‘Heeft het echt gewerkt? Dat kun je je afvragen’

Willem Bruls over ‘Gesamtkunstwerk’  op Internationaal Wagner Congres

‘Als Wagner nu geleefd zou hebben, dan zou je hem waarschijnlijk aantreffen aan een pc, tikkend op een keyboard’, lacht Willem Bruls. ‘Jaren geleden sprak ik eens de achterkleinzoon van Wagner. Hij sprak toen de voorspelling uit dat zijn overgrootvader, als deze nog in leven zou zijn, vast in Hollywood zou wonen en allerhande 3D-middelen zou gebruiken. En dat zou best eens een kern van waarheid in kunnen zitten. Vergeet niet dat Wagner voor zijn speciaal daartoe geconstrueerde theater in Bayreuth als eerste voor gaslampen koos en deze inzette bij voorstellingen. Want volgens Wagner moest alles wijken voor het optimaal ondergaan van een voorstelling. Het moest een Gesamtkunstwerk zijn.’

Dramaturg Willem Bruls is een van de reflectoren op het Internationaal Wagner Congres dat De Nederlandse Opera (DNO) ter gelegenheid van 200 jaar Wagner in Het Muziektheater van donderdag 28 november tot en met zondag 1 december houdt. Hij zal vier toonaangevende wetenschappers en academici die zich op vrijdagmiddag concentreren op het thema Wagner & het Gesamtkunstwerk met een slotoverweging van antwoord voorzien. Maar hij doet nu al graag een boekje open. “Het ging Wagner niet alleen om de kunsten op het toneel, een samengaan van tekst, muziek en visualisering; maar ook om de uitwerking op het publiek. Daarom eiste hij een ‘onzichtbaar’ orkest, weggestopt in een orkestbak; en weg met de gebruikelijke zaalverlichting tijdens de voorstelling, weg met het voetlicht en het souffleurshok, weg met de loges en de diverse rangen. Het auditorium moest, net als in het Athene van de oudheid, een onverdeelde, steil oplopende cavea zijn die door convergerende zijden op niets anders uitzicht moest geven dan op het toneel. ‘Het interessante aan Der Ring des Nibelungen van DNO is nu dat Pierre Audi die uitgangspunten geregeld omdraait. Zo neemt het orkest, in tegenstelling tot de ‘oerzaal’ in Bayreuth, pontificaal plaats op het toneel en zijn de zangers heel dicht bij het publiek opgesteld. Dat raakt daardoor zeer direct bij de voorstelling betrokken. Op een tegenovergestelde manier wordt zo toch bereikt wat Wagner eigenlijk wilde’.

Volgens Bruls, die in de foyer van Het Muziektheater Amsterdam regelmatig inleidingen verzorgt op producties van DNO, is Wagners allesomvattende theorie van het Gesamtkunstwerk dat de componist in het boekwerk Oper und Drama (1851) introduceerde, in de pakweg 160 jaar daarna in belangrijke mate geëvolueerd. ‘Heeft het echt gewerkt? Dat kun je je vandaag de dag afvragen. Aan felle spot en hoge geestdrift is over de droom van het Gesamtkunstwerk geen gebrek geweest. En je kunt terecht de vraag opwerpen waartoe Wagners weergave van de Germaanse mythe die het tot uitdrukking moest brengen, heeft geleid. In sociaal-maatschappelijk opzicht bijvoorbeeld zijn de uitgangspunten ervan in de Tweede Wereldoorlog gebruikt’.

‘Het is goed dat DNO dit doet’, oordeelt hij over het aanstaande congres. ‘Ik zou het toejuichen als er vaker wordt gereflecteerd op de state of the art van deze kunstvorm. Misschien niet jaarlijks, maar bijvoorbeeld tweejaarlijks. Dat is DNO, vind ik, ook aan zijn stand verplicht.’

Kader:
Willem Bruls (1963) studeerde letteren en kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij schreef verschillende boeken over opera en muziektheater, waaronder Godenschemering (over Wagners Ring). In 2009 verschenen essays van hem onder de titel Mijn opera. Willem Bruls is als dramaturg verbonden aan het Kameroperahuis Zwolle en de Operadagen Rotterdam.

Als dramaturg werkt Bruls regelmatig samen met Pierre Audi. Ook werkt hij mee aan The Tempest, de productie die choreograaf Krzysztof Pastor in juni 2014 uitbrengt bij Het Nationale Ballet. Met Pastor maakte hij bewerkingen voor Romeo and Juliet (Scottish Ballet, Glasgow) en Shéhérazade (Het Nationale Ballet).

Advertentie

Knallen in het hoofd

Reddingsactie Bob Schwarze voor Branoul: ‘Bob draait door’.

Kierewiet, zegt hij zelf. Gekkenwerk. Een aanslag op geest en gestel, noemt hij het. Vijf monologen op één dag. Bob draait door. En zo heet toevallig ook de marathonvoorstelling  waarmee hij Literair Theater Branoul voor een naderende ondergang wenst te behoeden.

