‘Carmen’ heeft de kiem gelegd

Serie Den Haag Centraal: Juweeltjes

Keramist en fotograaf Joris-Jan Bos:

Wat is het allermooiste? Haagse kunstenaars delen wat hen dierbaar is. Deze week: Joris-Jan Bos over de muziek die zijn leven tekent: “Ik ben een sentimentele romanticus gebleven.”

Het betekende voor keramist, filmmaker en fotograaf Joris-Jan Bos (1962) de ontdekking van de hemel. In zijn kinderjaren moet de kennismaking met, oneerbiedig gezegd, de meeneurie-opera ‘Carmen’ (1875) van Georges Bizet (1838-1875) een bedwelmende, welhaast geestverruimende ervaring zijn geweest.

“De muzieklerares op de lagere school kwam op vrijdagen met een kofferplatenspeler onder de arm in de klas,” wijst hij als oorzaak aan. “Zij was bezeten van Bizet – en dus van deze opera over de uitdagende zigeunervrouw en sigarettenmaakster, en het verleidelijke spel van de liefde.”

Vrijwel spoorslags toog hij naar de platenwinkel in zijn toenmalige woonplaats Delft en kocht gelijk de elpee, de ‘greatest hits’, bekostigd uit een toenmalig baantje als rozenpluizer. Het was een uitvoering op een raar platenlabel, vertelt hij, als hij in gedachten even de hoes van toen erbij zoekt. “Ik heb hem nog steeds.” Het blijkt bij nader inzien een Duitse persing te zijn, van nota bene de New York Philharmonic en met Leonard Bernstein op de bok. “Nu en dan zet ik hem weer eens op.” Lachend: “Ik ben een sentimentele romanticus gebleven.”

Muziek bracht hem nieuwe werelden, liet hem andere inzichten zien en emoties doorvoelen. “In muziek kon ik mezelf herkennen. ‘Carmen’ heeft daarvoor de kiem gelegd.” Muziek is in zijn leven en werk tot grote drijfveer en inspiratiebron uitgegroeid. Dat is evenwel beperkt gebleven tot  beluisteren, want een glanscarrière als gitarist in een schoolband liep niet goed af, zweetdruppels op de ruiten van het Delftse Café Alcuin tijdens een van hun dampende optreden ten spijt.

Vaarwel muzikaal levenspad dus, maar het met rooie oortjes beluisteren van muziek bleek een prachtig substituut. Dat heeft hij dan ook grondig en ingrijpend aangepakt. Zo heeft hij naast een buizenversterker, een tiptop Thorens 124-platenspeler en high-end PHY-drivers voor zijn luidsprekers, zijn meterkast verbouwd voor betere voeding, en heeft hij een elpeecollectie verzameld van over de drieduizend exemplaren.

Na ‘Carmen’ is hij het muziekveld gretig verder af gaan grazen. “Een broer van een vriend was idolaat van Frank Zappa – en zo werd ik dat ook.” Gaandeweg ontdekte hij de jazz, min of meer samenvallend met zijn eerste schreden op het fotografische vlak, en zo kwam het dat hij veel van zijn helden op de gevoelige plaat heeft vastgelegd.

Dat dankt hij aan een vriend die toentertijd als portier bij hotel Bel-Air werkte: “Daar verbleven jaarlijks veel van de gasten voor het North Sea Jazz Festival. Als er bloemen voor jazzgrootheden binnenkwamen dan verving hij het gelukskaartje voor zijn persoonlijke visitekaartje. Op die manier stond hij op goede voet met musici en kreeg hij tickets voor hun optredens toegeschoven. Maar die gaf hij dan door aan mij.”

Hij waande zich in het paradijs, temeer het om ‘backstage’-kaarten ging, waardoor hij vanuit de wandelgangen en op de podia vrijelijk met foto’s kon schieten. “Niemand legde me een strobreed in de weg.” Tijdens een van die optredens liep Miles op hem toe, deed zijn kenmerkende zonnebril af en keek met zijn grote ogen in Bos’ Metz-lens. “Maar die foto is nooit gemaakt. Want ik bevroor.” De dag dat Miles Davis stierf, verdween ook de jazz uit zijn zicht. “Ik heb tranen gelaten. Ik had wel vijf of zes keer een concert Van Miles bezocht.”

Na de desastreuze financieel-economische crisis van een decennium geleden bleek theater- en dansfotografie een tanende aangelegenheid. “Bovendien zag ik de fotografie als ambacht onder mijn ogen eroderen.”

Hoewel hij nog in maart van dit jaar koningin Máxima fotografeerde, is hij tegenwoordig hoofdzakelijk als keramist in touw. Na een reis naar Japan raakte hij daarvan in de ban. “Keramiek is een samensmelting van aarde, wind en vuur; een eeuwenoud procedé met klei, feitelijk geërodeerde steen, dat je in de kosmos, een oven dus, stopt,” zo beschrijft hij zijn liefde en passie. Bos: “Voor mij is Miles nog altijd mijn bron van inspiratie.”

kader
Joris-Jan Bos fotografeert voor onder meer Nederlands Dans Theater, Ballett Frankfurt en Het Nationale Ballet. Hij heeft zowel voorstellingen als repetities vastgelegd. Kenmerkend is het vervreemdende element in zijn foto’s. Met ‘3TREESceramics’ heeft hij een galerie, laboratorium en lounge-ruimte aan de Ruychhavestraat.

Meer informatie: https://www.3treesceramics.com.

Diverse uitvoeringen van ‘Carmen’ zijn te vinden in de Centrale Bibliotheek aan het Spui, en online op onder meer YouTube.

Advertentie

‘Alsof je zelf aan het schilderen bent’

Serie Den Haag Centraal: Juwelen

Christiaan Weijts over Vermeer

Wat is het allermooiste? Haagse kunstenaars delen wat hun dierbaar is. Deze week: schrijver en essayist Christiaan Weijts over Vermeers ‘Gezicht op Delft’: “Je zit op de plek van de kunstenaar.”

“Het mooiste in Den Haag?”, grinnikt schrijver, essayist en NRC-columnist Christiaan Weijts retorisch. “Kom ik aan met iets uit Delft!” Maar, zo rechtvaardigt Weijts, die vanuit de Hofstad met Leidse wortels woont en werkt, “in het echt is dit bijna vierkante schilderij zó realistisch! Je zit onmiddellijk in de sfeer.”

