Theater Rotterdam speelt Heisenberg
Johan Simons: ‘Inzoomen én uitzoomen, dat kán de mens eenvoudigweg niet’. Over onzekerheidsrelaties in onzekere tijden, golfbewegingen en deeltjesversnellers.
Het bestuderen van een fysiek object is onmogelijk zonder het te beïnvloeden, dat is Heisenbergs onzekerheidsprincipe in den dop. In Heisenberg laat toneelschrijver Simon Stephens een man van 75 en een vrouw van 45 elkaars levenspad kruisen. Met topacteurs Elsie de Brauw en nestor Hans Croiset als tubes verf in zijn handen schildert regisseur Johan Simons ‘een humoristisch en muzikaal universum, een wereld van levenskracht die loskomt als je bereid bent het onvoorspelbare te omhelzen’.
‘Zij!,’ priemt Hans Croiset met zijn wijsvinger goedmoedig een gat in de lucht richting ‘tegenspeelster’ Elsie de Brauw. ‘Klopt!, bevestigt zij. ‘Ik ben de aanstichter.’ Elsie: ‘Mijn vader is verongelukt toen ik nog jong was. Ik heb daar een fascinatie voor de vaderfiguur aan overgehouden, heb er altijd behoefte aan gehad. Hans bewonder ik al heel mijn leven, al wil hij dat nu even niet horen natuurlijk. Ik wilde kortom heel graag eens samen met hem in een stuk spelen. En Johan wilde dat graag regisseren. Eerst hebben we los van elkaar naar stukken gezocht, totdat ik op Heisenberg van Simon Stephens werd gewezen. Als eerste van ons heeft Hans het gelezen. Hij vond het een goed stuk.’
Hans: ‘Het geeft een ontmoeting weer tussen een man en een vrouw – zoals ik nooit eerder ben tegengekomen. Het zijn eigenlijk zes eenakters met ieder een begin, plot, hoogtepunt en einde.’
Elsie: ‘Het mooie is dat je dit stuk op verschillende manieren kunt spelen. In Duitsland, Engeland en de VS is dit stuk al gespeeld, en heel uiteenlopend gedaan. Die versies hebben we niet zelf gezien, maar we hebben wel de recensies gelezen. Een tijd lang hebben we een eigen onderneming willen opstarten, maar uiteindelijk was Theater Rotterdam bereid. We hebben de rechten kunnen kopen en Ariane Schluter voor de vertaling aangezocht.’
—
Hans: ‘Januari vorig jaar hebben Elsie en ik een begin gemaakt om samen de tekst te doorgronden, zonder Johan erbij dus’.
Elsie: ‘Dat deden we aan tafel, bij ons thuis in Varik. Hier, dat zijn de aantekeningen van toen die nog altijd in de tekst staan. Maar het is allemaal heel anders nu.’
Hans: ‘Wat Johan er nu mee doet hebben we niet kunnen bevroeden.’
—
Beestachtig
Hans: ‘Ik wil met alle goeie Nederlandse regisseurs een keer gewerkt hebben – voordat het voorbij is. Elke acht jaar verandert het Nederlandse toneel en moet je mee, de trap op, niet blijven hangen in het verleden. Dat houdt mij bij de les. Deze wijze van repeteren heb ik nooit eerder meegemaakt, een ontdekking. Johan hanteert een woeste aanpak om de binnenkant van je te laten zien, het gevoel dat je opengescheurd wordt, dat er happen uit je genomen worden en je jezelf terug moet zien te kleien. Ik heb zelf veel geregisseerd maar ik kan tijdens dit repetitieproces het niet nalaten om me te verbazen over hoe hij dat teweeg brengt.’
(Aapt even Johan na.) ‘Johan gromt vaak, maakt veel zwaaiende, weidse gebaren.’
Elsie: ‘Dierlijk. Past ook bij de rol die Hans inneemt in dit stuk, want Alex is slager.’
Hans: ‘Johan is een kunstenaar, een soort Karel Appel in zijn atelier, die als een schildersbeest regisseert. Maar in zijn handen zijn wij geen tubes, maar verf die tot leven komt. Geweldig om dat mee te maken.
