Cultuursensitieve crossovers

Den Haag: Internationale stad van Vrede en Recht, het koningshuis, veen en zand. Van Hagenezen, Hagenaars of Scheveningers. Maar ook van liefst 150 nationaliteiten met uiteenlopende culturele achtergrond op honderd vierkante kilometer stadsgrond bijeengebracht. Wat heb je hún te bieden? Kunstinstellingen in Den Haag blijken handige bruggenbouwers.

“Kort gezegd is het: ‘u vraagt, wij draaien’”. Voor het gemak vat hij het graag even samen. Nuancerend: “Je moet je verdiepen in bevolkingsgroepen”. Henk Scholten is directeur en programmeur van het Lucent Danstheater en de Dr. Anton Philipszaal, de zalen aan het Spui die tijdelijk naar het Zuiderstrandtheater op Scheveningen verhuizen. “Onze huisgezelschappen, Residentie Orkest en Nederlands Dans Theater zijn natuurlijk belangrijk, maar het grootste deel van de programmering verzorgen wíj. Hoe we dat aanpakken? We gaan zélf op zoek, treden in contact met doelgroepen in de stad. Als theaterinstelling in het hart van de stad ben je verplicht grote bevolkingsgroepen aan je te binden : Turken, Marokkanen, Indonesiërs, Afrikanen. En wist je dat in Den Haag met zestigduizend personen de grootste Hindoestaanse gemeenschap op het vasteland van Europa woont? Met opinion leaders uit hun midden halen we het beste en meest interessante uit het buitenland hierheen. Desnoods ga ik die acts eerst in het buitenland bekijken om ze aan den lijve te ervaren. Die formule is ook een prima garantie voor een goed gevulde zaal. Dat mes snijdt dus aan twee kanten. Een voorbeeld daarvan is dit seizoen de internationaal geprezen voorstelling Made in Bangladesh, dans over de misstanden in de textielfabrieken daar, onderdeel van het Holland India Festival. Ander voorbeeld: het Divali concert met het Residentie Orkest en Indiase zangers”, aldus Scholten, winnaar van de Divali Award 2013. “En soms gaat het om grote namen hoor. Onlangs bijvoorbeeld het Residentie Orkest met de Afrikaanse jazzmusicus Richard Bona. Of Bollywoodlegende Asha Bhosle die optrad met het Metropole Orkest“.

Volgens Scholten moet een theater allereerst een ontmoetingsplaats zijn. “Diversiteit in de programmering, dat is een kans om culturen te laten samenkomen. Om uiteenlopende publieksgroepen in de stad te bedienen. Denk aan de werking die uitgaat van de spontane ontmoetingen tussen publiek dat bij ons in de ene zaal een klassiek concert beluistert terwijl de andere vol Bollywoodfans zit. Vorig jaar hadden we hier zo’n vijftienduizend niet-westerse bezoekers over de vloer! Daarmee zijn we landelijk koploper. Of, zoals in het afgelopen seizoen: jazztrompettist Eric Vloeimans die samen met Indiase musici aantrad tijdens Hindi Jazz. Duizend Hindoestanen die collectief uit hun dak gaan. Wáánzinnig!”

Door grenzen heenbreken. Internationale allianties smeden. Voor het Korzo theater is het begrip ‘diversiteit’ geen issue. “Diversiteit is voor ons altíjd al het startpunt geweest, zit in ons dna, legt Leo Spreksel, artistiek directeur van Korzo, uit. Als podium voor moderne dans, nieuwe muziek en internationale muziek draait het in Korzo om ontmoetingen: tussen makers, tussen publieksgroepen, tussen kunstdisciplines. En dat op lokaal, nationaal én internationaal niveau. Met name Korzo’s unieke positie als productiehuis én als talentontwikkelingsplek op het gebied van dans illustreert dat. Spreksel: “Talentontwikkeling is het hart van wat we op dansgebied doen. De grootste talenten van de dans in Nederland zijn aan ons huis verbonden, werken híer aan nieuwe voorstellingen. Door dans in zijn volle breedte te presenteren – modern, urban, Indiase dans, ballet, circus – proberen we ook draagvlak te creëren bij nieuwe publieksgroepen. Dans is trouwens sowieso een internationaal speelveld; studenten aan dansacademies en dansers van gezelschappen zijn afkomstig uit alle denkbare gaten en uithoeken van de wereld. Een danser die ambities heeft om zich tot beginnend choreograaf te ontwikkelen, klopt vaak bij ons aan. Ook omdat Korzo een internationaal knooppunt, een hub is, we werken samen met vooraanstaande buitenlandse dansinstellingen, van Singapore tot Senegal en van Zweden tot Taiwan en Korea. Per jaar spelen we circa tachtig voorstellingen in het buitenland. En we brengen interessante artiesten ook naar Den Haag. Geen wonder dat talentvolle choreografen graag in Den Haag blijven.”

