Het dansleven uit een dag

In de autobus met Introdans

Met een driesterren touringcar volgeladen met vijfsterrendansers kriskras door Nederland knallen. Hoe is dat? Glamour en glitter in de bus? “In juli ga ik met hem trouwen!”

Nederlandse theatergezelschappen reizen stad en land af om in het land hun kroonjuwelen rond te strooien, zo heeft de rijksoverheid dat nu eenmaal bedacht. Geregeld hoor je acteurs, dansers en andere artiesten-on-the-road verzuchtingen slaken over ‘op tournee zijn’. Maar niet altijd. Ze staan dan wel meestal niet hardop te juichen, maar ach, soms is het een welkome onderbreking van de dagelijkse sleur en is het voor een enkeling ook juist het moment om even betaald gas terug te nemen.

Introdans, vestigingsplaats: Arnhem, doorkruist al sinds 1971 het doorgedesignde Nederlandse wegennet. “En dat doen we graag” zegt in de bus Introdans-marketeer Anthea van der Kraan op volleerde toon, terwijl dit voor haarzelf toch het allereerste busreisje met de groep is: ze is nu nog maar net een halfjaartje bij het team. “We zijn het meest reizende dansgezelschap van Nederland. We vinden het belangrijk om Introdans, om kunst en dans dicht bij het publiek te brengen. Geen drempels opwerpen.”

De 35 speelbeurten van het tourneeprogramma 5 ★★★★★ voeren de groep naar uitersten als Den Helder en Maastricht, naar het Den Haag van het westelijke landseind, en Roosendaal in het zuidwesten. Vandaag is het Hardenbergse theater De Voorveghter, 340 stoelen, plek van bestemming.

Zodra de bus is volgeladen zet de zeswieler vanuit opstapplaats Arnhem CS / Sonsbeekzijde koers richting Marslanden. Aan boord: twintig dansers en een klein contingent ‘beroepsaanhang’, waaronder kleedster annex gelegenheidstourleider Mila Westgeest, balletmeester Diane Matla en twee vrijwilligers / educatief inleiders Truus Tullemans en Thérèse Laurant. De techniekploeg is de meute ’s ochtends vroeg al ruimschoots vooruit gereisd vanuit de Gelderse hanzestad. Sterker: de ploeg legt, terwijl de bus in anderhalf uur richting Hardenberg kruipt, allicht de laatste hand aan decor, dansvloer, licht en geluid.

Schoolreisje
Voor aanvang dringt, eventjes toch, de gedachte zich op aan een uitbundig schoolreisje. Maar niets van dat al, bij Introdans geen geheven dionysische zangkoren of iets dat daar maar op lijkt. Dat kan te maken hebben met het internationale karakter van het ensemble, die kennen onze ‘potjes met vet’ immers niet. Ook geen rouleersysteem: ieder heeft zijn eigen vaste stek, noem het een geplaceerde zitplaats, en daarvan wordt hoogst zelden afgeweken. Natuurlijk hebben de eeuwige ‘troublemakers’, meest mannen, zich achterin verschanst, terwijl de ‘lieverdjes’, niet zelden de vrouwen, zich op de stoelen voorin genesteld hebben.

Dansers zijn gewoontedieren, net mensen. De een slaapt lichtjes wat bij, gunt de ogen en de spieren enige rust, daarbij tovert de een soms een zonnebril op, werkt de ander sociale media bij of luistert hij of zij naar diens favoriete muziek over koptelefoon of oortje. Een enkeling kiest voor een boek. Nog weer een ander heeft zich opgevouwen met de benen op de hoofdsteun van de stoel voor zich gestoken, met de voeten omhoog. Eentje heeft zijn lijf languit op vier stoelen gelegd, dus tot naar de stoelen aan de overzijde van het gangpad. Zelfs het eigen dekbed is meegegaan.

Nog weer een ander gebruikt alvast, of beter gezegd: nu pas (15.30 uur) een licht verteerbare lunch, pasta bijvoorbeeld. Eentje heeft ooit eens een haring in de bus gegeten, wordt me ingefluisterd. Maar urenlang in opgevouwen staat in een touringcar bivakkeren heeft ook nadelen: “Het valt niet mee om urenlang te moeten stilzitten,” vertelt danseres Vérine Bouwman. “Dans is topsport. Vanochtend om 10.00 uur zijn we met de gebruikelijke balletles de dag begonnen. We komen zojuist het repetitielokaal bij Introdans uit rennen. De spieren kunnen we pas weer opwarmen als we in het theater in Hardenberg zijn. Dat is lastig voor de spieren. Er gaat bovendien veel tijd zitten in het reizen.”

Vérine zit vandaag voorin, maar in het verleden, op andere trips, nam ze ook wel eens achter plaats. “Een woordje Italiaans leren,” lacht ze. Opeens straalt ze van oor tot oor. Want, zegt ze, daardoor heeft ze, in deze zelfde Introdans-bus, haar Siciliaanse collega-danser bij Introdans Salvatore Castelli van een andere kant leren kennen. Van het een kwam het ander, beter gezegd van het een komt het ander, want ziedaar: “In juli gaan we trouwen! Ik beraam hier, tijdens deze toer, de trouwplannen!”

Bosuitje
Reisverhalen zijn er ondertussen zeker te vertellen, meestal komen die uit een meer of minder grijs verleden. Over die ene keer bijvoorbeeld dat de temperatuur in de bus niet onder dertig graden Celsius te krijgen was, de keer dat dansers geparkeerde auto’s eigenhandig ‘opzij’ moesten tillen om de deur bij thuishonk Vijfzinnenstraat te bereiken, die keer in Lommel, België dat de voorstelling niet kon doorgaan omdat de dienstdoende technicus plots ziek was geworden. Of toen ze er, ergens in een ver buitenland, opuit gestuurd werden om boomtakken te verzamelen in een nabijgelegen bos. Vanwege het decorbeeld, want dat kon niet mee in de trailer. Maar op een bestaan van dik 45 jaar zijn dat wel de hoogtepunten.

Bestemming bereikt
Stilaan nadert Hardenberg. Dan houdt de bus halt bij de stagedoor van theater De Voorveghter. Na het uitstappen blijven enkele zich voor de buitendeur van het theater verschansen: sigaretje roken.

Maar de meesten nemen meteen bezit van de twee groepskleedkamers, een voor de mannen en een voor de vrouwen. Een groepje besluit te voet een koude neus te halen aan de hand van een verkenningstochtje door het Overijsselse dorp. Een klein clubje dansers blijft achter in de kleedkamer. Geen avondeten voor jullie, heren? “Voor mij niet,” zegt Alberto Tardanico. “Dat zit me straks alleen maar in de weg.” Verloren tijd? “Echt niet,” zeggen Hayden Idrus en Fabio Falsetti in de mannenkleedkamer in koor. “Filmpje kijken, voetbalwedstrijden inhalen of bijhouden. Gaat prima zo!”

