Naar de hemel reiken

Amadeus is een buitengewone ervaring

In Amadeus is de tweestrijd tussen Mozart en Salieri waarlijk een slagveld. Regisseur Theu Boermans voegde bij Het Nationale Theater aan het origineel van Peter Shaffer karrenvrachten humor, actualiteit, subliem toneelspel – en vooral in goud uitgevoerde muziek.

Een Weens wespennest. ‘Me too. Toch nog,’ verzucht Salieri en verkneukelt zich alvast nu Constance, de volkse jonge eega van Mozart zich, na een eerste verkennende benadering, ten tweeden male bij de ‘componist des vaderlands’ vervoegt, om buiten het medeweten van haar echtgenoot in te willen gaan op diens eerdere ruilvoorstel. Dat bestaat eruit dat hij bereid is een goed woordje voor de jonge componist te doen bij de keizer – dat heet: voor zover zij zich tenminste bij hem bereidwillig toont. In natura.

Om gek van te worden, zo goed als hij was. Onbekende klankclusters. Antonio Salieri – volgens keizer Jozef II ‘creator van gelegenheidsdeuntjes’ – herkent onmiddellijk Mozarts naar de hemel reikende muzikale talent. Zijn roem was de jonge componist die heel Europa en ook Nederland al van kindsbeen af had platgespeeld, vooruitgesneld. Hij realiseert zich onmiddellijk op het moment dat Mozart zijn opwachting in Wenen maakt, dat dit ‘verbluffende virtuoosje’ zijn eigen middelmatige talent zal ontmaskeren. Hij werpt de blaam op god, met wie hij immers en zeer devoot een contract als zijn vertolker afsloot.

Laat deze zelfde god hem dan nu in de steek voor zo’n snotneus, een met een anale fixatie en overdadige vaderliefde behepte rebel,een flierefluiter die lak heeft aan conventies en nota bene op het punt om het te gaan maken? Met de komst van Mozart vreest Salieri voor zijn in lengte van jaren opgebouwde sleutelpositie aan het hof. Ondertussen wekt Mozart, een ongelovige Thomas, zijns ondanks alom wrevel aan het Weense hof, door ideeën rond te strooien die de kunstelite tegen de borst stuiten. ‘Teveel noten, gewoonweg teveel noten’, weet muzikaal onbenul alias keizer Jozef II nadat Mozart zijn nieuwste compositie heeft laat voorspelen.

Mozart versus Salieri. De tweestrijd is al tijden een dankbaar en bekend twistpunt onder musicologen. Dwarsboomde de oude Salieri tot in al zijn vezels de opkomst van Mozart? Of was er ook wederzijds respect? Was het uiteindelijk Salieri die de dood van zijn muzikale rivaal bespoedigde door hem onder onnoemelijke tijdsdruk de opdracht tot het ‘Requiem’ te geven – terwijl Mozart armlastig, doodziek en als een junk geheel in zijn eentje aan het wegkwijnen was?

Feit of fictie? Salieri zorgde rond 1825 feitelijk voor nepnieuws avant-la-lettre door op hoogbejaarde leeftijd officieel een brief na te laten. Daarin maakte hij bekend dat de dood van Mozart op zijn conto geschreven moest worden – en door zo zélf voort te leven. Sir Peter Shaffer maakte er in 1979 een bekroond toneelstuk over, dat in 1984 met medewerking van hemzelf glanzend werd verfilmd door Miloš Forman.

Bij regisseur Theu Boermans is Amadeus een uitermate geestige, bij tijden van humor overlopende vertelling over (en voor) jong en oud, vernieuwing tegenover verstarring, hoge versus lage kunst, en over de troebele verhouding tussen oppervlakkig engagement en een door literaire klassieken ingegeven levensader. Hij mixt al deze ingrediënten op weergaloze wijze en vol wellust met een soms naar overdaad neigende, soms lichtelijk over de top gaand geheel tot een nieuw genre, tot een geheel dat je misschien wel een ‘musicalette’ zou kunnen noemen, een in zijn handen een licht explosief mengsel dat toneel, musical, opera en alles daartussen ‘ontschot’ en anderzijds actualiteit en kunstpolitiek op de hak neemt.

Als er iemand is die deze veelheid aan invalshoeken tot een onderhoudend mengsel weet te creëren is híj het wel, zoals hij dat ook als regisseur van Soldaat van Oranje wist te bereiken. Maar met dit huzarenstukje reikt hij zelf naar de hemel, doet hij zelf zijn magnum opus naar de kroon steken. Het juicht, jeukt en kriebelt alom.