India Dans Festival
‘Een bruisende ontmoetingsplek voor alle gelederen van de dans’, zo betitelde vakblad Theatermaker in 2014 het India Dans Festival. Het festival is illustratief voor Korzo’s aanpak en voorbeeld van de manier waarop uit artistieke motieven inspirerende ontmoetingen voortkomen. “En die zijn uitwerking niet missen op het publiek. Hoe? Korzo is een platform. We verbinden lokaal danstalent met choreografen uit India en Nederland, oudere met jongere generaties. En we laten zien waar een stijl in oorsprong vandaan komt en hoe die zich hier verder ontwikkelt tot nieuwe vormen. Dát spanningsveld, dat vinden we van belang. Dat willen we laten zien. Zo werken we ook in de muziekprogrammering, zoals in The Seoul Connection, met muzikanten uit de kosmopolitische Zuid-Koreaanse hoofdstad.

Ondanks alle inspanningen is het straatbeeld nog altijd niet één op één terug te zien in de zalen. “Misschien is dat zo”, is Spreksel de eerste om toe te geven. “Maar het begint wél bij uitwisseling tussen artiesten én publiek. Je wilt beide groepen graag aan je binden. Hoe? Door ‘context’ aan te bieden, gesprekken, community projecten, workshops, colleges en dinermogelijkheden soms ook. In de relaxte sfeer van de Korzo bar kan je artiesten van over de hele wereld ontmoeten. We willen een ‘huis’ zijn, een ontmoetingsplaats, waar iedereen zich prettig kan voelen.”

Zuiderstrandtheater:

  • Made in Bangladesh is te zien op 21 oktober 2015.
  • Het Turkije Festival vindt van 4 tot en met 24 december plaats.
  • Dansende Derwishen dansen op 9 januari 2016.
  • De Diva’s van de Maghreb zijn op 12 maart 2016 te zien.

Korzo theater:

  • Het Dancing on the Edge festival is op 5 en 6 november 2015 in Korzo theater.
  • In The Seoul Connection, op 19 september 2015, spelen drie groepen uit Seoul met traditie en vernieuwing.
  • Het India Dans Festival (16 tot en met 31 oktober) en het Indian Film Festival (7 tot en met 14 oktober 2015) maken deel van uit het Holland India Festival (7 tot en met 10 oktober 2015).
  • In MaroComedy, een ‘couscous en baklava stand-up comedyshow’ leggen Marokkaanse, Turkse en Nederlandse roots onze multiculturele samenleving op ludieke wijze onder een vergrootglas. Koninklijke Schouwburg op 2 december 2015, 16 februari 2016 en 1 april 2016.

STREAMER
Bij de melting pot die Den Haag is past een open houding, gelijke kansen, respect en de ruimte om ‘anders’ te mogen zijn.

Take a pinch of white man
Wrap him up in black skin
Add a touch of blue blood
And a little bitty bit of Red Indian boy

Curly Latin kinkies
Mixed with yellow Chinkees
If you lump it all together
Well, you got a recipe for a get along scene
Oh, what a beautiful dream
If it could only come true, you know, you know

Blue Mink: Melting Pot

 

Advertentie

Schollekoppen? Jutteperen!

Stad achter de duinen

Twee gezichten, als een lach en een traan… Scheveningen, het land van de Schollekoppen. Den Haag? Jutteperen! Het staat daar maar met haar statige voorgevels in het zand. Maar toch ook met de poten in het veen.

Op hoop van zegen wordt nog steeds over de hele wereld gespeeld en maakte Heijermans wereldberoemd. Wonderlijk eigenlijk dat het nooit door De Appel werd gespeeld. Maar dat staat nu dus te veranderen. Het gezelschap gaat onder de regie van zijn artistiek directeur Arie de Mol vanaf eind november tot eind maart Op hoop van zegen spelen. “Voor mij is Kniertje geen zielige vrouw”, opent De Mol. “Zij is in mijn ogen een verhard mens die het lot neemt zoals het is. Het wordt een toneelvoorstelling over de hardheid van de natuur, de strijd tegen de elementen, de natuur die angst inboezemt. Soms kan de mens nu eenmaal niets veranderen aan het noodlot dat hem treft: een aardbeving, een tsunami, een vliegtuig dat neerstort. De mens is graag een controlfreak, maar soms is het domme pech. Helaas, niets aan te doen. Op hoop van zegen wordt in mindere mate een aanklacht tegen de reder die een gammel schip de zee op stuurt. Of we de tekst integraal gaan spelen, dat weet ik nu nog niet. Maar in ieder geval wil ik zijn taal intact laten”.

Arie de Mol, de nieuwe artistiek directeur, koestert een diepe bewondering voor Heijermans, van wie hij eerder Ora et labora en De opgaande zon regisseerde. Als volslagen Heijermans-fan wil De Mol ook andere delen uit het repertoire van zijn geliefde schrijver voor het voetlicht brengen. “Er zijn talloze ‘Heijermansjes’, een stuk of veertig miniatuurtjes van zo’n vijf tot vijftien pagina’s. Daarvan wil ik er een stuk of tien doen; als lunchvoorstelling, maar ook in de vorm van een samengesteld programma zodat je er op een avond drie achtereen kunt zien. Ons gebouw leent zich daar prima voor. Een beetje zoals we aan het eind van het vorige seizoen deden met Zie De Appel buiten in en rond de Appelloods, ons ‘buitenverblijf’.