Vooral, maar niet alleen, treft hem het spel van licht en donker:  “Je staat op de kade, in de schaduw, de zon is net achter de wolken geschoven – of komt er zo meteen aan, heel Hollands. Je voelt hoe het is om daar te staan, staat er als het ware zelf bij op de plek van de kunstenaar, alsof je zelf aan het schilderen bent. Tijdreizen. Een soort ‘virtual reality’.”

Het precieze tijdstip is vorig jaar door astronomen vastgesteld: 3 september 1659, 8 uur. Maar kunstkringen twijfelen. In oktober, toen het weer kon, is hij meteen weer naar het Mauritshuis gegaan. Hij heeft toen ‘Alleen met Vermeer – het mooiste schilderij ter wereld’ bezocht. “Je mocht tien minuten alleen zijn met het schilderij. In een donkere, kleine ruimte mocht je ervaren wat het met je doet.”

Op de juiste manier belicht geeft het schilderij zélf licht af, ‘als een dia springt het lumineus op je af, als pixels op een beeldscherm’. Neem die bootjes, ‘je denkt lichtjes, maar het zijn stipjes.’ Doet hem aan Vermeers ‘Brieflezende vrouw in het blauw’  denken en aan diens ‘Meisje met de parel’. “Die ‘parel?” Dat is een subtiel wit verfstreepje.” Vermeer bouwde , uiteraard,zijn compositie zorgvuldig op. “Het is daardoor delicaat en harmonieus, en straalt totale rust uit. Het is de sereniteit die het mooi maakt. Dat je dit met schilderen kunt doen.”

Met zoonlief heeft hij de ‘plaats delict’ bezocht. “We deden een GPS-speurtocht die langs plekjes voerde die met Vermeer in verband staan. Vanuit de Hooikade kun je dan zien dat hij de torentjes wat verschoven heeft. Om de compositie beter te maken.”

Weijts vergelijkt ‘Gezicht op Delft’ met wat Vermeer (1632-1675) in technische zin heeft gedaan in onder meer ‘Het melkmeisje’. “Hij schilderde handelingen bedachtzaam: de melk die wordt uitgeschonken heeft hij compleet tot stilstand gebracht. Gevangen, gestolde beweging. Die techniek gebruikt hij ook voor de waterpartij van ‘Gezicht op Delft’.”

Zijn lievelingswerk heeft ook iets weg van een natuurkundige studie. “Hij was bevriend met mede-Delftenaar Antonie van Leeuwenhoek,” verklaart Weijts, “de uitvinder van de microscoop. Van hem kwam de suggestie de camera obscura te gebruiken.” Maar met het water heeft hij toch allereerst een esthetische bedoeling, meent Weijts. “Wetenschap en kunst sloten elkaar toen niet uit. Die twee zijn we pas later van elkaar gaan scheiden.”

Thuisgezeten, turend op zijn laptop, tovert hij Vermeers topstuk tevoorschijn, op megapixelformaat. Dichterbij dan iedere denkbare penseelstreek. “Pixels zijn aardig, maar toch mis je wat.”

Tien minuten in je eentje, is dat dan de perfecte ambiance? “Beter dan op zaal, vol iPads en ‘selfie sticks’ om je heen. Maar op een beeldscherm is tien minuten turen lang hoor. Dan grijp je al snel naar het toetsenbord. Een ware Zen-oefening. Nee, het gaat erom de kijker in de juiste situatie te brengen voor de confrontatie. De situatie dwingt daarna de juiste houding af. Ken je het voorbeeld van Joshua Bell? De topviolist en dirigent speelde live op zijn unieke Gibson Stradivarius, op Central Station New York. Iedereen liep eraan voorbij…”

Vermeer is bekend van mensen en interieurs. “Dit is een exterieur, maar ademt een interieur.” Wanneer hij het schilderwerk voor het eerst heeft gezien, weet hij niet meer precies. “Ik denk toen ik met mijn ouders was. Als bewoner van Leiden ging je steevast naar Den Haag.” Wat hij wel weet: “Ik was onmiddellijk getroffen.” Tegenwoordig heeft hij een Museumkaart. “Dan loop je er gewoon binnen. Wist je dat er ontspiegeld glas voor het schilderij zit! Dat heb ik nooit gemerkt! Het schilderij gaat al een tijdje mee, maar je ziet toch steeds weer iets nieuws, als een muziekstuk waar je opnieuw naar luistert.” Op de voorgrond is fysiek zand verwerkt. “Bijna zoals bij Van Gogh, die schilderde zeegezichten aan het strand. Maar Vermeer heeft niet aan zee gestaan voor dit schilderij.

Print, thuis aan de muur? “Daar ben ik niet tegen, maar dan wel op 3D, dan kun je eraan zitten… zoals die dief Okkie met ‘Lentetuin te Nuenen’ van Van Gogh deed.”

Als schrijver en essayist moet hij ook steeds denken aan Marcel Proust. “In een brief noemde hij ‘Gezicht op Delft’ ‘het mooiste schilderij ter wereld’. Toen hij een tentoonstelling van Nederlandse schilderkunst in Parijs bezocht, werd Proust voor ‘Gezicht op Delft’ onwel. Dit gegeven verwerkte de schrijver in zijn grote roman ‘À la recherche du temps perdu’. Het personage Bergotte valt dood neer bij het zien van het gele muurtje op Vermeers stadsgezicht.

‘Zo had ik moeten schrijven’, laat hij de stervende zeggen. ‘Elke zin had moeten zijn als dat gele stukje muur.’”

Credits
‘Gezicht op Delft’ van Johannes Vermeer is onder meer te zien op website http://www.mauritshuis.nl. Kijk bij: Verdiep.

Weijts
Romancier, essayist en columnist Christiaan Weijts (Leiden, 1976) publiceerde recentelijk onder meer het essay ‘Aanraken a.u.b. / Please Touch’ en de romans ‘Het valse seizoen’ en ‘Furore’. Hij is onderscheiden met de Anton Wachterprijs 2006, het Gouden Ezelsoor 2008, de Gerard Walschapprijs 2010 en de BNG Bank Literatuurprijs 2012. Meer informatie: https://christiaanweijts.nl .

‘Je moet jezelf in tweeën splitsen’

Serie Den Haag Centraal: Juweeltjes

Niek Takens over ‘De Jas’

Wat is het allermooiste? Haagse kunstenaars delen wat hun dierbaar is. Deze week: goochelaar Niek Takens over een legendarische act van Mini & Maxi: “Je moet jezelf in tweeën splitsen.”