Voorprogramma
Voor een aantal dansers is het na aankomst in Hardenberg aldus een lang wachten – totdat om stipt 19.00 uur de groep op de dansvloer, het podium, samenkomt voor een korte training en om te ‘spacen’, het verkennen van de ruimte. Dat is deze keer extra hard nodig, want het podium in Hardenberg blijkt aanmerkelijk minder breed dan van de premièrelocatie, het Stadstheater Arnhem.

Bij ieder theater waar wordt aangelegd, moet dat ‘spacen’ steeds weer plaatsvinden. “Geweldig,” zegt een enthousiaste directeur Jan Maarten Veurink van De Voorveghter die backstage een kijkje is komen nemen, “dat Introdans en de dansers dat toch iedere keer weer op de koop toenemen, dat ze dit voor ons en andere theaters in den lande doen.”

Duisternis
De verrichtingen worden later die avond rijkelijk beloond. En met een driekwart zaalbezetting plus een drukbezochte inleiding vooraf kan er gesproken worden van een geslaagd avondje.

Nadat het ovationele applaus is weggestorven, wringen de dansers zich langs elkaar heen in de twee smalle kleedkamers. Er blijken twee douches beschikbaar op twintig dansers. En toch vertrekt de bus alweer een halfuur na einde voorstelling, dat is standaard zo.

Op de terugweg is de duisternis allang ingetreden. De adrenaline ebt langzaam weg, het applaus siddert nog wat na in de oren. Er wordt tijdens de terugreis weleens wat gedronken, soms een biertje – maar er wordt met name  veel gedut en geknikkebold.

Thuiskomst is voorzien rond het middernachtelijk uur. Daarna gaat eenieder in de vrieskou huiswaarts. Sommigen gaan dan nog thuis de eigen keuken in om een warme hap te bereiden, anderen houden het voor gezien en zoeken meteen het mandje op: morgenochtend klinkt om 11.00 uur de piano voor de reguliere balletles. Een uurtje later dan gebruikelijk dat dan wel, vanwege deze inspannende reisvoorstelling. Maar ach, wat nou? Een danser zeurt niet gauw. Blij als hij is met zijn vak, een uiterst bewogen vak.

kader:
15.15 uur Vertrek / 16.30 uur Aankomst Hardenberg / 19 .00 uur Spacen / 20.15 uur Show / 22.00 uur Einde / 22.30 uur Vertrek uit Hardenberg / 24.00 uur Aankomst Arnhem

kader:
In Vijf sterchoreografieën staat werk van vijf sterchoreografen op het programma: Jiří Kylián, Sidi Larbi Cherkaoui , Mauro de Candia, Robert Battle en Ben Van Cauwenbergh. Deze productie is in het land te zien tot en met begin juni 2018.

kader:
Kogelvis
Jeffrey Lionel Dahmer bracht in de jaren ‘80 zeventien jonge Amerikaanse mannen om het leven. De seriemoordenaar, necrofiel en kannibaal was de eerste van zogeheten ‘celebrity serial killers’. De Amerikaanse schrijver Nick Bruckman doet het verhaal van de ‘Milwaukee Cannibal’ uit de doeken in zijn toneeldebuut Kogelvis. In 2016 maakte regisseur Marcus Azzini een intieme lunchvoorstelling in Theater Bellevue (Amsterdam) van dat
toneelstuk. De Arnhemse gezelschappen Toneelgroep Oostpool, Het Gelders Orkest en Introdans slaan rond Paastijd de handen ineen voor een muziektheatrale herneming van Kogelvis, dit keer met vier acteurs, een strijkkwartet en twee dansers.

kader:
KYLIÁN4ALL
KYLIÁN4ALL toont hoogtepunten uit het oeuvre van meesterchoreograaf Jiří Kylián. Deze familievoorstelling reist door het veelzijdige werk van de maestro, die tot enige jaren geleden vast verbonden was aan Nederlands Dans Theater.

Van het theatrale Trompe L’Oeil, via het humoristische Sechs Tänze, naar het wonderbaarlijke Indigo Rose. Als kers op de taart staat het uitbundige Chapeau vermeld, een première voor het gezelschap.

Introdans-leiders Ton Wiggers en Roel Voorintholt ontvingen in 2016 de Jiří Kylián Ring voor hun verdiensten voor de dans in Nederland.

Advertentie

Nieuwe dimensies in Indiase dans

Van verfijnde klassieke bharata-natyam, kathak, kuchipudi, mohiniyattam en odissi tot vernieuwende Indiase moderne dans, het is allemaal voorradig in Den Haag.

In Korzo vindt jaarlijks rond oktober het India Dans Festival plaats. Maar ook elders in de stad wordt de Indiase dans, vroeger hindoestaanse dans genoemd, ruimschoots beoefend. Den Haag kent een groot aantal dansdocenten en beoefenaars, zoals dansschool Sri Vinayaka, waar leraar en choreograaf Sitra Bonoo in de stijl van bharata-natyam lesgeeft. Bij tijd en wijle zien we de vruchten van haar toegewijde trainingswerk in de theaterzaal terug, zoals binnenkort bij De Nieuwe Regentes.

In het tweestromenland van haar nieuwe voorstelling New Waves of Indian Dance combineren haar voornamelijk Haagse bharata-natyamdansers de 2000 jaar oude bewegingsstijl van Zuid-India met elementen uit de westerse moderne dans. Bonoo tekent voor de bharata-natyam; Percy Muntslag voor inbreng uit de westerse dans. De Surinaamse Nederlander met een creoolse achtergrond was beginjaren zestig een van de klassiek geschoolde balletdansers bij het tableau van het Nederlands Ballet, voorloper van Nederlands Dans Theater en Het Nationale Ballet.

“Het was ergens in de jaren zeventig dat ik Sitra voor het eerste ontmoette,” vertelt de tijdgenoot van de drie Van’s: Van Manen, Van Schayk en Van Dantzig. Dat was toen hij weer in Suriname werkte. De anderhalve generatie jongere Bonoo kwam bij hem les nemen. Muntslag: “Ik was toentertijd een van de weinigen daar met een bevoegdheid als danspedagoog.” Na de omwenteling in Suriname keerde de danser, choreograaf en acteur weer terug naar Nederland.

Toen hij in Den Haag opnieuw oog in oog kwam te staan met de anderhalve generatie jongere Sitra, was de band van weleer weer snel gesmeed. Bonoo, van Surinaams-hindoestaanse komaf: “Ik hield erg van jazzballet en ik was ook dol op hindoestaanse films vanwege de mentaliteit en muzikaliteit. De hindoestaanse cultuur en dans heb ik zo met de paplepel binnengekregen.”

Ze was in 1974 naar Nederland gekomen om te studeren aan het Rotterdams Conservatorium. Daar kreeg ze les van de Nederlandse ‘Indiase-muziekgoeroe’ Koustov Roy. De liefde voor Indiase dans verdiepte zich toen ze aanklopte bij de dansschool van mevrouw Steenhuis. “De gelaagdheid van de Indiase dans raakt mij: esthetisch, ritmisch en boordevol detail. Muntslag: “En het is De Bron, ook van het klassieke ballet in het westen.” In haar zoektocht naar verdieping en vernieuwing besloten Muntslag en Bonoo hun passie voor dans symbiotisch te bundelen. Inmiddels hebben ze samen enkele producties op hun naam, zoals Bharata Natyam Beyond en The Next Move, op muziek van Bach.

