Barbie in Disneyland

Buitenissig NTjong zet een punt

Giftigkrijsende zuurstokkleuren. Een tienerkamer die eruit ziet als een über-schreeuwerige kermisattractie. Het is de hardcore piste voor ‘In mijn hoofd ben ik een dun meisje’.

Zo rond het twaalfde levensjaar wordt het bommetje onontkoombaar, voor meisjes nog oneindig veel meer dan voor jonge knapen: je moet er goed uitzien om mee te kunnen, om erbij te horen. In ieder geval niet op te vallen. Merkkleding is een must-have en een licht arrogante houding waaruit een vanzelfsprekende hang naar glamour blijkt, het devies. Het door media voorgespiegelde (westerse) schoonheidsideaal is daarbij het fundament: blank & slank, wespentaille, volle borsten en zo mogelijk een pontificale billenpartij, al dan niet afgetopt met een hoofddoekje.

Als je er fantastisch uitziet, dan moet je wel gelukkig zijn. Toch?

De sardonische lach door de mechanische clown die neonlachend aftrapt, is de voorbode van een weinig zachtzinnig rozepaars theateravontuur dat wacht. Aan de hand van een potpourri, een carrousel aan showy Las Vegas-taferelen zapt een beeld voorbij van de wereldproblemen waarmee de gemiddelde twaalfplusser (V) tegenwoordig kennelijk dagelijks worstelt: Barbie in Disneyland. Of andersom juist: Disney in Barbieland. Hoogtepunt in de voorstelling: dropschoenveters, donuts en yokidrink die samen in een blender tot superdrank worden vermalen. Maar al na een half slokje wordt het goedje uitgebraakt. Maar de rest ervan wordt wel steels, onder de arm, meegenomen.
In een wereld die iedere dag weer meer op seksdrift belust lijkt te zijn – en liefde gereduceerd tot de cohabitatie, met dank aan de hogepriesters van de babyboomers die blij van zin de seksuele revolutie predikten – voor huidige tieners valt geen seconde te verliezen: het devies is Gij zult verleiden of verleid worden.

Buitenissig
Regisseur Noël Fischer haalt met haar voorstelling, net als die blender, veel ondersteboven, achterstevoren en binnenstebuiten, in een knallende en ook een soms knellende voorstelling. De steeds traumatischere beelden, teksten en situaties volgen elkaar snel op. Fischer heeft die gestoken in een exuberante, buitenissige vormentaal, zo ongewoon dat die soms over de hoofden van het publiek, allereerst pubers, heen lijkt te gaan. Het is de vraag of de doelgroep (12+) de vormentaal weet te verstouwen, want niet bedoeld voor al te beschermd opgegroeide tere zieltjes. Wel krijgen hun ouders daarmee een wie weet onthullend kijkje vergund in de doopceel van hun bloedeigen kroost, wezens die ze emotioneel in de verste verte immers allang niet meer hebben kunnen bijbenen, al zijn ze pas twaalf.

Gewaagd
In mijn hoofd ben ik een dun meisje is een gewaagde, persoonlijke en vooral een opmerkelijke voorstelling, bijna een performance, even revolutionair als weerspannig. Die aaneenschakeling en opeenstapeling van beelden kan ook wel irritatie opwekken, of zelfs als gratuit worden ervaren. Want de kunst van het verleiden, ja, die  doet zich al voor sinds de vroegst bekende mensachtigen besloten rechtop te gaan lopen. Niets nieuws onder de zon zou je zeggen.

De boodschap van NTjong reikt echter verder: een statement. Zoek jezelf, wees jezelf. ‘Dikkerdoenerij genoeg, op kantoor en in de kroeg. Als je nou ‘ns geen masker droeg, zou je dat niet beter staan,’ vroegen levende legenden Koot & Bie zich begin jaren zeventig retorisch zingend af. Zouden ze toen al (ook) het schoonheidsmasker voor ogen hebben gehad?
Een belangrijke en moedige voorstelling.

