Heavier than heaven

‘Macbain’ = Macbeth ft. Cobain

In Macbain koppelt theatergroep Dood Paard van Kurt Cobain en Courney Love aan de heer en dame Macbeth.

Sloeg Kurt Cobain, popicoon van de nineties, de hand aan zichzelf of werd hij in koelen bloede vermoord? Het wemelt sinds 1994 nog altijd van de complottheorieen. En waar rook opstijgt is vuur. Toch? Maar in maart vorig jaar sloeg de politie van de Amerikaanse stad Seattle het dossier rond Cobain definitief dicht, hoewel net daarvoor een cold case team na twintig jaar nieuw fotomateriaal in een politiekluis had ontdekt. Krap drie maanden later liet de vader van Courtney Love, met wie Cobain gehuwd was, weten dat het zijn dochter de moordenares moet zijn geweest. Zijn argument? In een cynische tekst van Cobain op een notitievel van een hotel nabij San Francisco, zet de zanger zijn echtgenote Courtney Love weg als een op ‘geld beluste, drugsverslaafde hoer’.

Bewijzen, in beide richtingen, zijn er te over. Cobains in hanepoten geschreven afscheidsbrief waarvan het laatste deel trouwens niet door hemzelf geschreven lijkt, stond een zin uit Neil Youngs nummer Hey Hey, My My (Out of the Blue): ‘It’s better to burn out than to fade away’. Het is beter te branden dan langzaam uit te doven. Van hem is bekend dat hij altijd al wilde behoren tot de Club van 27, popmusici die in hun 27e levensjaar het leven lieten: Jim Morrison (The Doors), Janis Joplin, Jimi Hendrix, Ian Curtis (Joy Division). Geen slecht rijtje qua muziekgrootheden. Later voegde Amy Winehouse zich daar nog bij. En dan: was ook de gekozen bandnaam Nirvana niet een teken aan de wand? Bovendien leed Cobain net als zijn moeder aan een helse, chronische maagaandoening die hij bestreed met heroïne. En hij slikte daarbij onder meer Rohypnol en Ritalin.

Monsterlijke roem
Cobain had altijd al beroemd willen worden. Toen eind 1991 Nevermind, Nirvana’s tweede album, de eighties omtoverde tot de nineties en Dangerous van Michael Jackson voorbijstormde in de hitlijsten, verhulde Cobain niet dat het verworven succes als een molensteen om zijn nek hing. “Soms krijg ik een afkeer van Nirvana, dat beest, die machine die onze groep tegen onze zin is geworden. Allemaal hebben we overwogen weer op een straathoek te gaan spelen.” De roem werd een monster.

Ondertussen had Cobain een huwelijk gesloten met Courtney Love, zangeres van de groep Hole, maar vooraleerst fulltime groupie. En structureel desperately seeking money. Ze kregen al snel een dochter: Frances Bean Cobain. In een interview met Vanity Fair in de maand dat Frances geboren werd, gaf Love aan dat ze heroïne had gebruikt tijdens haar zwangerschap. Twee weken na haar geboorte werd Frances Bean op bevel van de kinderbescherming uit huis geplaatst en verbleef ze enkele weken bij een familielid van Love. Pas na veel juridisch getouwtrek kregen Cobain en Love de voogdij over hun dochter terug. Is zelfmoord vanuit dat perspectief dan juist wel of niet logisch?

Macbain
Dood Paard koppelt Cobain aan Macbeth, en Love aan Lady Macbeth. Macbeth, een van de donkerste Shakespearetragedies, gaat over een Schotse generaal die van drie heksen hoort dat hij op een dag de troon zal bezitten. Door zijn over-ambitieuze echtgenote gaat hij daarna over lijken. In Macbain zien we hoe Macbeth en zijn vrouw zich na de moordpartijen terugtrekken in hun kasteel, vluchtend in waanzin, wachtend op de eigen dood. Shakespeares tekst is door Dood Paard vermengd met dagboekfragmenten en songtekstflarden van Kurt Cobain. Maja Topper van Dood Paard: “Macbeth en Cobain delen een blinde ambitie, de eerste naar macht, de tweede naar roem, die monsterlijke vormen aanneemt en hen verzwelgt. Ze zijn aan het wachten, maar weten niet waarop. Ze zijn bang, opgesloten in hun hoofd”. Bij elkaar opgeteld inderdaad misschien overwegingen voor een shot in the head met een hagelgeweer.