Het Appeltheater. Het Scheveningse strand en de vissershaven liggen er pal om de hoek. De zilte zee voel en ruik je er al. Ten tijde van Op hoop van zegen wordt het Appeltheater omgetoverd tot een festivalterrein en worden rondom de voorstelling activiteiten georganiseerd waarin ook de verhalen van vissers en visservrouwen uit Scheveningen een plaats krijgen. Er wordt daarvoor samengewerkt met verschillende lokale amateurgezelschappen en -koren.

“Zowel Scheveningers als Katwijkers beschouwen het verhaal als hun verhaal, besluit de geboren Katwijker. “Maar Katwijk heeft nooit een haven gehad en die van Scheveningen is pas in 1905 geopend. Maar het stuk is wel geschreven op basis van ervaringen die Heijermans opdeed in beide vissersdorpen”.

Harde Handen
Het eerste echte seizoen van het Zuiderstrandtheater, alias De Oester, wordt geopend met de ‘vissersopera’ Harde Handen, ook al naar de klassieker Op hoop van zegen. In De Oester een spektakelstuk, groots bezet, meeslepend gespeeld en gezongen.

“Ze heten allemaal Arie”, zegt regisseur Pieter Kramer besmuikt. Hij verricht ‘veldonderzoek’ naar de muziektheatervoorstelling, zeg maar de ‘vissersopera’ Harde Handen. Pieter Kramer, de man ‘achter’ het tv-werk en film met Theo & Thea, van talloze familievoorstellingen van het Ro Theater. Die met 30 minuten en Hertenkamp tv-prijzen in de wacht sleepte. Hij regisseerde vorig jaar de heropening van het Mauritshuis. Maar nu dus Harde Handen, een muziektheaterproductie en community art-project in samenwerking met onder meer Dario Fo, theaterkoor en theaterschool in het Westlandse Poeldijk. En met spelers van Het Schevenings Toneel en liefst drie Scheveningse amateurkoren. Met de immer fabuleuze Loes Luca in de rol van Kniertje. Daarmee treedt de Rotterdamse in het voetspoor van toneellegendes als Esther de Boer-van Rijk, Kitty Courbois en Beppie Nooij.

En dus voerde Kramer lange, lange gesprekken met onmiskenbare, authentieke dorpsbewoners, meest oude vissers en soms vrouwen in klederdracht. Observeren, daar houdt hij van. “Scheveningers? Ze kijken graag de kat uit de boom. Maar zeggen dan met droge ogen op een toon waaruit weemoed in hun stem doorklinkt: ‘Ach, het dorp is het dorp niet meer. De stad heeft het al lang geleden van ons overgenomen. Er wordt over ons heen gewalst. Het oude Scheveningen is ons afgenomen’. Dat nu, is het beeld dat uit die gesprekken oprijst”, zegt Kramer.

“Anders dan in veel moraliserende stukken uit Heijermans’ tijd, gaat het in dit realistische werk niet om een zwart-wittekening van goed tegen kwaad. Voor de hoofdpersoon, de vissersweduwe Kniertje, die haar man als twee zoons al aan de zee verloor, is er geen andere wereld denkbaar dan het vissersbestaan. Toch dwingt zij haar beide nog levende jongens willens en wetens aan te monsteren op een drijvende doodkist, want dat is wat de wrakkige boot ‘Op hoop van zegen’ is. De personages zitten gevangen in hun levenslot”.

Couperus’ Eline Vere
“Ik heb inmiddels alle boeken van Couperus wel gehad”, gniffelt Ger Thijs, regisseur en tekstbewerker van Eline Vere. Thijs is de afgelopen decennia uitgegroeid tot een van de belangrijkste toneelschrijvers van Nederland. Zijn theaterhit De Kus werd in vele landen ten tonele gebracht en Oude Meesters gooide hoge ogen. Hij heeft zich meer dan bewezen als bewerker van grote, Nederlandse literaire meesterwerken. Na De Stille Kracht, De boeken der kleine zielen en Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan is Eline Vere zijn vierde Couperusbewerking en regie. Gespeeld door een cast om van te watertanden.

“Ik wilde mijn Couperus-cyclus starten met zijn debuutroman. Maar Eline Vere, dat is wel de lastigste voor een theaterbewerking. Iets heel anders dan De Stille Kracht, dat vol uiterlijke actie is. Waarom? Couperus beschrijft een innerlijk conflict. Van een vrouw uit een burgerlijk milieu die de verstrijkende tijd als een verstikkend corset ziet dat haar afknijpt. Eline Vere laat een keurig Haags meisje ontsnappen aan keurige mannen om haar heen. Terwijl ze oud aan het worden is, blijft ze alleen, en ze wordt daarop aangekeken. Ze eindigt als verstotelinge, op een huurkamertje in Scheveningen. Terwijl haar omgeving machteloos toekijkt. Eline Vere past in het rijtje levensbeschrijvingen van heldinnen zoals die in Couperus’ tijd in de wereldliteratuur werden beschreven, zoals Madame Bovary, Anna Karenina of een Hedda Gabler. Je moet de actrice ervoor hebben die zo’n innerlijk proces, een tegenstelling tussen een sociaal en een psychologisch conflict, kan spelen hoor. En die hebben we gevonden in Hanna Arendzen”.