‘Ik heb Johans aanpak nooit aangedurfd, te schijterig bij het repeteren, maar dit keer niet. Het is me een paar keer overkomen dat ik pas op de generale ontdekte: laat mijn rol maar zitten. Niet fijn. Omdat ik pas heel laat begreep waar de rol over gaat. Ik kan niet iets spelen waar ik niet eerst doorheen ben gegaan. En hij, Johan, zorgt ervoor dat je er meteen middenin zit.’
Elsie: ‘Ja, bij hem hoef je je geen zorgen te maken over waar het heen gaat, want dat komt gaandeweg wel. Het fijne van Johan vind ik dat hij het acteren aan onszelf laat. Hij schetst in woorden hoe hij het wil, maar hoe wij die verf dan op het doek krijgen is ons vak, daar komt hij niet aan. Want hij zegt: Ik kan helemaal niet acteren. Is ook zo.’
Hans: ‘Hier voel ik me vrij om op verkenning te gaan, en niet meteen de oude trukendoos open te trekken.’
—
Elsie: ‘In Maastricht was Johan mijn leraar. Daar kan ik beter omgaan dan toen. Ik ken hem nu natuurlijk beter en raak niet onder de indruk van zijn gegrom en geknor.’ Lachend: ‘Maar anderen vaak wel.’
Hans: ‘Johan kan stevig tekeer gaan tegen Elsie – om de indruk te vermijden dat hij alles prachtig vindt wat zij doet. Dat geruzie kan soms wat veel zijn. Maar dan heb ik de vrijheid om te zeggen: even dimmen, jongens! Maar toch is er geen echte spanning. En ik voel me ook geen indringer.’
Elsie: ‘Als ik het ergens niet mee eens ben, dan zég ik dat. Punt. Als Johan gaat grommen moet je dat afromen. Dan komen we tot de kern.’
Hans: ‘Juist, dat heb ik moeten leren.’
Elsie: ‘Daar had ik je ook voor gewaarschuwd.’
Hans: ‘Ja.’
—
Hans: ‘We hebben college gehad van Robert Dijkgraaf.’
Elsie: ‘Hij vertelde dat Heisenberg in 1927 de eerste was die zei dat onomstotelijke waarheid niet bestaat, dat waarheid afhangt van het perspectief. In de wetenschap van toen was dat een eyeopener. Maar een kunstenaar kijkt altíjd vanuit een bepaald perspectief.Dat proberen we in de mise-en-scene in te bouwen.’
Hans: ‘Op mijn dertiende probeerde mijn vader mij bij te brengen dat we allebei een andere kast zien terwijl we voor dezelfde kast staan. Daarna kon ik de stap niet zetten dat je dat verschijnsel onder kunt brengen in een formule.’
Elsie: ‘Maar dat begrijp ik nog steeds niet.’
—
Over Georgie en Alex
Elsie: ‘Georgie komt op me over als een temperamentvolle vrouw. Ze gaat elke dag naar het station. Met elke scene verandert mijn kijk op wat of wie zij is. Aanvankelijk is ze op jacht naar mannen. En Alex beschikt over iets waardoor zij zich goed voelt bij hem. In scène twee gaat ze hem opzoeken. Ze gaan uit eten en belanden in bed. Ze komt tot rust. Denken dat je op brokken niet iets nieuws kunt bouwen en hij doet dat toch. Alex is een rots met een enorme kracht in zich, vitaliteit en rust. Stoomkracht.’
Hans: ‘Zij komt als een oernatuurkracht met orkaansnelheid bij mij binnen, terwijl ik zestig jaar stil ben blijven stilstaan. Door die kracht komt er leven in mij. Alex komt tot leven, en zij tot rust. Hij weet dat het snel met hem afgelopen kan zijn, eindig. Deze rol komt dicht bij mij. Ik speel 75, toen had ik daar zelf geen last van, maar nu bemerk ik een achteruitlopende energieniveau.
Die ervaring probeer ik onder te brengen in de manier van spelen. Maar lastig want nu: Vanavond weer? Haal ik dat nog wel? Nooit van mijn leven beperking gevoeld, en nu in mijn lichaam iets niet maar geest wel. Het lichaam loopt achter bij wat ik wil.’