Met een live spelend vijftienkoppig orkestensemble en de bedwelmende sopraan Lucie Chartin van coproducent Opera2Day als diva, en zeker niet een in de laatste plaats de over de hele linie in blakende vorm verkerende spelersgroep van Het Nationale Theater – met onder meer een in bloedvorm verkerende Mark Rietman, een als popster door het leven gaande Mozart door jong talent Sander Plukaard, een onweerstaanbare jonge godin Yela de Koning als volkse Constance, en een lachwekkende Jozef II door Vincent Linthorst (zijn laatste klus bij HNT) – is dit een voorstelling die je onder geen beding wilt missen, want onderhoudend, intelligent, spannend.

Zelfs zo dat de liefde van de makers voor Mozarts muziek tot diep in de poriën bij de kijker weet door te dringen. Misschien is dat nog wel de grootste verdienste van deze machtige productie. Maar ook een machtig decor-, licht- en kostuumontwerp dragen daar veel aan bij.

Het Nationale Toneel is al langer sowieso in goeden doen, want Joris Smit werd verleden week genomineerd voor de beste dragende rol in De wereld volgens John, en Bram Suijker een nominatie voor beste bijdragende rol in We zijn hier voor Robbie, beide regies van Eric de Vroedt (was hij dan de Mozart die Boermans hier bedoelde?).

Theateralliantie met Het Nationale Theater i.s.m Opera2Day, Amadeus, tot en met zaterdag 22 juni 2019 en van dinsdag 24 tot en met zondag 29 september 2019, Koninklijke Schouwburg. Meer informatie: www.hnt.nl

 

Advertentie

‘Mozart was bedreigend’

Mozart versus Salieri in Amadeus

Eerst was er het toneelstuk. Toen de film. En dan nu de muziektheatervoorstelling. Theu Boermans, de regisseur van de nu al drie miljoen keren bezochte theaterhit Soldaat van Oranje, tekent met Amadeus voor een nieuw muziektheatraal hoogtepunt.

Mozart. Hij was een van de beroemdste bezoekers hier ter stede ooit. Pas negen jaar oud was ‘Wolfje’ toen, en op die jonge leeftijd stond hij al internationaal als muzikaal wonderkind te boek. Zijn vader voerde hem en zijn zus in 1765 langs Europese hoven. Ze kwamen hier aan, in de avondstond, nabij het Zieken, waar trekschuiten uit Delft doorgaans pleegden aan te meren.

In Den Haag werd echter de een na de ander van de Mozartjes doodziek. Dankzij ‘stadsvroedmeester’ Thomas Schwencke bleven ze op de been. Op de plek waar nu de Primark staat te glunderen met mode uit kinderarbeid verkregen, gemaakt in onderbetaalde Indiase naaiateliers, herinnert een plaquette die bij de entree in de gevel is ingemetseld. Maar op zijn tiende werd Mozart net zo uitgebuit: met zijn vader als ‘manager’ componeerde hij in opdracht van het hof verschillende werken. Helaas is niet alles bewaard gebleven.

Mozart moest opboksen tegen de gevestigde orde – en daar was collega-componist Salieri zijn grootste en jaloerse tegenstrever. Tenminste: zo wordt ons dat in de beroemde film van Milos Forman uitgeserveerd, hoewel musicologen dat een tikkeltje anders zien. Toch won zijn verfilming uit 1984 liefst acht Oscars. Nog daarvóór, in 1979, was er het toneelstuk van Peter Shaffer, bekroond met meerdere Tony- en Olivier Awards. Hij liet hofcomponist Salieri verbijsterd tot het inzicht komen dat de muzikale inspiratie waar hij zelf naar zocht, door God aan Mozart werd geschonken. Daarop gaat hij een nietsontziende strijd aan met Mozart, met de muziek en uiteindelijk ook met zijn geloof in God.

“Natuurlijk draait het om Mozarts geniale muziek,” legt Theu Boermans tijdens een voorproefje bereidwillig uit, “maar mij treft in dit stuk vooral dat het een gelaagde vertelling is. In de eerste plaats over rivaliteit tussen vader en zoon maar ook over de op het ordinaire gedragende, volkse Mozart, en de zich superieur, verheven wanende Salieri.” Doordat Mozart alle bestaande maatschappelijke en artistieke grenzen overschrijdt, bedreigt hij de belangen van de elite. Boermans: “Hij wekt wrevel, angst en jaloezie op bij de heersende klasse. Desondanks is niemand is in staat om te ontsnappen aan zijn goddelijk muziek. Een dodelijk dilemma.”