“Er zijn monologen bij die ik vijftien jaar niet heb gespeeld. Maar op een of andere manier blijken ze toch nog in mijn ‘systeem’ te zitten”. Bij Bob Schwarze, Appel-acteur en sedert 2005 artistiek leider van Literair Theater Branoul, lijkt pas nu het besef door te breken van wat hij zichzelf willens en wetens heeft aangedaan. Wat hij gaat doen is nooit eerder in Nederland vertoond: vijf monologen door een en dezelfde acteur, en op een en dezelfde dag. “Vijf verschillende personages, vijf spanningsbogen, vijf keer pieken. Dit gaat zeker ook wat met mijzelf doen. Vooral als je bedenkt dat de stukken die ik speel eigenlijk allemaal over een zekere mate van gekte in het hoofd gaan.” En dat is laatste is zeker het geval, want Schwarze – die gelijktijdig repeteert aan Casanova, het aankomende spektakelstuk van Toneelgroep De Appel, dat in december in première gaat – speelt achtereenvolgens Aantekeningen uit het ondergrondse van Fodor Dostojevski, Keefman van Jan Arends, Dagboek van een gek van Nikolaj Gogol, Schaaknovelle van Stefan Zweig en, tot besluit, Novecenti van Alessandro Barrico. “De eerste tekst is voor mij verreweg de moeilijkste om in het hoofd gestampt te krijgen”, zegt Schwarze. “Maar als we die hebben gehad, dan gaat de rest met minder moeite. Hoop ik”. Maar van een souffleur wil hij niet weten. “Dan ga ik juist op de automatische piloot varen, en dat is funest voor mij. En gaandeweg merk ik ook hoe bijzonder de tekstbewerkingen zijn die Manon Barthels voor me heeft gemaakt. Dat maakt het allemaal wat makkelijker om te spelen en ook wat draaglijker. Voor mij, maar ook voor bezoekers”. Want hij begrijpt dat een hele dag lang, vanaf 11.00 uur in de ochtend, in het bijna-pikkedonker kijken en luisteren naar zelfs de prachtigste monologen een hele opgave kan betekenen. “De toegangskaarten zijn overdraagbaar. Dus als je even niet wilt kijken, kun je je buurman of vriend of vriendin de zaal in laten gaan”. Dat maakt trouwens ook de toegangsprijs van honderd euro wat beter te behappen. “Branoul staat op springen”, verklaart Schwarze. “Dit jaar hebben we van de stad nog wel 65.000 euro aan overlevingskrediet gehad, en zelfs een dergelijk bedrag is ontoereikend om Branoul een jaar te laten draaien. Maar op 1 januari stopt die ondersteuning onverbiddelijk. Veel mensen beseffen niet dat het voor Branoul op 31 december einde verhaal kan zijn. Ik hoop dat we met Bob draait door een bedrag binnenhalen waarmee we dit jaar kunnen uitzingen en het begin van 204 in de verf kunnen gaan zetten”. Belangrijk is ook dat we met dit huzarenstukje fondsen en sponsors kunnen interesseren. Door mijn hoofd op het hakblok te leggen, hoop ik dat deze boodschap bij hen overkomt”. Zijn grootste bezorgdheid is evenwel de zaalbezetting. “Kijk, als ik zeker weet dat de zaal vol zit, dan is het makkelijker om dit alles te doorstaan. Maar ja, dat is nog maar de vraag”.

Bob draait door voor Literair Theater Branoul is te zien op zondag 27 oktober 2013 in theater De Nieuwe Regentes. Meer informatie op www.branoul.nl.

Scheve levens

Hélène Devos als Nina in ‘De meeuw’ bij Toneelgroep Amsterdam

“Nina en ik – die twee lijken erg op elkaar”, zegt Hélène Devos, titelrolvertolkster in De meeuw van Anton Tsjechov.

Tsjechoviaans. De Rus Anton Tsjechov was de eerste die in een, zeker voor de tijd rond 1880, onnavolgbare en revolutionaire, stijl wist op te schrijven hoe een zinderende maar sublieme verveling kan leiden tot broeierige woordenwisselingen die bol staan van decadent verliefdheidsgebazel. Zelf noemde hij De meeuw ‘een komedie’. En zo moet het autobiografisch getinte, uit 1896 daterende werk dat is bevolkt door gemankeerde en would-be-kunstenaars, evenals tal van andere stukken van zijn hand, daadwerkelijk gespeeld worden – al ligt er aan al die werken in de eerste plaats een geweldig gevoel van onbehaaglijke mismoedigheid aan ten grondslag.

Nina, de zeventienjarige plattelandsschone, voelt zich, nee, ís een meeuw . “Een symbool”, zegt Hélène Devos. “Voor natuur, vrijheid en schoonheid – maar ook voor kwetsbaarheid: een meeuw kan immers ‘zomaar’ uit de lucht geschoten worden”. De setting: Nina wil niets liever dan aan het toneel. Haar aanbidder Konstantin (Eelco Smits), alias Kostja, heeft de ambitie een vooruitlopend toneelschrijver te worden: zijn moeder Irina Arkadina (Chris Nietvelt) is een gevierd actrice. Logisch dat Nina deze familie van een naburig landgoed opzoekt. “Ikzelf denk dat Nina’s eerste wens is om te ontsnappen aan haar ouders”, werpt Devos op, “want Nina heeft er eigenlijk geen idee van hoe het theaterleven in elkaar steekt, heeft er geen idee van hoe relaties werken en begrijpt evenmin hoe haar verhouding tot Kostja werkelijk is”. Als na een totaal mislukt avondlijk optreden ten huize Arkadina, gelegen aan een idyllisch meer – waar Nina een tekst van Kostja ten beste geeft – en ze daarna wordt voorgesteld aan de minnaar van Arkadina, de beroemde schrijver Trigorin (Hans Kesting), is het van haar kant liefde op het eerste gezicht. Met de ambitie maar vooral zichzelf voorhoudend een volleerd actrice te willen worden, volgt ze hem heimelijk op zijn herfstige terugkeer richting Moskou. Uiteindelijk loopt het allemaal natuurlijk heel fout af, met haarzelf, en meer nog met Kostja.

