Van ‘Touch me There’ tot maretak

Trijntje Oosterhuis in akoestische kerstsferen

Ze viert vijfentwintig jaar in het vak. Jubileumconcert, clubtour en een nieuw, Nederlandstalig, album. Eind december staat Trijntje in de Nieuwe Kerk met een onderdompelend kerstconcert.

Trijntje Oosterhuis en haar broer slash componist Tjeerd hadden eind jaren ‘90 als Total Touch door soul, R&B, funk, pop en dance te mixen, muziekhits van ‘Touch me There’ tot ‘Somebody Else’s Lover’. Voor het vierde jaar op rij heeft Trijntje zich in de decembermaand bekeerd tot het kerstgenre.

 Kerst is een familiefeest, maar velen vinden het juist een lastige tijd.
“Ik vind niet dat we door alle symboliek met kerst opeens op afroep saamhorig moeten zijn. Dat gevoel mag er wat mij betreft het hele jaar door zijn. Het klinkt misschien weeïg maar ik denk het hele jaar door aan verschillen die er tussen mensen bestaan, voor mij zit ‘m dat niet in de kerstmaand.”

“Deze reeks, deze ‘kerkentournee’, doe ik niet louter vanwege de kersttijd. In de eerste plaats is het in muzikale zin voor mij een toevoeging aan de grootschalige optredens die ik gewoonlijk gewend ben te doen. Door mijn vader ben ik kerkelijk en met de traditie van preken en de roep om solidariteit opgegroeid – maar in mijn concerten is muziek de boodschap.”

“Dat is voor mij het hele jaar door natuurlijk al zo, maar door de akoestische set-up van dit optreden en met kerst nabij, leidt dat al snel tot momenten van bezinning. Die akoestische setting, zo horen mensen mij bijna nooit. Soms zie ik mensen diep geraakt een traantje wegpinken. Bij het publiek doorvoeld als bijna 1 op 1, wekt dat op.”

Hoe ziet het repertoire eruit?
“De kerstmaand leent zich ertoe om concerten meer thematisch in te richten. Daarbij spreekt mij de traditie aan van de grote Amerikaanse muzieksterren die jazzy kerst-traditionals plegen te brengen. Alle grote helden, van Elvis Presley tot Bruce Springsteen, hebben kerst- of winterplaten uitgebracht. Neem Ella Fitzgerald, ik heb álles van haar, en natuurlijk ook haar ‘Christmas Songs’.”

“Zulke albums vind ik mooi omdat die romantisch zijn, prachtige liedjes en gearrangeerd met strijkers en zo. Voor mij is ‘A Christmas Evening with Trijntje’ daarom een heerlijk jaarlijks terugkerend muzikaal uitstapje. Het thema is ‘kerst’. Maar ik doe ook nieuwe, eigen nummers in het Nederlands, songs van Burt Bacharach en van mijn vader. Alles kan voorbijkomen. Maar de rode draad is wel de Blue Note jazz. ”

Optreden in kerken doorheen het land. Hoe is dat?
“Kerken zijn prachtige locaties – waar helaas bijna nooit meer wat gedaan wordt. Jammer, want optreden in een kerk is juist heel puur en intens, en die zijn bij mij daarom altijd akoestisch. In een kerk kun je verfijning aanbrengen in je optreden, en komen de liedjes en thema’s tot hun recht. Dat is totaal anders dan optreden in de grote clubs waar ik met mijn elektrische versterkte band speel. Mijn publiek vindt het fijn om mij ook eens ‘klein’ te kunnen zien. Op het podium met alleen een piano en pianist, is spannend voor mij omdat ik me nergens achter kan verschuilen. Maar ook voor het publiek want dat moet zich blijven concentreren. ”

“De Nieuwe Kerk is knus, een prachtige plek en is voor een optreden ook heel overzichtelijk. Je ziet dat mensen even de tijd nemen om rustig te luisteren. Je komt echt in een gezellige voorbode van kerst, lampjes, kaarsjes, glühweintje en chocolaatjes. Elke plek heeft zijn eigen charme. Maar we hebben inmiddels wel locaties waar we een band mee hebben opgebouwd en elk jaar teruggevraagd worden. Je merkt nu, in het vierde jaar dat we dit doen, dat de kerken steeds verder van tevoren uitverkocht zijn. Je merkt dat mensen dat waarderen. Een bezinningsmomentje waarderen mensen dus. En na afloop signeer ik. Dat kan bij dit soort optredens. Ik vind het fijn om contact te leggen met mijn publieke en te horen hoe het allemaal overkomt. Ik ben benieuwd naar wat mensen zeggen.”

Voorjaar 2020 komt Trijntje opnieuw naar Den Haag, naar het Paard, maar dan voor een reprise van haar clubtour rond het album Dit Is Voor Mij, een pop-album dat werd geproduceerd door het Haagse muziekwonder Jett Rebel.

Trijntje Oosterhuis, ‘A Christmas Evening with Trijntje’, zaterdag 28 december 2019, De Nieuwe Kerk. Meer informatie: www.kerstmettrijntje.nl

 

Advertentie

‘Niet zitten miezemuizen’

Theater Dakota & Studio de Bakkerij presenteren Keet

Keet. Een dame op leeftijd als ze het roer radicaal omgooit. ‘Als het niet gaat zoals je wil, wat kan je dan zelf doen?’

Al een heel eind richting zeventig is ze, en ze heeft geen (klein)kinderen om zich zorgen over te maken. Haar leven lang is ze Bewust Alleen. Maar allengs is ze tot inzicht gekomen: het roer moet om, en wel nu, 180 graden. Haar naam is Keet. Tenminste: zo wordt ze altijd genoemd.

“Ze is een Haagse alleenstaande vrouw Keet,” karakteriseert actrice Nel van Someren haar personage. “Door wat Keet thuis heeft doorgemaakt, heeft ze vol overtuiging besloten om niet te trouwen en haar eigen leven te leiden, dat van een onafhankelijke vrouw. Haar leven lang heeft ze in een winkel gewerkt maar komt dan nu voor een vraag te staan: Geen vader, geen moeder meer, geen werk want gepensioneerd. Wat nu? Hoe gaat ze invulling geven aan haar verdere leven?”

En dan gaat ze op stap, mensen opzoeken, feestjes bezoeken. “Ze komt dan allerhande boeiende mensen tegen, mensen die verhalen te vertellen hebben. Door met een schone lei opnieuw in het leven te stappen heeft ze al bij verschillende mensen aan tafel gezeten, want gezamenlijk een maaltijd nuttigen verbindt immers, en ze heeft daarbij gesproken over ‘eten’ en ‘opnieuw beginnen’.”

“Het idee voor deze voorstelling,” vertelt Maarten Bakker van Theater Dakota, “is een jaar geleden ontstaan. “Eerst hebben we verhalen ‘opgehaald’ bij uiteenlopende mensen in deze wijk. Die gingen aanvankelijk over de belangrijke momenten in hun leven, maar gaandeweg spitsten die zich toe op het thema ‘opnieuw beginnen’.

In Rotterdam, waar ik dergelijke projecten als deze vaker heb ontwikkeld, merk je dat deze aanpak draadjes weeft in de wijk. Er komt meer samenhorigheid, meer onderlinge samenhang en warmte tussen bewoners tot stand. Deze voorstelling is de uitkomst van al die ontmoetingen.”

