkoren om zich letterlijk dood te dansen, als offer aan de zonnegod. Het gaat om de prehistorische cultus voor de god van het Licht door de vroegste stammen die de Russische aarde hebben bewoond. Stravinsky: ‘De muziek verklankt de strijd van de zegevierende Lente tegen de vreselijke Russische winter, de universele opstanding tot nieuw leven. Het heftige Russische voorjaar dat in een uur tijd leek te ontluiken en waarbij het was alsof de hele aarde openbarstte. Dat was de meest fantastische ervaring in mijn kindertijd, elk jaar opnieuw. Het is niet, zoals bij romantici, een argeloos lyrisch bezingen van de Lente in haar uiterlijke opbloeien, maar de verheerlijking van de dynamische natuur, de kracht die de sneeuw van de bergen stort, de stromen naar de zeeën jaagt, het zaad doet kiemen dat rotsen splijt. En: ‘Ik heb het idee dat ik in het geheim van het voorjaarsritme ben doorgedrongen en dat de musici dat zullen voelen.’
De grote drijfkracht van deze muziek is het ritme. Door daaraan meer belang te hechten dan aan melodie was Stravinsky zijn tijd ver vooruit. Het eindeloos variëren van het ritme zou hij aan de Russische volksmuziek hebben ontleend. Ook in harmonisch opzicht sloeg Stravinsky nieuwe wegen in. Stravinsky is summier in zijn Chroniques over Le Sacre: ‘Ik ben niet in staat mij na twintig jaar de gevoelens te herinneren die mij bezielden toen ik deze compositie schreef’. Het orkest in Le Sacre heeft de zwaarste bezetting die Stravinsky ooit gebruikt heeft, met een opmerkelijk overwicht van de blazers: vijf klarinetten, acht hoorns, vijf trompetten.
Kader:
Tot de talloze choreografen die hun eigen visie op Le Sacre du Printemps op de planken hebben gebracht (te beginnen met Nijinsky in 1913) behoren onder meer Mary Wigman (1957), Maurice Béjart (1959), Sir Kenneth Macmillan (1962), Hans van Manen (1974), Pina Bausch (1975), Martha Graham (1984), Mats Ek (1984) en Angelin Preljocaj (2001).
Bronnen:
CD-boekje bij Le Sacre du Printemps
Deutsches Symphonie-Orchester Berlin
o.l.v. Vladimir Ashkenazy
Decca, 1993-1995, heruitgave 2012
Diagilev – Een leven voor de kunst
Auteur: Sjeng Scheijen
Uitgever: Bert Bakker, Amsterdam, 2009
Algemene Muziekencyclopedie
Redactie: J. Robijns en M. Zijlstra
De Haan, Weesp, 1984
X-Y-Z der Muziek
Auteur: Casper Höweler.
Uitgever: De Haan, Utrecht, 1939
Stravinsky
Auteur: Wolfgang Dömling
Uitgever: Gottmer, Haarlem, 1989