Couperus, geboren romancier, geldt als een van de belangrijkste schrijvers uit de canon van de Nederlandse literatuur. Thijs: “Maar het stuk moet niet te aangeharkt, niet te negentiende-eeuws. Maar ook niet te modern. Het wordt zeker geen kostuumdrama. Ik wil tijdloosheid, en zo mooi mogelijk kunnen vertellen. Iemand die het boek kent moet dat in de voorstelling herkennen; iemand die het boek niet kent moet zin krijgen het op te slaan. Dat doet het meeste recht aan Couperus”.

Eline Vere gaat in de Koninklijke Schouwburg in première. “Ideale plek”, volgens Thijs. “De eerste scène van het boek speelt zich echt dáár af hè! En het boek in Den Haag. En de Koninklijke Schouwburg, die mooie bonbonnière aan het Voorhout, is nog steeds de meest fantastische schouwburg, de prettigste in Nederland. De akoestiek is onovertroffen, de ambiance enorm. Je bent er de geliefde van het publiek. Dat voel je. Het is ook daardoor dé plek voor een rol die je als kunstinstelling in de samenleving te spelen hebt”, aldus Thijs, in de jaren negentig enige tijd artistiek directeur van het Nationale Toneel.

Kader:
De bekendste zinsnede uit Op hoop van zegen wordt uitgesproken door de vissersvrouw Truus en later herhaald door Kniertje: ‘De vis wordt duur betaald’, waarbij niet op geld wordt gedoeld, maar op de mensenlevens die de visvangst kost.

  • Harde Handen. Regie: Pieter Kramer. Met Loes Luca, Scheveningse koren, ex-musici van Willem Breuker Kollektief en Asko/Schönberg e.v.a. + DATA
  • Eline Vere. Bewerking en regie: Ger Thijs. Met Hanne Arendzen, Oda Spelbos, Nico de Vries, Nettie Blanken, Vincent Croiset, Abel Nienhuis, Marc Klein Essink, Nina Goedegebure en Julia Herfst. Te zien op donderdag 24 tot en met zaterdag 26 september in de Koninklijke Schouwburg.
  • Op hoop van zegen van Toneelgroep De Appel is te zien in het Appeltheater van 18 november 2015 t/m 20 maart 2016

Dubbeltjes en kwartjes

Nationale Toneel/NTjong op locatie met The summer of ‘96

The summer of ’96 gaat over de intense en verwarrende dagen na de Citotoets en de overgangsperiode naar de middelbare school. De schoolklas van regisseur Casper Vandeputte, twintig jaar na dato, staat model. ‘Eerst waren we vrienden en nu snappen we niets meer van elkaar’.

1996. Een Gouden Eeuw in minibestek. De, toen nog, vijftien miljoen Nederlanders zongen hun keel schor op het gelijknamige lied. Bomen groeiden tot in de hemel. Het is het jaar dat regisseur Casper Vandeputte groep acht doorliep en de Cito-toets zijn toekomst zou bepalen. ‘Eeuwigdurende’ vriendschappen vielen even daarna uiteen.

De een is gek op reünies, de ander gruwt. Waarom? Je krijgt onverbiddelijk een spiegel voorgehouden. Het zijn vooral ontmoetingen met jezelf. Trendstyle.net bedacht een survival-kit: ‘Bereid je voor op verwijzingen naar je uiterlijk. Laat opmerkingen van je afglijden. Neem complimenten met een glimlach en een bedankje in ontvangst. Ga niet in op vragen naar details. Wat je ook doet, ga niet in de verdediging, Verontschuldig jezelf nergens voor.’

Onstuitbaar borrelt de behoefte weleens op: nagaan wat er van aloude schoolmakkers is geworden, met eigen ogen vaststellen hoe ze er nu uitzien. Met internet permanent in de aanslag is dat minder dan een fluitje van een cent. En door Facebook is het mogelijk om in een enkele clickbeweging plus toetsaanslag ‘contact’ met ze te maken. Sterker: het is daar vrijwel onmogelijk om oude vrienden of bekenden te ontlopen. Ook Casper Vandeputte kwam via Facebook in aanraking met enkele van z’n ouwe gabbers. En gebruikte onder meer die ervaringen voor The summer of ’96.

“Alleen van fragmenten”, lacht Vandeputte om mijn aanname dat hij vast tot de hardcorefans behoort van het tv-programma De Reünie, dat juist afgelopen juni het tienjarig bestaan vierde. Nee dus. Een inspiratiebron van groter soortelijk gewicht voor het maken van The summer of ’96 was een interview met de Vlaamse socioloog Mark Elchardus dat hem onder ogen kwam. Vandeputte: “Hij wijst daarin op het immense verband tussen maatschappelijke ongelijkheid en opleiding”. Toen Vandeputte naderhand op Facebook de profielen van oude makkers uit de basisschooltijd zocht, was het juist díe wetenschap die hem met de neus op de feiten drukte. “Natuurlijk bleek dat we enorm uiteengegroeid waren. Een enkeling bleek aanhanger van Wilders PVV. Onmogelijk, wat mij betreft”. En vroeg zich daarop af waar en hoe toch dat hemelsbrede verschil in belevingswereld ontstaan was.

