Het ongeluk van Limburg

Tg Maastricht speelt ‘Othello’ en ‘Waar het vlakke land gaat plooien’

Toneelgroep Maastricht neemt dezer dagen tweemaal bezit van de Koninklijke Schouwburg. Eerst met Othello, daarna met Waar het vlakke land gaat plooien. In beide stukken heeft Sluysmans (Annette Speelt, Nationale Toneel) een groot aandeel. In het ene speelt, en het andere regisseert hij.

Sluysmans kent Shakespeares duistere drama rond de naïeve Moorse legerleider Othello en zijn geliefde Desdemona als geen ander, van haver tot gort: speelde hij in 2006 bij het Nationale Toneel / Annette Speelt de rol van Jago, Othello’s rivaal en tegenspeler; nu, bij Toneelgroep Maastricht, geeft hij in het stuk over discriminatie en afgunstige vriendschap smoel aan de Venetiaanse edelman Rodrigo. Hij is volgens Sluysmans “een sullige, goedgelovige jongen die niet doorheeft dat hij zich voor het karretje van Jago laat spannen”. In handen van Jibbe Willems, die een nieuwe bewerking schreef, en hofleverancier is in Maastricht, is Othello een stuk dat zich in vliegende vaart voltrekt. Scherp en dan weer geestig, aldus Sluysmans: “Maar waarin ook snel wordt geschakeld tussen de uiterste randen van rauwheid en poëzie. Zo heeft Willems zich onder meer enorm uitgeput in synoniemen en termen voor ‘Moor’ en ‘zwarte man’”. En dat is voorwaar een statement, want in Limburg – waar in Nederland eigenlijk niet – lijkt vreemdelingenhaat meer en meer op te spelen.
Maar deze Othello is ook in muzikaal opzicht interessant. “Natuurlijk, het is en blijft allereerst een ‘taalstuk’”, legt Sluysmans uit, “maar in onze versie zit ook veel live muziek”. Daartoe heeft componist Bendix Dethleffsen klassieke muziek van onder meer Shakespeares tijdgenoot Dowland, van Monteverdi en Verdi tot prachtige liederen bewerkt, die onder pianobegeleiding worden gezongen door sopraan Lies Verholle. Maar ook enkele castleden moeten eraan geloven. Zo mag Sluysmans zijn onvermoede zangtalenten ten beste geven in een bekend stukje Verdi, dat uitmondt in The Lion Sleeps Tonight.

Vlakke land
Muziek is een belangrijk element in de theatervoorstellingen van Toneelgroep Maastricht, dat in Michel Sluysmans en Servé Hermans als ‘makende spelers’ sinds begin dit jaar een nieuwe, dubbelhandige artistieke leiding heeft. Want ook in Waar het vlakke land gaat plooien wordt live muziek ingezet. In die voorstelling, de eerste productie van Toneelgroep Maastricht die gemaakt is onder het bewind van het tweetal, neemt een vierkoppige rockband bezit van het podium, met Hermans in de dubbelrol van leidsman en hoofdrolspeler, dat laatste met actrice Joke Emmers als tegenspeelster. Ook hier treedt Verholle aan, en is het wederom Jibbe Willems die zich over de tekst heeft gebogen.

Regisseur Michel Sluysmans noemt de voorstelling een humoristische en tegelijkertijd poëtische zoektocht naar de ziel van Limburg. “Toen eind jaren vijftig na een glorietijd de steenkolenmijnen moesten sluiten werd Zuid-Limburg in één welgemikte klap van goudmijn veranderd in een armlastige, achtergestelde regio, met – nog tot op de dag van vandaag – een hoge werkloosheid. Wij, Servé en ikzelf bedoel ik dan, zijn kinderen van de kompels, en daarmee kinderen van de sluiting van de mijnen, producten van de kansarme streek die Limburg toen werd. We zijn allebei naar Amsterdam, naar de Toneelschool getrokken. Ik naar Amsterdam, Servé naar Gent. En zijn na omzwervingen in zekere zin nu weer thuisgekomen, opnieuw op onze geboortegrond geland”.