“Nina en ik – die twee lijken erg op elkaar”, erkent Devos. “Allebei willen we graag aan het toneel, zijn redelijk naïef van karakter, en hebben angst voor volwassenen. Ook ikzelf ben jong (24), en laat me wel meeslepen door mensen met talent: zo was en is Hans Kesting voor mij een heerlijke steun en toeverlaat in deze echte eerste hoofdrol voor mij bij een groot gezelschap. Daarbij: ik kom van Kortrijk, het Vlaamse platteland dus. Ik ging na mijn acteeropleiding bij Dora van der Groen in Antwerpen al snel naar Toneelgroep Amsterdam – en opeens was ik geen student meer. Dat is niet zo gemakkelijk als je denkt. Gelukkig ben ik er goed opgevangen, onder meer door Halina Reijn, die me altijd van goede tips voorziet en mij op weg helpt”.

Voor de precieze invulling van haar rol is ze met de beroemde Berlijnse regisseur Thomas Ostermeier discussies niet uit de weg gegaan. “Volgens hem is De meeuw een stuk over generatieconflicten en is Kostja mijn grote liefde. Voor mijzelf geldt die analyse niet aldoor, maar probeer ik de piketpaaltjes die Ostermeier heeft geslagen, binnen bereik te houden, al is dat nu en dan via mijn eigen weg”, zegt de Vlaamse actrice, die met Toneelgroep Amsterdam (TA) twee weken geleden in Sint Petersburg, waar de groep De Russen! speelde, met het collectief een verklaring voorlas waarin aandacht gevraagd werd voor de rechten van journalisten en homoseksuelen. “Hopelijk worden we straks, want we zijn binnenkort opnieuw met TA in Moskou, niet opgepakt”.

De meeuw door Toneelgroep Amsterdam is op maandag 21 en dinsdag 22 oktober 2013 te zien in de Koninklijke Schouwburg. Meer informatie op www.ks.nl en www.toneelgroepamsterdam.nl. Telefonisch reserveren: 0900-3456789.

‘We willen graag álle kinderen dit mee laten maken’

Suzanne Verboeket van De Betovering, internationaal kunstfestival voor de jeugd

Haagse herfstvakantie = cultuurvakantie = Betovering, zo opent de programmabrochure van het jeugdfestival. De leukste herfstvakantie van Nederland! En die speelt zich dus in Den Haag af. Driehonderd activiteiten in tien dagen buitelen over elkaar heen.

Meteen na dit gesprek gaat ze, op het oog onverdroten, maar weer eens de hort op, enkele van de talloze festivallocaties langs, om daar de nodige publiciteitsspullen en aankledingsmateriaal – banieren, posters, karakteristieke Djimmie-de-witte-hond-tafeltjes voor brochures – te bezorgen, opdat er een zekere eenheid in de presentatie is. Het geeft exemplarisch de gedrevenheid weer van Suzanne Verboeket, directeur van De Betovering, het internationaal kunstfestival voor de jeugd, dat vanaf vrijdag 18 oktober de stad Den Haag inmiddels voor de veertiende keer op z’n kop zet. Want, en ga er met anderhalve fulltime beroepskracht maar aan staan: Het duizelt van honderden verschillende activiteiten in tien dagen, van toptheatervoorstellingen en unieke filmvertoningen tot daverende workshops voor theater, dans en beeldende kunst, een installatie, en – tot besluit – een limonadeconcert als tegenhanger van het aloude koffieconcert. Naast festivalcentrum Theater aan het Spui zijn er nog de andere theaters in het stadscentrum en daarbuiten die ‘aanhaken’, onder meer openbare (wijk)bibliotheken, horecagelegenheden aan de Grote Markt, en deze editie doen ook vrijwel alle musea en vele galeries mee. “Bij een peuteractiviteit moet je ze er soms op wijzen dat er een verschoonhoekje moet zijn. En natuurlijk houden kinderen van ravotten, dus is veel speelruimte wenselijk. Daarom is Theater aan het Spui zo’n prima festivalcentrum, een echt hart”. Liefst driehonderd activiteiten! “Thanks to Excel”, lacht Verboeket haar tanden bloot. “Ik kan in mijn hoofd niet eens bijgehouden krijgen wat er wanneer precies te gebeuren staat. En gelukkig hebben we al die medewerkers bij de locaties en onze vrijwilligers die met ons meewerken, zo’n 150 mensen, op wie we kunnen rekenen.”
In een eerder gesprek vertelden Marjet van Os, directeur van Theater Dakota aan de Zuidlarenstraat, en Cees Debets, directeur van Theater aan het Spui, me wat het festival in zijn ogen bijzonder maakt: “Er is in oktober geen ontkomen aan. De hele stad staat bol van jeugdtheater en daar werken we graag aan mee. Het is een geweldige manier om kinderen en ouders naar het theater te trekken”, verklaart Van Os. En Debets: “De Betovering is echt een stadsfestival, met klanken van opwinding op het moment dat de programmaboekjes op school worden bezorgd, en ouders die op het schoolplein afspreken elkaar te zullen bellen om plannen te maken”. Verboeket: “We willen graag álle kinderen dit mee laten maken. Daarom is het belangrijk dat ons programmaoverzicht via scholen wordt verspreid. Het is nu zelfs zo dat scholen die voorheen aangaven geen brochures te verspreiden, ons nu, op verzoek van ouders, bellen of ze niet toch weer op de verspreidingslijst kunnen.” En dat is wat er de laatste jaren volgens Verboeket sowieso is gebeurd: “We zijn stapje voor stapje groter gegroeid door een samenwerking vanuit veel hoeken. Door de goede verhalen van de eerste locaties waar we kind aan huis mochten zijn, konden we nieuwe locaties toevoegen, sponsors interesseren, de pers bereiken, meer publiek bedienen, werden we interessanter voor de beste gezelschappen om juist bij ons te komen spelen, en de laatste jaren ook internationaal onze neus aan het venster steken. Debets: “Heel knap dat het festival in relatief korte tijd het zo’n vaste waarde is geworden”. “Als in een opwaartse cirkel versterkt het een het ander”, zegt Verboeket. “Nog steeds is dat het geval. Zo presenteren we dit jaar voor het eerst de Orde van de Betovering. Kinderen kunnen Ridder worden. Het is onze manier van Vrienden maken, noem het crowdfunding.”