Nel van Someren is geen onbekende in de Haagse toneelwereld. Ze heeft een prijzenkast in de wacht gesleept en was in het verleden betrokken bij producties van Drang, Venster, het Vrij Theater – en bij Het Nationale Toneel deed ze indertijd mee in de cast van Midzomernachtdroom. Bij Studio de Bakkerij was ze eerder in touw in de voorstelling ‘Muntthee en karnemelk’.

Van Someren: “Maar hier speel ik steeds op de achtergrond hoor, zie Keet als een soort van gastvrouw. Zij ging op de keper beschouwd ook voor mensen koken en probeerde zo aansluiting te maken. Zoals het leven Keet verraste, zo is het de bedoeling dat bezoekers van de voorstelling verrast worden.”

“Wat me raakt aan haar,” gaat Van Someren verder, “is dat Keet blijft zoeken, naar mensen om zich heen, mensen waar ze zich lekker bij voelt. Geef je leven zelf richting en vorm. Trek erop uit en ga niet zitten miezemuizen, vroeger noemden ze dat achter de geraniums zitten. Zingeving? Dat gaat mij bij Keet een beetje ver. Keet is meer iemand voor de babbeltjes en zo – als het maar gezellig is.”

Persoonlijk heb ik een moeilijke periode achter de rug. Wat mij over de streep trok bij dit project is dat december voor veel mensen een lastige maand is, en dat ik hiermee iets mag doen waarmee ik hopelijk andere mensen blij kan maken.

Dakota & Studio de Bakkerij, ‘Keet’, vrijdag 6 t/m zondag 15 december, verschillende aanvangstijden, Theater & Filmhuis Dakota. Meer informatie: www.theaterdakota.nl

 

Kerst als een smoking gun

Theaterschool Rabarber: Once upon a time | Kerst in het Wilde Westen

Kerst in de prairie. Hoe dan? Zal er voor het eerst sneeuw op de cactussen vallen dan?

Een mans- dan wel vrouwhoge reuzencactus, type: saguaro. “Hier lopen straks de cowboys rond,” vertelt Annick Heidema (15) over de setting. Cleo Faneyte (13) vult haar aan: “Terwijl aan de andere kant van Amerika New York dus wordt opgebouwd.” Getweëen spelen zij, beurtelings, de hoofdrol in Once upon a time, de jaarlijkse kerstproductie die Rabarber dit jaar gewoontegetrouw weer in Theater aan het Spui speelt.

Hoe dan? Hoe dan ziet een witte kerst er uit op de onbarmhartige prairie van het Wilde Westen, nota bene anno 1892? Theaterschool Rabarber maakt er een muzikaal familiefeest van, met veertig jongeren en jonge ‘tumbleweeds’ die over het podium rollen én een speeldoosje dat stiekem als hoofdrol opspeelt in een actuele boodschap over transformatie.

In de voorstelling vertelt en kijkt de oude Maggie Smith weemoedig terug op haar jeugd. Annick: “Ze is als puber door haar ouders vanuit Schotland meegenomen naar New York. Gaandeweg merkt ze dat vanbinnen bij haar, veranderingen plaatsvinden, net als in New York. Ze vindt het lastig om met daarmee om te gaan.”

Cleo: “Maggie is geen kind meer, maar toch ook nog niet klaar om volwassen te zijn. Net als wij.” Annick: “Nadat ze met de wind is meegevoerd, door die ‘tumbleweeds’, verkleedt ze zich als de beroemde revolverheld Billy the Kid, en zet ze vervolgens het Wilde Westen op z’n kop. Ze beleeft spannende avonturen en leert cowboys te midden van de prairie hoe naar de sterren te kijken. Ze houdt van oude tijden en vertelt haar collega-cowboys over het wonder van kerst.”

Cleo: “Terwijl de cowboys, net als Maggie, terug willen naar vroeger en dat alles blijft zoals het is, wordt in New York volop gebouwd aan de toekomst, en gewerkt aan verandering en vooruitgang.”

“Wij dragen allemaal een lederen broek en een katoen geruiten bloesje, onze rokken hebben over elkaar vallende lagen en we hebben een cowboyhoed op ons hoofd natuurlijk. Uiteraard dragen we een revolverholster op onze heupen en zijn we met slierten van boven tot onder versierd. Veel franje in ieder geval!”

“Ik stond vorig jaar ook in de kerstproductie, in ‘De Sneeuwkoningin’,” vertelt Annick. “Het grappige,” gaat Cleo verder, “is dat we nu allebei de hoofdrol spelen, maar een paar jaar geleden zaten we allebei nog in het ensemble, toen waren wij aapjes in ‘Tarzan’. Dat is zó gek om te ervaren, maar ook wel gaaf!”

“Voor mij,” voegt regisseur Jeroen de Graaf toe, “gaat dit stuk vooral over het omgaan met veranderingen. We zien de wereld om ons heen sneller en sneller veranderen. En dit microverhaaltje rond Maggie gaat dan wel over geschiedenis, maar kan net zo goed gaan over nu.”

Rabarber, Once upon a time, van woensdag 26 december 2019 tot en met vrijdag 3 januari 2020, Theater aan het Spui, 13.00 en 16.00 uur. Meer informatie: http://www.rabarber.net

 

‘Voor mij is Diligentia een pelgrimsoord’

Farbod Moghaddam met eerste avondvullende soloshow

De cabaretier met Iraanse wortels maakt met de première van ‘Vers van de pers’ zijn opwachting in Diligentia. Het onlangs verworven vaderschap staat in zijn programma centraal.

“Als cabaretier uit Den Haag is theater Diligentia voor mij als een pelgrimsoord”, zegt Farbod Moghaddam. “Ik hoorde altijd al mythische verhalen. In het verleden heb ik daar wel eens op het podium gestaan, maar nooit solo. Het is een uitdaging waar ik naar uitkijk. Ik heb een goed gevoel over de show en die is al zo goed als af, alleen nog enkele puntjes op de ‘i’.”

Op het moment dat we elkaar spreken is zijn pasgeboren zoontje Miran in handen van zijn vrouw, vertelt hij, en dus kan het op stapel staande gesprek van start. “Misschien hoor je hem nu en dan huilen,” excuseert de vader van drie maanden zich bij voorbaat.” Het vaderschap kan hij best aan, zegt hij, “al heb ik een lichtere taak te verrichten dan mijn vrouw. Want zij kan, beter dan ik, borstvoeding geven. Of ja, ik kan het ook wel natuurlijk, maar dat sorteert bar weinig effect.” Hij moet zich trouwens richten op de première van zijn avondvullende show ‘Vers van de pers’. En daarmee heeft zich eigenlijk nóg een boreling aangediend in huize Maghaddam, als was het een mini-geboortegolfje. “Klopt. Ik heb deze show deels tijdens de zwangerschapsperiode gemaakt.”

Farbod maakte naam als comedian, presentator, YouTuber en workshopdocent. Hij was de spil van ‘Frappant Comedy’, de reeks cabaretshows die hij nog altijd organiseert. Hij is speelt de rol van Appie in de veelbeken webserie ‘Marokkaan geeft rijles’. In februari vorig jaar won hij het Leids Cabaret Festival. ‘Farbod maakt harde grappen,’ schreef de jury in haar beoordelingsrapport, ‘hij is nietsontziend, maar zonder partij te kiezen. Turken, Marokkanen, witte Nederlanders en zijn eigen volk, Iraniërs, krijgen er van langs. En toch, hoe hard hij ook is, uit alles spreekt liefde.’