Macbain van Dood Paard is op woensdag 27 en donderdag 28 mei 2015 te zien in Theater aan het Spui. Meer informatie: www.doodpaard.nl en www.theateraanhetspui.nl . Telefonisch reserveren: (070) 346 52 72.

 

Advertentie

Het scheermes van het eigen ongeloof

Shakespeares klassieker Othello verrijkt met muziek Verdi’s opera

Beleef een heuse, gróte ‘Shakespeare’ tussen de mysterieuze grotten, het krijtwitte mergel en het lommerrijke bladgroen van Openluchttheater Valkenburg. Toneelgroep Maastricht speelt er in de zomermaand-bij-uitstek een eigengereide en zeer muzikale versie van Othello. Een strijd om de ziel van de mens. Met fatale afloop.

Limburg: stukje buitenland in Nederland. Clichébeeld. Maar het Openluchttheater Valkenburg, prachtig gelegen met zijn fantastische natuurlijke ambiance, daar zindert het écht, van nature. Het is een uitgesproken romantische, betoverende plek zelfs. Toch lijkt Shakespeares hoofdfiguur Othello eerder betoverd dan betoverend. Op het oog is hij een standvastig krijgsman, maar hij laat zich al gauw de kaas van het brood eten. Hij verandert gaandeweg regelrecht in een loser, voelt zich als een speelbal – tussen vriend en vrouw, en tussen blind vertrouwen en grenzeloze hartstocht. Als de jaloezie tot gek wordens toe in hem kruipt, zelfs nietsontziend in hem opvlamt, ziet hij verraad aan voor oprechtheid en liefde voor overspel.

Regisseur van de voorstelling Servé Hermans, een van de twee artistiek leiders van Toneelgroep Maastricht, doet een doekje open over de versie die hij van dit stuk in gedachten heeft. Zijn kernvraag: Wat gebeurt er op het moment dat een buitenstaander zich op jouw grondgebied begeeft.

Servé, wat spreekt je zo aan in Othello?
Shakespeares tekst en intrige zijn subliem. En hoewel het rond 1604 geschreven is, wordt het als het eerste ‘moderne’ toneelstuk beschouwd. Waarom? Omdat de held openlijk zichtbaar aan zichzelf twijfelt. En helden twijfelden, althans in die tijd, nou eenmaal nooit ofte nimmer.

Othello wordt getolereerd om wat hij kán, niet om wat hij ís.
Othello is een Moor, afkomstig van vreemde bodem, een buitenstaander die zich perfect heeft aangepast. Prima berekend op zijn taak. Als generaal van het Venetiaanse leger heeft hij daarnet een veldslag gewonnen. Hij treedt meteen daarop in het huwelijk met Desdemona, de bloedmooie blanke dochter van een invloedrijk Venetiaans senator. Maar toch wordt de kiem voor een bloederige afrekening pas definitief gelegd op het moment dat legerleider Othello zijn vriend Jago passeert, en Cassio tot officier benoemt. Opeens kijkt Jago vol afgunst naar Othello: waarom valt deze buitenstaander, een man van vreemde bodem immers, wél alle eer toe, terwijl zíjn blinde trouw over het hoofd wordt gezien? Oordelen, vooroordelen en angst voor het onbekende verschaffen Jago vervolgens een welkome voedingsbodem voor de listige valstrikken waarmee hij de onwankelbaar geachte Othello op zijn grondvesten weet te laten daveren, en in het scheermes van zijn eigen ongeloof te storten. Daar staat hij dan, Othello, een gevierde held, precies een dag na zijn superieur gewonnen veldslag opeens opnieuw middenin het strijdperk. Maar nu schutterend in de arena van zijn eigen emotionele ondergang.

Othello is een buitenstaander op vreemde bodem
Juist! Als geboren Limburger speelde ik jarenlang bij NTGent en kreeg daar vrijwel onvermijdelijk het predikaat van ‘Hollander’ opgeprikt. ‘Waarom niet een van ons?’, werd meer dan eens hardop geroepen. Niet altijd fijn. Terug op Limburgs grondgebied proef ik hier soms dezelfde afstand tot buitenstaanders. Die opstelling verontrust me. Kijk, door de sluiting van de mijnen eind jaren vijftig veranderde Limburg van meest welvarende opeens in een van de armste provincies. Niet leuk, natuurlijk. Het leverde velen hier een minderwaardigheidscomplex op. Maar als Limburgers niet bereid zijn de geboortegrond waar ze hun identiteit aan ontlenen te delen, dan wordt het nooit wat. Limburg moet wat dat betreft veranderen als het volwassen wil worden, het moet emanciperen, toleranter worden. Limburg moet ophouden met zeuren en met vertrouwen de toekomst inkijken. Aspecten die je zó, zonder omwegen ook in Othello kunt aanwijzen.