Programma
De kwaliteit, de diversiteit, de omvang en het enorme succes. Dat zijn volgens Van Os de succesfactoren van De Betovering. Debets: “Mooie voorstellingen voor een groot publiek, het publiek met toegankelijke kwaliteit verrassen en veel uitnodiging om zelf mee te doen”. “Het is natuurlijk zo,”reageert Verboeket, “dat ouders beslissen of en waar hun kind naar gaat kijken. Aan kwaliteit doen we dus geen concessies”, zegt Verboeket. “Kinderen kennen geen sociale conventies, zeggen meteen waar het op staat.Je moet kinderen durven laten dromen. Ieder festivalonderdeel is er daarom op gericht om kinderen een luikje in zichzelf te vinden en dat te openen. Daarom willen we ook graag dat kinderen zelf aan de slag gaan”. Verboeket licht er wat onderdelen uit. “In De Betoverde Tuin kun je een zelfgemaakt beeld plaatsen, of maak een zwart Coco Chanel-jurkje voor Barbie, je kunt je t-shirt met een zeefdruk laten versieren of een gezeefdrukt affiche maken, er is een textiele nalatenschap voor je oude lievelingskleding, een workshop sculpturen maken met afval uit zee, maak een uitklapstrip die precies past in een luciferdoosje, een muzikale speurtocht met restmaterialen die je van thuis meeneemt, je kunt in de kartonnen stad Tapatoe knutselen aan je eigen kartonnen winkeltje, en – primeur – er komt een workshop ‘Vingerverven met E-nummers’, de natuurlijke kleurstoffen die je in voedselwaren vindt . Er zijn goede en slechte E-nummers. Zo hopen we de kinderen hiervan enigszins bewust te maken.”
Het middelpunt in dit festijn is festivalhart Theater aan het Spui. “Voor iedere leeftijd is er wel iets te doen, maar misschien moet je je (klein)kind een handje helpen”, aldus Verboeket. “En deelname aan de activiteiten daar betaal je met ‘groentjes’, onze eigen munteenheid.”

De Betovering, internationaal kunstfestival voor de jeugd. In de herfstvakantie van 18 tot en met 27 oktober in alle hoeken en gaten van Den Haag. Meer informatie: www.debetovering.nl.

‘Ik wil de binnenwereld van Wies laten zien’

Stefanie van Leersum over Mijn jas is mijn huis

“Jongeren en kinderen zijn vaak eerlijker dan volwassenen, ze volgen nog geen sociale routes. Je merkt meteen of ze iets leuk vinden of niet. Stefanie van Leersum (23) speelt de rol de tienjarige Wies in Mijn jas is mijn huis, een muziektheatervoorstelling van NTjong en het Residentie Orkest voor iedereen vanaf zeven jaar en ouder(s).

Als actrice is ze, bij wijze van spreken, nog grasgroen achter de oren. Maar hoewel ze pas daarnet om de hoek is komen kijken liegen de wapenfeiten er niet om: ze was al te zien bij gevestigde toneelgroepen als Het Zuidelijk Toneel (Heilig Vuur), De Appel (Big Five), Oostpool – in het met een Zilveren Krekel 2013 bekroonde Hard Candy. En dan nu in een dragende rol bij NTjong: Mijn jas is mijn huis.

Ze heeft net een paar heftige repetitiedagen achter de rug, “maar het ging allemaal goed”. Stefanie van Leersum (1990) was ‘vroeger’ best verlegen, zo bekent ze ruiterlijk. Vroeger? Wat is vroeger als je al vanaf je veertiende in uiteenlopende films, tv- en theaterstukken speelde, naar de Toneelacademie Maastricht ging, daar in juni 2012 afstudeerde en vervolgens met geestverwanten toneelgroep Bouillabaisse oprichtte. Als wellicht tot nu toe meest bekende wapenfeit bracht ze het tot een gasthoofdrol in de tv-serie Van God Los 2. “Ik heb er wel flink voor gewerkt, hoor”, zegt ze, “het is me echt niet zomaar aan komen waaien. Aan de andere kant: het overkomt je. Toneel is leuk en toneelspelen nog veel leuker, zegt Van Leersum, nippend aan een appelsapje. “Ik kom niet uit een toneelfamilie. Toneel vonden ik en mijn vriendinnen op een gymnasium in Breda in eerste instantie vooral erg schaamteloos. Maar rond mijn veertiende, vijftiende ging het bij me kriebelen, toen ik op een dag een voorstelling van de Bredase jongerentoneelgroep Johnny Speelt zag. Allemaal jonge mensen. Ik sloot me aan en speelde er mee in enkele voorstellingen en in een film. We zochten zelf de sponsors bij elkaar en deden samen de publiciteit. Daarna ben ik de vooropleiding, het Landelijk Oriëntatiejaar Tilburg (LOT) gaan doen.”