“Samen met het Rotterdamse Cameretten is het ‘Leids’ voor mij de heilige graal.” Dat begon toen hij bij zijn eerste stappen als comedian workshops kreeg van Samba Schutte, de winnaar van het Leids in 2006. “Toen heb ik me voorgenomen om net als hij ooit het ‘Leids’ te winnen.” Opeens stond hij dan in de halve finale en de finale. Die beleefde hij in een roes. “Nooit eerder had ik het spelen op die manier meegemaakt.”

Leiden is een springplank, legt hij uit. “In de finalistentournee die je door half Nederland voert, krijg je de aandacht gemakkelijk op je gevestigd, maar je moet die voet tussen de deur dan nog wel waarmaken en de voorzet in weten te koppen.” Veertig shows in welgeteld vijf maanden. “Dát was eigenlijk de echte prijs. Ik heb veel geleerd en de serie bood enige financiële stabiliteit. Voor mij is het dus een prijs op meerdere fronten.”

Na het winnen van het ‘Leids’ is Vadertje Tijd stiekem al anderhalf jaar voortgeschreden. De show die hij in de Sleutelstad eigenhandig en ronde na ronde verfijnde, heeft als grondverf gediend voor zijn eerste avondvullende solo. Op een gegeven moment had hij voor twee uur aan materiaal. Toen is hij gaan schrappen. Milieu? Terrorisme? Daar heeft hij geen tijd voor gevonden in ‘Vers van de pers’. “In deze voorstelling ga ik vooral in op de persoonlijke betekenis voor mij van de geboorte van mijn zoontje. Hij is half-Iraans maar ook half-Koerdisch, en in Nederland geboren. Eigenlijk is er vanaf de eerste seconde dat hij het licht zag meteen al een groot verschil tussen ons.”

Tegenwoordig is hij zich daarom uiterst bewust van elke stap die hij zet, doet, of laat. “Als vader moet ik gaan bepalen wat ik hem straks mee ga geven. Vanuit die persoonlijke blik kijk ik in de voorstelling naar de wereld om me heen, vanuit die ervaringen en kaders.”

Gaat hij van zijn zoontje straks een cabaretier maken? “Ik ga eerst eens kijken of we tegen die tijd nog wel bijen horen zoemen en hopen dat we te zijner tijd hem niet naar school hoeven te zwemmen. Het thema gaat me aan het hart, maar niet in deze show. Ik kan niet alles in één show proppen. Wel ga ik over Iran vertellen, maar meer als achtergrond bij mijn verhalen. Ik heb journalistiek gestudeerd en ben nu cabaretier, beroepen die in Iran met argusogen worden gevolgd omdat ze respectievelijk over waarheidsvinding gaan en vrijheid van meningsuiting. Ik leg me geen zelfcensuur op, maar als geboren Iraniër ben ik me zeer bewust van wat ik hardop zeg. De Lange arm van Teheran? Die is er zeker.”

Farbod Moghaddam, ‘Vers van de pers’, zaterdag 21 december, 20.15 uur, Theater Diligentia. Op woensdag 12 februari in het Rietveldtheater, Delft; en vrijdag 15 mei in Theater & Filmhuis Dakota. Meer informatie: www.diligentia-pepijn.nl

 

#1: Dagreisje naar de hel

Broedplaats Dégradé wentelt zich in het vagevuur met driedelig Project Dante

Goddelijk, zo werd Dante’s Comedia uit omstreeks 1300 naderhand genoemd. Een goddelijke komedie dus. Maar dan wel een die verduiveld en hels aanvangt. Dégradé wijdt aan het veelomvattende meesterwerk een multidisciplinair drieluik. Met een rondreis door de hel als bonus.

Welcome to Sodom. Vuurtjes alom en dikke zwartgrijze rookpluimen. Op de immense vuilnisbelt Sodom in het Ghanese Accra belandt jaarlijks zo’n 250.000 ton aan illegaal per vervuilende oceaanstomer vanuit Europa overgebracht elektronisch afval: van afgedankte telefoons, computers tot tv’s andere e-waste. Het is er een dampende hel. Die hel wordt bevolkt door zesduizend van de allerarmsten, te vaak kinderen. In alle walmende giftigheid proberen zij een bestaan te peuren, of beter: te overleven. Een wetteloos niemandsland in feite – maar ook een dorp en samenleving voor een kaste van duizenden kansloze mensen. De kolonisatie van het stoffelijke. Waarlijk een hels moeras.

De documentaire van de Oostenrijker Christian Krönes uit 2018 tart ieders verbeelding. Zijn beeldverslag maakt deel uit van wat Dégradé-voormannen Carl Beukman en David Geysen in samenwerking met componist/muzikant David Dramm en bewegingskunstenaar Michael Jahoda een ‘performatieve installatie’ hebben gedoopt: Project Dante: #1 Hel.

De ‘Goddelijke Komedie’ die Dante Alighieri rond 1300 schreef, bestaat uit de delen de hel, de louteringsberg en het paradijs. Het is een werk dat al honderden jaren vele kunstenaars inspireert. Een richtsnoer tot zedelijk handelen. Het verhaal van het leven van zielen na de dood. Of was hij dronken, een afrekening, suïcidaal? Het is ook een monumentaal en zeldzaam zanggedicht, en een schets van het leven in de middeleeuwen, met nog altijd onbegrepen details.

Een trechter. Dante stelt zich de hel voor als een trechter. Vlak onder het aardoppervlak begint die breed en loopt dan in negen kringen smal toe naar het (vrieskoude) middelpunt der aarde. Daar zetelt Lucifer. Dante doorloopt met Vergilius de negen kringen en telkens ontmoeten ze grotere zonden en grotere zondaars. Het dieptepunt van alle gruwelen bevindt zich letterlijk op het laagste punt van de door Dante voorgestelde ‘helletrechter’. De put der verraders, met als sinistere hoofdpersonen een graaf die eeuwigdurend in het ijs zit vastgevroren aan zijn meest gehate vijand.

In de helleloods van Dégradé kun je je laven aan en onderdompelen in hun tot luguber oord getransformeerde omgeving. In hun beeldtaal zijn dat straks: een onthoofd babylijkje, brandblussers, takkenbossen die zijn omgeven met vuurspuwende muziek. Jeroen Bosch zou er zich toe aangetrokken en gelukkig voelen.

“We beginnen met een tocht door het nabijgelegen bos,” vertelt David Geysen van Dégradé. “Daar wordt een cyclus gedichten voorgedragen van Yannick Dangré. Die gaan over een vluchteling die een vertrek naar een betere wereld aan het overdenken is, precies zoals Dante ooit verbannen was uit Firenze.” Beukman: “Maar vaak valt die betere wereld erg tegen.”

Geysen: “Daarna keren we terug naar onze loods, waar het publiek eerst een tocht door het voorgeborchte maakt, en vervolgens kan kiezen uit twee afzonderlijke routes die met elkaar in verbinding staan. De ene voert linksom richting Sodom, naar de documentairefilm van Krones. Naar rechts buig je af voor afslag Gomorra, waar ons vierkantige, roodgloeiende instant-laboratorium van de hel borrelt, waar een kolkend heet amalgaam wordt bereid van ‘soundscape’, flarden tekst uit de ‘Divina Comedia’, bewegingstheater, en collages van geschreeuw en gezang die zijn gehuld in experimentele muziekklanken. Al improviserend zijn daar onze performances te zien en te horen. Je kunt er rondlopen, en switchen tussen de beide ruimtes, en dat alles in een doorlopend live optreden. We doen geen verhaal van a tot z, het wordt onze eigen elpee van de hel. We zoeken de rafelrandjes op, het hoeft allemaal niet tot in de puntjes ‘af’ te zijn. Daar worden theater en beeldende kunst spannender door.”