Vele argumenten om Othello te spelen. Wat is er straks buiten de locatie en het stuk nog meer te beleven?
Fragmenten uit Verdi’s operamuziek worden live gespeeld. Dat is verrijkend. Daardoor wordt bovendien de onderbuik van het stuk hoorbaar, zichtbaar bijna. De emotionele onderlaag die broeit onder Shakespeares fenomenale taal en poëzie, wordt perfect invoelbaar. Er ontstaat zo een nieuwe versie van dit epos vol liefde, jaloezie en angst. Let wel: geen opera. Ik ga de muziek organisch inzetten. Een voorbeeld: als Othello met zijn basstem zingend inzet en Desdemona op viool antwoordt, dan is het meteen zonneklaar dat en wat ze in elkaar zien. En live zingen ontwapent acteurs. Dat zorgt vanzelf voor een andere spanning in het stuk. Een grote productie ook, vergeet niet dat er straks twaalf spelers op het toneel staan. Met in de hoofdrollen, oneerbiedig gezegd, oudgedienden naast jong talent: Koen De Sutter en Michaël Pas zij aan zij met de pas in 2014 in Maastricht afgestudeerde Julia Akkermans. Bovendien is er de nieuwe vertaling van Jibbe Willems, die sinds kort vast aan ons huis is verbonden. En ook daarom is Othello zeker een voorstelling om echt naar uit te kijken.

Othello van Toneelgroep Maastricht is van donderdag 25 juni tot en met zaterdag 11 juli 2015 te zien in het Openluchttheater Valkenburg. Tickets en overnachtingen op openluchttheater-valkenburg.nl. Meer informatie: toneelgroepmaastricht.nl. Na de zomer volgt een tournee langs festivals en theaters.

 

Op zoek naar expliciete wurgsex

Morbide bewegingsspel in The Dahmer Syndrome

The Milwaukee Cannibal. Zijn naam wordt in de Verenigde Staten steeds in een adem genoemd met begrippen als seriemoord, necrofilie en kannibalisme. Jeffrey Lionel Dahmer (1960) is zijn paspoortnaam. Als slachtoffers koos hij niet-blanken, hoewel daarmee niet gezegd is dat hij een racistische aard had – op de plaatsen delict in zijn woonomgeving kwamen namelijk veelal niet-blanken voor. Het politieoptreden wordt – zoals vaker in de VS de laatste tijd – als racistisch, nalatig en op zijn minst als niet-adequaat beschouwd.

In 1970, tijdens een familiediner met kip op het menu, vroeg de toen tienjarige jongen aan zijn vader, beroepsscheikundige, wat er zou gebeuren als de kippenbotten zouden worden gebleekt. Zijn vader nam deze vraag op als interesse in het scheikundige vak en beantwoordde die door Jeffrey te leren hoe producten chemisch zijn op te lossen.

Later zou Jeffrey Dahmer verwante morbide technieken met groot oplossend vermogen gebruiken voor het letterlijk laten oplossen van zijn menselijke slachtoffers, of ze soms op sterk water zetten. Nog later gebruikte hij uiteenlopende scheikundige toepassingen voor het bereiken van zijn waandenkbeelden: hij drogeerde zijn slachtoffers en boorde enkele van hen een gaatje in hun schedel en goot er daarna onverdund zoutzuur in. Zijn veronderstelling en doel waren om willoze zombies te creëren, fantomen die bereidwillig al zijn eerst latente, maar later erg expliciete seksuele wensen zouden vervullen.

Rond 1990 trok hij wekelijks naar homobars, waar hij onder het gebeuk van discoritmes bij toerbeurt een slachtoffer verleidde met hem mee naar huis te gaan. Na de mannen eerst in een alcoholische of anesthesistische roes te hebben gebracht, doodde hij hen vervolgens, gewetenloos, en ging daarna over tot necrofiele seksuele handelingen. Die liet hij volgen door een gedegen lichaamsontleding. Vaak ging hij ertoe over om afgehakte lichaamsonderdelen te bewaren in zijn koelkast, sommige van zijn slachtoffers begroef hij, soms zette hij delen van de lichamen (bijvoorbeeld de penis) op sterk water, als waren het trofeeën, en zette hij ze voor zichzelf te kijk.