NTjong: ‘In mijn hoofd ben ik een dun meisje’ (12+). Op 23 en 24 april 2016 in Zaal 3 Theater aan het Spui. Tickets via theateraanhetspui.nl. Meer informatie : ntjong.nl.

Advertentie

Lichtontwerper Pelle Herfst

Gepokt en gemazeld. Lichtontwerper Pelle Herfst is sinds 1980, hij was toen een broekie van net zestien, actief in het theater. Maar hij is ook kind aan huis bij (inter)nationaal gereputeerde musea. “Musea zijn belevenisfabrieken geworden. Mijn theaterachtergrond kan ik daar dus naar hartenlust kwijt.”

Zestien was je, en je hing de schooltas vrolijk aan de wilgen?
“Ik ben een ‘coulissenkindje’, kind van ouders die allebei in het theater werkten, ben dus grootgebracht tussen de coulissen. Als vervroegd schoolverlater had ik inderdaad ternauwernood de leerplichtwet achter de kiezen, of ik besloot af te stappen op het Nieuwe de la Mar. Op de bonnefooi. Of ik er misschien aan het werk mocht.

Dat mocht. Het is te danken aan de toenmalige toneelmeester Johan Maaswinkel dat ik me er het vak van allround theatertechnicus eigen heb kunnen maken. Ik ben er begonnen als toneelveger maar gaandeweg mocht ik ook aan de lichtknoppen draaien. Ik voelde trots toen ik op een dag een voorstelling met actrice Mary Dresselhuys mocht bedienen.”

Hoe ging dat destijds toe?
“Daarvan moet je je rond 1980 geen al te grote voorstellingen maken. Er waren toen geen technische eilanden in de zaal voor het bedienen van het licht en AV. De habitat van de lichtbediener beperkte zich toen doorgaans tot een plek die goed was weggestopt tussen de donkere coulissen. Krachtig timmerend op een flinke kast kon je alleen door het overhalen van een hendel een nieuwe lichtstand bereiken. Geen stilzoevende schuivende lichtregelaars toentertijd. Ik heb het vak van lichttechnicus geleerd op wat je noemt een oude fiets: een 24-kanaals ADB met 2 walsen. Lichtontwerpers waren er nog maar heel sporadisch en kwamen veelal uit het buitenland.”

Je hebt je als dus de grondbeginselen van het vak zonder opleiding te volgen eigen gemaakt.
“In mijn begintijd was er geen opleiding voor wat ik wilde zijn: lichtontwerper. Ik ben autodidact, heb inderdaad geen opleiding theatertechniek doorlopen, geen ‘lichtschool’ gevolgd. Wel heb ik op een gegeven moment aanvullende cursussen in Londen gedaan.

Kijk, de lichttechnici van nu weten heel precies hoe ze met welke willekeurige lichttafel dan ook moeten omspringen, hoe ze een gewenst effect tot stand moeten brengen. Ze bedienen die tafels met veel meer gemak dan ik dat zelf kan. Ik zie dat niet als een probleem, en vind het ook geen nadeel. Het gaat erom dat ik in staat moet zijn over te brengen wat ik als ontwerper met mijn lichtplan beoog. Ik ben bezig met licht, niet per se met techniek, die is alleen een heerlijk hulpmiddel om de creativiteit te uiten.

Met anderen praten over licht blijft een lastige aangelegenheid. Natuurlijk bedien je je van jargon. Als ik over een “wash”praat, weet iedereen in mijn nabijheid wat ik daarmee bedoel, maar een opdrachtgever heeft geen idee. Maar ook die moet je kunnen overtuigen. Daarom is het vaak handig om het ontwerp te visualiseren, bijvoorbeeld door programma’s of filmpjes.”