In Waar het vlakke land gaat plooien wordt een stel gevolgd dat vanuit Zuid-Limburg is neergestreken in Berlijn, een man en zijn hoogzwangere vriendin. Na de sluiting van de mijnen was er geen uitzicht meer op werk. En zijn ze vertrokken, zoekend naar een nieuwe toekomst. Maar terwijl zijn moeder op sterven ligt in de nacht dat zij voor haar terugrijden naar Zuid-Limburg, denkt hij aan het leven waarvan hij dacht dat het ver achter hem lag. Gaandeweg de reis, naarmate het vlakke land meer en meer heuvelt, komen de herinneringen terug, En hij beseft: al lukt het je je wortels af te kappen, wie van Limburg is groeit nergens weer opnieuw.

“In hoeverre is het mogelijk je los te maken van de plaats waar je je verankerd hebt? Kun je je losmaken van je eigen verleden, kun je je geboortegrond volledig achter je laten? Universele vragen, zo formuleert Sluysmans, die nog dit voorjaar als acteur schitterde in Genesis van het Nationale Toneel. Als geboren Limburger die op zijn nest terug is gekeerd zijn het vragen die opeens heel dichtbij komen, bijna persoonlijk van aard zijn. “Het is een warmbloedige voorstelling die hoop biedt en liefdevol naar de mens kijkt”.

Toneelgroep Maastricht speelt Othello op maandag 26 oktober 2015 en Waar het vlakke land gaat plooien op donderdag 5 november 2015 in de Koninklijke Schouwburg. Meer informatie: ks.nl. Telefonisch tickets reserveren: 0900 – 3456789.

Advertentie

Tandeloze tijgers

Nationale Toneel met ‘De gouden draak’

De hoofdingrediënten? Een menselijke snijtand. Een kom soep. En een geval van dikke keukenpech. Een inkijkje op de werkvloer van wereldkeuken De gouden draak.

Is het leed dat veel illegalen treft in de pijnmomenten van u en mij te vergelijken met een op het nippertje gemiste bus of de continue strijd tegen een hardnekkig computervirus? Of niet naar de tandarts durven, want door de eigen bijdrage misschien te duur. Dan wel omdat het systeem van zorgvergoedingen een zoekplaatje is geworden. Maar wát als je geeneens een zorgverzekering kunt, nee: mág afsluiten?

Spitsuur in Thais-Viëtnamees-Chinees restaurant De gouden draak. Terwijl een jonge Chinese drommel het in de keuken uitkermt van de pijn moet de ongenadige doch doeltreffende waterpomptang soelaas bieden. Operatie geslaagd. Maar patiënt overleden. Door een wonderlijke reis vliegt en vliegt de getrokken rechter snijtand door de lucht en komt daarna eerst in een wok en vervolgens in een kom Thaise kippensoep terecht. Nummer Zes, met kokosmelk, Thaise gember, tomaten, champignons citroengras en citroenblaadjes (pittig). En uitgerekend deze nummer Zes wordt direct opgediend, en wel aan twee stewardessen die er net een intercontinentale vlucht naar Chili op hebben zitten. Ondertussen. De bewoners van de flats boven het wokrestaurant zijn onbekend met wat zich in de keuken afspeelt. En weten ook niets van het leven van hun buren, al komen ze er op gezette tijden allemaal wel eens. Geleidelijk wordt het mogelijk in te zoomen op deze microkosmos, en rijst in alle eenvoud een schokkend beeld op.

De Duitse toneelschrijver Roland Schimmelpfenning schreef met Der goldene drache in 2008 het volgens onze oosterburen ‘stuk van het jaar’. In bitterkomische, fragmentarisch opgebouwde scènedeeltjes en soms hardop uitgesproken regieaanwijzingen schetst hij een nacht van mislukte dromen en tranen rond complexe kwesties als globalisering, uitbuiting en illegale immigratie, zonder daarbij te vervallen of te vervelen in sociale kitsch – vederlicht opgedist als was het een film; speels en toch ook poëtisch.

Welbewust onspeelbaar: 41 scènes, 18 (dubbel)rollen, vijf acteurs. Het lijkt slapstick – en dat ís De gouden draak bij tijd en wijle ook. Maar een allereerste, vermeend en broos GTST-vernislaagje craqueleert al snel in de wetenschap dat de jongen om wie het voornamelijk draait in De gouden draak ‘een illegaal’ is, – voor zover een mens tenminste ‘illegaal’ kán zijn. Tandartsbezoek zat er voor hem als ‘ongedocumenteerde’ niet in.