Zeventien jonge mannen kwamen zo, soms terwijl ze nog half bij bewustzijn waren, aan hun weerzinwekkende einde. Ten slotte werd hij opgepakt – maar pas na vele, vele aanwijzingen die aanvankelijk door de politie in de wind werden geslagen – door toedoen van een jongen die zich uit Dahmers klauwen wist te bevrijden en daarna de politie inschakelde.

Dahmer werd in 1992 veroordeeld tot 957 jaar cel en naar de gevangenis van Ohio overgebracht. Daar bekeerde hij zich tot christen. Dik twee jaar na zijn gevangenneming werd hij daar om het leven gebracht. Zijn moeder bepaalde dat zijn hersenen voor later onderzoek geconserveerd mochten worden. Maar zijn vader daagde haar hierom voor het gerecht, teneinde Jeffrey Dahmers wens om gecremeerd te worden, in vervulling te kunnen laten gaan. In 1995, een half jaar na Jeffrey Dahmers dood, werd de vader door een rechter in het gelijk gesteld en daardoor werden Jeffrey Dahmers hersenen vernietigd.

Niet alleen in de Verenigde Staten werd Dahmer verdacht van gruwzaam barbaarse lustmoorden, ook in West-Duitsland, waar hij een tijd als legerrekruut was gestationeerd, is een onopgeloste moord onderwerp van onderzoek geweest. Een overtuigende link werd echter niet gevonden. Misschien is die nabijheid voor de Noorse theatermaker Øystein Johansen wel de trigger geweest om rond Dahmer een bizarre voorstelling te maken: The Dahmer Syndrome.

Indringend. En precies zo begint de voorstelling van Øystein Johansen & Bunnyheadproductions, een voorstelling zilver won op het Fringe Festival van het Theaterfestival 2014, en inmiddels een bescheiden tournee door Nederland maakt.

Een minutenlange (tien? twaalf?) tergende en bijna oorverdovend makende stilte vorm het sinistere begin. Vijf goedgetrainde en -gebouwde jongemannenlijven staren het publiek aanvankelijk wat mechanisch aan, grimlachen af en toe wat flauwtjes of kijken je soms zelfs recht in de ogen aan (not done in het toneel!) en vragen je door een uitdagende, veelbetekenende hoofdknik of je ‘in’ bent. Maar gaandeweg banen ze meer leven in hun lichaam. Een van deze vijf dient zich vervolgens als verteller aan, een Engelstalige tekst die de Noorse theaterschrijver Malmfrid Hovsveen Hallum (1979) in 2014 opstelde voor het Black Box Teater in Oslo.

Vervolgens ontvouwt zich een zestig minuten durend bijna even onthutsende maar uiteraard theatrale verbeelding door Johansen en consorten van hetgeen waartoe Dahmer in staat moet zijn geweest, en zoals dat ook is gebleken uit Dahmers nalatenschap: inbeslaggenomen foto’s en wegrottende attributen van zijn, letterlijk, moordtijd.

Als de ongemakkelijke stilte uiteindelijk wordt verbroken aan de hand van een lekkere discobeat en we Dahmer zijn spel zien voeren, wordt huiveringwekkend duidelijk hoe hij zijn ontvoerde slachtoffers tot weerloze kadavers maakt. In een zinderend bal, een choreografie van de dood, perfect gedanst door vijf ‘mimers’ laat Johansen de mechanismen van wreedheid zien en onderzoekt hij de relatie tussen seksualiteit en perversie, en tussen observatie en voyeurisme. Op het podium zien we aldus vijf mensen gevangen in een glazen huis, weggestopt zoals bladeren in een herbarium of vlinders in een vitrinekast. Een glazen huis bij wijze van een diorama, waarin het universum van Dahmer zich bloedstollend ontrolt.

Regie: Øystein Johansen. Performers: Marius Mensink, Jurrien Remkes, Igor Vrebac, Erwin Dörr, Kajetan Uranitsch. Tekst Malmfrid Hovsveen Hallum. Decorontwerp: Breg Horemans. Dramaturgie: Jonas Rutgeerts. Componist: Hans Kristen Hyrve.

Gezien op dinsdag 12 mei 2015 in Theater aan het Spui. Nog te zien op 21 mei in Generale Oost (Arnhem). Deze voorstelling was in 2014 geprogrammeerd in het kader van Fringe Festival Amsterdam.

Website Fringe Festival 2014

Keith Jarretts ‘Creation’

Is live ook echt ‘live’?