Beukman: “Het contrast tussen die twee werelden, de westerse en de Ghanese, zij op de vuilnisbelt daarginds en wij ploeterend en voortmodderend in onze wereld waar voor kunstenmakers voortdurend subsidiekorting links of recht op de loer ligt, dat contrast willen we hiermee opwerpen.”

In de hel is het ijskoud ‘dus bevelen wij warme kleding aan en goed schoeisel’, zo besluit het illustere duo.

Dégradé, ‘Project Dante, #1: Hel’, van donderdag 19 december 2019 tot en met zondag 19 januari 2020, 20.00 uur | 15.00 uur, Laan van Poot 97, Den Haag. Meer informatie: www.degrade.nl

Een wonderlijk universum

Marcos Morau eminent gastchoreograaf bij Scapino

Vervreemding scheppen is het oogmerk. Rijzende ster in Europa – en terug bij Scapino Ballet Rotterdam, deze keer met Arvo Pärt’s muziek die live wordt uitgevoerd. Morau: ‘Zijn muziek gebruiken is een cliché.’

Nomadisch reist  de geboren Spanjaard heel Europa door. Marcos Morau staat aan de vooravond van zijn grote internationale doorbraak. Maar nu neergestreken in Rotterdam. Beige sokken, van zijn vaalzwarte slobberbroek zijn de pijpen net wat te kort, donkergroen t-shirt, losgeknoopt spijkershirt daaroverheen. Een caramelkleurig, hartvormig brilmontuur dient als optisch harnas voor zijn bruine kijkers. Een gevorderde balbobaard omlijst zijn gelaat.

Typisch, nee, typisch of alledaags is zijn voorkomen niet. Eerder gaat zijn sjofele kloffie richting nerdy, maar dan vooral van een sullig soort argeloosheid. Past anderzijds wel een beetje bij zijn status als ‘angry young man’.

Nog maar 37 – en toch al een gevestigde naam in Europa. Ed Wubbe, artistiek directeur van Scapino Ballet Rotterdam ontdekte hem een jaar of vijf geleden op het choreografenconcours in Hamburg, waar Wubbe tot voor enige jaren de artistieke leiding voerde. Hij nodigde hem vervolgens uit voor een choreografie in het programma Twools, in 2016 was er het avondvullende Pablo en nu is Cathedral op komst.

Vreemde eend in de bijt. Samen met zielsverwanten richtte hij in 2005 La Veronal op, een club van kunstenaars uit de dans, film, literatuur en fotografie. Zij maken werk waarmee ze de kijker willen raken zonder zich op voorhand te conformeren aan grenzen tussen genres. Morau verwijst in zijn werk net zo makkelijk naar beeldende kunst uit de renaissance als naar films van Pasolini of moderne dans van Pina Bausch en Jiří Kylián. Een mix of things, noemt Morau het zelf.

‘Hij komt niet uit de dans voort, is eerder regisseur,’ vertelt Ed Wubbe, artistiek leider van Scapino. ‘Wel heeft hij ooit danscursussen gedaan en is dans zijn hoofduitdrukkingsvorm’.

Aan de Eendrachtstraat, in Studio 1 van Scapino Ballet Rotterdam toont hij zich op zijn gemak, zit veel achter zijn laptop, laat de Scapino-dansers opgedeeld in duo’s stijloefeningen uitvoeren en wordt daarbij bijgestaan door al twaalf jaar zijn rechterhand, de Veronal-danseres en choreografe Lorena Nogal; begeeft zich nu en dan de repetitievloer op, geeft nu en dan aanwijzingen aan de dansers – en toont ze middels beelden op zijn mobiel het bewegingsidioom dat hij nastreeft, beelden van zijn eigen groep La Veronal.

Ed Wubbe: ‘Hij heeft zijn eigen bewegingsstijl ontwikkeld, een gelukkig ligt die onze dansers goed. Hij is heel precies en veeleisend. Dat kan lastig zijn maar het is ook fijn iemand voor je te hebben die weet wat hij wil. Strikt en uitdagend, in technische en expressieve zin. Het zijn heel veel vreemde en complexe staccato-bewegingen die heel snel achter elkaar worden uitgevoerd. Wat hij wil bereiken bij de dansers doet een beroep op hun fysiek en hun hersenen, moeilijke tellingen, voor hoofd én lijf een uitdaging.’

Vervreemding scheppen, dat ziet Marco Morau als zijn artistieke missie. ‘Ik ben het moe om aldoor en overal schoonheid, esthetiek te zien. Een danser die van een trap valt is ook theater. En dan: hoe kunnen we nog schoonheid zien in deze wereld van klimaatverandering?’

KOVA, noteert hij zelf met pen en in kapitalen in het openliggende schriftje van de verslaggever. Dat is de naam van zijn bewegings-Bijbel, zijn eigen stelsel van bijna tegen-organische bewegingen dat hem voorstaat. Hij lacht: ‘Kova betekent letterlijk ‘geharde afwerking’.

Het is een labyrintische reeks van codes, ‘tools’ voor het creëren van bewegingen, die ik met La Veronal ontwikkeld heb. Het is een abstract concept, niet-theatraal en dat gaat niet over wat dichtbij het hart ligt. Het is vooral een schets over lichaam en ruimte, bijvoorbeeld over dichtbij komen en weggaan. Het begint met zoeken naar vorm, ritme, balans, compositie – pas daarna kunnen we het hebben over theater. Ik geef er de voorkeur aan om geen emoties te tonen. Alleen op die manier kun je je op terra incognita wagen. Later kun je emoties toelaten. Dansers willen graag laten zien wat er binnenin henzelf leeft. Maar daar ben ik niet in geïnteresseerd. Natuurlijk geef ik om ze, maar ik ben geen psycholoog, kan ze niet helpen. Hier, tijdens de repetities in de studio wil ik daarom bereiken dat ze me laten zien dat ze begrijpen wat ík bedoel uit te drukken. De danser moet ver weg blijven van betekenis, hoeft alleen maar hongerig naar beweging te zijn. In het begin hoeven de dansers zich voor mij niet bezig te houden met het concept, maar gedurende het repetitieproces gebeurt dat meer en meer.’

Hij wilde aanvankelijk menswetenschappen studeren.

‘Maar ik ontdekte dat ik wilde gaan creëren en ben toen in Barcelona choreografie gaan studeren. Waarom? Omdat ik houd van de danswereld, van dans, van dansers. Dansers hebben een soort van sacrale verhouding tot hun lichaam gemeen, bijna obsessief. Ook houd ik ervan dat je door bewegingen van alles teweeg kunt brengen. Ik ben zelf ook gaan dansen, en ik was geen slechte danser, en heb er veel van geleerd, maar ik haat het op het podium te staan.’

Opera is zijn jeugdliefde, althans: daarmee is hij door zijn ouders van kindsbeen vertrouwd gemaakt, heeft hem gevormd.