Door Eric Korsten

“De act met de jas. Daar vind ik veel inspiratie in.” Niek Takens goochelt. Vanaf zijn 7e jaar al. Een bezoek aan de zomershow die Hans Klok toen had in attractiepark Duinrell leidde omstreeks die jonge leeftijd tot wat achteraf als een omslag in zijn leven kan worden beschouwd. Nu, op zijn 23e, behoort de Hagenaar tot de wereldtop. Met ‘de jas’ verwijst hij niet naar wat hij Klok toen zag doen, maar naar de wereldberoemde act van het Haagse theaterduo Mini & Maxi. “Voor het eerst zag ik die act een jaar of zeven geleden, als video op YouTube,” vertelt Takens. “Van Mini & Maxi had ik toen nog niet gehoord.”

Karel de Rooij (Mini) en Peter de Jong (Maxi) maakten zo’n vijftig jaar theater, op een manier zoals je die heden ten dage nauwelijks nog ziet. Hun werk stond vooral in de traditie van het muzikale variété. In hun succesnummer staan ze aan weerszijden van een kapstok met daaraan een lange jas en erbovenop een oubollige gleufhoed. Mini steekt zijn rechterarm door de rechter- en Maxi door de linkermouw van een muffige regenjas.

Klinkt logisch – maar het gevolg is dat ze hun armen aldoor gekruist moeten houden. Met een minimum aan theatrale middelen wekken ze vervolgens hun gelaat-loze personage tot leven. Takens: “Het gegeven is inderdaad simpel. Maar je hebt wel opeens drie personages voor je neus, terwijl je toch verdraaid goed weet dat maar twee mensen de act spelen. Het is pure magie. Geen gegoochel, eerder een soort van poppenspel.”

De scène moet het hebben van uiterst subtiele, gesmeerde handbewegingen. Hun personage, een dun mannetje, laten ze vloeiend verschillende handelingen uitvoeren, van handenwrijvend, duimendraaiend, bladerend door een tijdschrift tot rollebollend met een mobiele telefoon, ondertussen gekruist achterlangs de jas, allebei een gangster bril op de neus geprikt houden, en a cappella een deuntje ten beste geven.

Takens is vooral het schudden van speelkaarten bijgebleven. “Het is natuurlijk waanzinnig knap om het mannetje dat gecoördineerd te laten doen, ‘zijn’ handen behoren immers aan twéé mensen toe. Die moeten dus perfect op elkaar zijn ingespeeld, functioneren als één.”

Takens is de act gaan naspelen “want er was door corona toch veel tijd voorhanden”. Samen met collega Guyllaume Wibowo heeft hij dat plan opgevat, met het oog op wellicht een komende, nieuwe en gezamenlijke show. “Je moet jezelf in tweeën splitsen qua karakter,” heeft hij gemerkt, “je bent jezelf terwijl je naast de kapstok staat, maar bent ook de jas.”

Vanuit Italië kreeg hij na een post op sociale media al eens een belletje. Of hij daar in een tv-show met de ‘jas-act’ wilde optreden. Dat lag toen lastig, “want we hadden toen nog maar anderhalve minuut aan materiaal.”

Mini & Maxi gebruiken het goochelen om het ‘verhaal’ te verbeteren. “Het zijn theatermakers, geen goochelaars. Ze gebruiken elementen uit de magie als toegevoegde waarde. Bij het goochelen gaat het om de truc.” Hij wil dat ook gaan doen, de switch maken naar het goochelen als middel in plaats van doel.

Dat komt mooi uit, want De Rooij is tegenwoordig zijn vaste leermeester, waar hij als tiener gecoacht werd door grootmeester Ger Copper. Hagenaar De Rooij, bekend als voorvechter van circus en variété, treedt vaker op als coach slash eindregisseur, onder meer bij theatergroepen als de Ashton Brothers, Släpstick en Percossa. De Rooij organiseert optredens met zijn stichting Scala Variété aan Zee, voorheen in onder meer het Ketelhuis van Theater de Regentes.

Takens zou wel weer aan de bak willen. “Er staan nu weinig optredens in mijn agenda, helaas. Ik voel me soms als een acrobaat die maar moet zien te overleven. Vanzelf zie ik ernaar uit dat alles weer mag. Ik zou graag een keer in Den Haag een show geven met wat ik de laatste tijd heb ontwikkeld.”

Biografietje
Niek Takens won meermaals het Nederlands Kampioenschap en behaalde prijzen van Frankrijk, Italië en Engeland tot China (Shanghai en Beijing). Ook trad hij op in Las Vegas (VS), walhalla voor goochelaars. In 2017 werd hij Europese vicekampioen, en in 2018 zesde op het wereldkampioenschap te Busan (Zuid-Korea). Hij werkte met de Ashton Brothers in de shows Welcome to the Ashton Brothers en Ashtonia.

Credits
De ‘jas-act’ is, naast integrale shows van Mini & Maxi, onder meer te vinden op YouTube.

‘Er zijn bomen die alles hebben gezien’

Serie Den Haag Centraal: Het juweeltje

Actrice Ellen Goemans en haar bomen des levens

Wat is het allermooiste? Haagse kunstenaars delen wat hun dierbaar is. Deze aflevering: de Haagse actrice Ellen Goemans over bomen. “Het nachtlampje gaat pas uit als mijn hoofd leeg is.”

“Als je bij TNO de duinen inloopt en het schelpenpad naar beneden volgt, het fietspad over richting boerderij, dan kom je uit bij een bos. Nou, daar ergens. Je moet hem maar net zien, het is geen bedevaartsoord.” Het is een beuk. Of beter: op de foto lijken het wel zeven beuken die als in een kring bijeen staan. “Ik verbaas me ook, het lijken een boel kleine boompjes.” Maar het is één grote boom. “Vroeger had die een zijtak waar je op zitten kon, maar die is afgebroken.” Als er water staat in kuiltjes van de boom, doopt ze daar haar vinger in en raakt, ‘zoals in India’, dan even haar voorhoofd aan. Als ware het wijwater.

Het is voor haar de plek waar ze de dag plukt, die haar tot contemplatie verleidt. “Ik sta daar vaak met mijn ogen dicht het nu in mijn leven te overdenken.” Dat klinkt spiritueler dan ze bedoelt. “Ik spreek bij die beuk de hoop uit dat mijn projecten goed gaan, dat iedereen gezond blijft, dat het een mooie dag wordt en, in vroeger tijden, dat mijn zwangerschap goed zou verlopen.”

