Voorzitter Thea van Loon zwaait af bij De Regentenkamer
Thea van Loon, iconisch gezicht van De Regentenkamer, treedt maandag [9 november] terug als voorzitter van de jazzclub die ze dertig jaar geleden eigenhandig opzette. De ‘Haagse lady van de jazz’ viert die dag haar tachtigste verjaardag.
Kleurrijk. Bijna tachtig is Thea van Loon nu, maar nog tot op de dag van vandaag loopt ze er even elegant als pico bello bij. Tiptop gekleed – en zeer modebewust. Vandaag heeft ze zich in een spannend ensemble gestoken dat voornamelijk uit tinten rood is samengesteld, incluis bijbehorend brilmontuur en kleur lippenstift. “Gemaakt van een lange zijden sjaal die ik toch al niet droeg,” wijst ze trots naar haar stijlvolle rok. “Ik kijk altijd eerst hoe de stof valt. De stof moet het werk doen,” parafraseert ze een wereldwijd bekend voetbalwonder en taalfenomeen. “En daarginds, die jas, die is gemaakt van oude dekbedden.” Ze plukt hem meteen van de kapstok vandaan, en showt hem zonder de minste gêne als volleerd model.
Markant. Nog zo’n clichétypering. Maar in haar geval eentje die past; als mens, persoonlijkheid, verschijning en waar het haar levensloop geldt. Buiten haar vak als modeontwerper was ze, onder meer, etaleur bij de Bijenkorf, boetiekhouder van ‘Hathor’ dat later door haarzelf werd geëxploiteerd als café, en organisator van uiteenlopende kunstinitiatieven, van ‘200 jaar Peter de Grote in Den Haag’ tot ‘De 25 tronen van Beatrix’. De laatste uitstalling was zelfs in de Tweede Kamer te zien.
Haar gevoel voor en affiniteit met kleding, textiele werkvormen en uiterlijke verzorging kwam tot wasdom aan de modeafdeling van de Academie van Beeldende Kunsten in de stad. “De klas van 1962.” Met als starkapitaal drie lapjes die ze in Arnhem kocht is ze als ‘créateur de mode’ in de kunsten gegaan. “Van niks iets maken.” Nog tot haar vijftigste heeft ze elk jaar twee modeshows georganiseerd. Ook maakte ze naam met uiteenlopende exposities in Den Haag,
Bovenal zijn de drie decennia als voorzitter van jazzclub de Regentenkamer er debet aan dat ze is uitgegroeid tot Haags ‘icoon’. Haar geboortegrond ligt in Rijswijk. “Thuis waren we met negenen. We kregen een rooms-katholieke opvoeding – maar deden ook van alles en nog wat dat buiten de norm viel, ook al hadden we dat zelf niet in de gaten.” Van een kunstzinnig georiënteerd thuisnest of milieu is geen sprake, al heeft broer Adri een pad als beeldend kunstenaar bewandeld en heeft zus Maria naam gemaakt als impresario en bekendheid verworven als grondlegger van de huidige Rijswijkse Schouwburg aan de Generaal Spoorlaan. Thea: “Het opbouwen zit ons in het bloed, dat hebben we vast van onze vader meegekregen.”
Drie kinderen heeft ze grootgebracht, met drie verschillende echtgenoten als successievelijke vader. “Dat vond ik wel zo eerlijk,” lacht ze haar tanden bloot. “Natuurlijk, na weer een scheiding had ik verdriet. Maar na een tijdje trok ik maar weer naar de HEMA om er een nieuw setje messen en vorken te kopen,” blikt ze terug op die episodes uit haar leven. “Ik ben vaak opnieuw begonnen.” Die levensinstelling hebben haar verderop in het leven op de been gehouden, stelt ze. “Neem de Regentenkamer. Vijf keer verhuisd en net zo vaak is er steen voor steen door onszelf verbouwd.”
Pietlut
Aanvankelijk had ze niet gek veel op met jazz, met hun musici of het uitgesproken cultuurtje. Het was haar derde man Richard Kolle die haar op het spoor van de geïmproviseerde muziek bracht. “Hij was de muziekman. ’s Avonds gingen we vaak naar Café Sport in de Kazernestraat, toentertijd een bekende bruine kroeg. Vond ik niks aan want daar zat iedereen alleen in stille adoratie te luisteren naar Frank Elsen, jazzpianist en pionier van de bebop in Den Haag.” Meestal zat ze er als een pietlut bij. “Ik moest heel erg leren luisteren.”