‘Klopt. In de eerste plaats voel ik me een ‘stage director’, iemand die de mix van elementen op het podium samenbrengt. En des te meer ingrediënten, hoe uitdagender. Ik ben een ‘stage viewer’. Je moet hoe dan ook accepteren dat het publiek altijd van buitenaf kijkt, dus is het belangrijk om controle te hebben over de energie die via het podium wordt overgebracht – en dat is dus niet alleen door beweging.’

Als nomadisch choreograaf is het steeds weer zoeken naar de juiste bewegingstaal. ‘Ik observeer de dansers en noteer alles: hoe ze kijken, praten en zich gedragen – zonder dat zij dat zelf zo goed weten. Ik wil ze in een voor henzelf oncomfortabele zone plaatsen en vanuit de wetenschap die dat oplevert kleur ik later de precieze rolverdeling in. Het is belangrijk dat ze ‘in het nu’ zijn en zich concentreren op de bewegingen die ik hun vraag uit te voeren. Daarna volgt wat ik de dramaturgie van de stappen noem. De dansers weten nog niet waar het geheel naartoe gaat, wat het storyboard is.’ De sfeer in de studio blijft ondertussen losjes en positief. Geregeld wordt hardop gelachen door de dansers – die dus niet beseffen dat ze ondertussen aan een minutieuze observatie onderworpen worden door Morau.

Pärt
Nog een kleine zes weken te gaan voordat de première zich aandient. Een première waarop Sinfonia Rotterdam live voor de muzikale begeleiding zal zorgen: een bloemlezing uit het werk van Arvo Pärt. ‘Ongetwijfeld een van de grootste componisten van de laatste decennia,’ zegt Morau over hem.

‘Ik ben grootgebracht met Pärt’s spirituele, sacrale muziek. Dat sluit aan op de titel: Cathedral. Maar als theatermaker ligt het ingewikkeld om zijn muziek te gebruiken, want die is ook cliché en vaak té mooi. Ik had de goddelijke muziek van Händel kunnen kiezen, maar Pärt is de Händel van onze tijd. Bij hem voel je als het ware dat je wordt opgetild, dat je vliegt met de voeten op de vloer. Voor mij staat de religieuze werking die in zijn muziek besloten zit ook geloof, geloven in de natuur, in de mensheid, en geloof in de mens.’

Met Pärt als hartslag wil Morau gevoelens oproepen over de essentie van het bestaan. Over het mysterie van de mens in de grootsheid van de natuur en het oneindige heelal. Hij plaatst de dansers in een toneelbeeld met levensgrote videoprojecties en een spectaculair lichtontwerp. De ontmoeting met een metershoge meteoor op het toneel vormt het raadselachtige begin van zijn nieuwe dansvoorstelling, die Morau zelf als een vervolg ziet op Pasionaria van La Veronal, een voorstelling die onlangs nog te zien was in Amsterdam. Een ‘Requiem for Mankind’, suggereert de verslaggever voorzichtig en vragenderwijs. ‘Dat staat nog te bezien,’ antwoordt Morau even voorzichtig. Dan: ‘Maar het zou kunnen.’

kader:
Ed Wubbe over Marcos Morau
‘Morau zet de dans in om er theater van te kunnen maken. Dat vind ik een opwindend uitgangspunt, ook omdat er ondertussen technisch heel goed wordt gedanst. Stukken van hem blijven op je netvlies gebrand, met beelden die je niet vergeet als je ze eenmaal gezien hebt, en ze zijn bovendien geweldig om naar te kijken, alzeker als onze eigen dansers en in een eigen productie daarin schitteren.’

 

Stijlen en statements

Over ‘voguing’, ‘queer-zijn’ en vooroordelen

In Korzo’s DansClick komt steeds de nieuwste generatie dansmakers aan bod. De 21e editie biedt een fascinerende mix van stijlen.

DansClick 21 brengt de winnaars van de BNG Bank Dansprijs 2018 samen op tournee: Sarada Sarita en Christiaan Yav & Sedrig Verwoert. Aan de ‘Après Dans’-bar die steevast na afloop de vloer op wordt gerold, kun je met een glaasje in de hand een praatje met ze maken. De winnaars rekenen op spannende ‘after talks’.

Sarada Sarita (1987) is wegbereider van én boegbeeld in Nederland van de ‘New Way Vogue’. Met haar choreografie Q4: Quantified geeft ze een politieke lading aan de expressieve, gestileerde en bijna spirituele combinatie van vogue, hair hanging en spoken word. De danseres, performer en choreografe brengt in haar oproep menselijkheid, gelijkheid en bewustzijn door dans tot uitdrukking. Sarita kreeg in 2018 een Zilveren Krekel voor de beste podiumprestatie in het jeugdtheater voor haar aandeel in het balletsprookje GRIMM door ISH & de Junior Company van Het Nationale Ballet.

In de door hen gecreëerde en zelf op touw gezette productie They/Them zijn Christiaan Yav (1993) & Sedrig Verwoert (1992)aan elkaar gewaagd en halen ze het spannendste in elkaar boven. In hun autobiografische duet over racisme en queer-zijn mixen ze bewegingen uit allerlei genres en stijlen samen tot wat ze zelf ‘een zwarte paringsdans over racisme, giftige mannelijkheid en queerfobie’ noemen. Begin 2019 kreeg het duo de eerste Leo Spreksel Award, vernoemd naar en uit handen van de artistiek grondlegger van Korzo.

kop:
Sarada Sarita:
Q4: Quantified
‘Waacking is een dansstijl die op discomuziek is ontstaan in Los Angeles in de jaren ’70, en is geïnspireerd op films en filmsterren. Vogue is een dansstijl op house music, nu ook vogue beats, ontstaan in New York in de jaren ‘80 met als inspiratiebron foto’s, fashion en modellen. Waacking is een club style die vrij en zonder competitie was. Voguing maakt deel uit van de zogeheten ballroom cultuur, waar verschillende ‘houses’, families, competities met elkaar aangingen. De enige samenhang tussen waacking en voguing is dat het is ontstaan in de zwarte en latinx LGBTQ+ gemeenschap. Zij creëerden een ‘safe space’; eigen structuren waarin de systematische onderdrukking van de buitenwereld niet van kracht was. Met een doordachte verkenning van ras, klasse, geslacht en seksualiteit stonden acceptatie en vrijheid voor zelfexpressie en eigenliefde centraal.’

Q4: Quantified is een combinatie van vogue, spoken word en ‘hair hanging’ over ‘patronen-structuren’ en ‘hokjesdenken’. In Q4 gebruiken de vijf dansers de taal van de New Way Vogue, een een stijl binnen Vogue Performance. Die wordt gekenmerkt door geometrische vormen en extreme stretch en contortie. Een Master of Ceremonie (MC) leidt het stuk vocaal met zijn outsider perspectief, en het hairhanging geeft je een buitenmenselijk perspectief. Een volledige ervaring.’

‘Ik heb geleerd dat zodra je hokjespatronen doorbreekt, je vanzelf weer nieuwe hokjes creëert, dat is de mens eigen. Maar Q4 is een opening voor het idee dat je die hokjes zelf leven geeft en daarbij dus ook zelf kan doorbreken en opnieuw kan creëren: Quantified.’