Schoonmaker
In New Waves of Indian Dance verpakken ze westerse dans en oosterse klassieke Indiase bharata-natyam tot een eigentijdse vorm. “Naast trainer en choreograaf Ik fungeer ik ook als schoonmaker,” lacht Muntslag, “ik zorg dat de neuzen de goede kant op staan, en geef aanvullingen op het idioom.”

De voorstelling wordt gedanst door Haagse dansers met hindoestaanse roots, veelal nog academisch of universitair studerend. In hun vrije tijd werden ze bij Bonoo opgeleid en doorliepen vervolgens een training westerse dans bij Muntslag. “Vanaf de jaren ‘80 zijn steeds meer Hindoestanen de Indiase dans van weleer gaan leren,” legt Bonoo uit, “om zo hun afkomst beter te leren kennen.”

Volgens haar beschikt Den Haag over goede indiase dansers. Hoe dat komt? “Den Haag heeft de grootste gemeenschap van hindoestanen in Nederland binnen de stadsgrenzen. En het klimaat hier werkt stimulerend.”‘

New Waves of Indian Dance is op vrijdag 30 maart 2018 te zien in De Nieuwe Regentes. Meer informatie: denieuweregentes.nl.

Springplankkunst

Lichaamskunstenaars van de toekomst

Hoe leid je aanstormend danstalent naar de internationaal erkende wereldtop van Het Nationale Ballet en het Nederlands Dans Theater? Twee gezelschappen, twee gezichten.

De jongerendivisies van de twee grote, internationaal aan de wereldtop opererende ensembles in Nederland oefenen wereldwijd enorme aantrekkingskracht uit op jonge dansers. Zij zien beide ensembles als ideale opstap. Een contract bij Nederlands Dans Theater 2 (NDT 2)  of een traineeship bij de Junior Company (JC) van Het Nationale Ballet (HNB) opent ook elders deuren en is dus heel wat bitcoins waard.

Schubert. NDT 2, jongerendivisie van het wereldberoemde ensemble. Het Balletorkest live in de bak. Fascinerend, overrompelend, bedwelmend. Abrupte lichaamsbewegingen, molenwiekende armen in het halfduister. Met een wereldpremière van topchoreograaf Marco Goecke voor de adspirantendivisie. Ook Ekmans geroemde, in goede zin lachwekkende Cacti, jaren niet meer gedanst. Alles perfect uitgevoerd, zodanig dat de zestien ‘beginnelingen’ de ‘ouderlingen’ van NDT 1 gevoeglijk naar de kroon steken.

“Met Cacti reizen we de wereld over, maar het is nu eindelijk weer hier terug,” zegt een van trots blinkende Nancy Euverink. Jarenlang was ze een gezichtsbepalende danser bij NDT. Vier jaar geleden werd ze artistiek uitvoerend leider van NDT 2, de interne rode loper en opleidingsinstituut voor een felbegeerde loopbaan bij kroonjuweel NDT 1. Ze vertelt in wat nog resteert van het thuishonk aan het Spuiplein in Den Haag, waar shovels en hijskranen buiten hun eigen choreografie dansen. Het Onderwijs- en Cultuur Complex dat er à raison van 178 miljoen euro in 2020 verrezen moet zijn, werpt zijn schaduw jaren vooruit. Het biedt straks huisvesting aan en toonzalen voor onder meer NDT en het Koninklijk Conservatorium (KC).

Verdeeld over drie jaargangen worden bij NDT 2 jaarlijks twee stagiairs en zestien afgestudeerde klassiek opgeleide dansers tot 23 jaar klaargestoomd voor de wereldtop. Zij mogen bovendien ruiken aan een aanstelling bij NDT 1. Vorig jaar stroomden vier van hen door naar de hoofdmacht.

De spoeling is dus dun. Niettemin staan er jaarlijks van heinde en verre jaarlijks zo’n vierhonderd auditanten vol ongeduld te trappelen voor een plaatsje in het tweede ‘elftal’. Zij volgen een balletles en nemen deel aan een reguliere repetitie van NDT 2. Euverink: “Het is een van de doelstellingen van NDT 2 om jonge talenten kennis te laten maken met uiteenlopende danstalen, technieken en werkmethoden. Het werk van onze choreografen is daarin uiteraard bepalend. Het gaat ons om creatie. We willen dansers die bereid zijn alles wat ze eerder hebben geleerd, overboord te gooien. NDT 2 is een ‘creation pool’. Ook voor vele choreografen is NDT 2 vaak een startpunt.”

Ze worden ook in mentaal opzicht getest. “We willen assertieve theaterdansers. We vragen ze daarom een solo te dansen die ze zelf hebben gemaakt. Zo zien we beter of iemand kan doorgroeien naar een theaterpersoonlijkheid.” Dat verschilt, volgens Euverink, van de focus die HNB richt op de JC. “Daar is een plaats in het grote midden, het corps de ballet, het eerste mikpunt.”

De stukken die NDT 2 danst zijn voor het gezelschap zelf gecreëerd en worden over de hele wereld aangekocht. “Het is een op zichzelf staand gezelschap, met een geheel eigen repertoire. De JC staat in dienst van HNB. De groot gemonteerde klassiek-romantische balletten zoals Zwanenmeer, Sleeping Beauty en Notenkraker vragen om volume, om een grote bezetting van het corps de ballet, zeker als je die avond aan avond moet brengen.”

Ernst Meisner, artistiek coördinator van de Junior Company (JC), ‘moederbedrijf’ HNB, ziet dat anders: “Ook een junior bij de JC mag niet bang zijn om een solo te dansen voor een zaal van 1500 mensen.” Hij wijst er bovendien op dat in de vijf jaar dat de JC bestaat, verschillende van ‘zijn’ talenten zijn doorgestroomd, ook naar topplaatsen in het vaste tableau.

“Neem Michaela DePrince. Zij is in betrekkelijk korte tijd opgeklommen tot de rang van tweede soliste. Of Martin ten Kortenaar, die nu grand sujet is. “En vergeet niet dat het repertoire van HNB onnoemelijk breed is: van klassiek-romantische tot neoklassiek en nieuwe werken. Dat vraagt om dansers die breed inzetbaar zijn.” Euverink: “Het verschil is dat dansers van NDT 2 zelf een solo maken. Er worden naast hun danskwaliteiten andere talenten aangesproken.”

Bij de JC meten twaalf dansers zich dagelijks met de tachtig van het ‘volwassen’ gezelschap, volgen een rooster dat het dagprogramma van een groot gezelschap weerspiegelt. Vlieguren maken ze in de avondprogramma’s. De JC kan net als NDT 2 vooraanstaande choreografen tot zijn vaste toeleveranciers rekenen, onder meer David Dawson en Hans van Manen, beiden vast verbonden aan het Amsterdamse dansgezelschap. Toch verschilt de aard van de programma’s van beide jongelingendivisies aanzienlijk.