Elsie: ‘Je wil meer dan je kan. Als je meer op routine kunt spelen, dan gaat het beter. Toen ik op mijn 27e begon te repeteren met Johan viel ik vaak flauw, omdat je overvraagd werd. En Johan vraagt echt veel van je. Als je weet wat ja gaat doen, kost het minder energie.’ Hans: ‘Klopt. En ik zie dan ook niet op tegen de tournee.’
Dan komt Johan Simons binnen.
‘Het onzekerheidsprincipe van Heisenberg?’ weet hij alwetend. ‘Dat je nooit het geheel kan overzien. Als het kijken door de bodem van een glas, eerst dichtbij en dan veraf. We zien dan nooit hetzelfde. Inzoomen en tegelijk uitzoomen, dat kán de mens eenvoudigweg niet. Da’s een menselijk tekort. Anders geformuleerd: dat we met z’n allen niet zien waar we mee bezig zijn geweest.
Nu het eindelijk lukt om uit te zoomen met z’n allen hebben we niet de middelen om de situatie te keren. Bovendien ontbreekt politieke wil. Als je het op de kunsten betrekt heeft het te maken met discussies over het verschil tussen kunst en cultuur. Die begrippen worden vaak op een hoop gegooid. Cultuur is niet hetzelfde als kunst. Kunst biedt een vogelperspectief en becommentarieert de cultuur. We zijn het verleerd om kunst kunst te noemen.’
—
Johan: ‘Ik heb nog nooit met Hans gewerkt. Ik vind dat een hele eer, zoals ik het iedereen gun om met deze twee mensen te mogen werken. Het ontroert me.’
Elsie: ‘Waarom dan?’
Johan: ‘Omdat je met jullie echt over acteren kunt praten. Jullie weten van jezelf dat je kan spelen. Dat je die vraag niet meer hoeft te stellen. Andersom vragen jullie ook veel van mij, vragen om kwaliteit, dat de regisseur zijn vak moet verstaan, een kunstenaar moet zijn, net als jullie. Dat is mijn verantwoordelijkheid. Ik moet daarvoor op mijn tenen lopen en ter plekke reageren op wat ik zie. Dat kan ik doen omdat ik zelf acteur ben geweest, een slechte weliswaar, maar ik weet wat een acteur doorstaat.
Eigenlijk ben ik de hele dag in een schildersatelier. Daar staat een doek dat Heisenberg heet en staat het doek Platform. Allebei fantastisch materiaal. Ik ga beginnen en kies voor Heisenberg.’
Hans: Dit is een mooie stilte.’
Simons: ‘Picasso schilderde zijn modellen en kwam graag dichtbij. En denkt op een bepaald moment: heel dichtbij = kubisme. Je ziet ineens andere proporties, schitteringen en details. Dat alles probeer ik in de mise en scene te vatten. Soms zijn het ook twee films door elkaar, zoiets als Brigitte Bardot met Michel Piccoli. Het luisteren van Elsie betekent dat Hans dat meebeleeft. Daarom staat Elsie straks soms met de rug naar de zaal.’
‘Buiten het feit dat ik dat hogere toneelkunst vind, en het in Nederland daaraan ontbreekt, omdat alles maar naar voren moet, geeft dat stuk mijzelf in ieder geval de mogelijkheid lagen aan te brengen.’
‘Klinkt ingewikkelder dan het is, want als publiek moet je wel kunnen meegaan. Als we te maken hebben met goede acteurs, en dit zijn twee goeie, kan ik na veertig jaar nog altijd niet beschrijven wat iemand tot een goede acteur maakt. Maar de lagen die wij er samen in leggen, die ontpel ik en ga ik heel dicht kijken bij wat dit toneel is. Al die details die we erin stoppen vallen jou misschien helemaal niet op. Je denkt alleen: er ís iets.’
‘Wat dat is? Een enorme kwaliteit op toneel. Het heet toneelspeelkunst. Maar in Nederland noemen we ze ‘makers’ en dat is ergerlijk. Zou verboden moeten worden. De hele discussie in NL zie je moeite maken tussen kunst en cultuur. Cultuur is niet hetzelfde als kunst. Kunst biedt een vogelperspectief en becommentarieert de cultuur. We zijn het verleerd om kunst kunst te noemen. Zou verboden moeten worden. In de hele discussie in Nederland zie je moeite doorklinken tussen kunst en cultuur. Maar cultuur is niet hetzelfde als kunst. Kunst biedt een vogelperspectief en becommentarieert de cultuur.’