‘Afgelopen zomer heb ik vanuit New York twee prijzen mee naar Nederland genomen, eentje voor waacking en een voor voguing. Qua prijzen zit het me de laatste tijd erg mee. Deze DansClick-tournee is voor mij echt een cadeautje. Ik zou graag zien dat door mijn voorstelling de waarnemingshorizon van de kijkers wordt opgetild.’

Christiaan Yav: Queer

They/Them kwam voort uit de ontmoeting in 2011 met Sedrig tijdens So You Think You Can Dance. Vanaf het moment dat we gingen samenwerken was het als ademen. Gaandeweg ontdekten we veel parallellen in onze levens, op persoonlijk en professioneel vlak. Zo wijken we allebei af van de standaard heteronorm, zijn we allebei queer en hebben allebei geen witte huidskleur; dat zijn stuk voor stuk topics waar veel mensen liever verre vandaan blijven. Maar in dit stuk brengen wij die op, van racisme en queerfobie tot mannelijkheidskwesties.’

‘De choreografie is de fysieke vertaling van onze emoties en laat de weerslag zien van het effect dat ons ‘afwijkende’ gedrag heeft op onszelf en op ons dagelijks leven. En, gezien door onze ogen, ook op de wereld om ons heen. Niettemin is het ook een werk waar iedereen zich er op zijn of haar eigen manier mee kan identificeren.’

‘Kleur is altijd een dominante factor geweest, ook als je kijkt naar de geschiedenis. In mijn jeugd heb ik nooit twee zwarte dansers naast elkaar op het podium gezien.  Mensen die op They/Them reageren tonen we een spiegel van zichzelf. En dat geldt ook voor de danssector. Witte privileges zijn nog niet veranderd. Dat wij als twee zwarte makers / dansers naast elkaar op het podium staan, is belangrijk. Alleen dat al brengt veel teweeg. Wel is het opvallend dat bijna niemand het heeft over onze danstechnische kwaliteiten.’

‘Ik heb ondertussen vele audities doorstaan. Vaak waren er maar een of twee zwarte dansers bij. Toch werd altijd maar een van ons gekozen, terwijl het vaak om een productie voor meerdere dansers ging. Sedrig en ik zijn van een generatie die haar mond open doet, ook door de mogelijkheden die sociale media bieden. Kijk, het is wel een beetje dubbel, want van deze ervaringen kan ik nu wel dankbaar gebruik maken.’

‘We hebben allebei een opleiding tot professioneel danser gevolgd en ieder een eigen bewegingstaal ontwikkeld, gevormd door de gezelschappen waar we hebben gedanst en de choreografen met wie hebben gewerkt. Op school werd me verteld dat choreograferen niets voor mij zou zijn. Maar je ziet het, hier en nu.’

Sedrig Verwoert: ‘Ik ben een kruising’

‘Ik heb een mannelijke en een vrouwelijke kant. Ik ben geïnteresseerd in mannen maar voel me ook aangetrokken tot vrouwen. Energetisch gezien ben ik een kruising. Queer? Dat begrip is lastig te definiëren. Voor mij is iemand queer zodra hij of zij afwijkt van de standaardnorm. Er is wat mij betreft geen sekse aan verbonden. Ja, ik ben queer. Maar ik vind het lastig dat hardop uit te spreken, al denk ik wel dat we in een tijdsgewricht leven dat dit nu aandacht moet hebben.’

‘Op een dag voelde ik de noodzaak om mijn eigen community wakker te schudden. Over mijn queer-zijn, maar ook over racisme. Ooit gerealiseerd wat het is om in een ruimte te zijn en het gevoel te hebben dat je daar bent omwille van je huidskleur en niet om jou als persoon?’

‘Er zitten zovéél lagen in deze voorstelling. Maar als iemand deze choreografie als statement ervaart, dan vind ik dat prima. Zelf ben ik allang aan dat vraagstuk voorbij. Anderzijds is het wél een statement, in die zin dat het een aanklacht is tegen het feit dat er in Europa nog altijd geen volledig zwart dansgezelschap is, in tegenstelling trouwens tot de Verenigde Staten. Het is ook niet van: kijk mij of ons nu eens. Belangrijker acht ik mijn bijdrage aan de ontwikkeling van de dans als kunstvorm.’

‘De danswereld vormt – net als overal elders – een afspiegeling van de maatschappelijke realiteit. Het is superbelangrijk dat je jezelf kunt identificeren met wat er op het theaterpodium te zien is – en ik heb dat erg gemist. Gelukkig heb ik op YouTube en Google rolmodellen kunnen vinden. Die hebben mij geïnspireerd. Generaties boven ons hadden die media niet tot hun beschikking. Misschien hebben ze zich daardoor stiller gehouden dan wij.’

‘De BNG Bank Prijs? Een vorm van erkenning, zeker, maar dan wel voor onszelf met de vraag waar dit toe leidt en naartoe moet. We zijn niet uit geweest op het boeken van resultaat. Voorop stond en staat onderzoek. En hedendaagse dans. Ik kom van de straat en ben gek op hiphop, maar heb ook mijn weg weten te vinden in het academisch ballet.’

Première, Korzo theater, woensdag 30 oktober 2019.

Uiterste houdbaarheid

Han Kerckhoffs in Wie is bang…

George en Martha, legendarisch koppel. Tom Lanoye maakte de zwarte komedie nog een tikkeltje zwarter. Over twee acteurs die over de datum zijn. Han Kerckhoffs speelt een van die twee.

Een ouder acteurskoppel, ook in ‘real life’ een echtpaar, staat al jarenlang avond aan avond tegenover elkaar – in steeds dezelfde rol en hetzelfde stuk dat ze ooit zelf hebben geproduceerd en uit eigen zak betaald. Enkel hun tegenspelers veranderen nu en dan, in dit geval jonge acteurs met een kleurtje – omdat dat subsidie oplevert. Net als hun voorgangers vertrekken de jongelingen met slaande deuren. Daarop besluit het echtpaar de balans op te maken van hun liefde voor elkaar en voor het vak. Met hun pensionering in zicht lijken ze op een eindpunt te zijn beland.

Model voor Wie is bang… staat Who’s afraid of Virginia Woolf? het uit 1963 daterende legendarische, onverwoestbare, iconische toneelstuk in drie bedrijven van de Amerikaanse schrijver Edward Albee. Op zijn eigen onnavolgbare manier heeft Tom Lanoye zich op het meesterwerk rond Martha, George, Nick en Honey gestort.

‘De meest memorabele versie van Who’s afraid… buiten de beroemde film met Elizabeth Taylor en Richard Burton die ik in mijn leven heb gezien,” vertelt Han Kerckhoffs, “is die met Viviane De Muynck als Martha en Kees Hulst als George, van ik denk wel dertig jaar geleden, in een regie van Sam Bogaerts. Zelf heb ik nooit in dit stuk gestaan. Bogaerts gaf toen al een schop tegen het stuk en dat opende mij de ogen voor de manier waarop je klassiekers kon aanvliegen.’

In Wie is bang… zien we een ontredderd acteursechtpaar – na afloop van een voorstelling. Ze staan nog op het toneel en hebben net daarvoor van een slecht bezette zaal een lauw en minzaam applausje geïncasseerd. In het bijzijn van de jonge acteurs komen ze te spreken over het stuk.

“Tom Lanoye bouwt voort op de verhoudingen van het origineel en spiegelt het,” legt Kerckhoffs uit. “Hij volgt met zijn tekst het geraamte van het stuk. Zo is het jonge koppel ook hier katalysator en provocateur. Maar het is wel een heel nieuw stuk.”