Wat zie jij als zijnde ontwerper als jouw handtekening?
“Dat is eigenlijk moeilijk te zeggen. Het ideale ontwerp is tegelijk ook het meest geëigende ontwerp voor de bedoelde toepassing. Omdat ik lang licht heb gemaakt voor film ben ik een ‘filmische’ aanpak heel mooi gaan vinden. Het heel precies aanlichten, het kadreren. Dat is in het theater soms ook toepasbaar. Maar het zijn en blijven in de kern twee heel verschillende disciplines.”

In bijna dertig jaar heb je het vak snel, fundamenteel en aan den lijve zien veranderen.
“Klopt. Allereerst bracht de lichtcomputer een kentering teweeg. Het aantal lichtstanden kon daardoor opeens ontzettend groeien en gecombineerd met het grote bedieningsgemak zorgde dat voor veel meer dynamiek op de theatervloer. Vervolgens kwamen de ‘moving heads’. Daarmee ontstond meer bewegingsvrijheid, kwamen er meer keuzemogelijkheden, met name met betrekking tot het kleurgebruik en het tot stand brengen van allerlei lichtverschuivingen. Bijkomend voordeel was dat je minder schijnwerpers nodig had en meer effecten kon bereiken.

De laatste grote verandering voltrekt zich op dit moment met de invoering van ledlicht. In technische zin is dat type weliswaar nog volop in ontwikkeling. Maar de laatste jaren zijn grote stappen gezet. Het is ongetwijfeld het licht van de toekomst. Het grootste voordeel is de ongekende mogelijkheden die de theaterled-schijnwerper met zich meebrengt, en dat het kleurgebruik digitaal wordt aangestuurd. Daarnaast zal ledlicht op den duur behoorlijke voordelen aan stroomverbruik opleveren.”

Ledlicht heeft vooralsnog een wat kil en koud imago…
“De voorlopers waren niet altijd oké. Vaak ging het regelrecht om troep. Maar vandaag de dag zijn er prima schijnwerpers op de markt die zijn gebaseerd op een doorontwikkeling van de ledtechniek. Nog altijd doet het licht van een halogeenspot natuurlijker aan, dat is waar. De led heeft het kleurenspectrum nog niet weten te evenaren.

Maar dat moment komt steeds dichterbij. Nog een voordeel: straks ben je van het eeuwige gedoe met kleurenfilters af. Je kunt volstaan met acht schijnwerpers in plaats van zestien voor meerdere totalen. Over vijf jaar is er geen enkel theater te vinden dat het ledlicht niet heeft omarmd. Ledlicht is een groeimarkt.”

Je bent ook de lichtontwerper voor uiteenlopende musea.
“Meer en meer zijn musea oorden waar de beleving voorop staat. Fijn voor mij, want dat ken ik, in het theater is dat immers ook zo. Ik kan op die manier leren van de verschillende genres en disciplines die ik bedien: dat loopt van toneel, dans, opera, musical tot tv, film, en musea. Het is juist de afwisseling die voor mij zo fijn is en productief. Momenteel werk ik aan de verwezenlijking van een lichtplan voor het hoofdkwartier van Nestlé, dat in Vevey in Zwitserland aan een prestigieus museum bouwt. Een groot project. Je merkt dan vaak dat de beschikbare budgetten voor lichtontwerp in het buitenland veel groter zijn dan in Nederland. Hier is het licht nog te vaak een koude sluitpost.

Het aanlichten van schilderijen is een complexe aangelegenheid. Je hebt te maken met kunstwerken, die dienen natuurlijk prachtig belicht te worden. Tegelijkertijd bestaat kans op schade door langdurige blootstelling aan licht. In een vroeg stadium moeten daarom keuzes gemaakt worden over de manier van exposeren en belichten. Omdat we de kunstwerken zo echt en naturel mogelijk willen belichten, moeten we uitgaan van een lichtbron die het complete kleurenspectrum optimaal weergeeft – en daarvan is bij vele led-lichtbronnen nog geen sprake van.

