De Appel gaat ten onder, een nieuw initiatief lonkt

Toneelgroep De Appel houdt op te bestaan en wordt opgevolgd door een nieuwe, jonge kern.

Sinds Toneelgroep De Appel twee weken geleden op de website meldde dat de aangekondigde voorstelling Kersentuin/Na de crash is afgevoerd, broeit en gist het in Nederlands oudste repertoire-ensemble. ‘De Appel vecht terug met een nieuwe verrassende voorstelling in oktober’ heet het strijdvaardig. Maar de vraag luidt of De Appel tegen die tijd nog bestaat. Zoals bekend verkeert De Appel in doodsnood toen in mei een adviescommissie voor kunst & cultuur namens de gemeente Den Haag openlijk twijfelde aan de artistieke en bedrijfsmatige opzet en toekomst van het ensemble. De toneelgroep zag zo twee miljoen euro jaarlijks in rook opgaan, ingaande per 1 januari 2017.

Momenteel onderzoekt de Raad van Toezicht onder leiding van Marleen Zuijderhoudt welke vluchtroutes er zijn, uitgaande van een half miljoen euro maximaal, het bedrag dat wethouder Wijsmuller aan het gezelschap als reddingsboei en uit piëteit heeft toegeworpen. Hij eist dan wel een steekhoudend nieuw plan – waarbij hij zelf bepaalt wat dat begrip inhoudt.

De eerste optie is het ensemble formeel op te heffen, dan wel tot op het bot af te slanken om vervolgens als erfgenaam een nieuwe theatergroep in het leven te roepen. Dat betekent na nog geen twee jaar ‘exit’ voor de huidige artistiek directeur Arie de Mol en zakelijk directeur Fred van de Schilde, al was het maar omdat ze dan te duur zijn. Belangrijkste gegadigde voor het verwezenlijken van die optie is Appel-acteur en regisseur David Geysen. Hij solliciteerde twee jaar geleden al op de functie van artistiek directeur, als opvolger van Aus Greidanus – maar werd toen nog te licht bevonden door de Raad van Toezicht. Pikant is dat Geysen (40) momenteel in het Appeltheater repeteert voor Polonium 210. Voor deze productie heeft hij onlangs met compagnon Carl Beukman het ‘label’ Dégradé opgericht. De première vindt half september plaats in… Korzo theater.

Een andere optie voor De Appel is volledig op eigen benen staan, met zeer beperkte middelen. Maar het is de vraag of de toneelgroep dan nog op financiële steun kan blijven rekenen van de Vrienden. Ook met een grote vriendenclub achter de hand (die van De Appel is een van de grootste in het land) is het moeilijk om geld buiten het subsidiecircuit te vergaren. Cijfers van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bevestigen dat. In 2014 maakten landelijk gezien de inkomsten uit private bronnen als sponsors gemiddeld slechts voor vier procent van de begroting uit.

Ook het bewandelen van een zijweg zoals een koppeling aanbrengen tussen De Appel en literair theater Branoul van Appel-acteur Bob Schwarze, dat zich graag meer wil toeleggen op talentontwikkeling, heeft nauwelijks kans van slagen. Al is het maar omdat daarin in Den Haag is/wordt voorzien door Het Nationale Theater (in oprichting).

Implosie
Het heeft er alle schijn van dat het Appel-ensemble op het punt staat van binnenuit te exploderen, temeer omdat geld voor een goede afvloeiingsregeling of sociaal plan voor de medewerkers er (nog) niet is. De vraag is daarom gewettigd of de aangekondigde productie, of het nu een statement of afscheidsvoorstelling is, wel doorgang kán vinden.

Wellicht is het geld voor het bekostigen van die productie nodig voor het aanwenden van een afvloeiingsregeling en het beëindigen van allerhande lopende verplichtingen. Het laten doorgaan van de productie kan trouwens riskant uitpakken voor de Raad van Toezicht omdat de leden juridisch hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld in het geval van een achteraf geconstateerde ondeugdelijke afwikkeling. De contouren van het slagveld die nu het einde markeren, hoe bitter voor betrokkenen en doorgewinterde Appel-fans ook, tekent zich dus keihard af. Naar verluidt roept de Raad van Toezicht het huidige ensemble binnenkort opnieuw collectief bij elkaar. Tot eind augustus wordt de telefoon niet opgenomen en geen van de betrokkenen is tot het geven van commentaar bereid. De reden: de vakantieperiode.

De Haagse gemeenteraad heeft dit najaar het laatste woord over (meer) subsidiegeld voor Toneelgroep De Appel na 1 januari 2017. Maar áls de boel straks daadwerkelijk implodeert, kan de gemeenteraad niets meer uitrichten en zich niet anders dan feitelijk neerleggen bij de dan ontstane situatie. Het is de vraag of wethouder Wijsmuller dan nog geld wil fourneren voor een sociale regeling.

Appeltheater
Bijkomend vraagstuk is of het Appeltheater in handen van Toneelgroep De Appel kan blijven. Een mogelijkheid is om de voormalige paardentramremise uiteindelijk, dan toch minstens deels, een andere bestemming te geven, gezien de jaarlijkse lasten van het eigen pand die bijna twee ton bedragen. Waarbij De Appel dan eventueel de huuropbrengst op eigen rekening kan bijschrijven – maar het wel grotendeels de eigen stek aan de Duinstraat kwijt is.

En dan is er nog de Appelloods, de dependance in de duinen bij de Bosjes van Poot. Het gebouw wordt gehuurd van de gemeente. Mochten de huurkosten meevallen, dan zal bij het eventueel opgeven van het Appeltheater een verbouwing moeten volgen teneinde publieksstromen brandveilig in goede banen te leiden, nog afgezien van mogelijke bezwaren die omwonenden koesteren.

Legende
Toneelgroep De Appel werd in de herfst van 1971 opgericht door regisseur Erik Vos. Volgens de legende gebeurde dat in een appelboomgaard in de Betuwe. Het gezelschap wilde werken vanuit improvisatie en zich richten op de integratie van verschillende kunstvormen als theater, dans en opera. Uitgerekend dit najaar neemt dezelfde Vos afscheid als theatermaker met de productie Het verhaal van Hester. En in Den Haag te zien in… Theater aan het Spui.

Advertentie

Voor het zingen de kerk uit

Toneelgroep De Appel speelt Decamerone

De apotheose, even onvergetelijk als monumentaal: koningin Restituta sterft aan acute nymfomanie. Net daarvoor nog was ze statig en met pontificale pracht en praal, languit liggend op een draagbaar binnengebracht. Had ze krols en vol ongeduld bevolen: ‘In mij! Ín mij, hoor je! Ik eis het!’. Een ‘ora et labora’.

Maar de bisschop van Rouen moest passen, uit kennelijk onvermogen. Vijfentwintig jaar jonger (een glansrol van Marguerite de Brauw) had ze zich ook al eens moeten verlustigen aan de leuning van haar troon, toen een van haar dienders niet thuisgaf.
Het slotakkoord van ‘Decamerone’ heet bij Toneelgroep De Appel ‘De afwijzing’, en speelt zich af in een vanbinnen onttakelde kerk, pal naast het Appeltheater.  Maar het is, in alles, meteen ook het afscheid van Geert de Jong, ook een monument, die na meer dan veertig jaar bij de groep afzwaait. ‘De afwijzing’ is ook het klapstuk van een avond die in vijf delen wordt opgediend, die nu eens overloopt van absurdistisch jolijt, dan weer van kluchtige onderbroekenlol en soms van uiteenlopende soorten van sadistische genoegens.