Als achteraf haar wens niet is uitgekomen bedankt ze niettemin de boom. “Die heeft dan toch naar me geluisterd, dat voel ik zo.” Bij momenten verandert de boom in een orakel. “Als ik hem om goede ideeën vraag.”

Ellen is verzot op bomen. Echte en kunstzinnige. Ook bij haar thuis is de boom als icoon niet weg te denken. “Dit schilderij van Karel Bleijenberg hangt tegenover mijn bed. Het raakt me. Het is geschilderd in zijn Spaanse periode, rond 1959. Ik vind de kleurstelling waanzinnig mooi, de stam bijvoorbeeld, is rood. Wat ik erin zie is het licht, zonlicht, en ontspanning. Op bed lig ik er altijd naar te staren, niet zoals ik dat doe als ik bij die beuk sta, maar zoekend naar een moment om in het schilderij te verdwijnen. Het nachtlampje gaat pas uit als mijn hoofd leeg is.”

Ze is intens van het werk van de Haagse kunstschilder gaan houden en zich allengs gaan verdiepen in het leven van Bleijenberg (Den Haag, 1913-1981). Hij verbleef na de oorlog enige tijd in Parijs en Amsterdam. Nadien vestigt hij zich in Den Haag. “Hij ondernam verschillende reizen naar Zuid-Frankrijk en Spanje en schilderde en aquarelleerde daar kleurrijke landschappen en havens, gezichten op dorpjes, schepen op het strand, portretten en enkele stillevens.”

Later ging hij abstracter werken. Hij wordt gerekend tot de Nieuwe Haagse School, was lid van de Posthoorngroep, de Haagse Kunstkring en van Pulchri. “Hij woonde aan de Mallemolen in de stad. En was, van horen zeggen, een vrouwenliefhebber pur sang, daar stond hij om bekend.” Ze kocht meer werk van zijn hand bij het Haagse Venduehuis. Daar kocht ze ook dit schilderij, eenvoudigweg getiteld ‘Spanje’, 40 bij 50 centimeter, in zijn originele lijst.

Bomenfluisteraar
“Bomen kunnen ouder worden dan wij. Op Madagascar waar ik was zag ik een baobab. Die kunnen duizend jaar worden. Bomen staan op plekken die vaak totaal veranderd zijn, hebben alles gezien en meegemaakt wat zich daar heeft afgespeeld.”

Toen ze op een blauwe maandag naar de kunstacademie wilde heeft ze veel bomen getekend, “waaronder een hele grote in houtskool.” Bomen houden voor haar verband met haar werk als actrice, met toneelspelen. “Ik werk vaak op de actualiteit en als ik dan bij die boom sta of het schilderij op me laat inwerken, dan dringt het besef door dat een boom onveranderlijk is blijven staan. Dat relativeert enorm.”

Biografie Ellen Goemans
Na de toneelschool Arnhem ging Ellen Goemans als actrice en theatermaker werken bij Double Edge Theatre in de VS. Ze richtte met onder meer Eric de Vroedt toneelgezelschap Monk op, speelde bij ’t Barre Land en Dood Paard, en werkt nu samen met toneelgroep ECHO en mc KASSETT. Ze doceert toneel in Utrecht. Na de zomer maakt ze een nieuwe lunchvoorstelling, die ook in Den Haag te zien zal zijn, Sloopkogel, op een tekst van Don Duyns.

Credits
Van Karel Bleijenberg zijn op internet vele werken te zien, kies daarbij voor de optie ‘afbeeldingen’.

‘Een ‘Orozco’ was zeker duizend gulden goedkoper’

Serie Den Haag Centraal: Juweeltjes

Alfred Birney over zijn lievelingsgitaar

Wat is het allermooiste? Haagse kunstenaars delen wat hun dierbaar is. In deze aflevering: schrijver Alfred Birney: “Op verjaardagen poets ik haar altijd op.”

Zijn eerste ingeving: Metamorphose, magnum opus van Escher. Meer bijzonder variant drie. Maar, tja, het oude hoofdpostkantoor aan het Kerkplein is opgedoekt. En daar hing dat 48 meter lange wereldberoemde meesterwerk al sinds 1969 pontificaal te pronken, zó dat hij er altijd graag een omweggetje voor legde.

Waar het origineel na 2008 gebleven is…? Enig speurwerk leert dat het achter de paspoortcontrole in Lounge 4 op Schiphol hangt.

Niet meer in de stad aanwezig, dus niet van toepassing voor deze rubriek. Dan maar een ander object. En na wat denkkracht: het door hem meest gekoesterde object, Model 15, ligt nota bene pal naast hem! Nog wel met de hand gesigneerd en genummerd. Opgeborgen in een dichtgegespte zwarte koffer.

Het gaat hier, vertelt Birney, om zijn klassieke Juan Orozco gitaar, bouwjaar 1978. Meer dan veertig jaar heeft zijn geliefde Spaanse lief en leed met hem gedeeld. Of was het andersom? “Kijk, ziet hij op de aankoopbon: 21 juni 1979. Straks vier ik dus haar 42e verjaardag. “Ik poets haar op verjaardagen altijd op. Ze krijgt dan ook steevast nieuwe snaren,” verkneukelt hij zich alvast.

Hij dreef in die jaren een gitaarpraktijk, introduceerde het gecombineerde noten- en tabulatuurschrift voor gitaristen, dat gretig aftrek vond. Door een beschadiging van zijn linkerhand zo rond zijn dertigste heeft hij het lesgeven eraan moeten geven. Later leidden artrose “en andere hommeles” ertoe dat hij zijn Martins en andere merkgitaren eerst aan de wilgen moest hangen en daarna verkocht.

De Orozco heeft hij echter altijd in bezit gehouden. “Al zit zij vol krassen en deuken, en is zij deels opnieuw gelakt omdat ik er een ‘golpeador’ op had om flamenco te kunnen spelen, toch blijft zij ontegenzeggelijk mooi.” Hij bespeelt zijn geliefde nog in alle toonaarden: van jazz, blues tot folk “en soms een beetje pop of bossa nova. Alleen klassiek, dat gaat niet meer zo goed.”

Orozco’s waren beroemd, onder meer door een ‘groot’ geluid en sonore bas. “De gemiddelde conservatoriumstudent had minstens een ‘Ramirez’ nodig,” herinnert Birney zich over de reputatie van zijn toenmalige aankoop, “maar een ‘Orozco’ was zeker duizend gulden goedkoper – en klonk minstens even goed.”