Waarom raakt de pianomuziek van Keith Jarrett me toch steeds zo ontzaglijk diep? Moeilijk in woorden te vangen. De jazzgigant – maar ook klassiek pianist (Bach, Barber, Händel, Mozart, Sjostakovitsj) – weet als geen ander werkelijk magistrale technische virtuositeit te koppelen aan momenten van eenvoudige, oneindig lyrische schoonheid. Maar misschien ook wel omdat veel van zijn opnamen live tot stand zijn gekomen. En dan niet in zomaar wat zaaltjes maar in de grootste concertzalen die er wereldwijd dan ook te vinden zijn. In Nederland hebben we Jarrett, maar dan met zijn trio, voor het laatst kunnen beluisteren in de Rotterdamse Doelen. In 2012 was dat. Een nogal tegenvallend optreden, helaas. Gelukkig hoorde ik hem solo als ook met zijn trio voorheen enkele malen in betere live omstandigheden.

Dat een (jazz)musicus aan de hand van, tsjonge, veertig jaar lang liveoptredens (wie kent The Köln Concert niet?) het beste uit zichzelf weet te halen, dat is op zichzelf misschien niet eens zo verrassend of wereldschokkend. Wél dat die optredens steeds van een allemachtig hoog niveau zijn. Zo verschenen de laatste jaren opnamen solo-opnamen van optredens in Londen, Parijs, Rio de Janeiro en New York. Stuk voor stuk avonden die, hoewel op CD, je van je stuk brengen.

Met het album Creation is, op zijn zeventigste verjaardag in 2015, op de achtste mei, opnieuw een juweel solo-album toegevoegd. Deze keer is het niet een lineair ‘integraal’ live concertverslag maar een zorgvuldige compilatie van een aantal optredens die hij de laatste jaren gaf in verschillende steden: Tokyo, Parijs, Rome en Toronto.

Misschien komt het door het verscheiden, een halfjaar geleden, van zijn decennialange muzikale kompaan, bassist Charlie Haden dat hij ten volle begrijpt en zich realiseert dat zijn laatste bijzondere toetsaanslagen als virtuoos kunnen hebben geslagen, temeer daar hij jaren geleden aan een spierziekte leed – want op Creation rijgt hij voornamelijk duister klinkende ballades aan elkaar. Duister, omdat hij kennelijk ook zelf beseft dat het vastleggen van een integraal soloconcert op zijn zeventigste levensjaar op CD een hachelijke onderneming mag worden genoemd.

Geen applaus
Op de CD Creation klinkt hoegenaamd geen enkel applaus of ook maar een gedachte daaraan. En dat is in tegenstelling tot zijn vele, vele live concerten – waar doorgaans minutenlang en onophoudelijk hartstochtelijk geapplaudisseerd werd en soms wordt om meer, meer. Het concept van Creation biedt Jarrett een nieuwe manier om een spanningsboog te construeren, van de grond af op te bouwen. Het klinkt als een werkelijk nieuw live concert, zonder welke bemoeienis dan ook van het publiek. Jarrett kon op Creation vrijelijk zelf kiezen welke composities en in welke volgorde hij die wil(de) laten horen – sowieso de macht van een musicus die zijn waarde meer dan heeft bewezen. En aldus ontstaat een nieuwe (concert)werkelijkheid.

Een werkelijkheid die hypnotisch, betoverend werkt. Vanaf het openingsnummer lijkt het alsof Jarrett bewust toewerkt naar een aldoor duisterder en duisterder omgeving. En toch werkt zijn muziek bevrijdend, louterend. Als je er de tijd voor neemt. Geen klaterend applaus – maar wat een ‘virtueel’ concert! Kopen! Hebben!

‘Muziek zet je lijf in beweging’

Matangi Quartet en Lonneke van Leth Producties in ‘Music Pool’

Muziek en dans gaan hand in hand. Al eeuwenlang. De opkomst van muziek en dans verloopt dan ook voor een groot parallel – tot aan hiphop, street- en breakdance aan het einde van de vorige eeuw toe. Dans en muziek zijn als een symbiose en op z’n allerbest als een synthese. Waar een tekenaar in principe niet kan zonder papier, is een danser of choreograaf nergens zonder muziek. Voor Maria-Paula Majoor van het Matangi Quartet geldt dat ook andersom, is muziek zonder dans vrijwel ondenkbaar. “Want zodra muziek klinkt wil je bewegen, met je benen meedeinen of met de vingers meetikken op de maat. Je voelt dat muziek je lijf in beweging zet”.