In Mijn jas is een huis (7+) van NTjong – het nieuwe jeugdtheatergezelschap van Den Haag onder leiding van Noël Fischer, als opvolger van Stella – en het Residentie Orkest speelt ze de rol van Wies, een tienjarig meisje dat ergens aan het einde van de wereld wakker wordt in een pluizige, harige en donzige schapenvacht die tot jas dient, maatje oversized. Ze ontdekt dat ze niet meer in haar eigen bed ligt, ze herkent niets, alles is leeg. Dan ontmoet ze opeens een huis dat haar gedachten kan lezen, en heeft een ontmoeting met de kat Mister Robert en een mysterieus jongetje. Samen gaan ze op zoek naar de waarheid. Stefanie citeert Wies: ‘Grote mensen roepen altijd ‘komt goed, komt in orde.’ Nou, dat vraag ik me af.’ Wies heeft een trauma opgelopen. Ze denkt dat haar moeder niet meer van haar houdt. Daar word ze heel verdrietig en boos van. Ik wil de binnenwereld van Wies laten zien. Ze vraagt zich af: wat is echt en wat niet, zodat ze weg kan van het einde van de wereld. Wies is een gevoelig kind. Ik speel de rol hopelijk zo dat kinderen zich erin herkennen en meegaan in de beleving van Wies, maar toch hun eigen idee kunnen ontwikkelen over wat er met haar is gebeurd.”

Mijn jas is een huis is een muziektheatervoorstelling die wordt geregisseerd door ‘good old’ Hans van den Boom, de man die jarenlang Stella Den Haag leidde en nu voor de achtste keer samenwerkt met het Residentie Orkest, onder zes verschillende dirigenten. Van den Boom staat er om bekend erg poëtische, atmosferische voorstellingen te maken. “Van den Boom weet wat hij wil, maar laat me tamelijk vrij en staat het me toe dat we samen op zoek gaan naar de ideale Wies. Het is grappig: hij schreef ook de tekst voor de voorstelling, maar roept soms dat hij óók niet weet wat de schrijver met een bepaalde zin of bepaald woord bedoelde. Straks heb ik veertig strijkers om me heen. Zij spelen live de prachtige en ontroerende Holberg Suite van Edvard Grieg, bekend van onder meer Peer Gynt. En op de vleugel speelt singer/songwriter Lavalu live enkele songs. Zij componeert gaandeweg de repetities enkele nieuwe composities. Die omgeving, dat alles is erg spannend voor mij,” kijkt ze met haar mooie bruine ogen.

Van Leersum toont zich erg tevreden met de rol van Wies: “Ze maakt een mooie ontwikkeling door, en ze is een tikkeltje eigenwijs meisje. Ik houd van eigenwijze meisjes, en rollen met veel tekst stimuleren me om het innerlijk van het personage dat ik speel te gaan verkennen en dat vervolgens maximaal tot uitdrukking te brengen. Ze is geregeld boos. Om die emotie te spelen, daarvoor ga je graven in jezelf. Ondertussen kan ik niet letterlijk een tienjarig meisje spelen, dat zou kinderachtig worden. Maar in mooie woorden zeggen wat er scheelt, dat is wel dé manier om duidelijk te maken hoe zij zich voelt, juist voor kinderen rond de tien”.

Voor de nabije of de verder-weg-toekomst heeft ze geen specifieke glansrollen in gedachte. “Het is niet zo dat ik per se de rol van Martha of Honey in Who’s afraid of Virginia Woolf voor mijn dertigste of zo gespeeld wil hebben. Ik ben blij met de manier waarop het nu gaat. Ik heb  geen klagen. Natuurlijk wil ik mooie rollen spelen, maar ik zie wel wat er op me afkomt. Het beste wat kan gebeuren is dat ik door castingmanagers niet in een bepaald hokje wordt geduwd, geen typecasting, zodat ik aldoor dezelfde rollen moet spelen, steeds een zielig meisje, een rebelse meid of een boze moeder of zo. Ik zie wel wat er komt. Voor nu geeft deze rol me vertrouwen. Ik lig op koers”.

Mijn jas is mijn huis door NTjong i.s.m. Residentie Orkest is in Den Haag op zondag 13 oktober te zien in de Dr. Anton Philipszaal en op zondag 24 november tijdens 100% NTjong in Theater aan het Spui. Voor kinderen vanaf 7 jaar en ouder(s). Meer informatie op www.nationaletoneel.nl/ntjong.

Een harpoen als liefdesverklaring

Veenfabriek maakt muziektheater van Moby Dick

‘Als er tientallen namen bestaan voor sneeuw, hoeveel namen kan de zee dan hebben – de zee die elke seconde verandert van grijs, naar bruin, naar groen, naar blauw…’ Regisseur Paul Koek maakte bij de Veenfabriek meesterlijk muziektheater van Moby Dick.