In De gouden draak knallen werelden frontaal op elkaar, krijgt de problematiek van oost west, noord zuid, hoog laag, en man vrouw een verontrustend maar menselijk formaat. ‘n Actueel gegeven in tijden van onbeheersbaar lijkende vluchtelingenvraagstukken en meer.

Ondertussen is Anniek Pheiffer in topvorm, zoals er over de gehele linie goed en met zichtbaar spelplezier wordt geacteerd. Daardoor krijgen de personages van alledag, mensen zonder applaus, een gezicht. En dat alles in een regie (van Casper Vandeputte) die én gloedvol én zeer communicatief is, ook door het opdissen van de parabel rond krekel en mier.

En die tand? Die belandt via de Thaise soep in de mond van een van de stewardessen. Ze neemt hem mee naar huis, sabbelt er wat op, om uiteindelijk in een rivier te belanden. Ondertussen drijft ook de keukenjongen daar ergens. En dat is al met een verstrekkend beeld. Korte pauze. Verstrekkend.

Nationale Toneel: De gouden draak. Nog te zien in Theater aan het Spui van maandag 23 t/m woensdag 25 november 2015. Meer informatie: nationaletoneel.nl.

 

Een vorig leven

Thomas, Sacha en Jos spelen Toon Tellegen

Een vorig leven van het driemanschap Thomas, Sacha en Jos was op de laatste Parade een van de pareltjes. Een avondvullende versie is inmiddels in de maak.

Mócht er een hiernamaals zijn – dan dus ook een vorig leven. Dit leven hier. Voor Thomas, Sacha en Jos begon dit leven hier in Utrecht. Thomas: “We leerden elkaar kennen op de acteursopleiding van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Sacha: Jos mocht daarna een voorstelling maken bij Theater aan het Spui en vroeg Thomas en mij erbij. We noemden ons een gelegenheidstrio. Jos: Ehh, schrap dat woordje ‘gelegenheid’ maar hoor. We maken inmiddels al drie jaar samen voorstellingen, steeds onder de vleugels van Theater aan het Spui.

Thomas: Alle drie hebben we een fascinatie voor het werk van Toon Tellegen. Sacha: We maakten de voorstelling Mijn Vader. Naar het gelijknamige boek. Hij kwam kijken. Jos: “En hij zag dat het goed was.” Thomas: Het jaar daarop maakten we De trein naar Pavlovsk en Oostvoorne, ook een boek van Tellegen. Sacha: Hij hielp mee aan het bewerken van het boek. Jos: Een verzameling verhalen die de Russische grootvader van Tellegen aan hem vertelde.

Sacha: Vorig jaar trokken we de stoute schoenen aan en hebben hem gevraagd iets voor ons te schrijven. Dat werd Een vorig leven. Jos: We hebben hem carte blanche gegeven, zoals Sacha dat altijd zo mooi zegt, en hij kwam met verhalen over zijn jeugd. De eerste 12 jaar … Thomas: Bijna 13 jaar .. Jos: Van zijn leven.

Thomas: Hij beschrijft in dit verhaal het stadje ‘N’, Den Briel. Sacha: Het is toch Brielle? Thomas: Nee, het is Den Briel, daar hebben we het toch over gehad?! Jos: Toon zegt: Den Briel. Sacha: Oké dan. We hebben zelfs een rondleiding door Den Briel of Brielle gehad van Toon. Thomas: In het stuk beschrijft hij vreemde mensen die in Den Briel leefden. Sacha: En meneer Laagwater in het bijzonder. Die een heel andere kijk op de Bijbelverhalen had. Thomas: Jos doe eens een stukje! Jos: Oké. ‘Het Paradijs’? Thomas: Ja. Jos: Goed.
Jos: ‘Toen Adam buiten het Paradijs stonden en het koud hadden, zich nog geen raad wisten met hun schaamte en hun armen niet om elkaar heen durfden te slaan, zagen ze een paar mensen lopen. Ze wisten niet dat er andere mensen bestonden.” Sacha: “Wie zijn jullie?” Jos: “Russen.” Sacha: “Russen, wat zijn dat?” Thomas: “Tja, wat zijn dat, dat weet ik niet.” Sacha: “Zijn jullie ook geschapen?” Jos: “Wij zíjn er”.’