Maar het wordt snel beter, de leds in de duurdere segmenten presteren steeds beter. Het Rijksmuseum, bijvoorbeeld, is duidelijk te vroeg geweest met het gebruik van LED. Jammer.”

Als lichtontwerper moet je het durven om visionair te zijn, ‘maximaal’ te visualiseren.
“In musea proberen we steeds vaker theatertechnieken te introduceren, dat sluit beter aan bij nieuwe wensen van exposeren; musea zijn plekken waar mensen samenkomen, plekken van drama, vermaak en intellectuele uitdaging. Alles komt er dynamisch en gecontroleerd samen, zowel wat het belichten van de collectie en de ruimte betreft, als audiovisuele belevingen. En vooral over de samensmelting van alle disciplines.”

Pal tegenover de bedrijfsruimte van Rapenburg Plaza aan de Westerdoksdijk in Amsterdam gloren aan de overzijde van het IJ de contouren het beroemde Overhoeks-gebouw.
“Die tachtig meter hoge voormalige kantoortoren is in 1966 ontworpen door de Nederlandse architect Arthur Staal in opdracht van Koninklijke Shell. Na een grondige renovatie opent binnenkort daar de A’DAM Toren, een combinatie van kantoren en uitgaansgelegenheden.

Bovenop verrijst een vierkantig observatiepunt, dat straks een ronddraaiend restaurant is. We mogen het gebouw gaan uitlichten en dat is werkelijk top. Vanuit de vier poten waarop het rust gaan we het gebouw theatraal belichten waardoor dit straks tot een landmark van Amsterdam wordt.

kader:
Pelle Herfst
Pelle Herfst is, samen met collega’s Sierk Janszen en Tom Verheijen, eigenaar van Rapenburg Plaza, een bureau voor ‘Lichtontwerp en ShowControl’, gevestigd aan de Westerdoksdijk, aan het IJ, nabij het stadscentrum van Amsterdam. Het bureau is gespecialiseerd in lichtontwerpen voor theater, musea en architectuur. Rapenburg Plaza heeft twaalf personeelsleden in vaste dienst.

Tot zijn opdrachtgevers behoren naast de in het artikel genoemde onder meer Artis (Het Groote Museum), het Scheepvaartmuseum Amsterdam, Dordrechts museum, het Nationaal Militair Museum in Soesterberg, Stadsarchief Amsterdam en Naturalis in Leiden.

Vechten om een been

Nationale Toneel brengt familiedrama over geld en geluk

Onverkwikkelijke intriges met oud geld als inzet. Een Amerikaanse familie die over de rug van slaven steenrijk is geworden met een katoenplantage, gaat in The little foxes over lijken. Actrice Antoinette Jelgersma: ‘Géén Primark voor mij!’

Addie. Niet meer dan een bediende; ze is slechts huissloof. ‘Wat?! Verstond ik het goed? ‘Slechts’?!?’, vraagt Antoinette Jelgersma. ‘Nou, schrap dat woordje maar’, zo gaat actrice en winnares van de Colombina 2015 in lichtelijk verbolgen toonaard verder, ‘want daardoor weet zij dus wel álles van de persoonlijke verhoudingen die spelen binnen de Giddens.’
Bij de vermogende maar nietsontziende familie is al haar leven lang in dienst. Jelgersma: ‘Rond haar uitspraak scharniert de hele voorstelling: ‘Er zijn nu eenmaal mensen die de aarde opeten, en mensen die toekijken hoe ze alles opeten’.’
In Huize Giddens worden liefdeloze familieverhoudingen verder op scherp gesteld wanneer de broers van Regina, echtgenote van bankier Horace, hardop denken te ruiken dat ze van een grote investering een fortuin kunnen maken. Voor de ontbrekende cashflow besluiten ze zus Regina (Anniek Pheifer) in te schakelen. Zij wordt geacht het benodigde geldbedrag te ontfutselen aan de doodzieke, volgens Regina onbetrouwbare echtgenoot.