‘Er zijn drie soorten mensen: zij die met de grond vergroeid zijn, zij die de lucht, en zij die het water verkiezen. Er zijn twee soorten mensen die het water verkiezen: zij die altijd de kust willen zien en zij die de kust niet willen zien.’ Nachtenlang heeft Paul Koek aan de zilte zeekust doorgebracht, er geslapen, in een poging de raadselen te vatten van wat of wie dat eigenlijk is, die ruisende zee. “Ik kan van zeezeiler Henk van der Velde goed begrijpen dat hij eigenlijk niet terug aan land wil”, zegt Paul Koek, regisseur van de voorstelling Moby Dick – Het Concert. “De zee heeft iets kernachtigs: waarom, waartoe bevinden we ons hier?”
De lengte en diepte van de oneindige zee is de plaats van handeling voor een gevecht op leven en dood tussen de bemanning van walvisvaarderschip de Pequod en potvis Moby Dick. Het is de excentrieke, bezeten kapitein Achmad die zijn bemanning drie jaar lang onafgebroken aan boord houdt om uit persoonlijke wraakzucht slag te laten leveren met het gevreesde zoogdier dat hem bij een eerdere ontmoeting een been heeft afgerukt.
Melvilles beroemde, vuistdikke roman is een deels op waarheid, deels op fictie gebaseerd verslag van de walvisvaart rond 1840. Door verlies van het familiefortuin trok Melville naar zee en stortte zich in tal van zwerftochten, die naderhand tot stof dienden voor zijn roman.

“Het is ongelooflijk kennis te nemen van de mate van detail waarin hij verslag doet”, zegt Koek. “Het is een bijna wetenschappelijke maar toch erg spannende en leesbare verhandeling over de manier waarop het er destijds aan toe ging in de vaart. Het is daardoor voor mij tegelijkertijd een jongensboek als een verhaal voor volwassenen”. Koek en zijn Leidse muziektheatergezelschap Veenfabriek stuitten op Moby Dick tijdens een gesprek met Anselm Weber, de intendant van Schauspielhaus Bochum, Duitsland. “We zijn rond 2010 op hun initiatief een meerjarige samenwerking gestart. Webers gedachte was om Europa naar Bochum te halen. Eerder maakten we met ‘Bochum’ Candide van Voltaire en Drei Schwestern van Tsjechov. Bij een evaluatie vertelde Olaf Kröck, de dramaturg van het Schauspielhaus, vol vuur over een optreden van de Nederlandse muziekband TRACK”. Het kwartje viel wat later, die avond nog, toen Melvilles verhaal opeens op de proppen kwam. “Met TRACK voor ogen zag ik daar toen meteen voer in voor een spannende muziektheatervoorstelling, want Moby Dick bevat flink wat muzikale elementen: eenzaamheid bijvoorbeeld, maar ook de zee, en begrippen als diepte, lengte.”

Daarna voltrokken de contouren van de productie zich vrij snel. Koek, onder meer docent aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, polste de Vlaamse dichter/schrijver/regisseur Peter Verhelst, met wie hij eerder samenwerkte in de Veenfabriek-voorstelling Medea (2011). “Hij slaagt er in mijn ogen altijd erg goed in om de mens centraal te stellen in zijn teksten. Hij is zo’n poëet die door zijn woorden hoop en troost weet te bieden, maar die ook heel goed het begrip eenzaamheid weet te onderscheppen en zich daarin vast te bijten”. Verhelst stelde een tekst op die het romanverhaal niet in lineaire zin navolgt, maar een raamwerk van vijf monologen over obsessieve verlangens die mensen uiteindelijk te gronde doet gaan, waarin beschreven is hoezeer verlangen het leven kan ontwortelen. De teksten worden uitgesproken door vijf personages: de man in het kraaiennest (‘het zeeoppervlak is een spiegel die smelt’), de man aan het roer (‘het schip is de handschoen, wij zijn de vingerkootjes, de spieren, de pezen’), de man met sterrenogen en sextant (‘alleen als je gevaar loopt, voel je dat je leeft’), de kapitein (‘mijn schip is één grote klankkast’ en ‘mijn harpoen, die is liefde’) en, ten slotte, Moby Dick (‘ik voel elke beweging die je doet’). Zij leggen hun zielenroerselen bloot terwijl ze een zeker einde voorvoelen. “Verhelst heeft in expressieve woorden de introspectie van de personages beschreven. Wat hij vooral heel goed weet te treffen is wat drie jaar opgesloten eenzaamheid op zee teweegbrengt, wat dat met een mens doet. Bij de kapitein mondt dat bijvoorbeeld uit in een nietsontziend spel met zijn bemanning, en de wil om met ziel en zaligheid op te gaan in de walvis die hij najaagt. Voor hem staat Moby Dick symbool voor een zoektocht naar een ander leven, een gekoesterd doodsverlangen, een smachten naar eenzaamheid, naar nutteloosheid, en het loslaten van wat je hebt of denkt – terwijl onder hem door het ondoorgrondelijk glinsterende zeeoppervlak zijn wanhoop versterkt. Maar ook Moby heeft haar verlangens”.

Verhelsts monologen worden afgewisseld met vette nummers. “Na een gezamenlijke eerste lezing van de tekst hebben de musici van TRACK zich afgezonderd en zijn korte tijd daarna met prachtige muziek te voorschijn gekomen. Ze houden ervan onder tijdsdruk te improviseren en laten zich niet inperken. De klankkleuren die de band schildert variëren van twaalftoonsmuziek en nummers a la Soft Machine tot modern klinkende popmuziek.

Daardoor klinkt de voorstelling als een moderne opera, of beter een hip, modern rockconcert.” En dat is iets nieuws, na eerdere verfilmingen, tv-series en, onder meer, een musical naar Moby Dick. “Ik laat me niet afleiden, ik bekijk van tevoren niets van dat alles. Ik bemoei me met geen enkele uiting, behalve de besmetting met het origineel. Dat heb ik geleerd van de onlangs helaas overleden Dick Raaijmakers, die ik als een van mijn leermeesters beschouw. Of toch: een associatief animatiefilmpje dat tijdens de repetities door een van de spelers werd aangedragen bij het zoeken naar haar rolinvulling”.
Ondertussen voelt hij zich in Bochum als een vis in het water. “Het is een plek waar beroemde regisseurs werkten, onder meer Dimiter Gottscheff. Bovendien lijken de acteurs van me te houden. De manier van werken verschilt er van de onze,en om daar wederzijds aan te snuffelen en te morrelen, dat maakt het maken van theater wel erg spannend”, besluit Koek.