Choreografe en danseres Lonneke van Leth, artistiek leider van Lonneke van Lethproducties (De Odyssee, Het Zwanenmeer) is door Majoor benaderd voor een aflevering van Music Pool, de maandelijkse concertserie van het ensemble in Theater De Nieuwe Regentes, waarin het strijkerskwartet de werelden verkent van klassiek, jazz en wereldmuziek.”Maar we brengen in Music Pool graag ook de rijkdom van andere kunstdisciplines uit de stad tot uiting”.

De ‘strijkers’ van het Matangi Quartet en Van Leth werkten eerder intensief samen. Van Leth: “Dat was in Uneven”, het jaarlijkse festival rond moderne dans en beeldende kunst dat ik enige jaren achtereen in Theater aan het Spui heb gedaan. In de editie 2011 tekende het Matangi Quartet voor de muzikale begeleiding. Toen Maria-Paula een tijdje geleden voorstelde in Music Pool de dans naar voren te halen, was het programma dan ook snel rond”.

Vrijwel iedere choreograaf geeft de voorkeur aan live muziek; voor dansers ligt dat vaak genuanceerder, vooral omdat er moeilijker te timen is. “Dat klopt”, zegt de Haagse choreografe. “De tempi luisteren natuurlijk erg nauwkeurig en ook het inzetten is altijd spannend. De samenwerking met dirigent en muziekensemble moet daarom optimaal zijn”.

Een van de choreografieën uit Uneven staat nu in Music Pool opnieuw op het menu: Mompou, naar een spannende compositie voor piano, cello en viool van Wolfert Brederode. Hij liet zich daarbij inspireren door werk van de gelijknamige Catalaanse pianocomponist. Maar ook een van de Parade-hits van 2012 De Dood en het Meisje prijkt op het programma. Destijds werd de uitverkochte reeks in een Parade-tent gespeeld onder begeleiding van cellisten van het Residentie Orkest. “Maar in Music Pool klinkt het beroemde strijkkwartet weer zoals we dat zo goed kennen, met Matangi in de reguliere bezetting met violen, altviool en cello”, zo licht Van Leth toe. Voor Matangi Quartet is het nog even zoeken naar de juiste balans. Majoor: “De dansers hebben dit werk ingestudeerd op een langzame uitvoering. Dat is wennen voor ons, want we spelen het juist altijd snel. Waarom? Je probeert natuurlijk altijd een eigen interpretatie aan een werk te geven. Dat is nu anders. Maar toch betekent deze wijze van uitvoeren voor ons een verrijking, want er ontstaan nieuwe inzichten door”.

Naast de twee genoemde werken speelt Matangi donderdagavond in Theater De Nieuwe Regentes nog twee composities en klinkt een gedicht dat wordt voorgedragen: de tekst van De Dood en het Meisje. Schubert schreef het stuk, in oorsprong een lied, aan het einde van de 18e eeuw, in een tijd waarin de dood en ziekte om zich heen grepen. Dit kan verklaren waarom Schubert deze thematiek zo duidelijk in zijn muziek verwerkte. Schuberts lied Der Tod und das Madchen is temeer belangwekkend omdat het de ontwikkeling van het strijkkwartet heeft ingeleid.

Music Pool door Matangi Quartet en Lonneke van Leth Producties is op donderdag 14 mei te zien in Theater De Nieuwe Regentes. Meer informatie: www.denieuweregentes.nl . Telefonisch kaarten reserveren: (070) 211 99 88.

 

‘Wie faalt is een loser’

Talentontwikkeling op het toneel

Een laboratorium, microkredieten en ondernemersmentaliteit. Talentontwikkeling is voor jonge theatermakers een kronkelig pad dat al te vaak leidt langs boekhouders, evaluatieformulieren en bedrijfsplannen.

Toen in 2012 rücksichtslos de bijl aan de wortel in het bestel van productiehuizen ging, was vooral het weerloze jonge talent de klos. In een tijd van ongebreidelde vrijemarkteconomie en Volkskapitalisme waren vrijplaatsen voor theaterexperimenten kennelijk te dure ondernemingen.