Tweedeling
De Cito-toets brengt volgens hem een onherstelbare breuklijn toe, een waterscheiding die twaalfjarigen dwingend classificeert. Vandeputte: “Dus niet van bijvoorbeeld links naar rechts, maar van boven naar beneden. Voor het eerst horen enkelen dat ze minder zijn. Voor het eerst het gevoel een loser te zijn. Zoiets lijkt me erg bepalend. Juist een instrument dat ertoe dient om los van mogelijke vooroordelen van de leraar een objectief oordeel te vellen, werkt in de praktijk apartheid in de hand”. Gevolg: “Tot dan onbekommerde vriendschappen worden uiteengereten, komen opeens in een ander daglicht te staan, ook omdat vriendjes naar een andere school dan de jouwe zullen gaan”.
Groep acht van de basisschool is het laatste jaar waar rijp en groen naast elkaar in de banken zit”, zo analyseert Vandeputte. “Waar je een helder gemeenschappelijk waardensysteem deelde: goed is goed en kwaad is kwaad. Pas later, op de middelbare school, komen er nuances en opvattingen bij”. Volgens Vandeputte ligt de aldus ontstane kloof ten grondslag aan de maatschappelijke tweedeling die hij ervaart. “Dat gaat van materiële middelen, kansen op werk, gezondheid en levensverwachting tot wereldbeeld, levenswijze, levensstijl, politieke voorkeur, en participatie in het maatschappelijk leven. Verschillen die volgens Elchardus hemeltergend groot zijn”. Een klassenmaatschappij, aldus de regisseur. En een systeem dat zichzelf in stand houdt, want: “Mondige, goedopgeleide ouders zijn bij een onverhoopt slecht resultaat door hun kind in staat een woordje te doen bij de schoolmeester, het Cito-advies ‘bij te sturen’. Minder mondige ouders leggen zich al snel neer bij de uitkomst”. De appel valt daardoor nog altijd niet ver van de boom. Een dubbeltje wordt zelden een kwartje. Als twaalfjarige wou Vandeputte indertijd per se naar het categoriaal gymnasium. “Ik deed de toets niet best, ik maakte juist een slechte periode door. Toch is het gelukt”. Lachend: “Ik was blijkbaar een klassenbewust jongetje”.

Het laatste moment van gemeenschappelijkheid is op de basisschool de traditionele eindejaarsmusical. Met z’n allen de planken op. Dat gegeven buit Vandeputte uit in The summer of ’96. Een spreekbeurt verandert in een concert en eindigt in een surrealistisch getinte eindejaarmusical. “Ik heb interviews laten doen met schoolvriendjes van toen. Die vinden hun weerslag in fictieve teksten, die deels gezongen worden door de acteurs. Tijdens de voorstelling tovert William Bakker live met behulp van samples en een pc in zijn eentje een heel orkest te voorschijn. Dat deel hebben we van het begin af aan gerepeteerd als een echt orkest. Daarom knalt het lekker”. In The summer of ‘96 is veel jong talent te zien in een voorstelling die even hilarisch en aanstekelijk is als een schoolcabaret en bij tijd en wijle toch ook ontroert. Een vrolijke, vreugdevolle en erg muzikale terugblik – en in juni een regelrechte hit gebleken op Oerol. Terug naar de schoolbanken! “Ik ben apetrots op deze voorstelling”, glundert Vandeputte.

The summer of ’96 door Nationale Toneel/NTjong is te zien van woensdag 26 t/m vrijdag 28 augustus en woensdag 2 t/m vrijdag 4 september 2015 op locatie: Kerkstraat 11, Den Haag. Reserveren via Theater aan het Spui (tahs.nl) of T (070) 346 52 72.

Twee voor twaalf

Zomerse brunch bij Branoul

Een bescheiden binnenplaatsje. Dat dan wel o zo idyllisch, want aan het Smidswater, gelegen is. Onder het aanzicht en het genot van een onbewolkt zomers hemeldak, alsmede een goede voordracht én een wijntje en dijntje bij de hand, moet het er uiterst genoeglijk, zelfs voortreffelijk vertoeven zijn. Het kán, bij Branoul.

“Voor even geleend van de bovenburen”, glimlacht Bob Schwarze, die tekent voor het artistieke én tijdelijk ook het zakelijke leiderschap van Branoul, over de cour. Zijn bovenburen hebben de patio vrijelijk ter beschikking gesteld voor Brunchen bij Branoul. Het programma is opgebouwd uit een royale ontvangst, voordrachten en voorlezingen door Appel-acteur Schwarze zelf, een copieuze brunch met broodjes en andere lekkernijen en, aansluitend, een wijntje. Op zondag 23 augustus houdt hij voor het laatst deze zomer een dergelijke brunch in en bij het vanouds als literair theater gedoopte etablissement aan het evenzo pittoreske Maliestraatje.