Ter voorbereiding op het schrijven voerde Lanoye gesprekken met de vier acteurs. “Zo ook met mij,” zegt Kerckhoffs. “Over mijn carrière, en over wat ik van toneelspelers vind en zo, en zo’n type gesprek heeft hij ook met Els en de anderen gevoerd. Dat materiaal heeft hij in zijn gebruikt en, zoals Tom is, scherp gaan overdrijven. Dus je leest een aantal dingen van jezelf terug, maar dan vijftig keer vergroot. Dat is soms confronterend. We moesten ons echt vasthouden aan de rollen. Of, zoals regisseur Koen de Sutter zei: ‘Dit zijn niet Han en Els.’”

Tijdens de repetitieperiode raakte hij bij toeval in gesprek met collega-acteur Peter De Graef, die in 1995 in het origineel speelde, naast Marie-Louise Stheins.

“Hij vertelde dat het voor hem een zware tijd was, en dat hij in therapie was gegaan. Ik kan goed begrijpen dat het je niet koud laat als je aldoor zo’n verschrikkelijke oorlogsruzie moet spelen. In het begin ging het mij en Els Dottermans, mijn vrouw, niet in de koude kleren zitten. Niet dat we elkaar aan de ontbijttafel thuis in de haren vlogen, maar meer dat het repeteren moeilijk was, omdat we de tekst en het spel vaak te letterlijk namen.”

Al met al een beproeving, en een zware bevalling. “Soms kwamen we miesj thuis van het onder elkaars huid zitten peuren, en vroegen we ons af: moeten we dit zes maanden lang spelen? Maar inmiddels hebben we onze weerzin overwonnen en een manier gevonden om ermee om te gaan. Hoe? Het zijn gewoonweg rollen die we spelen. Slechts een enkele keer vraagt Els na afloop nog wel eens aan me: ‘Meende je dat echt? Was je nou écht kwaad?’”

Is het spelen van dit stuk voor hem een opgave, ook de tournee van in dit geval zes maanden aaneengesloten spelen en reizen valt hem na veertig theaterjaren zwaarder dan voorheen.

“Ik denk dat Tom dat letterlijk bij mij vandaan heeft gehaald, omdat ik al een tijdje denk: ik heb het wel gezien.”

Maar na Wie is bang… is Han Kerkchoffs echt wel aan zijn pensioen toe, zo zegt hij zelf.

Is dit dan zijn zwanenzang?

“Ik beschouw dit als zo’n beetje mijn laatste grote productie – al gaan we volgend jaar Spinoza van Het Zuidelijk Toneel nog hernemen, dus ik ben nog wel tot 2021 bezig hoor. Maar zo’n uitgebreide tournee als nu met Wie is bang… , ja dat is wel de laatste keer voor mij.”

Kader
Han Kerckhoffs is sinds 1980 als acteur werkzaam bij diverse gezelschappen in Vlaanderen en Nederland: Globe, Art en Pro, Toneelgroep Amsterdam, Het Zuidelijk Toneel, Het Nationale Toneel, Het Toneelhuis, NTGent, Malpertuis, De Tijd, Het Arsenaal, Carrousel, Centrum, Walpurgis., Lod, Transparant en Zeeland Nazomer Festival. In 1995 won hij de Arlecchino voor de rol van Thersites in Shakespeare’s Troilus en Cressida bij het Nationale Toneel.

Ook speelde hij in diverse televisieseries en films: Baantjer, Bij Nader Inzien, Spoorloos, Pleidooi, Oud Geld, Retour Den Haag, 9 Dagen van de Gier, Waltz, Annie MG, Volgens Robert, Volgens Jacqueline en De Fractie.
Han is getrouwd met Els Dottermans en samen hebben ze twee zonen.

NTGent: Wie is bang… In Stadsschouwburg Eindhoven op zaterdag 21 december 2019 (dernière). Meer informatie: ntgent.be

 

Turkse cultuur en muziek centraal op Festival Grand Bazaar

Selim Dogru is artist in residence

Grand Bazaar, zo heet een nieuw vierdaags festival in Den Haag waarin de Turkse cultuur vanuit de muziek wordt belicht. De Turks-Nederlandse componist Selim Doğru is voor de eerste editie artist in residence.

“Dwalend door de Grote Bazaar van Istanbul bevind ik me in een totaal andere wereld en een andere tijd. De kluwen van 58 straten en straatjes waar meer dan duizend winkeltjes en kraampjes hun koopwaar aanbieden, met name aardewerk, specerijen, lederen jassen, gouden sieraden en tapijten, is een van de grootste ter wereld. Maar je kunt er ook heerlijk eten. En het is een graadmeter voor de Turkse economie, een soort van Wall Street.”

Twintig jaar geleden toog Selim Doğru (1971) naar Nederland. Hij groeide op aan de oevers van de Bosporus, op het grensvlak van Europa en Azië, lees: West en Oost. “Deze beroemde en uitgestrekte bazaar,” vertelt Selim Doğru, “is geheel overdekt. Heel Istanbul en verder alle windstreken, van rijk tot arm trekt er aan je voorbij. Als kind was ik er vaak te vinden.”

Voor de allereerste aflevering van Festival Grand Bazaar die het komend weekeinde op stapel staat is Selim Doğru artist in residence. Toen hij een tijd geleden een nieuw onderdeel kwam pitchen voor het programma Turkish Delight in het Zuiderstrandtheater, bleek er zoveel geestdrift voor zijn plan te bestaan dat het prompt werd omgedoopt tot Festival Grand Bazaar – en vier dagen lekker lang, met hemzelf als muzikale spil van de openingseditie.

Doordat hij ontsproot tussen Turkse, Griekse, Armeense en Joodse buren en hun culturen kan hij, als componist, putten uit een arsenaal aan klankwerelden. In zijn hoedanigheid van artist in residence tekent hij voor zowel het openingsprogramma als het slotakkoord van Festival Grand Bazaar.

Doğru’s composities weerklinken als cross-overs van klassieke en hedendaagse muziek, van barok en wereldmuziek tot elektronisch gedreven klanken. Hij componeert theatermuziek maar ook kinderliederen, en voor draaiorgel. Zijn werken zijn in binnen- en buitenland uitgevoerd in allerlei bezettingen, van symfonieorkest tot zigeunerband.

Vrijdag is de openingsavond, in de Nieuwe Kerk. Samen met het reART Ensemble voert hij daar zijn gloednieuwe compositie ‘Nederland’ uit, een werk dat volgens hem ‘de ritmes, de melodieën en de spirit van deze plek vertolkt’. “Deze avond staat in het teken van de grand bazaar in Istanbul. Bezoekers worden niet alleen getrakteerd op een muzikale belevenis maar er wordt in de kerk ook een bazaar ingericht.

“Er zijn kraampjes en straatverkopers, kinderen lopen rond om spullen te verkopen, er zijn waarzegsters, en er is volop eten en drinken. Later, tijdens het muziekoptreden, blijken al de verkopers ook de zangers van het concert te zijn, onder wie drie westerse operazangers. En onder hen Ezgi Köroğlu, zij trad eerder deze week op in het Concertgebouw in Amsterdam.”

Hij voelt zich bruggenbouwer. “Ik probeer om onverwachte concepten te ontwikkelen en zo culturen, mensen en muziek dichter bij elkaar te brengen. Het moet zijn alsof we samen in een kroeg zitten, natuurlijk en warm.”