Meisner: “In de begintijd hebben we programma’s gemaakt die de balletgeschiedenis weergaven, een mix van balletklassiekers tot modern werk. Dat was, onder meer, ingegeven door de wens om een breed publiek voor dans en ballet te bereiken. We konden zo meer en in andere zalen en steden spelen dan het ‘grote’ gezelschap. Daarnaast hebben we gekozen voor familievoorstellingen. Na De Grote Kleine Kist en Narnia maken we komende lente met ISH de voorstelling Grimm. En vergeet niet dat we veelvuldig worden ingezet voor educatieprojecten.” Toch denkt hij erover het karakter van de JC-programma’s anders in te richten: “Net als NDT 2 willen we triple bills gaan brengen.”

Topsport
Topdans is topsport. Voor een danser aan de wereldtop is ieder optreden er een in de categorie Olympische Spelen. Voor het bereiken van de top geldt dat jong instappen, tussen 8 en 10 jaar, in de wondere wereld van het ballet bijzonder bevorderend uitpakt.

Voor een gedroomde toekomst als profdanser is ook in de tienerjaren daarna een onophoudelijke opofferingsgezindheid het devies, vanaf middelbare dansvooropleiding tot ergens midden dertig. Voor de meeste ballerina’s en ballerino’s is er qua fysieke topprestaties daarna wel het beste af. Omscholing is wat hen wacht. Wat je noemt ‘a hard knock life’.

Self-made dansers, autodidacten, zijn vrijwel niet te vinden bij qua techniek doorgaans klassiek georiënteerde gezelschappen. Voor profdansers-in-spe vormt een opleiding aan een conservatorium of een van de hbo-dansacademies de vanzelfsprekende oprijlaan tot een stageplaats en, daarna, een loopbaan bij een van de dansgezelschappen. De beide talentenpools van NDT en HNB werken dan ook met ze samen.

Zo slaat de JC een brug tussen HNB en de Nationale Balletacademie (NBA), onderdeel van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Het in Amsterdam gevestigde balletgezelschap is nauw betrokken bij de selecties en de vaststelling van het studieprogramma en van het docententeam, van vooropleiding en hbo-studie.

“De academie, om de hoek, is onze vaste partner,” zegt Meisner. “Onze directeur Ted Brandsen is er adviseur. De studenten genieten een voorkeurspositie in het bereiken van een stek in de kweekvijver. Een NBA-student die tot de Junior Company doordringt, doorloopt in het eerste jaar een stage annex afstudeerjaar. Bij goed gevolg volgt een tweede jaar en een tijdelijk arbeidscontract. Jaarlijks stromen er vier door tot de hoofdmacht. Als het niet lukt een plek te bemachtigen, stopt na twee jaar de verbintenis.

Op haar beurt werkt NDT samen met de dansvakopleiding van het Koninklijk Conservatorium (KC) in de regeringsstad. Voor de jaarlijkse presentatie-avond Young Talent Project ruiken dansstudenten van het KC aan de beroepspraktijk door samen te werken met repetitoren, ex-dansers van NDT en met choreografen die aan NDT zijn verbonden.

Euverink: “Belangrijk is dat studenten vroegtijdig bekend raken met onze werkwijze en onze bewegingstaal.” NDT werkt ook samen met het productiehuis van het in Den Haag gevestigde Korzo, in talentontwikkelingsprogramma’s als Here we live and now en Up & Coming Choreographers.

Ondertussen dwarrelen jaarlijks dik zeshonderd digitale aanmeldingen – bijna iedereen stuurt een videofilmpje mee – van heinde en verre neer op Meisners bureau. “We zitten middenin de allereerste schifting van dit jaar.” Slechts 120 ontvangen een uitnodiging voor ronde twee, een kennismakingsdag in Amsterdam. Feitelijk een toelatingsexamen. “Ze doen twee balletlessen mee,” legt Meisner uit, “waarbij de gehele artistieke staf van HNB de hele dag toekijkt en hen beoordeelt.”

Coaching beschouwen Euverink en Meisner als de grondslag van hun werk. “Een plek veroveren hangt sterk samen met de mate waarin een danser weet te assimileren en zichzelf gezond te houden,” zegt Meisner, “en als je vanuit de praktijk tips kunt geven, werkt dat het beste.” Euverink: “Je moet over educatieve én artistieke gaven beschikken. Ik houd erg van observeren: hoe gedraagt een danser zich in de zijlijn? Ik wil graag mijn levens- en danservaring overbrengen. Dit werk is niet voor iedereen weggelegd.”

Facts & figures
NDT 2
Opgericht door Jiri Kylian in 1978
Moeder: Nederlands Dans Theater
Artistieke leiding: Paul Lightfoot
Artistieke leiding NDT 2: Nancy Euverink
Aantal dansers NDT: 28
Aantal dansers NDT 2: 16
Aantal voorstellingen NDT 2 2017-2018: Tot nu toe 32 voorstellingen in binnen- en buitenland. Daar komen in de komende maanden nog meer bij.

Junior Company
Opgericht door Ted Brandsen 2012
Moeder: Het Nationale Ballet
Artistieke leiding: Ted Brandsen
Artistieke leiding JC: Ernst Meisner
Aantal dansers HNB: 76
Aantal dansers JC: 12
Aantal voorstellingen JC 2017-2018: 77, inclusief The Sleeping Beauty en Don Quichot (32 in totaal) maar exclusief locatieoptredens.

NDT 2 veertig
NDT 2 is in 1978 opgericht door Jiri Kylián en Carel Birnie met de bedoeling de hoofdmacht te voeden met jong talent. Inmiddels is NDT 2 uitgegroeid tot een op zichzelf staand gezelschap met een geheel eigen repertoire. NDT 2 bestaat in maart 2018 veertig jaar.

Nancy Euverink
Nancy Euverink (1968) danste van 1986 tot 2007 bij het Nederlands Dans Theater. Tijdens haar carrière ontving ze de Prix en Espèce de Lausanne (1986) en werd zij onderscheiden met de Prijs van Verdienste (2004) van de Stichting Dansersfonds ’79.

Tussen 2007 en 2011 werkte Euverink bij toonaangevende buitenlandse dansgezelschappen. Tussen 2011 en 2014 was zij directeur van de dansvakopleiding van het Koninklijk Conservatorium. Sinds augustus 2014 is zij uitvoerend artistiek leider van NDT 2.

Ernst Meisner
Ernst Meisner (1982) danste bij The Royal Ballet (Engeland) en bij Het Nationale Ballet. In 1999 kreeg hij de Eurovisie Grand Prix for Young Dancers, en in datzelfde jaar de Aanmoedigingsprijs van Dansersfonds ’79. Meisner is naast artistiek coördinator van de Junior Company ook werkzaam als choreograaf.

Held. Of nee, toch schurk

Toneelgroep Oostpool agendeert Robin Hood

Vrijbuiter. Superschutter. Weldoener. Belastingontduiker. Pardon?!

In verwarrende tijden rond belastingparadijzen, bonussencultuur en wetgeving daaromtrent is bij Toneelgroep Oostpool uitgerekend Robin Hood gespreksonderwerp van de dag. ‘Wat Walt Disney ons ontstolen heeft, stelen we gewoon terug.’