“Mijn naam is Naomi Velissariou. Ik maak theater. Dat is een kunstvorm waarbij mensen zich verkleden, verf op hun gezicht smeren, teksten vanbuiten leren en in het onmisbare bijzijn van anderen het bodemloze gat induiken waarboven wij als mens een beschaving hebben gebouwd.” Zo opende de jonge actrice en theatermaakster medio februari van dit jaar haar met collega-kunstenaar Michaël Bijnens opgestelde statement Vlammend betoog tegen de bureaucratische behandeling van kunst. Ze sprak op het openingsfeest van BesteBuren, waarin tot februari 2016 de langdurige Vlaams-Nederlandse creativiteit en culturele samenwerking wordt gevierd. En, zo stelde Velissariou vast: “Hier theater maken leek mij onmogelijk. In plaats van theater serveer ik u daarom op boekhouding”.

Crowdfunding
Jonge theatermakers zijn, meer dan vroeger, genoodzaakt zelf hun boontjes te doppen, zo goed of kwaad als dat gaat als je net een beroepsopleiding tot acteur of regisseur hebt afgelegd. De gelukkigen haken aan bij de grote toneelgezelschappen, worden er artist in residence of volgen er een coachingstraject.

De minder gelukkigen moeten de boer op, door op goed geluk een aanvraag te doen bij een van de fondsen bijvoorbeeld. Of door aan te kloppen bij een theater of een (niet structureel) gesubsidieerd gezelschap dat – soms met gevaar voor eigen rendement – talent een kans biedt. Wat ook kan: meedeinen op de hype van crowdfunding, sponsoring door de particuliere markt zogezegd, met voor beide partijen een per saldo ongewis ‘verdienmodel’.

Freewheelen
In het wekelijkse radioprogramma Kunstlicht (Den Haag FM) vond 12 april een discussie plaats over talentontwikkeling voor toneelmakers in Den Haag. Daar biedt stadsgezelschap het Nationale Toneel structureel een vierjarig coachingstraject aan een jonge, talentvolle regisseur, zoals Casper Vandeputte: “Dat is geweldig natuurlijk. Volop kansen, ik mag veel doen en ik steek veel op.”

Die geprivilegieerde bescherming is alleen eerder uitzondering dan regel. Vandeputte pleit daarom voor de ontwikkeling van een stelsel van microkredieten voor kunst en theater, en anderzijds voor een theaterlaboratorium in de residentie. Een plek waar ‘erkend’ talent zonder al te veel prestatiedruk kan freewheelen. “Ongeveer zoals Frascati in Amsterdam dat doet”.

Vlieguren
Ook de vanuit Den Haag opererende theatermakers Sytze Schalk en Marijn Brussaard pleiten daarvoor. Brussaard, die een jaar geleden afstudeerde, maakt onder de hoede van Theater aan het Spui binnenkort een nieuwe productie, na zijn eerste opvallende productie Rhythm of the Night van vorig jaar. Schalk, oud-student Writing for Performance in Utrecht, is één van acht jonge makers wier aanvraag als Nieuwe Maker in 2014 werd goedgekeurd door het Fonds Podiumkunsten.

Die nieuwe regeling houdt in dat subsidie beschikbaar is voor een tweejarig ontwikkelingstraject, zulks in samenwerking met plaatselijke gezelschappen, podia en festivals. Sindsdien werkt hij aan De Werelden van Schalk, een meerjarig theaterproject waarin hij online en offline theatervormen onderzoekt. Schalk doet dat onder de vleugels van de Toneelalliantie, een samenwerkingsverband van Theater aan het Spui, de Koninklijke Schouwburg en het Nationale Toneel.

“Een voorstelling moet mogen mislukken. Talent moet vlieguren kunnen maken”, brengt Cees Debets, directeur van Theater aan het Spui, naar voren. Debets wil zijn rol als laboratorium voor jong theatertalent nadrukkelijker spelen, vooral in het tachtig stoelen tellende Zaal 3 – als daar de bijbehorende financiële ruimte voor wordt gevonden, linksom of rechtsom. “We willen hier nieuwe verdienmodellen testen. Het streven is om zonder subsidie voorstellingen te kunnen programmeren. Eigenlijk willen we in Zaal 3 álles op de schop gooien, ook waar het gaat om samenwerking met opleidingen voor theatertechniek en horeca.”

El Dorado
Met de oprichting van de Toneelalliantie in 2013 is de mogelijkheid aanwezig om in Den Haag het bestaande jonge-makersklimaat te optimaliseren: afgestudeerd theatertalent begint in Zaal 3, stroomt bij ‘geschiktheid’ door naar de vlakkevloerzalen aan het Spui en wordt ultimo geadopteerd door het Nationale Toneel. Een unieke keten van talentontwikkeling, bovendien aan de hand van een volwassen toneelgezelschap dat ook jeugdtheatervoorstellingen uitbrengt, dient zich aan.