Rond deze tijd houden theaters normaal gesproken tot zeker begin september hun typische zomerslaap, maar bij Branoul zijn de luiken allang weer open: verleden zondag was er óók al zo’n zelfde aangelegenheid. Ten dele uit nood geboren, zo bekent Schwarze openhartig. Nog één keer wil hij een zwengel geven aan het voorbestaan van ‘zijn’ Branoul. “Kijk”, vouwt Bob Schwarze de handen op tafel open, “sinds 2014 ontvangen we geen subsidie meer. Vorig jaar kregen we alleen 40.000 euro voor cultureel ondernemerschap. Maar dit jaar niets meer”. Grommend: “Ondanks onze goede prestaties in de aanloop naar het Kunstenplan 2013-2016, toen al met te weinig subsidie, wisten we destijds de eigen inkomsten drastisch te verhogen. Desondanks werden we wéér op nul gezet. Terwijl we dubbel en dwars hadden aangetoond bedrijfsmatig gezond te zijn. Nu moeten we dus zelf voor honderd procent de eigen broek ophouden”.

Met symbolisch gevaar voor eigen leven houdt hij de tent overeind. “Ik kan tegenwoordig niet op structurele basis programmeren: als een acteur of regisseur elders een betaalde klus kan pakken, al is het een week vóór de première hier bij ons, dan kan ik hem of haar echt tegenhouden. Weg programma, weg première ook, weg aandacht in de pers. Op jaarbasis heeft hij een ton nodig, zo heeft hij uitgerekend. “Dan kan ik de boel intern opnieuw adequaat organiseren en weer eens tamtam gaan maken. Want voor publiciteit heeft hij geen cent te makken. Schwarze: “Een ijzeren wet: geen publiciteit? Dan ook geen publiek”.

Vanaf september wil hij zoveel geld binnenhalen dat het er niet langer op een houtje-touwtje manier aan toe hoeft te gaan. “We gaan de cirkel doorbréken, zorgen dat we genoeg binnengehaald hebben om tot 2017 een vanouds sterke programmering te presenteren en weer publiciteit te voeren. We gaan laten zien wat Branoul waard is. Daarna moet de gemeente echt over de brug komen. Als er één theater is dat heeft laten zien dat het in staat is alternatieve inkomsten te genereren, is het Branoul wel. Anders waren we op 1 januari van dit jaar al weg geweest. Veel sponsoren hebben al ruimhartig gegeven en nu moeten we doorstoten. Maar dan wel in combinatie met structurele subsidie, dáár ligt de oplossing”. Nóg langer op deze voet verder, dat trekt hij niet. “Ik wil tot 2017 zien te overleven. Als we daarna niet in het nieuwe Kunstenplan van Den Haag opgenomen zijn, ben ik bang dat ik de handdoek in de ring moet gooien.”

“Iedereen denkt na een opnieuw geslaagde reddingsactie: mooi, ze hebben het weer voor elkaar. Maar met de bedragen die we binnenhalen kunnen we echt niet een heel seizoen optuigen. Kan ook nauwelijks, daarvoor is ons bereik en de zaalcapaciteit te klein, met een maximum van 65 overigens comfortabele en goedzittende stoelen in rood pluche die we vorig jaar op de kop wisten te tikken. Geen enkel theater kan trouwens alleen op basis van publieksinkomsten bestaan. Ook de Koninklijke Schouwburg niet. Stop de subsidie daar en de tent gaat dicht”.

Ondertussen blaakt hij van het nieuwe elan. Het vroegere restaurant Ça L’Emile wordt nu verbouwd en er komt vanuit het aanpalende etablissement een doorgang naar Branoul. “Kunnen we eindelijk onze bezoekers weer goed ontvangen”. Ook programmatisch zit hij vol ideeën. “Het moet brutaler, meer ‘underground’. Nu is het me vaak te braaf. Bij optredens van stand-uppers en singer/songwriters moet het mogelijk zijn een glas bier of wijn mee de zaal in te nemen. En na afloop van een voorstelling wil ik graag speelfilms vertonen. Legaal hoor!”

“Kijk, Branoul is, hoe klein ook, vanaf de oprichting in 1987 door Rein Edzard de Vries altijd een ontwikkelingsplek voor jonge én ervaren makers geweest. Bij ons kunnen ze onder begeleiding een voorstelling ontwikkelen, onder meer in het programma Branoul Breekt Open. Elders is dat domweg niet meer mogelijk. Na een première hier in huis heb ik meer dan eens in tranen op het toilet gezeten omdat Branoul echt een niet-inwisselbaar plek is. Die plek in het Haagse bestel hebben we op papier echter nooit geclaimd en dus politiek nooit te gelde kunnen maken”.

Ondertussen heeft hij een verrassing in petto: “Rein Edzard komt de 23e augustus voordragen! Uniek! Hopelijk gaat hij Anton Koolhaas’ Het mannetje in de kop voorlezen, het verhaal waar Branoul zijn naam aan te danken heeft. Schwarze citeert: ‘De olifant Branoul voelde zich zeer gelukkig. Niet dat er iets bijzonders aan de hand was. Maar hij was tevreden. Hij keek zo nu en dan naar de andere olifanten en vatte ze dan expres welwillend in het oog.’ Maar later slaat het hoofd van de olifant op tilt.

Dát nu is volgens Schwarze Branoul ten voeten uit: een plek waar makers en bezoekers terug kunnen keren naar de oorsprong van het theatervak. Het vertellen van een verhaal. Nu is het eerst tijd dat hij zich buigt over de logistiek van de brunchinkopen voor zondag de 23e augustus. De broodjes smeert hij grotendeels zelf.