Addie ziet het met lede ogen aan. ‘Want daarmee is het oorlog,’ zet Jelgersma uiteen. Door zijn bruuske dood vallen aan Regina de revenuen van zijn vermogen toe, het geld houdt ze vervolgens voor zichzelf. Eindelijk is ze rijk en vrij. Maar ook volkomen alleen: ze blijft moederziel alleen en emotioneel geruïneerd achter.

The little foxes, bij het Nationale Toneel geregisseerd door Antoine Uitdehaag, is aangekondigd als een broeierig en meeslepend familiedrama over geld en geluk. En Jelgersma neemt daarin de rol van Addie voor haar rekening. ‘Ze heeft een antenne voor onderlinge verhoudingen, en zo haar eigen ideeën over het gedrag van de familieleden,’legt Jelgersma uit. ‘Maar zodra het over zaken gaat kan ze het niet helemaal volgen’. Het belet Addie er niet van om partij te kiezen in de draaikolk van intriges: ‘Ze is sociaal intelligent.’

Hebzucht
Voor Jelgersma is het rond 1940 door de Amerikaanse Lillian Hellman, -what’s in a name- geschreven stuk, vooral een voorstelling over ongecontroleerde hebzucht, over klassenverschil, en over de wereld waarin we op dit moment samenleven. ‘Addie voelt zich als dochter van een slaaf die op de katoenvelden werkte, uitgebuit door het rijken in de zuidelijke Verenigde Staten. Dat ondervindt ze als bediende aan den lijve. Ikzelf heb daarbij meteen de instorting van de kledingfabriek aan de Rana Plaza in Bangladesh op het netvlies, die immorele, monsterlijke, alleen naar winstmaximalisatie strevende kant van de kledingindustrie. En dan word ik ook boos op andere bedrijfstakken en multinationals.’ Voor Jelgersma persoonlijk betekent haar engagement veel aandacht voor arbeidsomstandigheden en ‘Schone Kleren’: ‘Dus géén Primark, en alleen koosjere labels. Bewust omgaan met de omringende wereld: Al toen het stuk werd geschreven was het duidelijk dat de aarde wordt leeggegeten.’ Met haar rol reikt ze nóg een stapje verder. ‘Addie is bij Hellmann zwart, maar in dit stuk is zij een Mexicaanse immigrante. Daardoor wint het stuk aan actualiteit en wordt het ook buiten de vertelde tijd van het Amerika rond het jaar 1900 getrokken.’

Film
‘The little foxes’ is onder de titel ‘Hyena’s’ ook een beroemde zwartwit-film uit1941, negen Oscarnominaties, met een onnavolgbare Bette Davids als Regina. ‘Ik ben ‘m expres niet gaan zien, heb ‘m ook niet wiílen zien’, bekent Jelgersma. ‘Ik wil niet bezwaard worden met beelden, In de eerste plaats wil ik me verbinden met de tekst van het stuk, niet met filminterpretaties of betekenissen die anderen aan de rol of het stuk toekennen. Ik ga m’n eigen weg. Misschien ga ik ‘m na de première eens bekijken.’
Ze wijst op Hellmann. ‘Ze veroverde de eervolle titel ‘Amerika’s meest vooraanstaande vrouwelijke theaterauteur’. Haar reactie was typerend: haar zo betitelen zou discriminerend zijn. Dat is ze ten voeten uit: strijdbaar en feministisch van toon. Dat is ook een element van The little foxes. En ze maakte handig gebruik van haar eigen familiegeschiedenis.’