Zijn gitaar, het merk dan, is vandaag de dag een collector’s item, weet Birney. “Ze worden niet meer gebouwd.” Intussen is er wel een eerbetoon op de markt, in de vorm van de zogeheten ‘Artesano Maestro S.’

Nadat de gitaar naar het tweede plan van zijn leven was verwezen, bleek hij over een dubbeltalent als schrijver te beschikken. In zijn literaire werk trekt ‘de gitaar’ nu en dan nog voorbij. Bijvoorbeeld in ‘Rivier de Lossie’ uit 2009. Daar raakt een gitarist in Birneys voorouderlijk Schotland in de ban van een vrouw die hij meent te herkennen van The Ferryman’s Daughter, een ballade van folkzanger Donovan.

Ook in de De tolk van Java speelt de gitaar een rol – maar veel meer nog de plek, want dáár, uitgerekend naast de woning waar hij, pal onder het puntdak dat er toen nog op gloreerde, werd verwekt, kocht hij zijn Orozco, “bij gitaarbouwer Peer Dellen, toen die nog aan de Bilderdijkstraat een zaak had.”

Hij pakt De tolk van Java erbij, citeert uit pagina 42: ‘Mijn ouders woonden vlak voor mijn geboorte in een obscuur hotelletje tegenover de Openbare Bibliotheek aan de Bilderdijkstraat. Het pand op nummer 12 werd permanent bewoond door toneelspelers. Er zaten bekende namen bij uit die tijd: Jan Retèl, Sigrid Koetse. Vele jaren later zou het een liederlijke kast worden waar minnaars elkaar troffen tijdens kantooruren.’

Biografie
Alfred Birney (1951) is schrijver, essayist en columnist. In 1991 kreeg hij de literaire G.W.J. Paagman-prijs. Voor ‘De Tolk van Java’ kreeg hij in 2017 de Libris Literatuurprijs en de Henriette Roland Holst-prijs. Meer informatie: https://alfredbirney.com/

Gitaren in Den Haag
In Den Haag zijn gitaren te vinden bij onder meer Guitar Chop Shop (Zoutmanstraat), Key Music (Noordeinde) en Max Guitar (Lelykade).

Kunst met rafelrandjes

Serie Den Haag Centraal: Juweeltjes

Collageartiest Lula Valletta

Wat is het allermooiste? Haagse kunstenaars delen wat het meest inspireert of inspireerde. In deze aflevering: collageartiest en boekenfanaat Lula Valletta: “Life is a cut-up.”

Punk. Met die onverzettelijke fabrieksinstelling is ze op deze wereld gekomen. “Afzetten tegen de norm,” vertelt ‘cut-up artist’, collagekunstenares en bibliofiel Lula Valletta, “dat aspect komt ook terug in mijn werk in een politieke als humoristische toon.”

De bijbehorende levenshouding van ‘do-it-yourself’, van vrijheid en ‘fuck you’ we doen het zelf wel, van weerzin tegen de gevestigde orde is haar met de paplepel ingegoten, vooral door toedoen van haar ouders.

Pas vijftien was ze, zowat een kind nog, toen ze op de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in de stad ging studeren. Maar na twee wat haar betreft zieltogende jaren hield ze het daar voor gezien, “omdat ik mijn eigen stem verloren voelde gaan.”

Ze raapte haar boeltje bijeen en ging met koffer per trein linea recta naar Berlijn, waar ze eerder aan een studentenuitwisselingsproject had meegedaan. Ze ging aan de kunstacademie aldaar verder studeren. En daar, in Berlijn, vond ze het walhalla van punk en underground – en ook zichzelf terug.

Even later was ze deel van GlueHeads, een collagecollectief. “Zelf uitzoeken, zelf organiseren, dat was enorm inspirerend,” blikt ze terug. “Er was en is op het grafische vlak veel te beleven daar, zo hangt de stad er vol met posters en stickers.” Ze heeft Berlijn intussen weer verruild voor Den Haag. “De straten zijn hier veel schoner,” ziet ze om zich heen. “Opgeruimder. Je vindt hooguit hier of daar een enkel verdwaald anarchistisch postertje.”

Berlijners zijn volgens haar behept met de gewoonte “om dozen huisraad plompverloren aan straat ‘zu verschenken’.” Vaak zijn die volgestouwd met schoenen, kleding, DVD’s, CD’s of boeken.” Vooral de boeken wekten haar interesse. Die gebruikte ze dan, in een vlaag van serendipiteit, bij het maken van collages.

Terug in Den Haag mist ze dat Berlijnse verschijnsel node. Maar gelukkig heeft hier ter stede een ander fenomeen ingang gevonden: openbare boekenkastjes aan gevels van woningen. Haar voorliefde voor boeken, beter gezegd voor ‘het boek’, heeft haar ertoe gevoerd dat ze in die poezelige Buurtbibliotheekjes weleens enkele van de kunstboeken die ze zelf maakt, te vondeling heeft gelegd.

Als oprichter/directeur van festival The Other Book, een tweejaarlijkse uitstalling rond het kunstenaarsboek, vindt ze het een aanfluiting dat boekwinkels niet als ‘essentieel’ zijn aangemerkt.

“Mensen wordt kennis onthouden; in Frankrijk en België is dat wél gebeurd. Ondertussen stoot Bol punt com, de blauwe wolf, de lokale boekhandel het brood uit de mond.” Het stoort haar ook dat er weinig boekwinkels te vinden zijn in het Haagse straatbeeld.

Toch ziet ze ook positieve ontwikkelingen: “Er zijn hier mooie antiquariaten en de Boekenmarkt. Jonge hond Page Not Found zet zich in voor de verspreiding en promotie van publicaties die zijn gemaakt door kunstenaars; en er is de bookshop van kunstenaarsinitiatief Billytown.”

Helaas blijft de publicatie van boeken door kunstenaars in een kleine oplage achter, van boeken die haar bij aanraking een totaalervaring teweeg brengen. “Je ruikt de inkt. En al zijn ze vaak niet perfect, juist daardoor gaat mijn hart sneller kloppen.”

Ook bij de Haagse broedplaats Grafische Werkplaats kan ze haar hart ophalen. En in drukkerij/uitgeverij Stencilwerck vindt ze “een speeltuin met oneindige opties,” maakt ze vele publicaties die ze drukt met behulp van Risograaf en Mimeograaf, “grafische stencildruk-technieken met inkt op soja- of rijstoliebasis.”