Het is een nu nog utopisch klinkend plaatselijk toneelbestel, dat evenwel binnenkort extra reliëf kan krijgen als het onderzoek naar de voorgenomen fusie tussen deze drie instellingen uitwijst dat de fusie nuttig is voor alle partijen. Het aanbod aan voorstellingen kan bovendien vervolgens optimaal worden verdeeld en bezoekers van acht tot tachtig kunnen optimaal en op organische wijze worden bediend.

Den Haag als El Dorado, Voltaires gezochte gouden stad, binnen handbereik. Opmerkelijk voor een stad waar wel een hbo-opleiding voor dans, muziek en beeldende kunst gevestigd is, maar geen professionele hbo-theateropleiding. Dat kan een achilleshiel blijken. Of toch niet? Jan Zoet, directeur Theaterschool Amsterdam: “Een dependance in Den Haag? Het lijkt me beter om productieve manieren van samenwerking te onderzoeken door te speuren naar wegen om jong talent meer speelplekken te bieden dan nu vaak het geval is”. De Toneelalliantie biedt daartoe volgens hem een prima beginpunt.

Artistiek roer
Op de Theaterschool in Amsterdam krijgen studenten ter voorbereiding op een toekomstig bestaan als freelancer slechts sporadisch les in cultureel ondernemerschap. Brussaard: “Ik ben een eenmanszaak. Ook mijn werk als DJ kan ik onder die paraplu doen.” Schalk: “Ik heb een stichting opgericht en ben daar in dienst.”

Ook Casper Vandeputte moet, nadat de beschutting van het Nationale Toneel eind 2016 eindigt, weer zelf aan de bak. Vandeputte: “Mijn grote vraag is nu: wat hierna? Freelancen wellicht. Of ergens vast onderdak zien te vinden”. Hij is daarom in gesprek met Eric de Vroedt, die na 2017 het artistieke roer bij het Nationale Toneel van Theu Boermans overneemt.

“We blijven maar praten over kunst in termen van ondernemerschap en winst”, brengt Ninke Overbeek, toneelschrijfster bij De Kosmonaut, productiehuis voor toneelteksten en vaste columniste van Kunstlicht, daar tegenin. “’Is het project geslaagd?’, vraagt het fonds dat ons ondersteunt, en het antwoord ligt besloten in bezoekersaantallen en kaartverkoop. Wie faalt is een loser die zijn bedrijfsplan niet op orde had.”

Overbeek vergeet daarbij niet de hand in eigen boezem te steken: “Ook als jonge makers moeten we dat inhoudelijke gesprek voeren, en niet alleen netwerken om die ene succesvolle regisseur binnen te halen als visitekaartje voor je volgende project.”

Hét toneel
Maar er is hoop, altijd is er hoop, op betere tijden. Een kentering lijkt mogelijk sinds de publicatie van het advies dat de Raad voor Cultuur in april uitbracht. De Raad pleit daarin voor de terugkeer van productiehuizen, geschoeid op een nieuwe leest. Ook opteert de Raad voor meer mogelijkheden voor stedelijke regio’s en ziet zij graag een betere aansluiting van gemeentelijk op landelijk cultuurbeleid.

Het advies kan voor wind in de rug zorgen in het stedelijke Den Haag bij het verbeteren van het jonge-makersklimaat. Gevoegd bij alle lopende ontwikkelingen rond Spuikwartier, de Toneelalliantie en het voornemen van de Haagse cultuurwethouder Cultuur Joris Wijsmuller voor een sterkere positie van het ‘merk’ Den Haag als toneelstad, heeft de hofstad de potentie voor het grijpen om uit te groeien tot hét toneel voor beginnend én voor gevestigd talent.

En pas dan, als (net als voorheen) de juiste voorwaarden geschapen zijn, kan de toneelkunst weer doen wat zij altijd deed: puike voorstellingen maken. Ook Naomi Velissariou wil dan wel overstag. Haar hartenkreet? “Laat ons huizen bewonen, productieplatformen creëren, festivals doen leven, concertzalen vullen, bibliotheken bestormen. Plekken hebben we nodig, plekken waar een verhaal kan rijpen, een praktijk langzaam kan groeien, experimenten gewoon mogen falen, erfgoed kan worden geconserveerd, talent kan worden ontwikkeld en waar voor mijn part zelfs aan cultureel ondernemerschap kan worden gedaan.”

Kunstlicht, 12 april – 10.00-11.00 uur

Kunstlicht, 12 april – 11.00-12.00 uur