Het gaat hier om de vertellingen uit de Decamerone van Boccaccio. In zijn ‘boek der tien dagen’ voeren leven, liefde, lust, list en bedrog de boventoon. Het zijn verhalen die door hem werden opgetekend toen de aristrocratie zich ver buiten de eigen stadspoorten vermeide toen in Florence de pest was uitgebroken. De in de veertiende eeuw opgetekende verhalen zijn kostelijk en smeuiig; ze vergunnen ons bovendien een stiekeme blik in de Italiaanse volksaard en ziel, juist op het moment dat in dat land het pad van de Renaissance werd betreden. Het moment ook dat de clerus na eeuwen van heerschappij voor het eerst het nakijken had.

Van de vijf Decamerone-verhalen die De Appel opdist, krijgt het publiek er op één avond vier voorgeschoteld. De eenakters concentreren zich op vertellingen die de tweede en de vierde dag onder de hovelingen de ronde deden: De bedrieger, Het hart, Het hoofd, Het lijk en dus De afwijzing. Twee van de opgediende vier verhalen waren niet aan mij besteed, wisten uiteindelijk te weinig te boeien, te meer omdat er een climax of pointe aan ontbreekt.

Maar dan is daar halverwege opeens Het hart. En blijkt het gekozen toneelbeeld (hier een moderne design living, halfopen keuken, hockeysticks en iPhone aan de muur) top, en weet dit stuk wél door te dringen. Marguerite de Brauw (opnieuw) speelt er een femme fatale die, onwetend, het hart van haar minnaar als galgenmaal krijgt voorgeschoteld , dat eerst schrokkend verorbert – en daarna kotsend uitspuugt als ze doorkrijgt wat ze at.

De avond wordt zoals gezegd afgesloten met het eerdergenoemde De afwijzing. Exuberant ogende maar toch stijlvolle, strakke kostuums stuwen de acteurs , tot een overtuigende finale. Vilein gespeeld, met veel gevoel voor humor en pathetiek gebracht. Zo is De afwijzing het beste van Boccaccio en De Appel in één.

De appel valt niet ver van de boom. Op de keper beschouwd is de Decamerone van Toneelgroep De Appel deels een herhaling van zetten. Want op de kop af drie jaar geleden bracht regisseur Arie de Mol een bloemlezing van precies dezelfde vijf verhalen bij diens voormalige acteursensemble Toneelgroep Maastricht, toen in een kasteelboerderij. Het Appeltheater is als locatie van een andere orde, al gaat het ook hier om geheiligde grond en muren die een roemrijk verleden ademen. Zoals bekend verkeert De Appel in doodsnood. Zo ziet dat er dus uit: spelen alsof je leven ervan afhangt. Letterlijk. De oproep van acteur Iwan Walhain na het slotapplaus in de kerk kreeg dan ook veel bijval.

Recensie # 2: voor Scènes:

Lust en bedrog bij Toneelgroep De Appel

ORA ET LABORA

Het heet een raamvertelling: tien vrouwen en mannen ontvluchten rond 1350 de stad Florence vanwege een pestepidemie. Tien dagen verblijven ze met elkaar in een villa in de heuvels. Ze doden de tijd met eten, drinken en… verhalen vertellen bij een knapperend kampvuurtje.

Bij elkaar honderd verhalen, die wat je zegt uit het leven zijn gegrepen; over leven liefde lust, list en bedrog. Boccaccio tekende ze op in tussen 1350 en 1360, in een tijd dat Italie als eenheid nog niet bestond, maar wel werd geteisterd door oorlog en hongersnood. Ze lijken recht uit het hart verteld, en zijn zo ook opgetekend. Boccaccio’s vertellingen werpen daardoor een interessante blik op de Italiaanse ziel, juist in een tijd dat de kerk het moest afleggen tegen de opkomende Renaissance.

Zijn ‘boek der tien dagen’ vormt de basis voor een avondvullend Appel-gerecht dat regisseur Arie de Mol opdient bij het Scheveningse gezelschap. Het ensemble leeft momenteel ergens tussen leven en dood, hoop en vrees, schim en schaduw. Want een adviescommissie heeft de stad Den Haag opgeroepen het gezelschap van stichter Erik de Vos in het Kunstenplan 2017-2020 te negeren. Dat is, natuurlijk, reuze tegen de klippen op spelen: en pas in oktober valt het definitieve besluit. In Decamerone wordt er in ieder geval gespeeld dat het een aard heeft, al is dat nu en dan alsof het leven ervan afhangt. Letterlijk.

Uit de honderd heeft De Mol er vijf naar zijn hand gezet, waarvan het publiek er drie te zijn krijgt op een route door het eigen Appeltheater, en eentje in de aanpalende van binnen totaal onttakelde kerk. De Mol heeft de natuurlijke omgeving van Boccaccio dus verlaten, en gekozen voor een andere setting: die van bijvoorbeeld een garage, een modern ingericht appartement of een zandstrand aan zee rond 1900. Dat verandert ook  de lading van die vertallingen.

In twee van de vier verhalen die ik bij De Appel kreeg opgedist, leek het alsof er onwennig gespeeld wordt, alsof de spelersgroep na dik anderhalf jaar nog steeds niet goed raad weet met de sturende regisseurshand van De Mol. Beter gelukt zijn de vertelling Het hart, waarin Marguerite de Brauw het culinair bereide hart van haar minnaar krijgt voorgeschoteld – en dat met veel vertoon kotsend weer uitbraakt; en De afwijzing. Vooral in het laatste stuk is te zien dat De Appel, De Mol en Boccaccio zeker wel tot een machtig hoogtepunt kunnen komen. In de desolaatheid van de gestripte kerk, daar pal naast het Appeltheater, speelt zich een ongewoon en fraai gestileerd kunststukje af, met in de hoofdrollen opnieuw Marguerite de Brauw, Martijn van der Veen en grande dame bij De Appel, de afscheidnemende Geert de Jong. We zien de oude koningin Restituta (De Jong) in conclaaf met de bisschop van Rouen. Zij nodigt hem in haar uit – maar hij kan niet leveren, uit kennelijk onvermogen. Vijfentwintig jaar eerder had Restituta (De Brauw) al eens een page de laan uitgestuurd en zich verlustigd aan de stoelleuning van haar troon.

Maar nu sterft Resituta, resoluut, op de draagbaar waarop ze eerder met veel vertoon van macht was binnengedragen.

Dat zijn enkele prachtige en kostelijke scènes, ook door de keuze van de locatie. Het maakt de avond bijna geheel goed. Voor nu: bid en werk, ora et labora. Maar dat is geen Italiaans.

Toneelgroep De Appel speelt Decamerone tot en met 3 juli in het Appeltheater.

 

De firma list, liefde, leugen en bedrog

Toneelgroep De Appel speelt de ‘verboden’ Decamerone

Hun namen klinken als een klok: Madonna Finale, Ambrogiolo, Restituta, Sismonda, Violante, Girolamo. Edele namen, maar hun verhalen zijn allersmeuiigst. Toneelgroep De Appel zet haar tanden in de beroemde laat-middeleeuwse vertellingen van Boccaccio. Ondeugd verheffen tot iets begeerlijks.

‘Gatvardamma!’ roept Rinuccio met wijd openvallende mond uit als hij Betta hoort beschrijven wat zij zag gebeuren: Seks! Met een plantenbak! Nota bene vol basilicum. Hun gesprekspartner Nello geeft ten antwoordt dat hij opeens geen pesto meer kan zien of ruiken. Maar ja: die Lisa, die had dus wél een enorme oogst. ‘Gatvardammagatvardamma’.