Groen mannetje met gevederde rode pluim op jagershoedje of muts. Rond het jaar des heren 1300 zette hij graag hinderlagen op in de Engelse midlands van Sherwood, Nottingham. In die contreien had hij het gemunt op passanten die hij graag hun edelmetalen en andere kostbaarheden afhandig maakte. De vogelvrije man die armen helpt en rijken op hun verdiende nummer zet, dat beeld vooral staat geëtst in ieders geheugen, waar dan ook; oost, west, noord en zuid – al is het in wijd uiteenlopende gedaanten en verschijningen.

Maar klopt dat beeld van rebellerende weldoener wel? “Afgezien van de eeuwige vraag of Robin Hood nu wel of niet in levende lijve heeft rondgelopen en niet alleen als legende of als geconstrueerde literaire figuur,” zegt Sarah Moeremans, regisseur van Robin Hood, “ben ik gaandeweg zeer gaan twijfelen aan zijn goedwillende aard. Een revolutionair in hart en nieren, zo wordt altijd van hem gezegd. Maar net zo goed kun je stellen dat hij kennelijk weigerde om belasting te betalen, toch de verplichte contributie voor deelname aan de samenleving.”

Door die laatste bril bezien is Robin Hood per saldo niets meer of minder dan een ‘paria inter pares’. Moeremans: ‘Held. Of schurk? Dat is de vraag. Ik ben geneigd te zeggen dat hij geen moraalridder of idealist is geweest. Want zonder individuele belastingbijdrage kan er, bijvoorbeeld, ook geen collectief onderwijssysteem of gezondheidszorg bestaan. Het innen van accijns door de overheid is geen pure ‘rip-off’.’ In andere woorden: in Moeremans ogen is de overheid niet per se een ‘roverheid’. Moeremans: ‘ Ik zie in Robin Hood geen socialist, eerder een libertijn van het rabiate soort.’ Joep van der Geest – hij slaat als hoofdrolspeler straks meer figuurlijk dan letterlijk de cape van Robin Hood om – licht verder toe: ‘Maar een outlaw is altijd romantisch.’

Cashcow
Bij wijze van veldwerk toog Moeremans de voorbije herfst in gezelschap van Van der Geest naar de Engelse midlands. Van der Geest: ‘Je ziet de dorpjes daar rond Sherwood enorm pittoresk liggen zijn, maar dan wel dorpjes die elk op hun eigen manier de romantiek en de figuur van Robin Hood hebben toegeëigend ten gunste van hun eigen individuele winstkarretje. En zo eist ieder dorp dankbaar een deel van de koek op.’

Hood is er tot een cashcow, een toeristische trekpleister verworden. Moeremans: ‘Een kneedbare figuur, een echo van de revolutionair die hij misschien wel nooit is geweest maar wiens verhaal dankbaar gekaapt is door de commercie, vooral sinds Walt Disney hem behendig plunderde. Maar wat Disney ons ontstolen heeft, dat stelen we in deze voorstelling gewoon van hem terug.’

Ook de journalistiek heeft te pas en te onpas gretig aan de beeldvervorming van Robin Hood als weldoener meegewerkt.’ Ze haalt nog een voorbeeld aan: ‘Neem Che Guevara. Ook hij is nu vaak gereduceerd tot niet meer dan een gere-assembleerd silhouet van man met baard en baret.’

Robin Hood anno nu
In Moeremans Robin Hood zijn de gezellen van Robins revolutionaire beweging van kleur verschoten. Wat fraudegevalletjes, slechte gewoontes die opkomen en enkelingen die zich ‘more equal than others’ voelen doen de rest. Al zijn er ook marktwerking-goeroes en diehard-idealisten die nog altijd heil zien in revolte.

Hood ziet met lede ogen de tweespalt aan maar wil niet dat zijn bos een totalitair staatje wordt, dus regeert hij met zachte hand, al zijn er ook zeurkousen die hun recht op slappe privileges opeisen. Robin krijgt last van keuzestress en vraagt zich af waar het hem ooit om te doen was.

Vat van morele waarden
In haar voorstelling komt weinig tot niets van het ondernomen reisavontuur door de midlands naar voren, waarschuwt Moeremans. ‘Ik maak geen reisprogramma en ook al geen voorstelling over de figuur Robin Hood. Mij gaat het vooral over het vat van morele waarden dat hij belichaamt.’

‘Beschouw de voorstelling meer als een sprookje voor volwassenen,’ verduidelijkt Van der Geest. Als een soort van saterspel, provocatief bedoelde satire? Moeremans: ‘Als een lakmoesproef waar je de kans krijgt je eigen morele kompas te ijken, waar dat een grote beurt mag ondergaan.’

Van der Geest: ‘Niet voor kinderen.’ Moeremans: ‘Maar inderdaad voor volwassenen en hen die niet meer in sprookjes geloven.’ Een antisprookje dat straks wordt opgediend met gevleugeld toneelspel. ‘Toneelspelen is denken. Spelen is voor mij een middel om denken mogelijk te maken,’zegt Moeremans. Voor haar een kwestie van leven en dood. ‘Wat mij betreft is alles te relativeren behalve het spel, en theater niet een spiegel maar een denkruimte om hardop iets te zeggen over bestaande maatschappelijke mechanismen.’

kader
Sarah Moeremans
Sarah maakt voorstellingsreeksen rond een thema. Robin Hood is de start voor een nieuwe ‘verzameling’. Haar meest bekende ‘collectie’ is tot nu toe Crashtest Ibsen, radicale bewerkingen van Ibsens samenlevingsdrama’s. Bij Toneelgroep Oostpool maakt ze de collec­tie ‘What’s in a Fairytale?!’. Wat hebben sprookjes ons nog te zeggen? Als een omgekeerde Walt Disney gaat ze in op de vraag waarom er zo weinig moraal meer gelezen wordt in eeuwenoude verhalen.
Na deze voorstelling staat Bambi centraal, volgens Moeremans ‘ook al zo’n voorbeeld van angstwekkende Disneyficatie.’

Haar belangrijkste sparring­partner is toneelschrijver Joachim Robbrecht. Samen herschrijven zij sprookjes met nieuwe ogen: Welke moraal ligt er vanuit onze hedendaagse blik in besloten?

Sarah Moeremans is begin 2017 toegetreden tot de artistieke kern van Oostpool. Voordien had ze haar eigen gezelschap, Moeremans & Sons, dat inmiddels is ontbonden.

kader
Robin Hood
Samen met een groep vrijbuiters, de Vrolijke Volgelingen (‘Merry Men’), steelt de Engelse volksheld Robin Hood van rijken en verdeelt de buit onder armen. Hij zou vanuit Sherwood Forest (Nottingham) gestreden hebben tegen gezagsdragers. Althans volgens oude balladen en legenden. Of Robin Hood echt heeft bestaan, is onduidelijk. Zijn naam is niet in officiële documenten terug te vinden. Wel doen namen en verhalen de ronde van drie figuren die mogelijk de inspiratiebronnen zijn voor de legende.