Brunchen bij Branoul op zondag 23 augustus 2015. Meer informatie en tickets op branoul.nl. Telefonisch reserveren: (070) 365 72 85.

 

Een wereld op het toneel

Nieuwsgierige en meeslepende ontmoetingen

Actueel theater, wat is dat? Het woordenboek zegt : ‘Op het ogenblik bestaand of plaatsvindend’. Maar wat betekent dat dan in het theater, ‘actueel’ zijn. Drie opvattingen.

Wie betaalt de prijs voor ons geluk? Dat is de vraag die het Nationale Toneel over dit seizoen heen legt. “Eerlijk gezegd vind ik dat een ietwat ongemakkelijke vraag”, antwoordt Casper Vandeputte. “Toch moet die vraag gesteld worden, ook al word je van het antwoord niet vrolijk. Zeker niet als je eens echt ergens het naadje van de kous wilt weten. Het is echt niet altijd eenvoudig om rekenschap te geven, besef te hebben van wat er elders of aan de andere kant van de wereld gaande is, om tot je door te laten dringen tot welk effect globalisering en mediatisering kunnen leiden. Confectiefabrieken en naaiateliers in Bangladesh. De natuur die het af moet leggen. Als theatermaker zijn dat, onder meer, zaken die mij roeren”.

Casper Vandeputte, die met Summer of ’96, nog deze zomer op Oerol hoge ogen gooide, volgt sinds 2013 bij het Nationale Toneel een vierjarig coachingstraject voor talentvolle theatermakers. Dit seizoen maakt hij twee stukken over illegalen en gelukszoekers in Europa: Fit to fly en De gouden draak. Voor Vandeputte komt de keuze voor actueel theater niet voort uit modieuze opvattingen: “Het moet resoneren binnenin mij. Het is zeker geen kwestie van ‘shoppen’. Ik wil stukken die iets zeggen over de tijd waarin we leven. Ook meer filosofisch getinte stukken zijn relevant, een ‘klassiek’ stuk als Vrijdag of Elektra. Uitgangspunt is: het moet er op dat moment toe doen”.

Voor Nieuwspoort, vorig jaar zijn eerste voorstelling bij het Nationale Toneel, mocht hij drie weken ongehinderd in het Kamergebouw kijken en luisteren. Dat leidde tot een voorstelling die als een collage was opgebouwd. “Ik wilde verder gaan dan die eerste indrukken. Ik wil verder komen dan het werpen van een eerste naïeve blik en die op het podium gestalte geven. Verder reiken dan een Calimero-effect. Voor mij is het nu de uitdaging om voorstellingen te maken met inbreng van deskundigen, zoals nu voor Fit to Fly. Daarin werk ik samen met een onderzoeksjournalist van het online platform De Correspondent. Waarom? Als ik een voorstelling maak over zoiets complex als vluchtelingenproblematiek wil ik zoveel van dat onderwerp afweten dat ik er ook echt iets nieuws over te zeggen heb.”

Teneinde een voorstelling goed te laten ‘landen’ is informatieoverdracht cruciaal. “Zeker, inleidingen, nagesprekken, debatten: die zijn belangrijk. Maar ik ben er wel vanaf gestapt om als ter zake ‘deskundige’ aan te schuiven. Ik heb de wijsheid niet in pacht. Wél kan ik een kijkje in de keuken geven of de weg schetsen die heeft geleid tot een productie. De essentie ligt in de ontmoeting. Dat is meteen ook dé kracht van theater”.

Actueel theater in een stad, domein van de politieke macht beschouwt hij als een voorrecht, een buitenkans. “Den Haag is een boeiende stad. Inspirerend. Koloniale reminiscenties, immigratievraagstukken, de politieke waan van de dag en een uitgesproken Hollandse volkscultuur en volksaard: je vindt het allemaal op een kluitje. Het ligt er allemaal ruim voor het opscheppen. Een machtig speelveld voor een theatermaker”.

‘Stradivarius-zaal’
Wat betekent ‘actueel’ programmeren voor de Koninklijke Schouwburg? “Het theater is een plek van de verbeelding. En een plaats waar je sámen met anderen een ervaring ondergaat: met medebezoekers, maar ook met de mensen op het toneel. Daarmee onderscheidt theater zich van digitale media: het is de ultieme gedeelde ‘live ervaring’, waarbij je met een beetje geluk het zweet van de acteurs kunt ruiken. Theater kan je aan het denken zetten, provoceren en inspireren en verbindt mensen, het houdt je een spiegel voor of prikkelt je fantasie”. Marijtje Pronk neemt wat voorbeelden bij de kop. “Toneel, dat is het hart van onze programmering. Maar met open armen verwelkomen we ook nieuwe presntatievormen: een live krant op het toneel zoals NRC Handelsblad dat afgelopen seizoen deed, of het journalistieke programma Babel van het Nationale Toneel. Maar ook een theatercollege waarin een bekende wetenschapper, kunstenaar of schrijver over zijn vak en passie vertelt. Denk aan het theatercollege van André Kuipers dat we hadden.”