Al was klassieke muziek veel meer haar eerste natuurlijke omgeving, toch is ze allengs van jazz gaan houden, van de muzieksoort en meer nog van die rare snuiters, de jazzmuzikanten zelf. “Wat mij trof was dat jazzmuzikanten zó lief voor elkaar zijn! Ze genieten van elkaars spel en nemen, heel sympathiek, vaak plaats in elkaars combo’s. Dat verschilt enorm met de wereld van de klassieke muziek,” weet ze, “waar vaak bonje is.”
Toen ze in de loop van de tijd haar activiteitenpalet ging uitbreiden en verleggen richting concerten en voordrachten, kon ze ook haar verworven belangstelling voor jazz en aanverwante muziekstijlen een plek geven middels de Regentenkamer, vernoemd naar de gelijknamige ontvangstruimte in het Hofje van Nieuwkoop waar Thea destijds atelier hield. “Daar organiseerde ik nu en dan klassieke concerten.”
Maar na een tijdje bleek dat die jazzjongens en -meiden er niets voor voelden om in die aangeharkte omgeving muziek te brengen. Na een dampend jazzoptreden bleven ze bovendien tot in de kleine uurtjes hangen. “Al drinkend en rokend liep het vaak uit op een klerezooi van sigarettenpeuken met teveel drank,” diept ze herinneringen uit de oude doos van de Regentenkamer op. Uiteindelijk deden de firma geluidsoverlast en burengerucht de activiteiten op die plaats de das om. “Jazzmuzikanten houden van donkere holen, afgeragde, rokerige, bedompte zaaltjes,” heeft ze sindsdien in haar oren geknoopt. “Anti-establishment gericht en antisalonfähig als de meesten van ze – ook nu nog altijd – zijn.”
30 jaar jazz in de Hofstad
De Regentenkamer is de laten we zeggen ‘low profile’ pendant van legendarische en roemruchte jazzkroegen als Birdland en Village Vanguard in New York. Natuurlijk is die vergelijking verregaand uit het lood, maar toch: de Regentenkamer heeft in de tijdspanne van dertig jaar de jazz in Den Haag aldoor een gloedvol en warm hart toegestoken, en dan vooral voor jazz die afkomstig is uit de stad zelf.
De programmering van de Regentenkamer, broedplaats en vrijwilligersorganisatie, was niet haar eerste verantwoordelijkheid, daar droegen anderen zorg voor. “Ik hoor wel of iets goed is maar heb er uiteindelijk toch te weinig verstand van.” Ze lacht: “Maar als ik zelf iets leuk vond, kwam dat er altijd wel tussen, daar zorgde ik wel voor.” Vooral aan optredens van Fay Claassen koestert ze warme herinneringen. “Haar stem is pril en puur gebleven.” Ook genoot ze met volle teugen van de optredens van Simone Pormes en Lo van Gorp, “die waren altijd geweldig en ook drukbezocht, net als de avonden van Tango Extremo met Ben van den Dungen en Tanya Schaap. En de concerten van jazzpianist Juraj Stanik vind ik altijd verrukkelijk.”
De jazz in de Residentie is tegenwoordig slechter af dan in de beginjaren van de Regentenkamer, constateert ze. “North Sea Jazz is inmiddels vijftien jaar uit de stad verdwenen. Er komen minder bezoekers op jazz af. En het jammere van de gemeente is dat ze nog maar weinig geld aan jazz uitgeven,” somt ze de verliespunten op. “Ook zijn er weinig nieuwe initiatieven meer in de stad. Al doet Perry Lehman het met zijn stichting ProJazz het erg goed. Hij haalt groepen uit het buitenland hierheen. Maar wij willen met de Regentenkamer juist het Haagse geluid laten horen. Bij ons kan de nieuwe generatie jazzmusici van het Koninklijk Conservatorium gedijen, want vragen geen 500 euro aan huur. Andersom hebben we soms niet eens een budget voor een optreden te bieden.”
Afscheid
“Ik heb het altijd bijzonder gevonden om de Haagse jazzscene van zo nabij te hebben kunnen volgen, velen van hen heb ik in muzikale zin en als persoonlijkheid zien groeien, vaak al vanaf hun kinderjaren, en met de Regentenkamer als hun huiskamer. Zo heb ik dat tenminste ervaren. Als er een baby was geboren, dan werd dat in de Regentenkamer geshowd.” Het zijn een beetje háár kindjes geworden, zogezegd. “Ze liggen me allemaal nauw aan het hart en ik mis ze erg. Er is over en weer altijd veel warmte geweest, ook ten aanzien van het publiek trouwens.”