Het thema van nobele bandiet komt wereldwijd voor: van India (Veerappan), China (Wang Zuo), Californië (Joaquín Murrieta), Sicilië (Salvatore Giuliano), Puerto Rico (Roberto Cofresí) , Mexico (Chucho el Roto en Lucio Cabañas), Turkije (Deniz Gezmiş), Estland (Rummu Jüri), en in Nederland Platte Thijs uit Hoorn.

Toneelgroep Oostpool speelt Robin Hood van 24 februari tot 19 april 2018.

 

Genua, stad van de onderbuik

Toneelgroep Maastricht speelt Pfeijffers La Superba

Met Wim Opbrouck in de gedaante van ‘schrijver’ en Angela Schijf als mooiste meisje van Genua zet Toneelgroep Maastricht de tanden in La Superba, in 2014 onderscheiden met de Libris Literatuurprijs.

In toneelkringen is het steevast een Markant Moment: de Eerste Lezing. Zo’n zes weken voor de premièredatum komen onder leiding van regisseur Servé Hermans alle betrokkenen bijeen om voor het eerst de voorliggende toneeltekst in gezamenlijkheid en hardop voor te lezen. Spannend moment, doordat voor de meeste betrokkenen de op stapel staande productie ook voor het eerst uitgebreid wordt toegelicht.

Maar ook omdat onverhoeds discussies kunnen opduiken over de aanpak en de regie- en rolopvatting, want natuurlijk heeft de regisseur met zijn artistieke team al in een eerder stadium gebakkeleid over de te volgen koers. Zo’n Eerste Lezing is er uiteraard ook bij Toneelgroep Maastricht (TgM), al doet het Limburgse ensemble daar een schepje bovenop door naast kantoorpersoneel (marketeers bijvoorbeeld) op uitnodiging ook Vrienden en pers toe te laten. En door Limburgse vlaai te serveren.

Maastricht. Dinsdag, 9 januari: de aftrap. Tijdstip: 13.00 uur. Plaats delict: de Bovenzaal van Theater aan het Vrijthof. Terwijl de zaalstoelen in bezit wordt genomen door productiemedewerkers zoals dramaturg, tekstschrijver- of bewerker, muzikaal medewerker, decor- en kostuumontwerper en technici, nemen spelers plus regisseur plaats achter een lange tafel. Servé Hermans, regisseur en artistiek leider van TgM, opent het woord. Hij beschrijft het decorbeeld ( ‘Een abstracte versie van de Bar met de Spiegels) en introduceert muzikaal leider Ron Reuman (‘We gaan bekende Italiaanse meezingers mengen met onvervalste Italo-disco), en kostuumontwerper Marta Stoffels (‘We gaan van Angela een mooi meisje maken’). Dan legt Jibbe Willems, een van drie huisschrijvers van TgM, op eigen verzoek een beginselverklaring af omtrent zijn bewerking (‘Eigenlijk niet te doen’).

Dan is het uur U. Acteur Wim Opbrouck, naast BV’er ook BN’er sinds de Vlaming in het tv-programma Zomergasten zijn opwachting maakte, opent het bal met zijn majestueuze, diepbronzen stemgeluid: ‘Het mooiste meisje van Genua werkt in de Bar met de Spiegels.’

Pisazijn
La Superba van dichter-schrijver, zelfbenoemd ‘enfant terrible’ van de vaderlandse letteren Ilja Leonard Pfeijffer, tevens hofleverancier van TgM, speelt zich af in havenstad Genua, Italië. De roman behelst in drie delen en twee intermezzi een zeer gelaagde vertelling over een aan lager wal geraakte schrijver die z’n vaderland uit geldnood is ontvlucht. Voor hem is, vooral om de schone schijn van succesvol schrijver in den vreemde hoog te houden, mislukken geen optie.

Maar net zo goed is La Superba een roman over het verlangen naar inspiratie en naar de melodramatische magneet Italië, voor zovelen substituut voor een andere, betere wereld. Nog anders is La Superba (letterlijk ‘de hoogmoedige’) ook een zoektocht naar oneindige liefde en/of over de (on)mogelijkheid om in het Europa van anno nu een eigen identiteit aan te nemen.

En dat amalgaam wordt even literair als luguber in evenwicht en in het gareel gehouden doordat de schrijver op een van z’n vele nachtelijke escapades, vlakbij zijn nieuw verworven woning in een van de steegjes van de labyrintische binnenstad, over een geamputeerd vrouwelijk linkerbeen struikelt.

Het met het boeket van pisazijn doortrokken Genua, zo laat Pfeijffer de lezer in geuren en kleuren niet na te weten, verschaft hem ondertussen een perfecte uitvalsbasis voor het beschrijven van exuberante escapades. Maar ook van heersende misstanden die voortvloeien uit de Italiaanse volksaard. Door zijn bril bezien is smeltkroes Genua vooral bevolkt met fossiel aandoende autochtonen, beroeps-aristo- en bureaucraten, net als met drop-outs, travestieten – waarvan de laatstgenoemden uit pure overlevingsdrang tegen betaling sociaal-erotische diensten verlenen – evenals Noord-Afrikaanse bootvluchtelingen die er, dank zij Berlusconi, een heenkomen hebben gevonden. Dat alles in een stad die zich ophoudt aan de rauwe zelfkant van het leven.

Vluchtgedrag
In de toneelversie van La Superba van TgM speelt Wim Opbrouck ‘de schrijver’. Pittige kluif. Vindt hij zelf ook, want een monoloog van bijna driekwart in een voorstelling die bijna twee uur gaat duren is geen sinecure. Hoe hij dat straks gaat klaarspelen zonder het script als hulpmiddel bij de hand? Opbrouck, ontspannen: ‘Nog geen idee. Maar het gaat vast lukken.’

Opbrouck bracht medio december met tegenspeelster Angela Schijf en het artistieke team van TgM een bezoek aan Genua, vertelt hij, ‘met Ilja zelf als ideale stadsgids’. Opbrouck: ‘Geen woord van hem lijkt gelogen. Genua ruikt oprecht naar liters kattenpis. En het bestaat allemaal dus echt: van de Bar met de Spiegels en het Piazza delle Erbe tot het ‘centro storico’, vertelt hij. ‘Het is belangrijk dat we er, letterlijk, aan de sfeer hebben geroken, dat betaalt zich straks uit.’

Angela Schijf (o.a. Flikken Maastricht) is het met Opbrouck, nog met de odeur van Genua (‘een inspirerende stad’) in beide neusvleugels, eens: ‘La Superba gaat voor mij allereerst over de mensen die de stad bevolken. Maar ook over de stad als een personage, over Ílja’s stad, zíjn habitat’. Voor haar is La Superba ook een roman over ‘het dierlijk verlangen naar liefde en oprechtheid en een zoektocht naar verbondenheid aan de hand van personages die zich zo goed en kwaad het gaat, door het leven slaan.’ ‘Wat mij betreft’, antwoordt Opbrouck haar, ‘is La Superba een verhaal over vluchtgedrag, een vlucht in de verbeelding. En over de vraag wat dat dan wel is, een betere wereld.’