Thomas: Afgelopen zomer speelden we deze voorstelling met veel plezier en succes op theaterfestival De Parade. De voorstelling duurde helaas maar 30 minuten. Sacha: Terwijl er voor nog veel meer materiaal was. Thomas: Daarom gaan we er nu een zaalvoorstelling van vijftig tot zestig minuten van maken. Jos: En dat is wel spannend hoor. Sacha: Maar ook heel tof, omdat het een nieuwe stap is voor ons”.

Volgend jaar februari gaat de avondvullende versie in première in Den Haag. Voorproeven kan in Zaal3 van Theater aan het Spui.

Een vorig leven van Thomas, Sacha en Jos is op woensdag 28 en donderdag 29 oktober 2015 te zien in Zaal 3 van Theater aan het Spui. Meer informatie: theateraanhetspui.nl en thomassachaenjos.nl.

Stroom van oneindigheid

Arvo Pärt Festival eert tachtigjarige componist

Arvo Pärt. De IJslandse Björk loopt wég met zijn muziek, waarin Middeleeuwse kerkklanken zomaar naast de seriële van Philip Glass kunnen klinken. Komend weekeinde weerklinkt in Den Haag (opnieuw) een eerbetoon.

Een moderne monnik, zo omschrijft Raoul Boesten, vaste dirigent van het Haagse Kamerkoor Kwintessens de man die gedurende de laatste vijftig jaar de klassieke muziek een ander aanzien heeft gegeven. Verleden maand werd Arvo Pärt tachtig en dat was genoeg reden om hem, na een eerder uitgebreid eerbetoon van vijf, en ook nog twee jaar geleden, wederom in Den Haag te fêteren door een aantal werken van zijn werken uit te voeren, dit keer helaas niet in de hoogsteigen aanwezigheid van de jubilaris zelve.

Met zijn welomschreven typering refereert Boesten niet alleen aan de uiterlijke, weldadig bebaarde verschijning van de in Estland geboren componist, maar ook aan het door velen als ‘heilig’ ervaren karakter van zijn koor- en religieus-kerkelijk klinkende werken. Boesten: “Zen, mindfullness, onthaasten, sereen, dat zijn de begrippen die op zijn muziek van toepassing zijn. Hij laat je ademhalen, aanbelanden bij jezelf”. Maar vergis je niet in zijn persoon, aldus Boesten: “Pärt is geen kloosterling, staat nog altijd midden in het leven en is bovendien een toegankelijke, erg vriendelijke man”. Boesten kan het weten, want hij ontmoette hem geregeld. “Hij is op een feestje in staat op de piano spontaan happy birthday in te zetten”.

Zijn composities slaan wereldwijd enorm aan. Hoe dat komt? Misschien doordat hij zich van de heersende muzikale mode vol atonale muziek heeft afgewend, zo vermoedt Boesten hardop. Volgens de dirigent heeft Pärt ons laten inzien dat de hedendaagse muziek daardoor op een dwaalspoor is gebracht, dat het persoonlijke expressionisme daarvan, wat hem betreft, was uitgewoed. “Pärt grijpt terug op de muziek en de harmonieën van de Franco-Vlaamse School, zeg maar: van de Lage Landen, terug op de bakermat van de polyfonie, die vanuit de late Middeleeuwen en de Renaissance, tot ons kwam via Josquin (‘Josken’) des Prez en diens tijdgenoot Guillaume Dufay. Voor mij is zijn muziek puur, kernachtig, waarachtig. Je wordt er werkelijk door aangeraakt. Onvermijdelijk dat ik zijn muziek met Kwintessens ging doen”.

Opmerkelijk toch dat uitgerekend Kwintessens de man aan zich weet te binden die waar ook ter wereld zijn muziek op het hoogste niveau kan laten uitvoeren. “Onze voorzitter heeft het hem bij zijn bezoek twee jaar geleden aan Den Haag voorgelegd: Waarom Kwintessens?”, vertelt Boesten. “Na een korte stilte van Pärts kant zei hij dat hij had aangevoeld dat hij ‘erbij moest zijn’. Zeker een groot compliment! Hij liet destijds zelfs de Australische première van Adam’s Lament aan zich voorbij gaan om hier bij ons in de Grote Kerk te zijn”. In het festival kijkt Boesten uit naar het Te Deum. “Een prachtig werk dat klinkt als vanuit een andere wereld. Pärt wilde zijn toehoorders ermee ‘in de stroom van de oneindigheid brengen’”.