Het zijn kleurrijke personages. Vlees en bloed anno 1350. Ooit een ‘verboden’ boek. De Decamerone is een verzameling van liefst honderd verhalen die de Italiaanse dichter en geleerde in het ‘volkse’ Italiaans in plaats van het toen gangbare Latijn, ergens tussen 1349 en 1360 op schrift stelde, het herfsttij der mediterrane middeleeuwen. De veelal scabreuze vertellingen leggen het middeleeuwse bestaan bloot, maar bieden ook een inkijkje in de Italiaanse volksaard.

Het gaat om tien verhalen die tien Florentijnse jongelieden – drie mannen, zeven vrouwen – op een buitenplaats op tien achtereenvolgende dagen aan elkaar vertellen, louter om de tijd te doden. Het aristocratische tiental is Florence ontvlucht vanwege de Zwarte Dood, de pest, die hen op de hielen zit. Erik-Ward Geerlings herschreef Boccaccio’s verhalenverzameling tot volbloed theater. “Volksverhalen, uit het leven gegrepen,” legt hij uit. “John Lantings kluchtige Theater van de Lach is er bij wijze van spreken nooit ver weg. Maar ik heb toch vooral de tragische dimensie gezocht.”

Duistere randjes
Berucht om zijn zinnenprikkelende verhalen en humor spot de Decamerone – bij velen bekend, door weinigen nog daadwerkelijk gelezen – met de geestelijkheid en andere moraalridders. Rooie oortjes dus? ”Het zijn verhalen met herkenbare gevoelens die hier tot in de uiterste consequenties door zijn getrokken”, zegt actrice Lore Dijkman. “Daardoor ontstijgen ze aan het dagelijks leven. In het boek is alles droog opgeschreven, maar Erik-Ward heeft prachtige speelscènes gemaakt die voorbij de grenzen van het anekdotische gaan. Erik-Wards taal moet je als acteur lading geven, dan komt de stijl ervan het best tot haar recht.”

Geerlings: “Het gaat voornamelijk om verhalen over liefde, bedrog en hartstocht – maar dan wel met duistere randjes. Al is dat is eigenlijk van alle tijden. Het mooie van de Decamerone is dat die je ertoe dwingt zelf een standpunt in te nemen ten aanzien van kwesties als trouw en begeerte, ontrouw en jaloezie. Dijkman: “De tragiek ervan drong pas tot me door na lezing van zijn bewerking. Het zijn verhalen die soms gruwelijk zijn, en de sterfelijkheid van de mens altijd in het achterhoofd hebben.”

Top vijf
Geerlings bracht voor Toneelgroep De Appel Boccacio’s raamvertelling terug tot wat je de essentie zou kunnen noemen: ‘vijf beste verhalen’. Deed hij dat drie jaar geleden niet ook al eens voor Toneelgroep Maastricht? ”Klopt,” bevestigt Geerlings. “Maar ik heb ze opgepoetst, en voor een deel herschreven.” Verbindende factor is artistiek directeur en regisseur Arie de Mol. Anderhalf jaar geleden ruilde hij Toneelgroep Maastricht in voor Toneelgroep De Appel. Waar ooit een kasteel nabij Maastricht de plaats van handeling was, is dat nu het Appeltheater en de naastgelegen kerk, in beide gevallen gewijde grond zogezegd. “Een andere locatie,”zegt Geerlings, “en Den Haag biedt een andere context, dus wordt het ook een andere voorstelling.” “Met nieuwe mogelijkheden en cadeautjes die je vooraf niet kunt bedenken”, beaamt Dijkman.” De vijf stukken, waarvan bezoekers er vier tijdens een enkel bezoek zien, concentreren zich op verhalen die in het boek op de tweede en de vierde dag de ronde deden.

Lore Dijkman speelde destijds mee in Maastricht, en nu in Den Haag. Net als De Mol is zij ‘overgestapt’. Op het moment dat dit gesprek plaats vindt, zo’n zes weken voor de première en met de eerste repetitieweek nog op punt van beginnen, heeft ze geen weet van de rollen die ze in Mols nieuwe versie gaat spelen. “Iedereen vertolkt straks de rol die het beste past. Het is erg leuk en spannend om nu met de Appelacteurs dit stuk te gaan spelen.”

kader:
Decamerone : van 1 juni tot en met 3 juli 2016 in het Appeltheater. Vooraf kan in het Appeltheater gedineerd worden. Meer informatie: toneelgroepdeappel.nl.

Randprogramma
De agenda van het randprogramma vermeldt onder meer elke zaterdagmiddag een workshop, en elke vrijdagavond is er een Italiaanse Nacht. Op dinsdag 21 juni vindt Decamerone Nu plaats, een avond waar migranten verhalen uit hun land van herkomst vertellen.

Schollekoppen? Jutteperen!

Stad achter de duinen

Twee gezichten, als een lach en een traan… Scheveningen, het land van de Schollekoppen. Den Haag? Jutteperen! Het staat daar maar met haar statige voorgevels in het zand. Maar toch ook met de poten in het veen.

Op hoop van zegen wordt nog steeds over de hele wereld gespeeld en maakte Heijermans wereldberoemd. Wonderlijk eigenlijk dat het nooit door De Appel werd gespeeld. Maar dat staat nu dus te veranderen. Het gezelschap gaat onder de regie van zijn artistiek directeur Arie de Mol vanaf eind november tot eind maart Op hoop van zegen spelen. “Voor mij is Kniertje geen zielige vrouw”, opent De Mol. “Zij is in mijn ogen een verhard mens die het lot neemt zoals het is. Het wordt een toneelvoorstelling over de hardheid van de natuur, de strijd tegen de elementen, de natuur die angst inboezemt. Soms kan de mens nu eenmaal niets veranderen aan het noodlot dat hem treft: een aardbeving, een tsunami, een vliegtuig dat neerstort. De mens is graag een controlfreak, maar soms is het domme pech. Helaas, niets aan te doen. Op hoop van zegen wordt in mindere mate een aanklacht tegen de reder die een gammel schip de zee op stuurt. Of we de tekst integraal gaan spelen, dat weet ik nu nog niet. Maar in ieder geval wil ik zijn taal intact laten”.

Arie de Mol, de nieuwe artistiek directeur, koestert een diepe bewondering voor Heijermans, van wie hij eerder Ora et labora en De opgaande zon regisseerde. Als volslagen Heijermans-fan wil De Mol ook andere delen uit het repertoire van zijn geliefde schrijver voor het voetlicht brengen. “Er zijn talloze ‘Heijermansjes’, een stuk of veertig miniatuurtjes van zo’n vijf tot vijftien pagina’s. Daarvan wil ik er een stuk of tien doen; als lunchvoorstelling, maar ook in de vorm van een samengesteld programma zodat je er op een avond drie achtereen kunt zien. Ons gebouw leent zich daar prima voor. Een beetje zoals we aan het eind van het vorige seizoen deden met Zie De Appel buiten in en rond de Appelloods, ons ‘buitenverblijf’.

Het Appeltheater. Het Scheveningse strand en de vissershaven liggen er pal om de hoek. De zilte zee voel en ruik je er al. Ten tijde van Op hoop van zegen wordt het Appeltheater omgetoverd tot een festivalterrein en worden rondom de voorstelling activiteiten georganiseerd waarin ook de verhalen van vissers en visservrouwen uit Scheveningen een plaats krijgen. Er wordt daarvoor samengewerkt met verschillende lokale amateurgezelschappen en -koren.