Moby Dick – Het Concert door Veenfabriek is op woensdag 16 en donderdag 17 oktober 2013 te zien in Theater aan het Spui. Meer informatie op www.veenfabriek.nl en www.theateraanhetspui.nl. Telefonisch reserveren: (070) 346 52 72.

‘Ik ken de Eerste Wereldoorlog van geluid’

Diederik van Vleuten solo in Buiten Schot

Tijdens de Eerste Wereldoorlog dutte Nederland vredig voort achter zijn dijken terwijl de rest van Europa op bloedige wijze de twintigste eeuw inluidde. Dat is het heersende beeld.

Maar de verkozen militaire neutraliteit was in werkelijkheid een moeizaam in stand te houden evenwichtskoord, met het Duitse keizerrijk dat Rotterdam gebruikten als doorvoerhaven voor wapens en meer, terwijl grootmacht Engeland ons land zag als zwakke schakel in hun economische zeeblokkade. Vier jaar lang moest Nederland zich verweren tegen de diplomatieke druk van de ene partij zonder de andere te bevoordelen.
In Buiten Schot koppelt Diederik van Vleuten (voorheen de wederhelft van Erik van Muiswinkel) de kleine geschiedenis van zijn familie aan de grote geschiedenis van Nederland en de wereld. In de voorstelling doet Van Vleuten verslag van een briefwisseling van opa Sam en oudoom Jan, die in 1914, rond hun tiende levensjaar, vanuit Nederlands-Indië naar Nederland kwamen. Wekelijks schreven de jongelingen brieven aan hun thuisfront, in een suikerfabriek in Indië achtergebleven familieleden. “Die paar honderd brieven zijn godzijdank binnen onze familie bewaard gebleven”, zegt Van Vleuten. “Het zijn fascinerende beschrijvingen. Het gerommel van de oorlog, bezien door kinderogen”. Die doos vol brieven vormt voor Van Vleuten naar hijzelf zegt ‘een vehikel’ voor het vertellen van een persoonlijk relaas, zoals hij dat ook deed in zijn eerste solovoorstelling Daar Werd Wat Groots Verricht – die in 2015 in reprise wordt genomen – maar nu over de periode dat je vanuit de landsgrens soldaten kon zien lopen en in de verte gerommel van wapentuig kon horen opklinken. Van Vleuten: “Als kind hoorde Jan vanuit Brabant het kanonnengebulder van het westfront in Vlaanderen.’Ik ken de Eerste Wereldoorlog van geluid’, schreef hij”. Bijna een eeuw na dato laat Diederik dat gebulder opnieuw horen en brengt hij de onvoorstelbare jaren 1914-1918 naar het theater. Op zijn volstrekt eigen manier: een verhaal, een piano, een halfvergane, doorgeroeste oorlogshelm, een paar foto’s en een simpel decor, doorsneden met mooie liederen. Zo komen onder meer een slagveldvakantie met oom Jan, een aanslag in Sarajevo, een pianoconcert voor de linkerhand, een kerstbestand, een watersnood ter sprake, en een Duitse keizer die voor de deur staat. “Ongelooflijk. De tijdgeest liet toe dat we de Duitse keizer na 1918 onderdak verleenden, in Huis ten Doorn. Hij werd pas in 1941 met veel vertoon door de Duitse Wehrmacht ten grave gedragen. Een geheel andere tijd was dat. Dat frappeert, en het toeval wil dat ik juist nu onderweg ben voor een optreden in Doorn, in dat Huis van mijn voorstelling”.

Van Vleuten heeft een zekere fascinatie opgevat voor het geschiedenisvak. “Waar die vandaan komt?” herhaalt de Geert Mak van het theater gemakshalve de vraag, “dat weet ik niet, het zit nu eenmaal in mijn genen. Thuis bezochten we op vakanties altijd ruines, musea, kastelen. Mijn ouders en opa waren beiden documentalist en schreven memoires. Dus dat zal het zijn”.

Buiten Schot van Diederik van Vleuten is te zien op zaterdag 5 oktober 2013 in Theater Diligentia en op donderdag 15 mei 2013 in de Koninklijke Schouwburg. Meer informatie op www.diederikvanvleuten.nl en www.diligentia-pepijn.nl. Telefonisch kaarten reserveren: (070) 361 05 40 (Diligentia) en 0900-3456789 (KS).

 

Mannen met een missie

Peter Faber en Frans Schraven nemen plaats over van Mini & Maxi in ‘Don Quichot’

In de reprise van Don Quichot maken Mini & Maxi plaats voor een nieuw komisch duo: Faber en Schraven. Mannen met een missie. Niet alleen in Don Quichot, maar ook in het dagelijks leven.