Arvo Pärt Festival met het New European Ensemble en Kamerkoor Kwintessens, van vrijdag 9 tot en met zondag 11 oktober 2015 in de Grote Kerk. Meer informatie: arvopart.nu.

Vikingen nemen Branoul over

Scandinavische Oktober

Wie aan het ‘Hoge Noorden’ denkt, ziet Eeuwig Zingende Meren en Immer Vochtige Bossen voor zich die zijn bevolkt met dronken en aldoor ruziënde families. Branoul doet een duit in het zakje – maar laat ook een ander Scandinavië zien.

De norse Noor, de zwijgzame Zweed, de dronken Deen, de fiere Fin, de ijzige IJslander – en zo zijn er nog wat gemeenplaatsen (noem het Suske & Wisse-titels) te bedenken over onze Scandinavische vrinden. Fjorden, trollen, meren. Drinkebroers. Een land dat in staat van collectieve depressie verkeert tijdens de donkere dagen van de winterblues.
Melatoninetabletten slikken, dat schijnt te helpen. Maar ook de Scandinavische Oktober in Branoul. Weliswaar in het herfsttij maar dan wel met een vorsende blik die wat verder reikt dan het gebruikelijke rijtje dat u en ik al kennen, dat van Grieg, Strindberg, Ibsen, Norén, Bergman of Lars von Trier, en detectiveseries als Beck, Wallander en Borgen. Het literaire theater aan de Maliestraat presenteert deze maand liefst vijftien activiteiten in twintig programmadagen dat uitwaaiert van vertellingen, films, muziek en lezingen tot toneelmonologen en een heus hoorspel. En dat alles dus in de bekend ontspannen setting van Branoul.

“Dit voorjaar waren er brainstormsessies en daaruit kwam dit idee naar voren”, zegt Bob Schwarze van Branoul. Lars van Wezel, Scndinavist, opperde het toen. Van Wezel: ‘Er valt daar nog zoveel te ontginnen voor Nederland”. Hijzelf kijkt uit naar de dubbele primeur in Nederland van de in eigen land omstreden Zweed Magnus Dahlström (1963) die met De kidnapper een monoloog schreef voor twee (!) personen, en De snijbrander. Een ontdekking is volgens hem ook Sverre Udnæs, en Beate Grimsrud, die allebei toneelteksten schreven die nimmer eerder in Nederland te horen of te zien waren.

De Scandinavische oktober is een programma voor kenners en niet-kenners, beloven Schwarze en Van Wezel in koor. “We draaien Bergmans film Fanny och Alexander met vooraf een inleiding”, zegt Schwarze. Van Wezel: “Er is een Peer Gynt brunch, een Dogma 95-dag met een inleiding op de films Festen van Thomas Vinterberg en Italiensk for begyndere van Lone Scherfig”.

Hoogtepunt is wellicht de Ibsen Mix, improvisatietoneel à la De Vloer Op met de ‘Bende van Branoul’. Schwarze: “Samen met bevriende acteurs als handlangers wagen we ons aan de Noordse Combinatie. Van oorsprong een redelijk bizarre sportdiscipline bestaande uit langlaufen en schansspringen, maar bij ons een ultieme theatertopsportprestatie. Ibsen en Norén, Strindberg en Bergman, Fosse – elke speler neemt zijn of haar ervaring mee het toneel op. Ibsens Nora schuift aan achter de piano van Bergmans Herfstsonate, en het stereotype van dezwijgzame Zweed krijgt het vast aan de stok met De Vader van Strindberg. Terwijl De Kleine Zeemeermin al dan niet valt voor de charmes van idealistische sugardaddy Bouwmeester Solness”. En, zo lacht Van Wezel: “Zo tegen het einde van een lange, loeizware en megadepressieve Scandinavische Oktober mag er dan eindelijk ook eens ongegeneerd hardop gelachen worden bij Branoul”.