“Zowel Scheveningers als Katwijkers beschouwen het verhaal als hun verhaal, besluit de geboren Katwijker. “Maar Katwijk heeft nooit een haven gehad en die van Scheveningen is pas in 1905 geopend. Maar het stuk is wel geschreven op basis van ervaringen die Heijermans opdeed in beide vissersdorpen”.

Harde Handen
Het eerste echte seizoen van het Zuiderstrandtheater, alias De Oester, wordt geopend met de ‘vissersopera’ Harde Handen, ook al naar de klassieker Op hoop van zegen. In De Oester een spektakelstuk, groots bezet, meeslepend gespeeld en gezongen.

“Ze heten allemaal Arie”, zegt regisseur Pieter Kramer besmuikt. Hij verricht ‘veldonderzoek’ naar de muziektheatervoorstelling, zeg maar de ‘vissersopera’ Harde Handen. Pieter Kramer, de man ‘achter’ het tv-werk en film met Theo & Thea, van talloze familievoorstellingen van het Ro Theater. Die met 30 minuten en Hertenkamp tv-prijzen in de wacht sleepte. Hij regisseerde vorig jaar de heropening van het Mauritshuis. Maar nu dus Harde Handen, een muziektheaterproductie en community art-project in samenwerking met onder meer Dario Fo, theaterkoor en theaterschool in het Westlandse Poeldijk. En met spelers van Het Schevenings Toneel en liefst drie Scheveningse amateurkoren. Met de immer fabuleuze Loes Luca in de rol van Kniertje. Daarmee treedt de Rotterdamse in het voetspoor van toneellegendes als Esther de Boer-van Rijk, Kitty Courbois en Beppie Nooij.

En dus voerde Kramer lange, lange gesprekken met onmiskenbare, authentieke dorpsbewoners, meest oude vissers en soms vrouwen in klederdracht. Observeren, daar houdt hij van. “Scheveningers? Ze kijken graag de kat uit de boom. Maar zeggen dan met droge ogen op een toon waaruit weemoed in hun stem doorklinkt: ‘Ach, het dorp is het dorp niet meer. De stad heeft het al lang geleden van ons overgenomen. Er wordt over ons heen gewalst. Het oude Scheveningen is ons afgenomen’. Dat nu, is het beeld dat uit die gesprekken oprijst”, zegt Kramer.

“Anders dan in veel moraliserende stukken uit Heijermans’ tijd, gaat het in dit realistische werk niet om een zwart-wittekening van goed tegen kwaad. Voor de hoofdpersoon, de vissersweduwe Kniertje, die haar man als twee zoons al aan de zee verloor, is er geen andere wereld denkbaar dan het vissersbestaan. Toch dwingt zij haar beide nog levende jongens willens en wetens aan te monsteren op een drijvende doodkist, want dat is wat de wrakkige boot ‘Op hoop van zegen’ is. De personages zitten gevangen in hun levenslot”.

Couperus’ Eline Vere
“Ik heb inmiddels alle boeken van Couperus wel gehad”, gniffelt Ger Thijs, regisseur en tekstbewerker van Eline Vere. Thijs is de afgelopen decennia uitgegroeid tot een van de belangrijkste toneelschrijvers van Nederland. Zijn theaterhit De Kus werd in vele landen ten tonele gebracht en Oude Meesters gooide hoge ogen. Hij heeft zich meer dan bewezen als bewerker van grote, Nederlandse literaire meesterwerken. Na De Stille Kracht, De boeken der kleine zielen en Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan is Eline Vere zijn vierde Couperusbewerking en regie. Gespeeld door een cast om van te watertanden.

“Ik wilde mijn Couperus-cyclus starten met zijn debuutroman. Maar Eline Vere, dat is wel de lastigste voor een theaterbewerking. Iets heel anders dan De Stille Kracht, dat vol uiterlijke actie is. Waarom? Couperus beschrijft een innerlijk conflict. Van een vrouw uit een burgerlijk milieu die de verstrijkende tijd als een verstikkend corset ziet dat haar afknijpt. Eline Vere laat een keurig Haags meisje ontsnappen aan keurige mannen om haar heen. Terwijl ze oud aan het worden is, blijft ze alleen, en ze wordt daarop aangekeken. Ze eindigt als verstotelinge, op een huurkamertje in Scheveningen. Terwijl haar omgeving machteloos toekijkt. Eline Vere past in het rijtje levensbeschrijvingen van heldinnen zoals die in Couperus’ tijd in de wereldliteratuur werden beschreven, zoals Madame Bovary, Anna Karenina of een Hedda Gabler. Je moet de actrice ervoor hebben die zo’n innerlijk proces, een tegenstelling tussen een sociaal en een psychologisch conflict, kan spelen hoor. En die hebben we gevonden in Hanna Arendzen”.

Couperus, geboren romancier, geldt als een van de belangrijkste schrijvers uit de canon van de Nederlandse literatuur. Thijs: “Maar het stuk moet niet te aangeharkt, niet te negentiende-eeuws. Maar ook niet te modern. Het wordt zeker geen kostuumdrama. Ik wil tijdloosheid, en zo mooi mogelijk kunnen vertellen. Iemand die het boek kent moet dat in de voorstelling herkennen; iemand die het boek niet kent moet zin krijgen het op te slaan. Dat doet het meeste recht aan Couperus”.

Eline Vere gaat in de Koninklijke Schouwburg in première. “Ideale plek”, volgens Thijs. “De eerste scène van het boek speelt zich echt dáár af hè! En het boek in Den Haag. En de Koninklijke Schouwburg, die mooie bonbonnière aan het Voorhout, is nog steeds de meest fantastische schouwburg, de prettigste in Nederland. De akoestiek is onovertroffen, de ambiance enorm. Je bent er de geliefde van het publiek. Dat voel je. Het is ook daardoor dé plek voor een rol die je als kunstinstelling in de samenleving te spelen hebt”, aldus Thijs, in de jaren negentig enige tijd artistiek directeur van het Nationale Toneel.

Kader:
De bekendste zinsnede uit Op hoop van zegen wordt uitgesproken door de vissersvrouw Truus en later herhaald door Kniertje: ‘De vis wordt duur betaald’, waarbij niet op geld wordt gedoeld, maar op de mensenlevens die de visvangst kost.

  • Harde Handen. Regie: Pieter Kramer. Met Loes Luca, Scheveningse koren, ex-musici van Willem Breuker Kollektief en Asko/Schönberg e.v.a. + DATA
  • Eline Vere. Bewerking en regie: Ger Thijs. Met Hanne Arendzen, Oda Spelbos, Nico de Vries, Nettie Blanken, Vincent Croiset, Abel Nienhuis, Marc Klein Essink, Nina Goedegebure en Julia Herfst. Te zien op donderdag 24 tot en met zaterdag 26 september in de Koninklijke Schouwburg.
  • Op hoop van zegen van Toneelgroep De Appel is te zien in het Appeltheater van 18 november 2015 t/m 20 maart 2016

Een wereld op het toneel

Nieuwsgierige en meeslepende ontmoetingen

Actueel theater, wat is dat? Het woordenboek zegt : ‘Op het ogenblik bestaand of plaatsvindend’. Maar wat betekent dat dan in het theater, ‘actueel’ zijn. Drie opvattingen.

