Willem Bruls over ‘Gesamtkunstwerk’ op Internationaal Wagner Congres
‘Als Wagner nu geleefd zou hebben, dan zou je hem waarschijnlijk aantreffen aan een pc, tikkend op een keyboard’, lacht Willem Bruls. ‘Jaren geleden sprak ik eens de achterkleinzoon van Wagner. Hij sprak toen de voorspelling uit dat zijn overgrootvader, als deze nog in leven zou zijn, vast in Hollywood zou wonen en allerhande 3D-middelen zou gebruiken. En dat zou best eens een kern van waarheid in kunnen zitten. Vergeet niet dat Wagner voor zijn speciaal daartoe geconstrueerde theater in Bayreuth als eerste voor gaslampen koos en deze inzette bij voorstellingen. Want volgens Wagner moest alles wijken voor het optimaal ondergaan van een voorstelling. Het moest een Gesamtkunstwerk zijn.’
Dramaturg Willem Bruls is een van de reflectoren op het Internationaal Wagner Congres dat De Nederlandse Opera (DNO) ter gelegenheid van 200 jaar Wagner in Het Muziektheater van donderdag 28 november tot en met zondag 1 december houdt. Hij zal vier toonaangevende wetenschappers en academici die zich op vrijdagmiddag concentreren op het thema Wagner & het Gesamtkunstwerk met een slotoverweging van antwoord voorzien. Maar hij doet nu al graag een boekje open. “Het ging Wagner niet alleen om de kunsten op het toneel, een samengaan van tekst, muziek en visualisering; maar ook om de uitwerking op het publiek. Daarom eiste hij een ‘onzichtbaar’ orkest, weggestopt in een orkestbak; en weg met de gebruikelijke zaalverlichting tijdens de voorstelling, weg met het voetlicht en het souffleurshok, weg met de loges en de diverse rangen. Het auditorium moest, net als in het Athene van de oudheid, een onverdeelde, steil oplopende cavea zijn die door convergerende zijden op niets anders uitzicht moest geven dan op het toneel. ‘Het interessante aan Der Ring des Nibelungen van DNO is nu dat Pierre Audi die uitgangspunten geregeld omdraait. Zo neemt het orkest, in tegenstelling tot de ‘oerzaal’ in Bayreuth, pontificaal plaats op het toneel en zijn de zangers heel dicht bij het publiek opgesteld. Dat raakt daardoor zeer direct bij de voorstelling betrokken. Op een tegenovergestelde manier wordt zo toch bereikt wat Wagner eigenlijk wilde’.
Volgens Bruls, die in de foyer van Het Muziektheater Amsterdam regelmatig inleidingen verzorgt op producties van DNO, is Wagners allesomvattende theorie van het Gesamtkunstwerk dat de componist in het boekwerk Oper und Drama (1851) introduceerde, in de pakweg 160 jaar daarna in belangrijke mate geëvolueerd. ‘Heeft het echt gewerkt? Dat kun je je vandaag de dag afvragen. Aan felle spot en hoge geestdrift is over de droom van het Gesamtkunstwerk geen gebrek geweest. En je kunt terecht de vraag opwerpen waartoe Wagners weergave van de Germaanse mythe die het tot uitdrukking moest brengen, heeft geleid. In sociaal-maatschappelijk opzicht bijvoorbeeld zijn de uitgangspunten ervan in de Tweede Wereldoorlog gebruikt’.
‘Het is goed dat DNO dit doet’, oordeelt hij over het aanstaande congres. ‘Ik zou het toejuichen als er vaker wordt gereflecteerd op de state of the art van deze kunstvorm. Misschien niet jaarlijks, maar bijvoorbeeld tweejaarlijks. Dat is DNO, vind ik, ook aan zijn stand verplicht.’
Kader:
Willem Bruls (1963) studeerde letteren en kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij schreef verschillende boeken over opera en muziektheater, waaronder Godenschemering (over Wagners Ring). In 2009 verschenen essays van hem onder de titel Mijn opera. Willem Bruls is als dramaturg verbonden aan het Kameroperahuis Zwolle en de Operadagen Rotterdam.
Als dramaturg werkt Bruls regelmatig samen met Pierre Audi. Ook werkt hij mee aan The Tempest, de productie die choreograaf Krzysztof Pastor in juni 2014 uitbrengt bij Het Nationale Ballet. Met Pastor maakte hij bewerkingen voor Romeo and Juliet (Scottish Ballet, Glasgow) en Shéhérazade (Het Nationale Ballet).