Peter Faber heeft in het theater zijn sporen ruimschoots verdiend: toneel, musical, film en televisie. Hij was medeoprichter van het legendarische Werkteater en kreeg tweemaal een Louis d’Or, de Nederlandse toneelprijs voor beste mannelijke hoofdrol. Maar Faber schrijft ook columns, is maker van talloze solovoorstellingen en kinderprogramma’s. Hij is directeur van Peter Faber Optimist BV en oprichter van de Peter Faber Stichting. Zijn online motto: ‘Iedereen kan, velen willen, enkelen durven, durf te worden wie je bent!’ Zijn doel: Iedereen ongeacht achterstand of beperking de switch laten maken van destructieve naar creatieve energie.’ Dik 55 jaar beloopt de professionele carrière van de nu zeventigjarige meester-mimespeler, die optreedt in theaters, in het sociaal-maatschappelijke circuit en voor werkend en studerend Nederland, van jong tot oud. Hij maakt dan gebruik van zijn eigen levensverhaal. Faber doceert als ik hem spreek: “Alles wat gedaan wordt met ABC – Aandacht, Betrokkenheid en Creativiteit – creëert Resultaat. Energie, plezier in het werk, vindingrijkheid, productiviteit en intense betrokkenheid bij werk en elkaar, komen dan op natuurlijke wijze tevoorschijn. Iedereen maakt met ABC de switch van passief naar actief in het leven staan. Verliezer wordt winnaar. De motor is altijd en overal: Ik kan het, ik wil het, ik doe het. Nu!”

Ook acteur, danser, choreograaf, zanger en theaterproducent Frans Schraven (54) is binnen en buiten het theater een druk baasje. Zijn theaterdebuut was in 1987 toen hij meedeed in de eerste Nederlandse productie van de musical Cats. Daarna was hij, in 1988, mede-oprichter van theatergezelschap en productiebedrijf OpusOne, waar hij als creatief directeur nog altijd aan verbonden is, en dat een officieel leerbedrijf is. Schraven kreeg zijn dansopleiding bij pionier Benjamin Feliksdal aan diens toenmalige European School of Jazzdance, maar heeft zich in de loop der jaren ook toegelegd op doceren en choreograferen. Schraven is ook artistiek leider van LEF, een project dat jongeren van diverse Amsterdamse scholen in contact brengt met dans en theater. Hij zet zich daarnaast in voor allerlei wijk-, buurt- en straatprojecten ten behoeve van jongeren in zijn Amsterdamse woonwijk.

Faber en Schraven zijn voor elkaar zogezegd ‘oude bekenden’, niet alleen letterlijk in hun rollen, maar ook in levenden lijve: in 2008 vervulden ze eenzelfde rolverdeling in de musical De Man van la Mancha. En in 2007 werkten ze samen in De kleine Prins, uitgebracht door OpusOne.

Het tweetal vervangt ‘oudgedienden’ Peter ‘Maxi’ de Jong en Karel ‘Mini’ de Rooij in de twee dragende, tragikomische, niet-dansante rollen van Ratmansky’s fraaie choreografie Don Quichot, omdat zij verstek moesten laten gaan. Faber neemt de titelrol voor zijn rekening van de naar ideale liefde en romantiek hunkerende, wat stuntelige ridder met – zoals dat heet – het droeve gelaat. “Ik ben niet allereerst een danser,” is Faber van mening, “al ben ik een getraind mimespeler. Ik ben dus zeker aan bewegen gewend. Alleen ben ik niet getraind om dat zo exact op de maat van de muziek te doen.” Het moet van Faber niet op pantomime gaan lijken. “In vergelijking met Peter de Jong probeer ik de rol meer te verinnerlijken, dat is me als toneelspeler wel toevertrouwd denk ik. Ik wil een oude landheer laten zien die verdwaasd door zijn strijd tegen onrecht en zijn liefde voor Dulcinea, poëzie en het leven, maar die vooral door verbeeldingskracht jong blijft.” . Schraven geeft gestalte aan diens gedienstige en goedlobbige ‘bijzit’. “Ik wil graag een aandoenlijk, schransgraag hulpje spelen, die zijn heer met clowneske boerenslimheid omringt en verpleegt. De lamme helpt de blinde, zoiets, maar dan een lamme die vooral zwelgt bij het ruiken van de kans om zich ten lange leste ongans te kunnen eten en laveloos te drinken.”

Het contact met Faber en Schraven is in eerste instantie door Rachel Beaujean, hoofd van de artistieke staf van Het Nationale Ballet, tot stand gekomen. Schraven: “Ik ken Rachel nog uit de tijd dat ze soliste was. Toevallig belde ik haar driekwart jaar geleden om haar te polsen voor een rol in onze productie The Normal Heart. Dat was precies het moment dat zij het eerder die dag met Ted Brandsen had gehad over de invulling van het illustere tweetal. Een en een bleek twee. Gelukkig bleek ook Peter bereid en tijd te hebben.

“De dvd heb ik van de zomer zeker tienmaal bekeken”, zegt Faber. “Ik ken nu alle scènes uit mijn blote hoofd”. Toch moet hij op de avond at ik hem spreek thuis aan de bak. Choreologiste Sandrine Leroy, die de instudering doet, heeft Faber gevraagd het menuet voor morgen terdege voor te bereiden. “Dat moet dan maar op het toilet thuis”, grapt Faber. Fabers counterpart Schraven was al sinds 2010 bekend met de productie, want toen presenteerde hij de kindermatinee van Don Quichot.

Allebei zweren ze bij training. Faber: “Bij het opstaan, na het tandenpoetsen, train eerst twintig minuten mijn emotionele en creatieve ‘spieren, en doorloop dan stadia van vrijwel blinde woede tot contemplatieve stilte. Verder doe ik Tibetaanse oefeningen en ga ik bijna iedere dag met mijn hond lopen.” Schraven: “Ook ik train altijd en iedere dag. Misschien wat minder gedisciplineerd, maar als danser heb je gewoon een behoefte aan beweging.”

Ze vinden het allebei reusachtig om straks het podium te delen met topdansers en daarbij ondersteund te worden door een volwaardig symfonieorkest. Faber: “Het is een droom. Schraven: “Een cadeautje.”