Wie betaalt de prijs voor ons geluk? Dat is de vraag die het Nationale Toneel over dit seizoen heen legt. “Eerlijk gezegd vind ik dat een ietwat ongemakkelijke vraag”, antwoordt Casper Vandeputte. “Toch moet die vraag gesteld worden, ook al word je van het antwoord niet vrolijk. Zeker niet als je eens echt ergens het naadje van de kous wilt weten. Het is echt niet altijd eenvoudig om rekenschap te geven, besef te hebben van wat er elders of aan de andere kant van de wereld gaande is, om tot je door te laten dringen tot welk effect globalisering en mediatisering kunnen leiden. Confectiefabrieken en naaiateliers in Bangladesh. De natuur die het af moet leggen. Als theatermaker zijn dat, onder meer, zaken die mij roeren”.

Casper Vandeputte, die met Summer of ’96, nog deze zomer op Oerol hoge ogen gooide, volgt sinds 2013 bij het Nationale Toneel een vierjarig coachingstraject voor talentvolle theatermakers. Dit seizoen maakt hij twee stukken over illegalen en gelukszoekers in Europa: Fit to fly en De gouden draak. Voor Vandeputte komt de keuze voor actueel theater niet voort uit modieuze opvattingen: “Het moet resoneren binnenin mij. Het is zeker geen kwestie van ‘shoppen’. Ik wil stukken die iets zeggen over de tijd waarin we leven. Ook meer filosofisch getinte stukken zijn relevant, een ‘klassiek’ stuk als Vrijdag of Elektra. Uitgangspunt is: het moet er op dat moment toe doen”.

Voor Nieuwspoort, vorig jaar zijn eerste voorstelling bij het Nationale Toneel, mocht hij drie weken ongehinderd in het Kamergebouw kijken en luisteren. Dat leidde tot een voorstelling die als een collage was opgebouwd. “Ik wilde verder gaan dan die eerste indrukken. Ik wil verder komen dan het werpen van een eerste naïeve blik en die op het podium gestalte geven. Verder reiken dan een Calimero-effect. Voor mij is het nu de uitdaging om voorstellingen te maken met inbreng van deskundigen, zoals nu voor Fit to Fly. Daarin werk ik samen met een onderzoeksjournalist van het online platform De Correspondent. Waarom? Als ik een voorstelling maak over zoiets complex als vluchtelingenproblematiek wil ik zoveel van dat onderwerp afweten dat ik er ook echt iets nieuws over te zeggen heb.”

Teneinde een voorstelling goed te laten ‘landen’ is informatieoverdracht cruciaal. “Zeker, inleidingen, nagesprekken, debatten: die zijn belangrijk. Maar ik ben er wel vanaf gestapt om als ter zake ‘deskundige’ aan te schuiven. Ik heb de wijsheid niet in pacht. Wél kan ik een kijkje in de keuken geven of de weg schetsen die heeft geleid tot een productie. De essentie ligt in de ontmoeting. Dat is meteen ook dé kracht van theater”.

Actueel theater in een stad, domein van de politieke macht beschouwt hij als een voorrecht, een buitenkans. “Den Haag is een boeiende stad. Inspirerend. Koloniale reminiscenties, immigratievraagstukken, de politieke waan van de dag en een uitgesproken Hollandse volkscultuur en volksaard: je vindt het allemaal op een kluitje. Het ligt er allemaal ruim voor het opscheppen. Een machtig speelveld voor een theatermaker”.

‘Stradivarius-zaal’
Wat betekent ‘actueel’ programmeren voor de Koninklijke Schouwburg? “Het theater is een plek van de verbeelding. En een plaats waar je sámen met anderen een ervaring ondergaat: met medebezoekers, maar ook met de mensen op het toneel. Daarmee onderscheidt theater zich van digitale media: het is de ultieme gedeelde ‘live ervaring’, waarbij je met een beetje geluk het zweet van de acteurs kunt ruiken. Theater kan je aan het denken zetten, provoceren en inspireren en verbindt mensen, het houdt je een spiegel voor of prikkelt je fantasie”. Marijtje Pronk neemt wat voorbeelden bij de kop. “Toneel, dat is het hart van onze programmering. Maar met open armen verwelkomen we ook nieuwe presntatievormen: een live krant op het toneel zoals NRC Handelsblad dat afgelopen seizoen deed, of het journalistieke programma Babel van het Nationale Toneel. Maar ook een theatercollege waarin een bekende wetenschapper, kunstenaar of schrijver over zijn vak en passie vertelt. Denk aan het theatercollege van André Kuipers dat we hadden.”

Op toneelgebied is in het komende seizoen Richard III van Oostpool een voorbeeld van een onorthodoxe presentatie. Daarbij gebruiken vijftig bezoekers voorafgaand aan het stuk een diner, óp het podium en mét de acteurs uit de voorstelling. Later maken zijzelf deel uit van de voorstelling, want ze blíjven op het toneel. “Dat combineren we met een kijkje achter de schermen en een verhaal over macht en leiderschap, de essentie van Shakespeares Richard III. Kijk, dat is een interessante aanpak. Of Borgen van het Noord Nederlands Toneel. Veertien afleveringen in een doorlopende voorstelling, die zich ook in andere delen dan alleen de ‘Stradivarius-zaal’ van de Koninklijke Schouwburg afspeelt. Crossing Border Festival, ook zo’, voorbeeld waarbij het hele gebouw met zijn vele foyers optimaal wordt bespeeld”.

Neem ook het Brainwash Festival. Een nieuw festival met filosofische, ook al door het hele gebouw, waarbij je met een biertje in de hand talks en workshops bijwoont van spraakmakende (inter-)nationale denkers van dit moment. “Zij gaan in op grote vragen van nu, bijvoorbeeld: is het tijd voor een empathie-revolutie? En: hoe raken we onze onrust kwijt? Er is een filosofic dark room. Het is een nieuw programma voor onze schouwburg en een manier om het theater als ‘gebouw’ anders in te zetten. Dat zegt óók iets over de plaatsbepaling van de Koninklijke Schouwburg”.

Waar theaters soms nog als bastion werden, ervaren trekt ook de Koninklijke Schouwburg er tegenwoordig graag op uit. “Met Circus Treurdier presenteerden we vorig seizoen hun voorstelling op het Binckhorst-terrein. Daar komen andere mensen op af dan ons vaste publiek. Dat willen we vaker gaan doen: een pop-up schouwburg zijn. Wie weet bij jouw om de hoek. De boodschap: theater kan zich manifesteren in vele vormen en is dichterbij dan je denkt”.

Portretten
“Alles wat je doet”, aldus Arie de Mol, “moet een bron, een oorsprong hebben in de wereld van nu, door de actualiteit zijn gedreven. Dat geldt voor Op hoop van zegen,”vervolgt de artistiek directeur van Toneelgroep De Appel, “maar ook voor de manier waarop je als gezelschap in de samenleving staat. De komende tijd gaan we daarom naast de ‘normale’ voorstellingen andersoortige programmaformules ontwikkelen. Serieprogramma’s met debatten en optredens rond bijzondere politiek-maatschappelijke spanningen. Kwesties die de kranten en de journaals bepalen, bepaald hebben of juist vergeten zijn. Voorbeeld? Albanië. Je kunt het dan hebben over wat er in tien jaar van communistische samenleving naar een open economie heeft voorgedaan. Je kunt muzikanten uit dat land uitnodigen of acteurs met wie je tijdelijk samenwerkt. Een uitwisseling, precies. Door de maanden, door de jaren ontstaat zo een portret van de wereld en mensen om ons heen, van landen die ons omringen. Het is ook een manier om onze seriebespeling te kunnen afwisselen. De Appel in beweging. De boodschap is dan: Je kunt hier altijd binnenstappen voor iets nieuws, iets anders”.