Als collageartiest heeft ze onlangs werk tentoon kunnen stellen bij de Verbeke Foundation in Kemzeke, tussen Antwerpen en Gent. Daar is meteen ook werk van haar aangekocht en er is sprake van een samenwerking met GlueHeads in 2023.

Ze voelt het als erkenning. “De collage krijgt in Nederland maar mondjesmaat voet aan de grond bij kunstkenners,” zo heeft ze ondervonden. “De kunstvorm is ondervertegenwoordigd in kunstcollecties. Vaak wordt een collage beschouwd als de schetsfase vóór het maken van het eindwerk. Maar voor mij is het een ultieme kunstvorm: er gaat iets agressiefs van uit, en op jatten van anderen wordt niet neergekeken. Ik ben fan van surrealisme, dada en fluxus, daar wordt ook veel van collagetechnieken gebruik gemaakt.”

Traditionele, gekende kunstwerken vindt ze niet inspirerend, zelfs vermoeiend. “Ik zag laatst een man op een scootmobiel voorbijkomen met een mondkapje op zijn hoofd geklemd, een soort keppeltje! Dat beeld vind ik interessanter dan een bezoek aan galerie of museum, want daar word ik altijd wat nerveus.”

CREDITS
Lula Valletta exposeert tot 4 april 2021 met Iconoclast – Walser in a thawed landscape bij Peer in Gallery, Den Haag. Meer informatie: https://lulavalletta.com  

Stadsgezicht

Serie Den Haag Centraal: Juweeltjes

Auke de Vries’ aubade aan de stad

Wat is het allermooiste? Haagse kunstenaars delen wat hun het meest inspireert of inspireerde. In deze aflevering: Beeldend kunstenaar Auke de Vries (1937) zag als kind de stad zich openbaren.

‘7 jaar was ik – toen ik met spoed naar een ziekenhuis moest, ver weg van het dorp waar ik opgegroeid ben. In nachtelijke uren in een auto weggebracht – het begon al een beetje licht te worden – toen ik de chauffeur hoorde zeggen: ‘We zijn er’.

Ik kwam in een wereld die ik niet kende. Ik keek naar buiten en zag een groot donker gebouw. Van binnen helemaal wit. Lange gangen naar alle richtingen. Veel mensen, veelal in het wit gekleed. Bedden met wieltjes reden door de gangen. Ineens wist ik het, geen twijfel mogelijk: Dit moest een stad zijn. Ik kende het woord maar had er geen voorstelling van. Toen ik uit de narcose wakker werd zat een zuster naast mijn bed – breiend.

Ik vroeg haar: ‘Zuster, is dit een stad?’ ‘Nee, nee, dit is een heel groot huis’. Heel veel later las ik een uitspraak van architect Aldo van Eyck. ‘Een kleine stad is een groot huis.’ Onverwachte herkenning.

Grootgebracht in een wereld waar alles groeit, seizoenen zichtbaar zijn, vee in de weilanden – en dan is hier de stad. Dat wil zeggen: een verzonnen stad. Bedacht, getekend, gemaakt. Straten, pleinen, parkeerplaatsen, alles.

Mijn fascinatie voor de stad was geboren – en ik genoot ervan. Toen ik in Parijs verbleef werd ik elke ochtend gewekt door de eerste metro, tussen 5 en 6 uur, gerommel onder de grond. Het appartement was precies boven de halte Chambre des Députés. Ik voelde het als een groet.

De stad, een metropool, is te vergelijken met het menselijk lichaam. De bloedsomloop: transport, kruispunten, stremming, voorrang, aan- en afvoer, afval. En overal in het lichaam foto-elektrische cellen die controleren. Om nog even in Parijs te blijven: Charles Baudelaire, dichter en kunstcriticus, noemt de stad een roerig wezen. En de Duitse cultuurfilosoof Walter Benjamin schrijft over het flaneren. Wat een rijkdom.

Met de stad Den Haag sta ik op goede voet. Een kalme stad – maar er is de zee. De dynamische factor. Altijd in beweging, ook als we slapen. Atmosferische wisselingen. Ruimte. Schoonheid. Gevaar.

Via de Pompstationweg, waar Vincent van Gogh rondzwierf en prachtige tekeningen maakte, voorbij de watertoren – een markante vriend – kom je bij de monumentale houten trap. Staande op dit hoge punt rijzen mij associaties op uit de beeldende kunst.

Wat hier opdoemt, steeds opnieuw, is het expressionistische Meeresstrand van de Duitse schilder Max Beckmann. Op de vlucht voor naziterreur verbleef hij in Nederland en ook in Scheveningen. En ik zie de geweldige luchten van Jean Brusselmans voor me: De Storm.

Op dit deel van het Scheveningse strand ligt aan de horizon een armada van schepen, wachtend op vracht. Heel stil, geheimzinnig. Soms, onverwacht verandert door de wind hun positie, langzaam en verheven. Nog twintig van die giganten erbij en is het aan elkaar verbonden, althans in mijn fantasie, een drijvende stad. Blijvend of verplaatsbaar. Met een eigen orde. Misschien wel een eigen taal.

Biografie
Auke de Vries is autodidact. Hij maakt metalen sculpturen, abstracte constructies opgebouwd uit geometrische vormen die lijken te zweven. Hij is houder van de Ouborgprijs 1997, de Cultuurprijs Den Haag 2005, de Wilhelminaring 2015, en de Gerrit Benner Prijs 2019. In Den Haag staan verschillende van zijn werken, onder meer in de Grote Marktstraat en de Paleistuin.

Beckmann’s Meeresstrand hangt in Museum Ludwig (Köln); dat van Brusselmans is in privébezit. Ze zijn allebei ook via internet te vinden.

‘Haar woorden denderen binnen’

Serie Den Haag Centraal: Juweeltjes

Poernima Gobardhan over spoken word-artiest Amara van der Elst

Wat is het allermooiste? Haagse kunstenaars delen wat hun het meest inspireert of inspireerde. In deze aflevering: choreograaf en danseres Poernima Gobardhan uit haar bewondering voor Amara van der Elst, aanstormend Haags talent in de woordkunsten.

‘Ze kon er niet zo goed tegen als mensen in de eerste paar seconden van de ontmoeting al moesten weten wat haar afkomst was. Ze was geen supermarktfruit. Dus zou dat niet hoeven uit te maken. Toch?’