Hellingbaan
Het strijdperk is een woonkamer, knal oranjekleurige zitbank de blikvanger. De toneelvloer loopt op, als een hellend vlak, een hellingbaan. ‘Symbolisch natuurlijk, maar dat bezorgt mij dezer dagen wel even wat rugpijn. Bijzaak, want door dit decor is het mogelijk tot dichtbij de eerste rij van de zaal te spelen. Lekker dichtbij. Sfeervol, strak en toch intiem.’
De rol van Addie is Jelgersma’s vierde optreden dit seizoen: ‘Best zwaar, zeker. Maar het leuke is dat deze rol de tegenpool te zien geeft van mij vorige rol, in De revisor. Die afwisseling houdt je op de been’.

Het Nationale Toneel speelt The little foxes in de Koninklijke Schouwburg tot en met zondag 17 april; donderdag 28 april tot en met zondag 1 mei; dinsdag 17 tot en met zaterdag 21 mei; en dinsdag 7 tot en met zaterdag 11 juni. Meer informatie op nationaletoneel.nl en ks.nl. Telefonisch tickets reserveren: 0900-3456789.

 

Scheppingskracht

Esther Scheldwacht maakt, is en speelt Helga Maria Baumgarten

Helga Maria Baumgarten, een bijzondere vrouw. Zo ook haar bedenkster, Esther Scheldwacht. In een absurdistische confrontatie tussen de actrice en haar personage ontrafelen zich twee levensgeschiedenissen.

De denkbeeldige Thaise travestiet Shanu aan wie ze eerder in de solovoorstelling De Sunshine Show in vlees en bloed, lijf en leden gestalte gaf, raapte ze ooit op in de contreien rond de Haagse stationsbuurt. Dat was voor de voorstelling Hollandse Spoor van het Nationale Toneel. Nu doet ze hetzelfde met Helga Maria Baumgarten. Zij het dan dat deze Helga in oorsprong een verpleegster in een psychiatrisch ziekenhuis was, een vrouw die bij het Ro Theater in de voorstelling Bossen nu en dan haar patiënten van water moest voorzien.

“Ja, hoe gaat zoiets?”, herhaalt Scheldwacht mijn vraag naar de herkomst van Baumgarten. “Regisseur Alize Zandwijk vroeg me in Bossen een personage te spelen dat eigenlijk niet in het script voorkwam.” Het draaide uit op een kleine, onopvallende vrouw die ze grotendeels zelf kon ‘construeren’. “Al improviserend stond ik steeds langer met haar op het toneel. Soms liet ik haar een kruiswoordpuzzel oplossen, dan weer een boterhammetje oppeuzelen. Ze ontwikkelde kortom een eigen leventje.”

Lachend: “Ik heb veel tijd met haar doorgebracht.”

Pas naderhand ging Scheldwacht nadenken over haar innerlijke wezen. “Dat was rond de zomer van 2014. Ik ging over haar schrijven, in de vorm van een toneeltekst. Dialogen en monologen, want dat is mijn wijze van vastleggen. Eerst zat ik erg vastgeklonken aan het feitelijk registreren van het personage dat ik van ‘Bossen’ al zo goed kende, later kwam ik losser, vrijer te staan ten opzichte van haar. Ik ging op een gegeven moment ongegeneerd wroeten in haar innerlijk. En ontdekte dat ze niet bekeken wilde worden. Ze zat er niet op te wachten dat ze op een toneelpodium de aandacht naar zicht toetrok.” Maar Scheldwacht wroette vrolijk verder. “Ze heeft een geheim waar ze met niemand over praat. Als dochter van Chinese acrobaten werd ze verkocht aan een Duitse circusfamilie. Na een turbulente jeugd werd ze gedwongen het circus te verlaten.” Vanaf dat moment was Helga’s leven niet meer hetzelfde. Helga verdween dolgraag naar de achtergrond, maar doordat Esther Scheldwacht besloot een voorstelling over haar te maken, werd ze en public voor de leeuwen gegooid, zichtbaar gemaakt.