Nationale Toneel
Summer of ’96: 26 t/m 28 augustus en 2 t/m 4 september 2015, op locatie
De gouden draak: 6 t/m 10 oktober 2015, Theater aan het Spui
Fit to fly: 19 t/m 30 april en 2 t/m 4 juni 2016, NT Gebouw
De revisor: 12 t/m 31 januari 2016 en 1 t/m 2 maart 2016, Koninklijke Schouwburg

Koninklijke Schouwburg
De Zwarte Doos van Circus Treurdier van 16 t/m 18 oktober 2015, op locatie
• Crossing Border festival van 12 t/m 14 november 2015
• Oostpool met Richard III op 3 en 4 oktober 2015
• Brainwash Festival op 27 februari 2016
Borgen van Noord Nederlands Toneel op 7 en 8 mei 2016

Kader
Wunderbaum: The New Forest Fest in Theater aan het Spui
Theater aan het Spui is de plaats van handeling voor vele festivals in de stad. Van 9 t/m 19 december 2015 zijn er drie nieuwe voorstellingen van Wunderbaum te zien uit de New Forest-reeks, verpakt in een heus Fest! Het zijn Unser Dorf soll schöner werden (i.s.m. Münchner Kammerspiele), de locatievoorstelling Helpdesk, en We doen het zelf wel, een punkrevue met een bont spektakel van lokale figuranten en muzikanten. Inclusief een uitgebreid randprogramma.

Kader 2
Babel: Wie betaalt de prijs van ons geluk?
Parallel aan de voorstellingen van het Nationale Toneel gaat Babel op zoek naar onze hedendaagse blinde vlekken. In talkshows, debatten en discussies praten gasten en publiek met kunstenaars, wetenschappers en journalisten, op zoek naar antwoorden in NT Gebouw, Koninklijke Schouwburg en Theater aan het Spui.

Kader 3
Theu Boermans regisseert bij het Nationale Toneel dit seizoen De revisor. Deze komedie over corruptie en het plezier van het graaien, had in 1836 een tumultueuze première in Petersburg. Het stuk is tijdloos en ook nu nog steeds actueel.

Festivalsfeer mét picknicktas

‘Zie De Appel’ in buitenverblijf Een spannend theateravondje in een allergemoedelijkste setting. Met naar keuze een picknicktas vol lekkernijen erbij. Het is de gemoedelijkheid van Toneelgroep De Appel in het lommerrijke groen rond de Appelloods aan de Laan van Poot, het buitenverblijf van de Scheveningse theatermakers. Met het avondvullende Zie De Appel buiten legt Arie de Mols tableau een verrassende vitaliteit aan de dag. In drie korte stukken mogen de acteurs naar hartenlust zélf de vrije hand nemen. De aftrap is voor Huize Zeezicht, met twee bekende gezichten, die van de ouwedames-wie-weet-met-blauw-bloed, Claudine en Claudette. Het tweetal was vorig jaar al eens op locatie te zien op het Lange Voorhout. Als gevolg van een val ziet Claudette zich inmiddels genoodzaakt haar zus Claudine in verpleeg- en revalidatiecentrum Zeezicht onder te brengen. Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan. Zoiets is Huize Zeezicht, waar aan de hand van korte dialogen en luchtigjes opgedist, een aandoenlijk portret oprijst van zijn vaste bewoners. Maar dat ook navrante rafelrandjes blootlegt. En die kunnen dus aardig pijnlijk schuren. ‘Ik kom hier waarschijnlijk nooit meer weg’, treurt Claudine. ‘Gecremeerd of begraven?’, bluft Claudette op bits-cynische toon. ‘Wou je me helpen dan?’, bijt Claudine ferm terug. En zo zijn er meer causerietjes. Het publiek heeft een koptelefoon op en is vanaf een zitplaats in de tuin van Zeezicht getuige van wat zich tijdens het bezoekuur binnenskamers én in de hoofden van de personages afspeelt. Een prettig miniatuurtje dat bovendien de vraag bovenhaalt: Hoe stelt u zich úw oude dag eigenlijk voor? Door naar Cape Fear, een wonderlijke mengeling tussen het bekende maar toch steeds weer verrassende absurdisme van Beckett (Eerste Liefde) en het Herenleed van Armando en Cherry Duyns, inclusief kenmerkende zandverstuiving en regenbuitje. Twee mannen dingen naar de liefde van ene Ankie. Ook hier veel humor, maar ook gevatte gerijmelarij op ‘Ankie’: ‘Is dat niet de lul van Frankie?’. Een voorstelling onder de noemer: een tikkeltje vreemd, maar wel lekker. Sluitstuk is Motel Detroit, voor een groot deel op het conto te schrijven van Appel-acteur en regisseur David Geysen. In zijn regies heeft hij al eerder pontificaal zijn niet mis te verstane handtekening gezet: Ararat, Messen in hennen, Bacchanten en Schiller opus (Volle maan). Motel Detroit is een beeldende-theatervoorstelling, maar een die ruikt als een kapotgeslagen American Dream waarin de instortende Westerse maatschappij wordt becommentarieerd. Plastic & popcorn. Mistflarden & memorabilia. David Lynch & Charles Bukowski. Maar vooral een enerverende voorstelling die de programmabeschrijving meer dan waarmaakt: de laatste plek op aarde waar iemand zou willen zijn. Vergeleken bij deze lichtelijk hallucinerende voorstelling is een nachtmerrie kinderspel. In een filmische reeks beelden – er wordt tussen de acteurs geen levend woord gewisseld – lijkt dit het voorportaal tot de hel. Personages bewegen zich voort als zombies terwijl de soundscape (Carl Beukman) je meteen in een magnetische slaap drukt. Die soundtrack is opgebouwd uit filmfragmenten, flarden van radioshows en citaten uit reclameslogans, propagandateksten en andere toespraken. Americana. Met Crazy Horse als prominente indianenleider die in het verzet gaat tegen de illegale overname door Amerikaanse kolonisten en goudzoekers van hun geliefde Paha Sapa. Motel Detroit is een voorstelling met een sinistere, bij vlagen lugubere afterglow. Zie De Appel Buiten is tot en met zaterdag 27 juni 2015 te zien in de Appelloods van Toneelgroep De Appel. Meer informatie: www.toneelgroepdeappel.nl.

Theater Na de Dam

Zesde editie met voorlezingen en voorstellingen

Het theater is een plek bij uitstek voor reflectie. Theater Na de Dam presenteert in heel Nederland meer dan vijftig voorstellingen rond oorlog en vrede. Den Haag doet mee, natuurlijk, volop zelfs.

‘Tijdens de Nationale Herdenking herdenken wij allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesoperaties.’
Voor de zesde keer sinds de jaren zestig pakt Theater Na de Dam de draad op om na de roerende twee minuten stilte van de Nationale Dodenherdenking voorlezingen en voorstellingen te presenteren op de avond van de 4e mei. “Het karakter van de herdenking”, zo verklaren de initiatiefnemers van Theater Na de Dam, de theatermakers en filosofen Jaïr Stranders en Bo Tarenskeen, “is zo algemeen en abstract geworden dat reflectie op onszelf afwezig dreigt te raken”.

Koninklijke Schouwburg & Nationale Toneel
Het Nationale Toneel en de Koninklijke Schouwburg (KS) presenteren De Laatste Getuigen, waarvoor de afgelopen maanden verschillende inwoners van Den Haag werden geïnterviewd die de Hongerwinter hebben meegemaakt. Verhalen uit het dagelijkse leven van destijds jonge Hagenaars die hun wereld voor hun ogen zagen veranderen. Na de Dodenherdenking, die op beeldschermen in de KS te volgen is, nemen zeven dames en één heer bezit van het toneel. Bij elk van hen voegt zich een acteur van het Nationale Toneel die, geregisseerd door Hans van den Boom, hun aangrijpende verhaal vertelt.

