Ketemoe Lagi

Toneelhuis Antwerpen met onpeilbaar diep Bezonken rood

Twaalf jaar al speelt Dirk Roofthooft de monoloog Bezonken rood. Bij een van de vorige keren dat hij het in 1981 vervatte ooggetuigenverslag van Jeroen Brouwers’ verblijf als kleuter in een Jappenkamp speelde, bleef het publiek in de Koninklijke Schouwburg in een beklemmend halfduister in de zaal achter – gedompeld in dik twaalf (!) minuten van ononderbroken achtereen doodstil bijeenzitten.

‘Ketemoe Lagi! ‘, zo wierp kleuter Brouwers zijn moeder steeds op onvervaard olijke toon toe als hij weer eens in een jongetjeskaravaan uit het kamp werd weggevoerd, zonder reden noch te weten waarheen. Vaart allen wel, heb het goed en wees gelukkig! De Indische afscheidsgroet was bestemd voor zijn moeder, die in Batavia dan zonder zoonlief achter bleef. Daarop deden steevast de wildste geruchten de ronde: dat de jongetjes waren afgevoerd naar een ander eiland, of doodgeschoten door de sadistische Jap. Maar steeds opnieuw verscheen de kleine Jeroen na een tijdje aan haar, net als de andere jochies, en mét de onafscheidelijke tropenhelm die sterk drukte op zijn parmantig hooggehouden hoofdje.

Rouwzang
Jappenkamp. Zo luidt de afgemeten benaming voor plaatsen waar burgers of krijgsgevangen militairen gedurende de Japanse bezetting van Nederlands-Indië tussen 1942 en 1945 gedwongen waren te verblijven op last en onder toezicht van het Japanse gezag. Nederlanders werden door de Japanse bezetter als vijandig beschouwd, want staatsburgers van landen waarmee Japan direct in oorlog was. Er was sprake van een harde en wrede behandeling in de kampen, soms met de dood tot gevolg. In 1943 werd de driejarige Brouwers samen met zijn zusje, moeder en grootmoeder opgesloten in het Japanse vrouwenkamp in het huidige Jakarta. De schrijver vertelt in ‘Bezonken rood’ hoe in het kamp de relatie tot zijn moeder voor de rest van zijn leven werd beschadigd, letterlijk kapotgemaakt werd en zich zo van haar afstootte. En hoe iedere liefdesrelatie met welke vrouw dan ook voor hem gedoemd is onder die last te bezwijken.
Brouwers schreef Bezonken rood in de weken na de dood van zijn moeder, precies tussen het schaven aan essays over zelfmoord in de Nederlandse literatuur, die verschenen in De laatste deur.
Het is een in onmiskenbaar bevend handschrift gestelde en aangrijpende rouwzang op zijn gestorven moeder, maar ook een traumatische herinnering aan de Jappenkampen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Nog voordat hij kon lezen, wist hij alles omtrent dood.

Donkere kamer
Dit ontzagwekkende en somtijds weerzin opwekkende, maar tegelijkertijd ontroerende verhaal over een onmogelijke herinnering en zijn onvermogen tot vergeten, ensceneerde Guy Cassiers met Dirk Roofthooft in een glansrol. Cassiers: “Het is niet mijn bedoeling geweest om op het toneel een schrijver achter zijn tafel te tonen. We hebben gezocht naar een ándere metafoor. Het decor is daarom een soort van donkere kamer die gehuld is in rood licht, waar beelden uit het verleden getoond worden vanuit het donker. Uit het niet-licht worden de beelden tot ontwikkeling gebracht. Dat is bedoeld als een metafoor voor het werk van de schrijver maar ook voor de werkwijze van een kunstenaar in het algemeen.”
‘Bezonken rood’ is daarmee gebed, litanie, grafgedicht, afscheidsbrief, lofzang, vervloeking, wanhoopskreet en zelfbeklag ineen…  alles in een ontroerende, harde en poëtisch klinkende vertelling.

‘Bezonken rood’ door Toneelhuis Antwerpen is op dinsdag 14 juni 2016 te zien in de Koninklijke Schouwburg. Meer informatie: ks.nl en toneelhuis.be. Telefonisch tickets: 0900-3456789.

Advertentie