Jaloersmakende openingszinnen uit de voordracht De Juiste Woorden van Amara van der Elst, vorig jaar uitgesproken op ‘Spoken070’, de ‘spoken word’-wedstrijd voor Haagse jongeren tot twintig jaar van het Huis voor Gedichten.

“Haar woorden hebben enorme zeggingskracht,” vertelt Poernima Gobardhan. “Vaak gebruikt ze woordspelingen. Dezelfde woorden krijgen bij haar vaak een nieuwe lading en ook een nieuwe betekenis. Ze klampt zich niet vast aan bestaande woordpatronen.”

Waarover ze ‘performt’? “Dat is breed, maar vaak over vrijheid, over politici die excuses aanbieden, en mannen in uniform die het leven bepalen. Haar voordrachten gaan ook over haar plaats als vrouw in deze wereld, hoe ze daar zelf naar kijkt en hoe de wereld naar haar. Over dat liefde kan verbinden, en gemeenschappelijk grond moeten vinden met elkaar. Ze reflecteert op de wereld om haar heen en, hoewel ze pas ergens vooraan in de twintig is, heeft vast omlijnde ideeën en is ze sterke overtuigd van wat ze persoonlijk en inhoudelijk wil delen met haar publiek. Het is mooi om te zien hoe ze dicht bij zichzelf blijft, haar ‘poetry’-optredens zijn nooit een ver-van-mijn-bed-verhaal.”

Als spoken word-artiest bedient Van der Elst zich van het Engels, dan weer Nederlands. “Soms schakelt ze binnen één gedicht over, zoals in ‘Wat ik je nog wilde zeggen’. Ze begint groot, in het Engels, en eindigt gaandeweg klein, in het Nederlands: ‘Mijn vuur heeft geen kracht zonder jouw luisterend oor’. Zo is ze meteen ook weer terug bij zichzelf.”

De woordkunstenares won de regionale editie van De Kunstbende 2020 in de categorie Taal en deed mee aan uiteenlopende projecten en wedstrijden, waaronder de Martin Luther King Lecture 2020. Is zij dan de Nederlandse Amanda Gorman? “Je moet haar niet labelen… “ zegt Gobardhan, “zij is wie ze is, en ieder ander de hij of zij die hij of zij is. En dat is het bijzondere.”

Ze heeft Van der Elst door dans leren kennen, blikt Gobardhan terug. “Ze danst sinds haar veertiende. Ik heb haar gevolgd. Ze is een prachtige dansers met mooie lijnen. Ze heeft eens in een van mijn voorstellingen meegewerkt als danser. Onlangs nog heeft ze een ‘pitch’ gedaan voor een film waarin ze spoken word deelt, maar er ook bij danst. Haar woorden raken me heel erg, ook door de hand- en armbewegingen waarmee ze die kracht bijzet.”

Ze voelt meer verwantschap. “Amara creëert, weekt iets los in zichzelf. Wat ons ook samenbrengt is dat we leven in een wereld die verandert en naar iets nieuws beweegt, ook al heb dan een basis in klassieke Indiase dans en zij in klassiek-moderne dans.” Zou Poernima spoken word in haar choreografieën gebruiken? “Je brengt me op een idee. Daar heb ik nooit goed over nagedacht. Heel mooi als ze samen kunnen gaan, dus wie weet.”

CREDITS
Poernima Gobardhan (1992), geboren en getogen in het Laakkwartier, studeerde in 2007 af in Mumbai (India) aan de opleiding voor Indiase dans. Ze is gespecialiseerd in Bharata natyam en runt haar eigen dansschool. In 2015 deed ze voor haar Master Theaterwetenschap studie naar de driehoek tussen (cyber)technologie, dans en posthumanisme.

Performances van Amara van der Elst zijn te vinden op onder meer InstaGram en YouTube.

‘Briljantie zit ‘m niet in snelheid’

Serie Den Haag Centraal: Juweeltjes

‘Jazzist’ Ben van den Dungen begeesterd door Mini & Maxi

Wat is het allermooiste? Haagse kunstenaars delen wat hen het meest inspireert of inspireerde. In deze aflevering: tenor- en sopraansaxofonist Ben van den Dungen: “Voor een kind betekent 1 en 1 gewoon 2, maar voor Einstein een heel universum.”

Een lullig gymlokaaltje eigenlijk, stelde hij onlangs weer eens vast. “Niet veel meer dan wat klimrekken aan de wand om te apenkooien,” herinnert de Haagse saxofonist Ben van den Dungen (1960) zich als de dag van toen. Hij heeft het over de ‘Helen Parkhurst’, zijn basisschool, bij Leyenburg en de Veenendaalkade. “Waar Den Haag toentertijd zo’n beetje ophield,” voegt hij toe. “Daar waren, ook toen al, rond  1967, schoolvoorstellingen – hoe weinig ook. “Ik heb ze állemaal gezien,” doet hij luchtig, “álle drie zijn ze me bijgebleven.”

De allereerste daarvan was meteen in de roos. “Met Mini en Maxi. Die gasten hadden acts met een tuinslang, een zingende zaag met een luciferdoosje en het oogpotlood van de juf als kam – en noem maar op. Betoverend en verpletterend.”

Dat moet uit het programma ‘Muziek is fijn’ komen, zegt bij navraag Karel de Rooij van het clowneske muziektheaterduo. Van den Dungen vervolgt: “Ze maakten muziek en liedjes met alles wat maar voorhanden was. En alles heel grappig gebracht. Goed getypeerd ook, want je had het ‘duo-effect’ van de ‘Dikke en de Dunne’,” lacht hij breeduit, “zeg maar de Mounties- en de Koot en Bie-‘feel’. Je sloot automatisch een verbond, vooral door die kleine, Karel de Rooij.”

Je kreeg het idee dat je het zelf ook best kon. “Het ging immers maar om een lullige tuinslang. Dus ging je daar later thuis zelf mee lopen klooien. Maar dat werd natuurlijk niks, bedrieglijk eenvoudig als het leek. Toen werd me duidelijk hoe virtuoos het was.”

Hij vergelijkt het met een musicus die ‘easy going’ een ongelooflijke partij staat te spelen, ‘maar zó klinkt dat je het denkt dat het zo moeilijk toch niet zijn kan’. Van den Dungen: “Omdat alles er zo vanzelfsprekend makkelijk uitkomt. Of neem een danseres  die je door de lucht ziet zweven, maar als je het zelf eens probeert, niet eens op één been kunt blijven staan.”