‘We zijn het verleerd om kunst kunst te noemen.’
‘Hans is als acteur nieuw voor me, ik had nog nooit met Hans gewerkt. Ik vind dat een hele eer. Dat gun ik iedereen om met deze twee mensen te mogen werken, ik raak er ontroerd door. Elsie: Waarom dan? Johan: soms is het heel lelijk en soms onwaarschijnlijk mooi, en daar kun je met jullie over praten. Jullie weten van jezelf dat je kan spelen. Dat je die vraag niet meer hoeft te stllen. Maar zij vragen ook veel van mij. Zij vragen om kwaliteit, dat de regisseur zijn vak moet verstaan, dat de regisseur ook een kunstenaar moet zijn, net als zij, dat is mijn verantwoordelijkheid. Ik moet ook op mijn tenen lopen.’
kader
Simons, de Brauw en Croiset hebben ieder hun eigen prijzenkast. Hun theaterleven beslaat opgeteld met gemak honderdvijfentwintig jaar.
Elsie de Brauw:
Elsie de Brauw (1960) was werkzaam bij onder andere Theatergroep Hollandia, Toneelgroep Amsterdam en NTGent. De laatste jaren speelt zij veelal maar zeker niet uitsluitend onder artistieke leiding van haar man, regisseur Johan Simons. Voor haar rol in Opening Night (regie Ivo van Hove) kreeg ze de Theo d’Or, de prijs voor de beste Nederlandstalige actrice. In 2011 won zij een tweede ‘Theo’, voor Gif bij NTGent. De Brauw speelde in diverse films en televisieseries, voor haar vertolking in de film Tussenstand kreeg ze het Gouden Kalf 2007 als beste actrice. Ze geeft les op de toneelacademies van Antwerpen en Gent. Elsie de Brauw is gehuwd met Johan Simons.
Hans Croiset
Hans Croiset (1935), telg van een acteursgeslacht, speelde op negentienjarige leeftijd zijn eerste hoofdrol, en snel daarna volgde zijn eerste regie. Croiset richtte in 1973 het Publiekstheater op, dat in 1987 met Toneelgroep Centrum fuseerde tot Toneelgroep Amsterdam. In 1986 werd hij aangesteld om het Nationale Toneel op te tuigen. In 1996 richtte hij met Ronald Klamer Het Toneel Speelt op.
Croiset kreeg in 1980 en 2017 de Louis d’Or, de toneelprijs voor beste mannelijke acteur.
In 1977 werd hij Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en in 2012 Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In 2017 verscheen Ik, Vondel, een fictieve biografie. Naast toneelwerk was Croiset ook in tientallen televisie- en filmproducties te zien. Hij is sinds 1962 getrouwd met theatermaakster en politica Agaath Witteman.
Johan Simons
Johan Simons (1946) studeerde aan de Toneelacademie Maastricht, waar Elsie de Brauw veel later een van zijn studenten was. Simons was de oprichter van Theatergroep Hollandia, leidde ZTHollandia, was intendant bij de Müchner Kammerspiele, artistiek directeur van NTGent en intendant van de Rührtriennale (Duitsland). Momenteel is hij artistiek leider van Schauspielhaus Bochum (Duitsland). Bij Theater Rotterdam is hij verantwoordelijk voor het internationale netwerk.
Zijn prijzenkast bevat onder meer de Prijs van de Kritiek en hij draagt de titel ‘Regisseur des Jahres’ van Theater Heute. In 2007 kende het Humanistisch Verbond hem de J.P. van Praag-prijs toe. In 2009 verleende de Universiteit Gent hem een eredoctoraat. In 2014 ontving Simons de Prins Bernhard Cultuurfonds Prijs en in datzelfde jaar werd hij lid van de Akademie van Kunsten. Naast toneel regisseerde Simons ook opera’s. Hij is gehuwd met Elsie de Brauw.