Theater aan het Spui & RO Theater
De jonge soldaat Berk kan na terugkomst van een vredesmissie niet meer aarden omdat hij zijn vriend en kameraad heeft verloren. Speciaal voor acteurs Herman Gilis en Gijs Naber schreef Rik van den Bos voor het RO Theater de voorstelling Leger. Alize Zandwijk regisseert waargebeurde verhalen en trauma’s over soldaten in Nederlandse oorlogsmissies. Waar de fascinatie van Gilis vooral gericht is op de soldaten van de Tweede Wereldoorlog – jongens die vaak geen idee hadden waar ze terecht waren gekomen – vraagt Naber zich vertwijfeld af waarom leeftijdgenoten zich laten verleiden tot het soldatenleven. Vooraf wordt vanuit Theater aan het Spui een gezamenlijk bezoek afgelegd aan het nabijgelegen Joodse monument op het Rabbijn Maarsenplein.

Diamant Theater & NTjong
Oorlog. ‘Als je er over leest gebeurt het na elkaar, maar als je het leeft gebeurt het op hetzelfde moment’. In het ene huis viert Lotte haar verjaardag met bloembollentaart, terwijl een huis verderop Daniel zich onder de trap verstopt als er op de deur gebonsd wordt. Plots klinkt een oorverdovende stilte. Het vergissingsbombardement op Bezuidenhout is zeventig jaar na dato voor NTjong een bron van waargebeurde oorlogsverhalen met jongeren. Het is voor NTjong de start van een nieuwe traditie om ieder jaar oorlogsverhalen uit een ander Haags stadsdeel te halen.

Appeltheater & Toneelgroep De Appel
Het Oranjehotel was tijdens de Tweede Wereldoorlog de bijnaam van de gevangenis in Scheveningen. Tot 1940 zaten er voornamelijk kleine criminelen, maar de Duitse bezetter gebruikte het om verzetsmensen op te sluiten, en ze met gebruikmaking van martelpraktijken te verhoren. Voor de meesten duurde het verblijf in het Oranjehotel niet lang: je werd vrijgelaten, naar Duitsland gedeporteerd, of terechtgesteld op de Waalsdorpervlakte, in de duinen tegenover de gevangenis.
Appelacteurs lezen maandagavond in het Appeltheater de tekst van Hagenaar en verzetsstrijder Eduard Veterman voor over een aantal mannen dat zit opgesloten. De toekomst die hen wacht is onzekerheid en angst, voor het verhoor, de aanstaande marteling of het vonnis. Via een ingenieus communicatiesysteem proberen ze informatie over de buitenwereld naar binnen te smokkelen. Ze weten dat de geallieerden oprukken. Maar de tijd dringt.

Theater De Nieuwe Regentes
De tragikomische kameropera Polen in Plan Zuid is gebaseerd op het gelijknamige boek van Daniel Verhoeven over herinneringen van een Joodse jongen in de Amsterdamse Rivierenbuurt. Heden en verleden buiten over elkaar heen, waarbij twee zangeressen en een zanger steeds van rol wisselen.

Literair Theater Branoul
Wat als Hitler wél was aangenomen op de kunstacademie en zich had ontwikkeld tot een succesvol kunstenaar? In Branoul start Tomer Pawlicki, een Nederlandse theatermaker met Israëlische roots, een gedachte-experiment in Dankzij de oorlog, door een jonge Joodse man een gesprek aan te laten knopen met zijn grootmoeder. En hij vraagt zichzelf hardop af: “Wie had gedacht dat wij ooit onze uitroeiers zouden bedanken voor ons bestaan?” Opgelet: alleen te zien op 13, 14 en 15 mei.

Casanova voor het hele gezin

Toneelgroep De Appel speelt De Drijvende Stad

Joelende, nee, loeiende kinderen in het theater. Geboeid kijken ze naar het waterspektakel van De drijvende stad. De kindervoorstelling van regisseur en tekstschrijver David Geysen, die voortborduurt op de marathonvoorstelling Casanova van Toneelgroep de Appel, maakt ruim schoots gebruik van tal van special effects die voor Casanova toch al ingehangen werden. Het hier en daar wat rammelende verhaal gaat over de oud en vergeetachtig geworden Koning Casanova, hier gespeeld door Ivan Walhain, die gewichtig de scepter zwaait over De drijvende stad. Op dit onbekende, hooggelegen eiland is ontdekt hoe goudstof moet worden gemaakt. Maar nu Koning Casanova merkt dat zijn verhalen door zijn toenemende vergeetachtigheid dreigen op te raken. Hij ziet in dat zijn rijk gedoemd is, want zonder verhalen, zonder verbeelding kan er geen goudstof bereid worden. Hij stuurt daarop flessenpost de zee in. Boodschap: De buitenwereld moet zijn drijvende stad te hulp komen. Een wat verlegen jongen Raven, een rol van een wat op de rem spelende Jip Bartels, en een zelfverzekerd meisje Tove, met verve gespeeld door Sofie Habets, krijgen de flessenpost en bijbehorende routebeschrijving in handen. Ze nemen daarop het besluit om samen naar deze ‘drijvende stad’ op zoek te gaan. Ze zijn vastbesloten die te redden van de ondergang. Natuurlijk: Uit de aard der zaak doorstaan ze vele hobbels op hun weg, maar slagen ze er door vasthoudendheid glansrijk in om het goudstof, en dus de verhalen te vinden die nodig zijn voor het voortbestaan van de fantasiestad. Appeltje, eitje.

Toneelgroep De Appel deed in het verleden al eens pogingen om kinderen aan zich te binden met een familievoorstelling, dat was in de jaren negentig. Dat kreeg toen geen vervolg omdat het gezelschap toen niet en eigenlijk nog altijd niet ingericht is op het maken van jeugdtheater. Maar nu lijkt het erop dat Appel-gedienden Geysen (acteur) en Beukman (componist) een vrolijke, kleurrijk kostuumdrama voor jong en oud hebben gemaakt dat hoop voor de toekomst biedt. Daarbij geholpen door het aanstekelijk enthousiasme van een groot aantal studenten van Codarts, de Rotterdamse dans, muziek- en circusopleiding. Zij bieden goed als acteurs goed weerwerk aan Koning Casanova, vast Appel-acteur, en diens secondant Paddenstoel, de talentvol acteur Tom Voet uit de stal van Theaterschool Rabarber. Maar als zangers weten ze niet altijd te overtuigen. Een erg muzikale productie evenwel, bijna een musical, met tal van leuke liedjes als entr’actes, waaronder een swingend meezing-piratenlied. Als voor meer dan een enkel rustpunt was gekozen, had de voorstelling nog aan diepte kunnen winnen, nu volgt na een spektakelhoogtepunt er alwéér een. En dat is wat veel van het goede. En dat is uitgerekend ook precies het bezwaar dat de megavertelling Casanova treft.

De drijvende stad (8+) door Toneelgroep De Appel is tot en met zaterdag 31 mei 2014 te zien in het Appeltheater. Meer informatie: www.toneelgroepdeappel.nl. Telefonisch kaarten reserveren: (070) 350 22 00.