Absurdistisch
Op de keper beschouwd kwam het tot een confrontatie op papier tussen Scheldwacht en haar personage. Want per saldo een handgemeen met de pen tussen actrice en personage. En passant raakte ze daarmee precies aan de kern van de thema’s die ze eerder ook al aansneed in De Sunshine Show en haar vorige voorstelling, Op een mooie Pinksterdag. Scheldwacht: “Ik wil graag het onzichtbare zichtbaar maken; hetgeen je normaal gesproken niet hoort hoorbaar maken, een stem geven.” En zo werd een personage dat in aanleg niet wenste op te vallen, opeens geconfronteerd met haar bedenkster, en deze met zichzelf. Daar, op dat moment, raakte de binnenwereld van de ‘verzonnen’ Helga Maria Baumgarten onherroepelijk verweven met die van haar createur, aan Esther Scheldwacht zelf, acteur, regisseur en tekstschrijver. En daarmee werd Helga Maria Baumgarten’ een portret van een ‘gewone’ vrouw én een voorstelling over Scheldwacht zelf, en over toneelspelen, waarheid, trouw blijven aan jezelf en verbeeldingskracht. “Waar zouden we zijn als we ons niets meer kunnen voorstellen, als er geen inlevingsvermogen bestaat of ons niet kunnen verplaatsten in de ander?” En zo is een tragikomische voorstelling over eenzaamheid, de kracht van introversie en een pleidooi voor de onopvallende mens geboren.

Tekst, regie én spel
“Het is geven en nemen”, zo schetst Esther Scheldwacht de periode van tekstschrijven die daarop volgt. “We lokken het verhaal van de voorstelling woord voor woord bij elkaar uit. Soms is dat een tikkeltje schizofreen ja.”
Ook schizofreen is de taakverdeling: Esther Scheldwacht is net als eerder in De Sunshine Show tekstschrijver, regisseur en acteur verenigd in een en dezelfde persoon. “Vooral in de laatste fase vóór de première, als iedereen met aanwijzingen op de proppen komt, is dat soms lastig. Aan de andere kant: door alles in eigen hand te houden is de voorstelling precies zoals ik het verhaal vertellen wil. Tijdens het schrijven denk ik vaak al in beelden. De decor- en lichtontwerper gaan daar dan verder mee aan de slag. Na de première verandert de voorstelling nog wel. Een solo kun je pas echt goed krijgen als er publiek bij is. Schaven dus.”

Helga Maria Baumgarten door Esther Scheldwacht, coproductie met Ro Theater en Theater aan het Spui. Te zien tot en met eind april 2016, iedere vrijdag tot en met zondag. Meer informatie: rotheater.nl. Telefonisch tickets reserveren: (070) 346 52 72.

Feestbeesten en angsthazen

Maas theater en dans speelt ‘Alice in Wonderland’ (8+)

Van Lewis Carrolls toverboek maakte Maas een spannende en avontuurlijke voorstelling voor kinderen vanaf 8 jaar en ouder(s).

Het was vorig jaar 150 jaargangen geleden dat de eerste druk van Alice in Wonderland van de persen rolde. Het boek is allang niet meer weg te denken uit de wereldliteratuur, waarin Alice onder meer een verlegen konijn, deftige muis, mysterieuze katten, een wrede hoedenmaker, een zingende rat en een onmogelijke tweeling ontmoet.

Kleine meisjes worden allengs groter. Maar in Carrolls vertelling is het precies andersom. Beter gezegd: een jong, klein meisje wordt aldoor kleiner. Alice krimpt, en krimpt, totdat ze door het piepkleine kastdeurtje past en dan met ingehouden adem een fascinerend Wonderland kan betreden. Maar later groeit ze dan weer opeens. Micropsie, macrospie. “Ik ben 1.74 meter,” verklaart Rosa van Leeuwen. Zij neemt bij de Rotterdamse theatergroep Maas de hoofdrol voor haar rekening. “Het wonderlijke is dat in mijn paspoort bij ‘lichaamslengte’ het formaat van 1.64 meter vermeld staat. Dat is dus nooit aangepast.” Verwondering valt haar daarover dan nu opeens ten deel. En verwondering, dat is ook precies waar Alice in Wonderland volgens haar over gaat. “Vragen blijven stellen, precies zoals Alice dat steeds deed, als kind maar juist ook als volwassene. Blijf nieuwsgierig, blijf alles in twijfel trekken.”