Pauze
Tijdens de pauze vertelt regisseur Servé Hermans dat hij voor deze productie ogenblikkelijk déze cast voor ogen had. ‘Ik weet dat we met deze mensen een groep in huis hebben om deze onderneming tot een goed einde te brengen’. Hij roemt vervolgens de stilistische gaven van Pfeijffer. Dan stapt hij over op de inhoud: ‘Ilja’s vertelling vind ik vooral erg menselijk, en tegelijkertijd is het een venster op de wereld. Zo komt er een verhaal in voor over bootvluchtelingen. We willen daar geen politiek statement van maken, maar we sluiten de ogen niet. We willen ons publiek in die zin wel graag een spiegel voorhouden.’

Puzzel
Als de Eerste Lezing achter de rug is vertelt Opbrouck dat die hand over hand een semi-openbaar karakter verkrijgen. ‘Ik heb er mijn vragen voor opgespaard,’ lacht hij. ‘Maar zoiets kan ook weleens gênant uitpakken,’ zo tapt hij uit eigen vaatje als voormalig artistiek leider van NTGent. ‘Het voelt een beetje als de eerste schooldag, zeker als er anderen dan direct betrokkenen toekijken.’ Angela Schijf heeft het zó niet eerder meegemaakt. ‘Ik was best zenuwachtig, voelde me bij voorbaat een beetje bekeken.’

Nog zes weken tot de première. Er blijken nog wat puzzelstukjes te leggen. Zoals over de dubbelrollen die Schijf speelt. ‘Volgens Servé speel ik in dit stuk alle niet-machtige vrouwen. Ik heb daar een andere mening over. Dat moet ik toch eens even met hem bespreken.’

Kader:
Met Brieven uit Genua bracht TgM eerder dit seizoen een theaterbewerking van de autobiografie van Ilja Leonard Pfeijffer. Brieven uit Genua wordt wel gezien als de tegenhanger van La Superba.

Kader:
Het gedicht Van theater en de waarheid van Ilja Leonard Pfeijffer is een van dertien in de reeks Haagse Dichters in de Koninklijke Schouwburg. Het is op een van de wanden aldaar aangebracht. Ook verscheen een boekwerkje met de reeks gedichten.

Van theater en de waarheid

In het theater dat de wereld is, / heerst onbegrip en ijdelheid. Gesnater / van mensen met een eigen mening gaat er / nog rapper van de hand dan rotte vis

De kuur voor dat theater is theater / waarin oprecht geveins de waarheid is, / een ander horen een belevenis / en mensen wijkt voor tranen en geschater

Want waarheid is begrijpen en begrijpen / een mens die tracht een ander mens te zijn / voor mensen die zijn poging laten rijpen

tot de herinnering om voor een klein / moment, waarop ze dromen konen grijpen / als mens een ander mens geweest te zijn.

Toneelgroep Maastricht: La Superba. Première: zondag 4 maart 2018. Tournee door Nederland en België tot en met begin juni. Meer informatie: toneelgroepmaastricht.nl.

 

Liefdesschijnbewegingen

Het Nationale Theater: De hereniging van de twee Korea’s

Negen acteurs, 51 personages en zeker 20 scènes rond de lusten en lasten van de liefde, bij Het Nationale Theater (HNT) geregisseerd door Eric de Vroedt.

Te oordelen naar de voorstellingstitel zet hij na de binge-ervaring-in-het-theater van het superactuele sociaal-maatschappelijke spektakel The Nation afgelopen najaar, en vorig seizoen RACE over discriminatie, zijn tanden nu in een raketgestuurd politiek mengsel. Trump en Young-un in een fictief dramatisch steekspel samengebracht aan een denkbeeldige onderhandelingstafel?

“Haha,” proest De Vroedt, zojuist benoemd tot artistiek leider van HNT. “Dat is helaas niet het geval. De hereniging van de twee Korea’s heeft niets maar dan ook iets met politiek uit te staan. Na twee geëngageerde stukken achter elkaar vond ik het hoog tijd worden voor eens iets anders, anders word je als theatermaker in een hokje gestopt. Daarbij: ik wil graag artistiek risico nemen, anders roest je vast.”

Voor De Vroedt komt daar bij dat afgelopen zomer angina pectoris bij hem werd gediagnosticeerd. Hij moest worden gedotterd. “Ik heb nu aan den lijve ervaren dat het leven meer is dan engagement. Ik belandde met beiden benen op de grond. De bodem van het leven kwam opeens in zicht.”

Hoewel de repertoirekeuze voor De hereniging van de twee Korea’s zelfs al geruime tijd daarvoor was gemaakt, heeft die nu voor hem, zegt hij ‘een nieuwe lading gekregen’. “Deze voorstelling gaat over het leven. Over de onbeholpenheid ervan, en over de eeuwige vraag hoe toch met de liefde om te gaan.”

Hij kwam het stuk van Fransman Joël Pommerat op het spoor toen hij in Bochum (Duitsland), zoals vaker, aan een regie werkte. “Het stuk was na Frankrijk ook in Duitsland succesvol. Ik kende zijn werk al wel van het Holland Festival 2016 toen daar Ça ira Fin de Louis van hem werd geprogrammeerd. Die boeide me omdat het voor Franse dramabegrippen een atypische voorstelling was, niet op vorm gericht, maar actueel en met levendige discussies op de vloer. Dat maakte nieuwsgierig naar dit stuk met die wat vreemdsoortige titel.”

Vol aan de bak
“Of ik na mijn afstuderen in Maastricht, komende zomer pas, het ensemble wilde komen versterken! Geweldig! Bij zo’n topgezelschap!” Emmanuel Ohene Boafo, een van de negen spelers in De hereniging van de twee Korea’s glundert. Hij ging er vorig voorjaar al vandoor met de Guido de Moorprijs. Die kreeg hij voor zijn aandeel in Ondertussen in Casablanca (2016) van Jeroen De Man bij HNT/Oostpool. “Twee weken daarna kreeg ik opeens dus dat telefoontje van de HNT-leiding.” Brede lach. “De eerstkomende twee jaar ben ik dus al onder de pannen.”

Boafo duikt hier op in een aantal scènes. In ‘De Breuk’ is hij de in mensengedaante gehulde geestesverschijning van een jong kind. Op een dag komt hij bij een vrouw (Betty Schuurman) een niet-ingeloste belofte innen. Vervolgens ontstaat er om haar getouwtrek tussen hem en haar vriend (Mark Rietman). “Al is hij dan nog altijd toneelstudent,” zegt De Vroedt, “toont hij zich nu al uiterst talentvol. En hij blijkt zich prima te handhaven tussen kanonnen als Schuurman en Rietman.”

Boafo heeft ook een aandeel in de scène ‘Geld’. Daarin speelt hij een pastoor die tegen alle celibataire wetten in een prostituee bezoekt. Boafo: “En dat al zeven jaar. Hij komt haar vertellen dat hij een andere vrouw heeft ontmoet, en dat hij dat niet langer kan tegenhouden.” Hij heeft voor haar 24.000 euro handje contantje bij zich. “Hij hoopt dat zij zich met die afkoopsom in de toekomst weet te redden.”