Het juiste doen, het goede niet laten

Toneelgroep De Appel speelt visuele parabel

Wat te doen als een ogenschijnlijk stilletjes op de achtergrond dreigende wereldwijde kernoorlog opeens en uitgerekend in jouw hoogsteigen achtertuin ontbrandt? Toneelgroep De Appel bewerkte dit surrealistische gegeven tot een hyperrealistisch maar komisch huiskamerdrama, geregisseerd door de talentvolle Aus Greidanus jr. When te wind blows heet het, naar de tweede zin uit een bekend Engels slaapliedje, en gebaseerd op het gelijknamige stripboek van de Britse tekenaar Raymond Briggs uit 1982, dat in Engeland als een bom insloeg en met prijzen werd overladen. Briggs maakte zijn stripboek toen duidelijk werd dat de wereld tijdens de Cuba-crisis van 1962 maar op het nippertje aan een nucleaire oorlog is ontkomen.

Bij het bijna bejaarde, typisch Engelse  burgermansechtpaar James en Hilda Bloggs is vier uur theetijd. Hun met bloemetjesbehang versierde, gelukkige maar sjabloonmatige leventje krijgt op een avond een fatale wending, ondanks of juist ten gevolge van het blinde vertrouwen in de overheid als almachtige allesweter waaraan ze zich hebben overgeleverd. Daarmee stort niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk hun leven in elkaar, al de overlevingstips ten spijt. Zelfs al komt er geen druppel water meer uit de kraan, weigeren tv en radio dienst, is de telefoon buiten werking en hangt de geur van geroosterd mensenvlees in de lucht, is hun hoop gevestigd op de komst van de reddingsbrigades naar het platteland. Maar vooraleerst moeten ze zich zeker veertien dagen schuilhouden in hun woonkamer. Daar hebben ze, door hun huiskamerdeuren in een hoek van zestig graden tegen de muur vast te schroeven, een claustrofobisch overlevingshok gebouwd, precies volgens de goedbedoelde maar evenzo naïeve en soms tegenstrijdige richtlijnen in een van regeringswege uitgegeven nucleair survivalgidsje: ‘het juiste doen en het goede niet laten’.

Milde humor
Bij De Appel zien we een met milde humor doorspekte, bijna allegorische voorstelling, waarin de elkaar zichtbaar liefhebbende oudjes geven om elkaar. Door die aanvankelijk lach, a la de tv-serie Toen was geluk heel gewoon, krijgt het stuk een extra wrange ondertoon. Een ondertoon die van wrang tot zelfs sarcastisch wordt door de ellendige rampspoed van fall-out waar ze niet aan ontkomen, zo overduidelijk te laten zien. De pijnlijke onttakeling van hun fysieke gesteldheid wordt in een mooie acteerprestatie van Hugo Maerten en Isabella Chapel – ‘Er is meer dan één bom nodig om mij omver te krijgen’ – invoelbaar gemaakt.

Het getuigt van originaliteit en durf om een stripboek als basis voor een toneelstuk te nemen. Helaas wringt er iets in deze tweede regie van Greidanus junior bij het Haagse gezelschap. Het is misschien de vrij letterlijke vertaling van de plaatjes uit het stripboek in het hyperrealistische toneelbeeld, misschien zijn het de dialogen die in een stripboek werken, maar op toneel wat clichématig uitpakken, of misschien de soms wat langdradige opbouw van het stuk, dat zich voor een deel in het aardedonker afspeelt. Greidanus verwijst in een interview naar het feit dat de bom er nog steeds is, en ‘niet zelden van zich doet spreken.’ Dat moet ik hem nageven en in die zin is de voorstellingen misschien een aanklacht. Voor Greidanus – van wie medio maart de regie Immanuel Kant van Thomas Bernhard bij De Appel in première gaat – is het echter een voorstelling over hoop, een ode aan de hoop tegen beter weten in zelfs. Die hoop heb ik er niet in kunnen ontdekken.

Toneelgroep De Appel met When the wind blows. In het Appeltheater t/m zondag 13 februari 2011. Meer informatie: www.toneelgroepdeappel.nl . Telefonisch reserveren: (070) 350 2200.

Een zwart gat aan herinneringen

Toneelgroep De Appel – Ben ik al geboren?

Ze wandelt in haar herinneringen. Ze voelt zich als een kikker zonder longen, als een film die verbrandt terwijl er geen kopie meer is, als een harde schijf zonder back-up. De vrouw in Ben ik al geboren? van Toneelgroep De Appel leeft op de tast, de losgeslagen ankers van haar herinnering lijfelijk met zich meetorsend, en kijkt als het ware van buitenaf op haar leven toe. De lijdensgang speelt zich af temidden van haar tot schimmen verworden man, kinderen en familie. Ze kijkt hen recht in de ogen, maar blijven niettemin onbereikbaar. Ze hoort niet, ze begrijpt niet. Ze speelt een blijvend spel van voelhoorns uitsteken en cirkelredeneringen optrekken, van drogbeelden koesteren. Ze vraagt om een herkenningsteken, maar dat blijft uit.

De gelauwerde actrice Sacha Bulthuis, al jaren een van de rotsvaste pilaren bij Toneelgroep De Appel, werkt voor de derde keer intensief samen met regisseur / tekstschrijver Gerardjan Rijnders. Eerder schreef hij voor haar Beroerd (2002) en Het Bezoek (2005). Deze keer spreekt ze een monologue intérieur van hem uit. Eentje van het hermetische soort, virtuoos taalbouwsel en episch gedicht ineen. Wat obligaat aandoend tegenspel is er bij tijd en wijle van een zevenkoppig koor dat in bewegingstaal uitdrukking geeft aan de wereld om haar heen.

Is ze dement? Zit de dood haar op de hielen? In de roes van een dormicum? Ligt ze in coma? Zijn we getuige van een bijna-doodervaring? Hallucineert ze? Is ze nog niet geboren? Het antwoord is niet letterlijk uit Rijnders’ tekst te destilleren; wel wordt inzicht geboden in haar leven, in haar eigen geschiedenis dan wel in haar aanstaande bestaan. Aan haar taalgebruik te oordelen hebben we te maken met een ontwikkelde en belezen vrouw die zich heeft volgestopt met veel wissewasjes die ze op afroep weet op te lepelen: “De wereld bestaat uit krantenknipsels.” Ze stelt vragen, ze uit zorgen. Ze vraagt haar kinderen om vergeving want ze las boeken las terwijl ze ze had moeten verzorgen. Toch blijven de naasten die haar omringen op onbereikbare afstand voor haar. “Familie is zoiets als een bos tulpen in een vaas, op een dag flikker je ze allemaal weg.”

Bulthuis levert wederom een prestatie van formaat. Een enkele hapering daargelaten is haar spel, haar voordracht van een grote helderheid. Haar stembeheersing is fenomenaal en de expressie die ervan uitgaat maakt het stuk de moeite waard. Toch is het een lange zit. Dat ligt niet alleen aan het genre van de monoloog maar ook aan de tekst zelf, want die laat zich maar lastig en langzaam vatten. Enige lucht wordt geboden in het sobere maar spectaculaire toneelbeeld, bestaande uit een knaloranjerode vloer en een enorme transparante halfplatte plastic luchtzak – baarmoeder, ballon, zuurstofcel en levensader ineen – waarin het koor is opgesloten, is de gestileerde, vrijwel enige attractie voor het beeldende oog. Helaas is dat alles niet voldoende om je op het puntje van de stoel te krijgen.

Toneelgroep De Appel – Ben ik al geboren? Tot en met zaterdag 31 januari 2010 te zien in het Appeltheater in Den Haag. Kaarten en meer info: www.toneelgroepdeappel.nl.