In de Alice van Maas speelt volgens Van Leeuwen het wonderbaarlijke decor naast haar een absolute hoofdrol. Decorontwerpster Sanne Danz won niet voor niets dit jaar de Zilveren Krekel voor meest indrukwekkende podiumprestatie voor haar vernuftige bedenksels. Maas werd daarnaast voor deze productie genomineerd voor de Zapp Theaterprijs 2016.

Theepotten
Bij Maas is Alice in Wonderland een kleurrijk maar ook verbazingwekkend spektakelstuk, een gebeurtenis waar voortdurend iets spannends op stapel staat – zoals het dit verhaal betaamt. Van Leeuwen beschrijft haar theateravontuur: “De muren en de vloer: opeens komen ze op me af, terwijl een van de theepotten werkelijk tot aan mijn wang reikt.” En toch heeft deze Alice zelf helemaal niet in de gaten dat zij het is die verandert. “Nee, in haar ogen is het juist haar omgeving die verandert.”

Humpt Dumpty
De rol van Alice staat haar erg nabij. Ook al omdat op de Toneelschool in Arnhem de directeur bij het afstuderen in 2013 haar karakteriseerde als een ware Alice-op-groot-formaat. “Want altijd had ik tóch nog een vraag.” Van al de figuren en in de verte zelfs Jeroen Bosch-achtig aandoende schepsels die in Carrolls boek en ook in deze voorstelling voorbijtrekken, heeft Humpty Dumpty het hart van Rosa van Leeuwen gestolen, eigenlijk al toen ze op haar twaalfde voor het eerst het boek las. “Waarom? Hij is een ontroerend en kwetsbaar typje, hij redeneert volgens een geheel eigen logica en heeft zo zijn eigen manieren van zeggen en doen. Dat is best bijzonder, zeker voor iemand die eruitziet als een levensecht ei. Toch is hij voor mij een filosoof in de dop.”
In de ‘Alice’ van Maas staat naast de wonderbaarlijke, onnavolgbare tekst van Carroll ook Danz’ decor centraal. “En Djurre de Haan van Akward i heeft muziek gecomponeerd en een liedje gemaakt van Carrolls gedicht A Boat Beneath a Sunny Sky. Dat vormt trouwens de afsluiting van Carrolls tweede Alice-boek Through the Looking-Glass dat we in deze voorstelling ook spelen. En zelf zing ik een slaapliedje in deze voorstelling”. Toen ze vernam dat ze in deze voorstelling zou gaan spelen, is Rosa het boek gaan herlezen. Tegenwoordig is ze in het bezit van een chique uitgave waarin de twee Alice-delen zijn samengebonden, voorzien “van die fantastische etsen van Floor Rieder.”

Rosa van Leeuwen speelt net zo lief voor volwassenen als voor kinderen. Op dit moment speelt ze ook de rol van Nora in Crashtest Ibsen: Nora bij Moeremans&Sons. “Voor kinderen speel ik niet anders, zet geen stemmetje op of zo. Je moet ze als je gelijke behandelen, niet kinderachtig overkomen.” Wel signaleert ze een groot verschil in de manier waarop het publiek van familievoorstellingen reageert. “Kinderen vragen je de oren van het hoofd. Na voorstellingen voor volwassenen maak ik dat zelden mee.” En, o ja, haar lievelingsthee is gember met een beetje rode peper.

Maas met ‘Alice in Wonderland’ op zondag 3 april 2016 in de Koninklijke Schouwburg. Meer informatie op maastd.nl en ks.nl. Telefonisch tickets reserveren: 0900-3456789.