Veel later, bij het programma ‘Scherzo’ (1993), overviel hem wederom de combinatie van techniek en expressie bij Mini & Maxi: “De ongelooflijke timing van die gasten, dat is echt uniek en getuigt van groot kunstenaarschap.”

Vertoon van meesterschap heeft hem aldoor geïnspireerd, zegt hij, zonder daarbij zelfs de minste zweem van eigendunk te veinzen. “Virtuositeit zit ‘m niet in snelheid maar in de volslagen beheersing om vanuit de geest een lichamelijk proces te initiëren,” legt hij uit. “Daarin zit de verdieping. Daar gaat zó veel overgave in zitten dat het een doel op zichzelf wordt. Dat je bijna onhoorbaar tot het diepste van je vezels bent gegaan voor elk willekeurig facet, dát is de grootst mogelijke kunst. Perfectioneren. Pas als je iets 1500 keer gespeeld hebt en een miljoen keer gerepeteerd, dan bereik je zo’n diepere laag. Voor een kind betekent 1 en 1 gewoon 2, maar voor Einstein een heel universum. Buiten enkele traditioneel georiënteerde klassieke kunsten is in Nederland helaas nooit veel aandacht of waardering geweest voor het bereiken van briljantie.”

CREDITS
Beeldfragmenten en voorstellingen van Mini & Maxi zijn volop te vinden op YouTube, zoals ‘Het Concert’, ‘Scherzo’ en ‘Sprakeloos’.

Tenor- en sopraansaxofonist Ben van den Dungen doceert aan Codarts Rotterdam en het Koninklijk Conservatorium (Den Haag), is bandleider van zijn eigen Quartet, en speelde in onder meer Nueva Manteca en Tango Extremo. Hij is gezicht van jazzclub Podium De Nieuwe Kamer. http://www.benvandendungen.nl

‘Een gebouw is een verhaal’

Serie Den Haag Centraal: Juweeltjes

Den Haag door de ogen van singer-songwriter Tim Akkerman

Wat is het allermooiste? Haagse kunstenaars delen wat hen het meest inspireert of inspireerde. In deze aflevering: popmuzikant Tim Akkerman over H.P. Berlage.

“Ik zal maar niet de ‘Monet’ in mijn huiskamer noemen…” grapt muzikant Tim Akkerman. “Nee, wat ik zo mooi vind aan Den Haag is dat de stad een ongelooflijke geschiedenis van stedenbouw en architectuur kent. Een van de ontwerpers die daarvan aan de basis staat, is Berlage.”

Hendrik Pieter Berlage (1856-1934) is meest bekend van de Beurs in hartje Amsterdam, ex aequo met het gebouw dat nu als Kunstmuseum Den Haag door het leven gaat. Dat is tevens het laatste ontwerp dat uit zijn architectenpen vloeide maar waarvan hij zelf de voltooiing niet meemaakte. In Den Haag staan ook zijn Kantoren van De Nederlanden 1848 (1927, Raamweg), Woonhuis Henny (1898, Scheveningseweg), de Kiosk op het Buitenhof (1924) en het Kantoorgebouw De Nederlanden 1848 (1896, Prinsestraat / Kerkplein).

Hij was ook stedenbouwkundige. In 1911 omarmde de Haagse gemeenteraad het Plan-Berlage om de groei van de stad op te vangen. Aan de toenmalige stadsranden tekende Berlage grote uitbreidingswijken met frivole stratenplannen, zoals Benoordenhout, Laakkwartier, Rustenburg-Ooostbroek, de Vruchtenbuurt en Mariahoeve. Een deel van zij plannenmakerij is daadwerkelijk ten uitvoer gekomen. Door zijn denkbeelden is de stad met meer fantasie gaan bouwen wijken en projecten: er kwamen symmetrische stratenpatronen, zicht-assen, diagonalen en monumentale bouwwerken op zichtlocaties. “Ik woon in Valkenboskwartier. Die is door hem bedacht,” licht Akkerman zijn keuze en bewondering voor Berlage verder toe. Het oudste deel, tussen de Beeklaan en de Azaleastraat, is tussen 1911 en 1918 gerealiseerd, geheel volgens zijn ideeëen, waaronder het realiseren van volkswoningen. Daarna volgde onder meer het deel waar tuinstadwijk Papaverhof toe behoort. “Wist je dat Berlage de portiekwoning heeft bedacht, de bovenwoning? Dat vind ik leuke geschiedenisdingetjes.”

Kenmerkend voor Berlages aanpak is dat hij geen modern beton wilde, maar koos voor ‘eerlijk’ materiaal. Hout moest er gewoonweg uitzien als hout, en steen als steen. Voor Berlage draaide architectuur om de samenhang tussen constructie en versiering, om het evenwicht tussen doelmatigheid en schoonheid. Berlage deed ook aanbevelingen voor de inrichting van wijken en het te gebruiken straatmeubilair.

“Hij heeft hier mooie gebouwen en kunststukjes nagelaten,” weet Akkerman. “Maar je loopt er te vaak voorbij zonder daarbij te beseffen dat die uit zijn koker komen.” Wat hij mooi vindt aan zijn stijl is de manier waarop hij ‘met raampjes, steen en glas zijn eigen markante signatuur aanbracht, die herken je meteen.”

Akkerman dwaalt graag door steden en heeft een advies in petto. “Als je kriskras door een stad en zeker je eigen stad gaat lopen, kijk dan eens omhoog. Stel je op als toerist. Je ziet dan allerlei details waarvan je voorheen het bestaan niet wist. Als ik elders ben maak ik graag een zoektochtje naar gebouwen en hun architecten, bijvoorbeeld naar oude theaters. In een gebouw zit veel meer verhaal dan je soms zou denken.” Ook in Arnhem heeft hij een wijk ontworpen, landschapswijk Schuytgraaf, vertelt hij. “Als je daar loopt waan je je in Den Haag! Ik vind het leuk hoe architectuur aan een stad, aan de leefomgeving een sfeer kan meegeven. Ik ben daar gevoelig voor.”

Meer informatie:
Voor een bezichtiging doorkruis je de genoemde wijken en / of begeef je je naar de genoemde gebouwen. Of kijk o.a. op Wikipedia.

De lopende tentoonstelling ‘Het gedroomde museum – Berlages meesterwerk’ in Kunstmuseum Den Haag neemt de oorspronkelijke bouwkundige ideeën van de architect als uitgangspunt en laat zien hoe ze tot op de dag van vandaag een belangrijke rol spelen in het museum.