Tja. Tegen een dergelijke hoeveelheid aan hoogfrequente lichttherapie in Branoul is niet op te boksen.

Scandinavische Oktober in Branoul. Van 3 t/m 31 oktober 2015. Meer informatie op branoul.nl.

Citeren uit eigen werk

Van Waveren na 17 jaar het laatste ontwerp van Thomas Rupert voor Ro/Zandwijk

Decorontwerper Thomas Rupert en regisseur Alize Zandwijk vervolgen na 17 Ro Theater-jaren hun weg voortaan bij Theater Bremen. In hun ‘afscheidsvoorstelling’ citeert Rupert uit eigen werk.

Daar waar verbeelding en werkelijkheid elkaar raken. Met deze slogan gaat het Ro Theater dit theaterseizoen te lijf, slaat het de piketpaaltjes van haar repertoire. Maar die is net zo goed van toepassing, meer nog: op het lijf geschreven van Thomas Rupert.

Na zeventien intense jaren in een lange reeks van 35 producties, uitroepteken, die hij met de in Rotterdam terugtredend artistiek leider en regisseur Alize Zandwijk maakte, doet de decorontwerper er de deur achter zich dicht. Met Van Waveren, de allerlaatste grotezaalvoorstelling van Zandwijk bij het Ro Theater. En van Thomas Rupert dus.

In ‘hun’ afscheidsproductie, een verslag van én familiekroniek over de ondergang van een oer-Hollandse ondernemers- en bollenkwekersfamilie, schotelt hij een decor voor dat bestaat uit bestanddelen van voorstellingen die hij sinds 1998 met een vaste regelmaat van zo’n twee a drie per jaar voor Zandwijk bij het Ro Theater maakte.

Als het ware recyclet hij – noem het citaten – decorelementen uit Vuurvrouwen (2014), Bruiloft (2003), Leonce en Lena ( 2001), Hondsdagen (2010), Nachtasiel (1998), Onschuld (2007), Laatste Vuur (2009), Baal (2008), Vreugdetranen drogen snel (2013) en Kust (2012).

Maar van een ‘best of’ wil hij daarmee niet spreken: “Het gaat erom een toneelbeeld te maken dat werkt, dat klopt. Het moet functioneel zijn. Sommige decorelementen zijn zó sterk aan een specifieke productie uit het verleden verbonden dat het een statement zou zijn om die in Van Waveren terug te laten komen. Dat zou verstorend werken. Ja, ik citeer uit eigen werk, dat is waar. Maar niet uit nostalgisch oogpunt. En het moet zeker geen zoekplaatje zijn”.

Thomas Rupert wil dat zijn decors léven, een ‘ziel’ hebben. Wijzend op een scènefoto uit de productie Portia: “Zoals de ‘zoutlijn’ die met verf werd opgebracht op een echte houten boomstam. Die keert dus in Van Waveren terug. Die staat voor Holland, opgedroogd zeewater dat geweken is”.

Hij is na zo’n lange tijd van intensief samenwerken verknocht geraakt aan de samenwerking met Zandwijk. Hij weet: “Ze wil graag zo min mogelijke noviteiten, geen verrassingen. Een min of meer vaste opstelling werkt voor haar het beste. Ze beperkt graag haar eigen speelruimte, wil niet na hoeven denken over de plaats vanwaar een acteur opkomt”.

Op een gegeven moment is hij er met de technische ploeg van het Ro Theater ertoe overgegaan een vast ‘Alize-vak’ te construeren dat steeds opnieuw wordt gebruikt. De oude wanden van Macbeth dienden als basis. “Het is een opstelling waarvan ik weet dat Alize die prettig vindt, bijvoorbeeld door de vaste verhouding tussen vloer en wandpanelen, door de oversized deur die er een vaste plaats heeft. Het schept helderheid, ook voor mijzelf. Ik vind dat fijn. De uitdaging is om het spannend te houden”.

Recycling
De voorkeur voor recycling van materialen, panelen, rekwisieten komt niet uit de lucht vallen. “Daar zijn we al jaren mee bezig”. Het is niet louter een statement, want het handgemaakt vervaardigen van een decorbeeld is onnoemelijk duur geworden. In de theaterzaal aan de William Boothlaan wijst hij op het vloerdoek dat uitgevouwen en opgespijkerd klaarligt voor de repetities van Van Waveren.

