Was Bach zelf een danser? Bach swingt, klinkt het geregeld in danskringen. In Back to Bach laten de choreografen Hans van Manen, Krzysztof Pastor, David Dawson en Ernst Meisner zien hoe dat in zijn werk gaat. Maar zijn muziek wordt ook als heilig beschouwd. Wat maakt de muziek van Bach dan zo aantrekkelijk voor choreografen? Was Bach zelf soms een danser?
“De essentie is”, zegt Matthew Rowe met een geconcentreerde, lichtelijk hemelwaarts gerichte blik in de ogen, “dat de muziek van Johann Sebastian Bach rechtstreeks is afgeleid van dansvormen die toen in zwang waren”. De muzikaal leider van Het Nationale Ballet en chef-dirigent van Holland Symfonia vervolgt: “En van die dansen waren er nogal wat in de mode, met name in hofkringen ten tijde van de barok: allemandes, courantes, gavottes, bourrees, polonaises, gigues, sarabandes, menuetten. Al die vormen zijn regelmatig te beluisteren in composities van de grote Bach”. Johann Sebastian Bach (1685-1750) heeft nooit muziek specifiek voor dans geschreven. Maar veel van zijn composities zijn uitermate ‘dansant’. Vanwege het heldere ritme, de muzikale rijkdom, de emotionele gelaagdheid én de tijdloze vitaliteit. ‘Bach swingt’, weten veel choreografen.
Velen noemen Bachs muziek zwaar of ingewikkeld. Maar even zo vaak klinkt zijn muziek ritmisch en opgewekt. In het boekwerk Dansen met Bach belicht Wim Faas een andere, lichtere kant van Bach.Faas brengt naar voren dat vele van Bachs composities zijn gestoeld op traditionele vormen van en motieven uit volksdansen. Die werden door hem omgevormd tot concertdelen die alleen nog een losse band hadden met de oorspronkelijke dansen. De dansvormen zijn te herkennen in vele, vele van zijn suites en partita’s maar ook in diens orgelmuziek, cantates en zelfs passiemuziek – de slotkoren van de Matthäus en de Johannes Passion zijn in de kern sarabandes. Alreeds in Bachs tijd was het zo dat het spelen of het dansen van een allemande als hemel en aarde van elkaar verschilden, zo is bekend uit verschillende bronnen. Dat komt doordat Bachs dansmuziek wel is geinspireerd op de dansen uit hofkringen rond Lodewijk de Veertiende, de Zonnekoning, maar niet meer geschreven is om daadwerkelijk op te dansen.
Lodewijk stichtte in 1661 de Académie Royale de la Danse, een verbond van dertien dansmeesters uit Frankrijk. Zij legden in handboeken de basisprincipes van het klassieke ballet vast. Rond 1653 ontstond onder leiding van Lodewijk het ‘ballet de cour’, een totaalspektakel. Dansmeesters, vaak componisten of musici, werden aangesteld voor het aanleren. Was het dansen in eerste instantie om naar te kijken en de uitvoering voorbehouden aan geschoolde dansers en danseressen, algauw wilden de hofdames en -heren zelf dansen. Er werd aan het hof natuurlijk niet gevolksdanst. De gebruikte dansen sproten voort uit volksdansen maar de pasjes en bewegingen werden ontwikkeld vanuit de balletkunst.
Faas: ‘Tijdens Bachs leven was wat we nu Duitsland noemen in wederopbouw na een desastreus verlopen dertigjarige oorlog. De Duitse adel spiegelde zich in die periode aan de grandeur van het hof van Versailles. Franse invloeden verspreidden zich zo over de talloze vorstendommetjes’. Muziek, dans en ballet dienden de grootsheid van Lodewijk te onderstrepen maar ook om de adel bezig te houden. Franse dansmeesters waren kind aan huis aan Duitse hoven, onder wie Thomas de la Celle, een leerling van Jean Baptiste Lully, evenals Jean Baptiste Volumier. Bachs dansmuziek is daardoor geënt op de statige Franse stijl van Lully, maar hij maakte er dan wel compleet zijn eigen muziek van. En dat niet alleen. Rowe: “Voor choreografen is de muziek van Bach erg dankbaar in het gebruik. Want Bach legde vaak een verband tussen twee of meer ‘stemmen’. Dat verleent choreografen de mogelijkheid om gelijktijdig twee of meer verschillende verhalen, lees: bewegingen, te vertellen. En dus ook om twee dansers of twee koppels dansers in te zetten.”