Voor nu is het dus mooi genoeg geweest. “Ik moet na het tijdelijk verblijf van de Regentenkamer in het Koorenhuis er niet aan dénken om opnieuw een pand te moeten zoeken,” zegt ze met het oog op een nieuwe omzwerving die de Regentenkamer na 1 januari te wachten staat. “We mochten daar niet zelf met hapjes rondgaan,” verklaart ze die recente stap. Ondertussen mist ze de sfeer van de kerk die tot voor kort het thuishonk van de Regentenkamer was, als het ware een enclave in de stad. Maar die is vorig jaar afgebroken. Er rest in herinnering nog slechts een stukje roemrucht verleden. Ze zucht: “Overal waar ik met de Regentes heen ben gegaan, is daarna een flat of groot woonhuis verrezen.” Ondertussen heeft ze de toekomst en het erfgoed van de Regentenkamer in handen gelegd van de Haagse jazzmusicus Ben van den Dungen. “Hij wil meer gaan ‘streamen’.”
Mondkapjes
Tijdens een feestje waar vele muzikanten graag hadden willen optreden, had ze nog dolgraag het glas willen heffen. Helaas mogen nu hooguit 30 mensen bijeen zijn. “Ik heb daarom besloten, in het belang van de gezondheid van ons allen om het feestje voorbij te laten gaan.”
Tegenwoordig doet ze vrijwilligerswerk, het bloed kruipt waar het niet gaan kan, voor de Haagse Kunstkring, aan de Denneweg. “Het buurtje waar ik zo vertrouwd ben.” In haar huidige kleinbehuisde optrekje aan de rand van Duindorp waar ze nu een jaar of negen alleenstaand woont, houdt ze zich vandaag de dag veelal bezig met het ontwerpen en het vervaardigen van mondkapjes, die ze op de eigen naaimachine in serieverband maakt. “Geen winstobject, hoor” zegt ze, goedlachs als ze steeds is.
Op Facebook heeft ze onlangs haar lotgevallen uiteengezet. En laatst heeft ze, samen met zus Maria, een grafsteen uitgekozen voor wat een soortement familiegraf moet gaan worden, al is er in haar geval niet nu een acuut aanwijsbare aanleiding voor. “Een glasplaat, met vier golfjes erop gegraveerd. Ik heb ook blauwe steentjes en schelpen uitgezocht. Dat wordt zo leuk!” Een bijzondere vrouw. Kleurrijk. Markant. Wat heet.
kader
Historie Regentenkamer
Vele jazzstudenten die nu nationale en internationale faam genieten hebben in de Regentenkamer min of meer hun ‘roots’: Ben van den Dungen, Michael Varekamp, Rembrandt Frerichs en Fay Claassen. Ook was de Regentenkamer een podium voor cracks als onder anderen Ack van Rooyen, Rita Reijs en Pim Jacobs.
De Regentenkamer is vele keren verhuisd, met als voorlaatste vaste onderkomen een bouwvallig kerkgebouw, annex klein theater- en kunstencentrum aan de Cort Heyligersstraat. Tot 1 januari is de Regentenkamer kind aan huis bij het Koorenhuis aan de Prinsengracht. Waar het daarna gaat zetelen is nog onbekend.
CV
Thea van Loon (9 november 1940) doorliep de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Ze was etaleur bij de Bijenkorf, modeontwerper, en eigenaar van boetiek annex café ‘Hathor’ in Den Haag. Zij initieerde onder meer de tentoonstellingen ‘200 jaar Peter de Grote, een manifestatie door de stad’; ‘Hennep’, in het toen fonkelnieuwe stadhuis en het Gemeentemuseum; en ‘Huilen in Den haag’, een grote wandeling door de stad aan de hand van gedichten en muziek.
Landelijk heeft Thea van Loon jazzinstelling de Regentenkamer op de kaart gezet. Haar voorzitterschap van de Regentenkamer houdt na 9 november op.
Thea van Loon is moeder van Kimberly, Casper en Pieter, oma van drie kleinkinderen en bonus-oma van vier kleinkinderen. Tegenwoordig gaat Thea single door het leven.