Seventies
Voor het slotstuk van het festival ‘De jaren 70 in Turkije’, maandagavond in Theater aan het Spui, neemt Doğru bezoekers aan de hand van tv- en filmfragmenten, verhalen, foto’s en heel veel muziek mee in een tijdcapsule, een tijdmachine vol weemoed naar de jaren zeventig in Turkije. Hij schetst een beeld van het dagelijks leven van toen en maakt een selectie van nog immer populaire Turkse pop-, volks- en filmmuziek.

“Alle presentaties en liedteksten worden van boventiteling voorzien.”   Ook heeft hij zangeres Getty ‘Teach-In’ Kaspers weten te strikken: “Een sterk accent ligt op 1975, het jaar dat Turkije voor het eerst meedeed aan het Eurovisie Songfestival. Dat werd gewonnen door Teach-In. Kaspers is verderop dat jaar in Turkije op bezoek geweest en heeft er vele mooie herinneringen liggen. Op het podium hebben we een live interview met haar en daarna zingen we ‘sing-along’ haar liedje ‘Ding-a-Dong’.”

Doğru tuigt voor dit programma voorts een vijftigkoppig koor op uit leden van de Haagse Theatergroep Eskalibur, waar mensen met én zonder een verstandelijke beperking samen voorstellingen maken.

Onderdeel van het festivalprogramma is ook een tot Lahay gedoopt saz festival, in de Nieuwe Kerk, dat uiteraard volledig in het teken staat van het gelijknamige Turkse tokkel- en snaarinstrument. Jonge Haagse talenten van de Haagse AKM muziekschool staan dan zij aan zij met gevestigde namen als Zeynel Demir, Mutlu Kizilgedik en Eren Akasahin.

In het festival treedt ook popster Rafet el Roman op, in het Zuiderstrandtheater. Het initiatief brengt overigens Zuiderstrandtheater, ProJazz, Yunus Emre Institute, het Haags Theaterhuis, Stichting Anton Constandse en Het Nationale Theater bij elkaar.

Festival Grand Bazaar, vrijdag 6 t/m maandag 9 december, diverse locaties. Meer informatie: www.festivalgrandbazaar.nl

‘Het sneed mij dwars door de ziel’

Birney’s De tolk van Java als toneelstuk

De tolk van Java is een verhaal over vaders en zonen. Het laat de trauma’s zien die vele gemengde Nederlandse en Indische gezinnen aan hun verleden overhielden. Nu is er de toneelversie naar de bestseller van Libris Literatuurprijswinnaar Alfred Birney.

“Ik vind dat we als Nederlanders raar omgaan met de geschiedenis die we in Indonesië hebben liggen maar ondertussen toch maar weinig van weten,” vertelt Olivier Diepenhorst, regisseur van de toneelversie van De tolk van Java.

“Het is niet zomaar een boek en het is ook Birney’s levenswerk. Het gaat over zijn leven. Dat wij dat op toneel zetten, is best gek voor hem. Na afloop van de eerste try-out eerder deze week zei hij me dat hij diep onder de indruk was, maar ook dat hij totaal onderschat had in wat het stuk bij hem teweegbrengt. Het kwam heel erg bij hem binnen om zijn boek opeens in de vorm van een toneelscript en gespeeld door acteurs van vlees en bloed op een theaterpodium terug te zien.”

Diepenhorst vindt Birney’s autobiografische mokerslag ‘een belangrijk boek, maar geen makkelijke kost’. “Er staat minutieus beschreven hoe tijdens de politionele acties gehandeld is. Ik ken mensen die de roman wegleggen omdat ze de beschreven gruwelijkheden niet aankunnen.”

Als theatermaker staan hem op het toneel evenwel andere middelen en mogelijkheden ter beschikking dan een schrijver. “Je kunt het onontkoombare van zijn vertelling op verschillende manieren vangen, al vond ik het boek bij eerste lezing schier onmogelijk om daar een toneelvertelling van te maken. Ik voelde me daardoor uitgedaagd – en dus wilde ik het doen,” vertelt hij over zijn beweegredenen.

Hij was niet bekend met de roman  op het moment dat hij de vraag kreeg om de regie te gaan doen. Diepenhorst: “Een bevriende historica kende het wel en wat zij vertelde fascineerde mij meteen.”

Hem trof in eerste instantie het meest de historische context. “Er is altijd maar weinig aandacht en begrip geweest voor het miljoen Nederlanders dat wortels heeft in Indonesië. Dat is stuitend.” Toen hij verder door de pagina’s van het boek ging raakte hij temeer onder de indruk, toonde zich zelfs geschokt. “Het is een prachtboek, ik heb het in een ruk uitgelezen. Maar als de jonge vader die ik ben, te lezen hoe anderen met hun kinderen omgaan, dat sneed mij door de ziel.”

Hij is ook gefascineerd door de taal waarmee de Haagse schrijver zijn indrukken heeft geboekstaafd. “De memoires van Birney’s vader zijn heel anders van toon en taal dan de passages over Birney’s jeugd.”

Hij heeft in de aanloop naar de toneelversie die zaterdag in première gaat, verschillende keren contact gehad met Birney.

“Hij is betrokken geweest bij de casting”, vertelt Diepenhorst. “We hebben de acteurs uitdrukkelijk als groep gecast. We hebben Alfred voorgelegd hoe hij het zou vinden als Benja de rol van hoofdfiguur Alan zou spelen. Benja is een open acteur naar wie het prettig kijken is, in zijn stem en houding zit een zweem van ironie en hij kan de inktzwarte humor die in zijn rol besloten zit, uitgelezen spelen. Je hoort de kwinkslagen waarmee hij zich staande houdt, maar voelt wel de diepte en de pijn die daaronder liggen. Maar Benja heeft geen Indonesische wortels. Alfred vond dat geen probleem. Ook vond hij het mooi dat we mensen met Indonesische wortels in de cast hebben opgenomen in de acteurs Martijn Apitulay en Denise Aznam, met daartegenover Benja Bruijning en Marie-Louise Stheins.”

In het allerwegen geroemde en bekroonde boek van Birney speelt muziek een belangrijke rol. “We spelen een tekstbewerking, maar ook is er muzikaal veel te beleven. Componist George Dhauw heeft een geluidsontwerp gemaakt aan de hand van het muziekinstrument dat in het boek een voorname rol speelt: de gitaar.”

Door de hele voorstelling heen klinkt daarom een sferische ‘soundscape’ aan gitaarklanken, van heftig tot bijna achtergrondmuziek. “Zo creëren we een lucide sfeer waarmee we meer en meer in het hoofd van Alan kunnen kijken.”

Haagse inbreng is er naast Birney ook met decorontwerper Tom Schenk, die jarenlang tekende voor de decorontwerpen van Toneelgroep De Appel. “Maar hij is ook autonoom kunstschilder. Voor het decorbeeld van dit stuk heeft hij een prachtig decor ontworpen, bestaande uit twaalf panelen die door zelf door hem zijn beschilderd. We hebben dus een kunstwerk als decor.”

Benja Bruijning, Marie-Louise Stheins e.a., De tolk van Java, vrijdag 15 en zaterdag (première) 16 november 2019; en vrijdag 31 januari 2010, Koninklijke Schouwburg. Meer informatie: www.hummelinckstuurman.nl