“Overgeschilderd, met de hand bewerkt, dat zie je nog zelden. Toch effe anders. Tegenwoordig wordt bijna alles geprint, ook achterdoeken. Dat zie je. En door steeds ‘dezelfde’ vloer te leggen creëer je eenheid in het toneelbeeld: ‘Alize-producties’. Want deze vloer zie je dus telkens weer terug in haar stukken”.

Hij heeft het ontwerpwerk zienderogen zien veranderen. Geen punt, maar: “Een trailer door het land sturen is duur. Twee kan überhaupt niet meer. Eén bouwdag kan, twee niet. Dus moet je compact ontwerpen. Er zijn strenge arbo-eisen verbonden aan de vervaardiging en het reizen. Changementen ja of nee. In ieder geval  weiger ik een opdracht als een productie met een ‘boedelbak’ door het land moet”.

Veelzijdig
Rupert is wat je een veelzijdig scenograaf noemt: van opera tot jeugdtheater en dans tot toneel. “Iedere samenwerking is weer anders, ieder genre heeft zijn eigen productieproces, ieder land zijn eigen mores. In Duitsland mag ik het vloerdoek niet eens áánraken”. Opvallend zijn zijn ontwerpen voor Conny Janssen Danst: vaak een veredeld soort hindernisbanen voor dansers, vloeren vol obstakels, bijvoorbeeld 30m3 papier, of een formatie touwen  boven de speelvloer die de choreografie stuurt of beperkt. “Het daagt Conny uit, beperkingen zorgen voor inspiratie bij haar”.

De vertaalslag van toneeltekst naar voorstelling evenwel, of beter: naar toneelbeeld, dat is voor hem nog altijd geen eenvoudige stap. “Mijn vriendin, Conny Janssen, laat ik vaak hardop de tekst van een toneelstuk voorlezen. Vaak krijg ik er dan gelijk een beeld bij. In de beslotenheid van jezelf een toneeltekst lezen werkt niet half zo goed”.

Signatuur
Van een eigen ontwerpsignatuur wil, kán hij niet spreken. Hij is geen autonoom kunstenaar, hoor. Wel een kameleon, die op zijn eigen manier ontwerpt. Of toch: “Mijn signatuur is de diversiteit.

Denken vanuit de dramaturgie, niet vanuit de esthetiek.

Mijn decors zijn in ieder geval geen ‘Versweyvelds’. Dierbaar zijn hem met name de decors van Bruiloft (‘uitpakken!’), Branden (‘de mooiste, ik heb erbij zitten janken’) en Leonce en Lena (‘Mijn meest doordachte decor’).

Uniek
Hannover, Bremen, Düsseldorf, Berlijn, Rotterdam, Arnhem, Den Haag, Amsterdam: decorontwerper Thomas Rupert is er kind aan huis. Introdans, Orkater, Nationale Toneel, Toneelgroep Amsterdam, Het Toneel Speelt, BuhneBilder bij onze oosterburen – hij draait er zijn hand niet voor om. Maar mét voorkeuren: zowel Conny Janssen Danst als het Ro Theater zijn hem heilig.

“Het Ro Theater voelt als een familiebedrijf. Het fijne vind ik de teamprestatie. Ik kan hier echt met iedereen lezen en schrijven. Maar verandering is goed, niet alleen voor het Ro maar ook voor mijzelf. Ik ben met Alize nu aan de slag bij Theater Bremen, Schauspielhaus Zürich en het Deutsches Theater Berlijn. Plekken en oorden om naar uit te kijken. En Alize? Zij is uniek om mee samen te werken. Met trots werpt hij een denkbeeldige blik op hun verleden. “Ik vind wel dat we een oeuvre hebben gevestigd”.

In het Ro-thuishonk aan de William Boothlaan wordt intussen verder gewerkt en gebouwd aan Van Waveren. Hoofd techniek John Thijssen werkt aan een uit aluminium opgetrokken Panamarenko-achtig, haast Joost Conijn-achtig, vliegtuigje dat het toneelbeeld van Van Waveren gaat sieren. Er moeten nog wat propellertjes op de vleugels. Maar hoe?

Ro Theater: Van Wabveren. Première: oktober 2015, Rotterdam.