De Vroedt vertelt dat Boafo in nog meer scènes zijn opwachting maakt, in ‘Liefde’, over een overspannen vader, en ‘Vriendschap’, over een escalerende discussie tussen twee mannen.

“De moeilijkheid van dit stuk, zegt Boafo (24), is voor een acteur dat iedere scène middenin begint. Je moet daarom steeds meteen vol aan de baker, er stáán, geen aanloop, geen opbouwtijd.”

Ter voorbereiding op zijn stagetijd bij Het Nationale Theater heeft hij voor deze productie op YouTube alvast wat ‘voorkijkwerk’ verricht. “Wat ik daar aan ensceneringen heb aangetroffen vond ik wat traag en occult ogen. Bij ons krijgt iedere scène op zichzelf een meer eigen stijl. Maar deze voorstudie heeft me wel houvast geboden. Je gaat toch met wat meer bagage de repetities in.” Snel raapt hij zijn boeltje bij elkaar. Naar Amsterdam. Zijn vriendin wacht.

HNT: De hereniging van de twee Korea’s. In de Koninklijke Schouwburg van dinsdag 6 tot en met zaterdag 10 maart 2018 (première); vrijdag 20 tot en met zondag 22 april 2018; en donderdag 17 tot en met zondag 20 mei 2018. Meer informatie: hnt.nl.

 

Een leven lang leren leren

Sadettin Kirmiziyüz fileert het onderwijs

Metropolis #1 is de eerste van een vierluik van ‘Trouble Man’ Sadettin Kırmızıyüz met Het Nationale Theater als partner. En met de stad als vliegwiel.

Een vergelijking met de zesdelige theatervoorstelling ‘The Nation’, nog maar een paar maanden geleden, dringt zich op: dezelfde theatergroep immers, eenzelfde verwijzing naar tv, meerdelig, en hetzelfde brandpunt: de stad. Eveneens gebaseerd op veldonderzoek.

Metropolis, da’s een beladen titel. Want onder meer een beroemde zwart-wit film van cineast Fritz Lang uit 1927, door de UNESCO opgenomen in het ‘Geheugen van het wereldregister’ als de eerste SF-film ooit; maar ook een geruchtmakende muziekcompositie uit 1978 van de Duitse elektronicaband Kraftwerk.

“Allemaal geen probleem,” knikt theatermaker Sadettin Kirmiziyüz in de foyer van wat (weer) tot HNT-Studio’s is omgedoopt. “Die vergelijking en associaties mogen gerust. Want mijn voorstelling speelt zich ook af in de stad, het domein van de stedeling. Ik wil het grootstedelijk leven onderzoeken, ‘the global village’.”

Hij kwam erop toen hij zag dat metropolen onderling meer verwant zijn dan aan dorpen of steden in de eigen landsgrens, aldus de in Zutphen geboren en in Amsterdam-Noord woonachtige Kirmiziyüz.

Hij wil graag laten zien hoe beste beleidsbedoelingen grote gevolgen kunnen hebben voor gewone burgers. ‘Metropolis’ wordt zo een reeks over idealen en schulden in een weerbarstige realiteit. Achtereenvolgens komen het onderwijsstelsel, de politiek, de media en de criminaliteit aan de orde. Om te beginnen staat het onderwijs centraal: hoe ziet dat veld er uit?

Voor dit eerste deel sprak hij met de Haagse onderwijswereld, baseerde zich op verhalen van leerlingen, politici, bevlogen leraren en teleurgestelde idealisten. De onderwijsmachine komt naar voren aan de hand van een schooldirectrice wier instelling gesloten dreigt te worden nadat eindexamenfraude aan het licht is gekomen.

Terwijl aldoor docenten uitvallen door een burn-out heeft ze ook nog heel wat te stellen met de leerplichtwet en notoire verzuimfraudeurs, plus de gevolgen van het stigma een ‘zwarte school’ te zijn. Het zijn voor Kirmiziyüz stuk voor stuk handvatten om een miniversie van de samenleving te tonen. “Wereldproblemen dringen hoe dan ook het klaslokaal binnen.”

‘The Wire’
Model voor ‘zijn’ Metropolis – bij elkaar vier delen in vier opeenvolgende theaterjaren – staat de Amerikaanse tv-serie The Wire (2002-2008). Die Amerikaanse politiemisdaadserie beliep vijf seizoenen en belichtte in elke aflevering een facet van Baltimore, metropool aan de VS-oostkust, in bij elkaar 60 afleveringen.

‘Good’ en ‘bad guys’ vloeiden er in elkaar over, zegt Sadettin. Hij heeft, vertelt hij, vooral zitten smullen van de verwevenheid tussen boven- en bovenwereld die erin naar voren komt. “In The Wire werd geen partij gekozen, niet verteld wat goed was en wat kwaad. Je mocht het als kijker helemaal zelf uitzoeken. In iedere stad bestaat zo’n grijs gebied.”

“Ook was in de serie heel mooi te zien hoe beleidsoplossingen doorsijpelen. Met Metropolis probeer ik ook zulke gelaagdheid aan te brengen, maar dan op de toneelvloer, en met zeven acteurs. En dat alles in vier afzonderlijke delen die we de komende jaargangen gaan maken.”

Alles kan
Hij is niet de man van kant-en-klare toneelstukjes. “We gaan uit van tekst, maar op de repetitievloer onderzoeken en improviseren we er op los.” Kirmiziyüz voelt zich als theatermaker in die zin verwant aan theater- en generatiegenoten als Marjolijn van Heemstra. Voeg daarbij een voorliefde voor documentair georiënteerd, bijna journalistiek te noemen theater. Over religie, dubbele identiteit en migratie bijvoorbeeld. Hij maakte een reeks over de Nederlandse samenleving: Hollandse Luchten en voorstellingen als De radicalisering van Sadettin K., De vader, de zoon en het heilige feest en Jeremia.

“In het theater speel ik graag met de vraag wat echt is en wat niet. Dat noopt kijkers ertoe zich te verhouden tot wat ze zien en horen, zich onderzoekend op te stellen.”

Vaak is wat op de vloer te berde wordt gebracht echt, vertelt hij, al lijkt het soms overdreven of verzonnen. “De werkelijkheid is vaak absurdistischer dan de fictie laat zien. Ikzelf kijk allang nergens meer van op. Alles kan gebeuren.”

Een marathon à la The Nation, zit dat er in? Kirmiziyüz lacht. “Dat zou natuurlijk mooi zijn.” Maar ja, dan schrijven we toch al snel het jaar 2021.

Sadettin Kirmiziyüz’s Trouble Man & Het Nationale Theater: ‘Metropolis #1’. In Theater aan het Spui van woensdag 28 februari tot en met zaterdag 10 maart 2018 en van dinsdag 17 tot en met zaterdag 21 april 2018. Meer informatie: troubleman.nl.

NB De première is uitgesteld en vindt nu plaats op vrijdag 9 maart 2018.