Op toneelgebied is in het komende seizoen Richard III van Oostpool een voorbeeld van een onorthodoxe presentatie. Daarbij gebruiken vijftig bezoekers voorafgaand aan het stuk een diner, óp het podium en mét de acteurs uit de voorstelling. Later maken zijzelf deel uit van de voorstelling, want ze blíjven op het toneel. “Dat combineren we met een kijkje achter de schermen en een verhaal over macht en leiderschap, de essentie van Shakespeares Richard III. Kijk, dat is een interessante aanpak. Of Borgen van het Noord Nederlands Toneel. Veertien afleveringen in een doorlopende voorstelling, die zich ook in andere delen dan alleen de ‘Stradivarius-zaal’ van de Koninklijke Schouwburg afspeelt. Crossing Border Festival, ook zo’, voorbeeld waarbij het hele gebouw met zijn vele foyers optimaal wordt bespeeld”.

Neem ook het Brainwash Festival. Een nieuw festival met filosofische, ook al door het hele gebouw, waarbij je met een biertje in de hand talks en workshops bijwoont van spraakmakende (inter-)nationale denkers van dit moment. “Zij gaan in op grote vragen van nu, bijvoorbeeld: is het tijd voor een empathie-revolutie? En: hoe raken we onze onrust kwijt? Er is een filosofic dark room. Het is een nieuw programma voor onze schouwburg en een manier om het theater als ‘gebouw’ anders in te zetten. Dat zegt óók iets over de plaatsbepaling van de Koninklijke Schouwburg”.

Waar theaters soms nog als bastion werden, ervaren trekt ook de Koninklijke Schouwburg er tegenwoordig graag op uit. “Met Circus Treurdier presenteerden we vorig seizoen hun voorstelling op het Binckhorst-terrein. Daar komen andere mensen op af dan ons vaste publiek. Dat willen we vaker gaan doen: een pop-up schouwburg zijn. Wie weet bij jouw om de hoek. De boodschap: theater kan zich manifesteren in vele vormen en is dichterbij dan je denkt”.

Portretten
“Alles wat je doet”, aldus Arie de Mol, “moet een bron, een oorsprong hebben in de wereld van nu, door de actualiteit zijn gedreven. Dat geldt voor Op hoop van zegen,”vervolgt de artistiek directeur van Toneelgroep De Appel, “maar ook voor de manier waarop je als gezelschap in de samenleving staat. De komende tijd gaan we daarom naast de ‘normale’ voorstellingen andersoortige programmaformules ontwikkelen. Serieprogramma’s met debatten en optredens rond bijzondere politiek-maatschappelijke spanningen. Kwesties die de kranten en de journaals bepalen, bepaald hebben of juist vergeten zijn. Voorbeeld? Albanië. Je kunt het dan hebben over wat er in tien jaar van communistische samenleving naar een open economie heeft voorgedaan. Je kunt muzikanten uit dat land uitnodigen of acteurs met wie je tijdelijk samenwerkt. Een uitwisseling, precies. Door de maanden, door de jaren ontstaat zo een portret van de wereld en mensen om ons heen, van landen die ons omringen. Het is ook een manier om onze seriebespeling te kunnen afwisselen. De Appel in beweging. De boodschap is dan: Je kunt hier altijd binnenstappen voor iets nieuws, iets anders”.

Nationale Toneel
Summer of ’96: 26 t/m 28 augustus en 2 t/m 4 september 2015, op locatie
De gouden draak: 6 t/m 10 oktober 2015, Theater aan het Spui
Fit to fly: 19 t/m 30 april en 2 t/m 4 juni 2016, NT Gebouw
De revisor: 12 t/m 31 januari 2016 en 1 t/m 2 maart 2016, Koninklijke Schouwburg

Koninklijke Schouwburg
De Zwarte Doos van Circus Treurdier van 16 t/m 18 oktober 2015, op locatie
• Crossing Border festival van 12 t/m 14 november 2015
• Oostpool met Richard III op 3 en 4 oktober 2015
• Brainwash Festival op 27 februari 2016
Borgen van Noord Nederlands Toneel op 7 en 8 mei 2016

Kader
Wunderbaum: The New Forest Fest in Theater aan het Spui
Theater aan het Spui is de plaats van handeling voor vele festivals in de stad. Van 9 t/m 19 december 2015 zijn er drie nieuwe voorstellingen van Wunderbaum te zien uit de New Forest-reeks, verpakt in een heus Fest! Het zijn Unser Dorf soll schöner werden (i.s.m. Münchner Kammerspiele), de locatievoorstelling Helpdesk, en We doen het zelf wel, een punkrevue met een bont spektakel van lokale figuranten en muzikanten. Inclusief een uitgebreid randprogramma.

Kader 2
Babel: Wie betaalt de prijs van ons geluk?
Parallel aan de voorstellingen van het Nationale Toneel gaat Babel op zoek naar onze hedendaagse blinde vlekken. In talkshows, debatten en discussies praten gasten en publiek met kunstenaars, wetenschappers en journalisten, op zoek naar antwoorden in NT Gebouw, Koninklijke Schouwburg en Theater aan het Spui.

Kader 3
Theu Boermans regisseert bij het Nationale Toneel dit seizoen De revisor. Deze komedie over corruptie en het plezier van het graaien, had in 1836 een tumultueuze première in Petersburg. Het stuk is tijdloos en ook nu nog steeds actueel.