Volgens Rowe zijn Bachs composities ook hierom ‘handig’ voor choreografen: “Tellen”. In de zeventiende eeuw werd de belangstelling voor meetkunde allengs groter en gewichtiger, en dat had invloed op de ontwikkeling van het klassieke ballet. Een choreografie weerspiegelde vaak de belangstelling voor perspectivische lijnen en geometrie. Zo’n ‘horizontale’ of ‘geometrische’ dans werd uitgevoerd door een relatief grote groep dansers, die geometrische figuren op de dansvloer beschreven. Barokmuziek kent een ritme van 60 tot 64 tellen per minuut, hetzelfde ritme van onze hartslag. Door deze muziek te horen gaan de hersenen op dit ritme werken, waardoor ze in een ‘alfastaat’ komen. In die staat kunnen mensen tot vijf keer zo snel leren.
Deskundigen menen bovendien dat al de muziek van Bach gecomponeerd is aan de hand van een verborgen getallensymboliek. Een componist moest indertijd zijn muziek baseren op een van tevoren aan de hand van getallen bepaald patroon, precies zoals God het heelal had ‘geconstrueerd’. Of, zoals Matthew Rowe het uitdrukt: “Bachs muziek, die vaak als heilig wordt beschouwd, dat is er een van tellen. Dansen is in de kern hetzelfde”. De vraag lijkt gewettigd: Heeft Bach zelf gedanst? Was Bach zelf een danser?
Uit Faas’ werk: ‘We kunnen het bij zijn statige verschijning – zijn beeltenis met pruik op het hoofd – bijna niet voorstellen. In de literatuur over hem komt een letterlijk dansende Bach niet voor. Maar het is niet onmogelijk dat hij een dansje kan hebben gemaakt. In zijn kinderjaren bijvoorbeeld, met zijn vrouw misschien. Een menuetje of zo misschien.’ Kan best kloppen dus. Zijn Notenbuchlein fur Anna Magdalena, zijn tweede vrouw,staat immers vol met eenvoudige menuetten en polonaises.
KADER
Choreografen over Bach
‘Waarom gaan Hans van Manen en Bach zo goed samen? Misschien omdat Van Manen precies weet hoe lang zijn dansers over elkaars armen mogen strijken wanneer Bach een akkoord even laat uitklinken, aldus recensente Annette Embrechts. Van Manen zelf: “Bach is geweldig muzikaal, het zijn geweldige composities. Het ritme dat hij kiest, de speciale melodieën. Zijn muziek dwingt me ertoe zuinig om te gaan met bewegingen en juist stelling te nemen tegen decoratie.” Voor zijn nieuwe werk maakt Van Manen een assemblage van bestaande choreografieën op muziek van Bach.
“Barokdansen inspireren mij”, licht Krzysztof Pastor toe, “maar natuurlijk blijft In Light and Shadow míjn fantasie en míjn dansidioom. Pastor gaat uit van twee integrale composities van Bach. “Ik houd er niet van om muziek te bewerken door erin te knippen en haar te vervormen. Bach schreef zijn muziek in glorie van god, maar ook van zijn opdrachtgevers. En daarmee in glorie van de mens.” Pastor is van mening dat de tijdgeest van de barok vergelijkbaar is met onze tijd. “Het eclectische dat de barok kenmerkt, is terug te zien in allerlei vormen van hedendaagse kunst. In de barokmuziek was improvisatie erg populair. Van Bach met zijn mathematische discipline weten we dat hij dol was op improvisatie.”
“Bach is voor mij de ultieme componist”, zegt David Dawson. “Bach werkt met thema’s die steeds terugkeren. In deze choreografie werk ik met hetzelfde principe. In het Pianoconcert nr. 1 keert hij terug naar een bepaald moment en komt daar anders weer vandaan. Dat wilde ik ook bereiken met deze choreografie. De dansers moeten als het ware de muziek imiteren en één worden, als een visualisatie van de muziek door beweging.”
Ernst Meisner gaat voor het eerst in zijn carrière als choreograaf de strijd aan met de muziek van Bach. “De gelaagdheid van zijn composities spreekt me erg aan. Ik heb nooit eerder wat op Bach gemaakt, dus het is voor mij een verrassing wat er gaat gebeuren. Noem het een uitdaging.”
Het is niet voor het eerst dat Het Nationale Ballet een Bach-programma danst. Eerder was er in het jaar 2000 een dergelijk programma, met onder meer In Light and Shadow en A Million Kisses to my Skin.
Het programma Back to Bach door Het Nationale Ballet is van 11 tot en met 19 oktober 2014 te zien in Nationale Opera & Ballet te Amsterdam. Meer informatie op http://www.operaballet.nl.
Dansen met Bach (2013) van Wim Faas is een uitgave van Uitgeverij Aspekt.