Shaffers Amadeus is voor Boermans een dankbaar vat vol theatrale tegenstellingen. Zoals de (on)gelijkheid tussen hoge en lage kunst, tussen het volkse Duitsland en het edele Italië, tussen oud en jong, tussen gevestigde orde en het immer opborrelende nieuwe, jonge talent in een samenleving. In principe is dat een keuze tussen vernieuwing of verstarring. Met die bril op is dit voor mij ook een politiek stuk, en een vertelling over maatschappelijke tegenstellingen. Het zit er allemaal in.”

Was het nou Johann Sebastian Bach, Wolfgang Amadeus Mozart of toch Ludwig van Beethoven die als de grootste componist aller tijden beschouwd moet worden? “De strijd om wie de beste, grootste componist aller tijden is wordt wellicht nooit echt beslecht,” meent Boermans. “Het is ook en vooral een kwestie van smaak.”

Het Nationale Theater, Theateralliantie en Opera2day schotelen ons met ‘Amadeus’ een nieuwe spektakelproductie voor. Straks bevolken negen acteurs, 14 musici en 30 koorleden het lijsttoneel van de Koninklijke Schouwburg – met als decor de moderne omgeving van een verzorgingstehuis.

De bonbonnière ondergaat, net als bij Ondine vorig jaar, tijdelijk een metamorfose. Zo verrijst onder meer een muziektent op het halfronde pleintje bij de ingang, waar uiteenlopende muziekoptredens zullen klinken en waar ook kan worden gedineerd. Het is opmerkelijk dat terwijl de meeste theaters ’s zomers nog altijd de poorten hermetisch dicht houden, het de combinatie van Koninklijke Schouwburg / Het Nationale Theater wederom gelukt is om het gezicht uitdrukkelijk naar de stad gekeerd te houden.

Na de Amadeus-serie neemt Harrie Jekkers het stokje over, want hij brengt tot 20 juli exclusief in de Koninklijke Schouwburg de show Achter de duinen.

Het Nationale Theater / Theateralliantie / Opera2day , ‘Amadeus’, dinsdag 11 juni tot en met zaterdag 22 juni 2019 en dinsdag 24 tot en met zondag 29 september 2019, Koninklijke Schouwburg. Meer informatie: www.hnt.nl/amadeus

Met onder meer: Sander Plukaard (Mozart), Mark Rietman (Salieri), Vincent Linthorst, Jaap Spijkers, Yela de Koning, Esther Scheldwacht, en Lucie Chartin (sopraan).

 

Memento mori

Alain Platels dodendans

Alain Platel grossiert in ongewone beelden: dode-paardensculpturen, veertien honden. In zijn nieuwe voorstelling Requiem pour L. volbrengt een 72-jarige vrouw haar allerlaatste ademtocht. In grootbeeld. Een getuigenis.

Zo ziet sterven er dus uit. L. ligt schijnbaar doodkalm te bed, al blijven de zware oogleden meer en meer, langer en langer gesloten. Een laatste opflakkering van de ogen, een laatste glimlach, een laatste woord dat gewisseld wordt, een laatste keer slikken, een laatste keer met de tong de lippen rond. Ogenschijnlijk gebeurt er niets – en toch alles tegelijk. Dan stokt de adem. Oneindig loslaten.

En dan opeens blijft de mond geopend staan in een eeuwige gaapstand.

De doodsstrijd is in veruit de meeste gevallen niet die turbulente, opstandige gebeurtenis die we er toch van vermoeden. Een stil heengaan is het meestentijds – al dan niet onder invloed van morfine –  een verglijden in de tijd. Geen tranen, geen eruptie, geen misbaar. Het lijden van de mens is niet dát hij doodgaat, dat doen andere leefvormen op z’n tijd ook; maar dat hij dat zo goed beseft.

Het intiemste, kwetsbaarste moment in een mensenleven speelt zich af op het sterfbed – voor zover dat gegeven is. Voor de meesten is het meteen hun eerste en enige schouwtoneel des levens: want toekijkende geliefden zien toe hoe hun teerbeminde zich door de slotakte slaat. Zo bezien is het doodsbed ieders eigen eenakter, een besloten vlakkevloervoorstelling, in huiselijke dan wel klinische kring.

Hoogst zelden is de westerse mens met eigen ogen getuige van iemand die in ware tijd sterft. In het westen is de doodsstrijd ver weggestopt, elders loopt dat trouwens soms regelrecht uit op een feestje. Integer, zonder het minste effectbejag bouwde theatermaker Alain Platel met Requiem pour L. een minimalistisch aandoend theatraal feest met het heengaan als inzet, op Mozarts Requiem, en met beelden van een stervende vrouw op een groot projectiescherm met die ‘real time’ in de dood verdwijnt.

Aldoor staat één enkele (web)camera ingezoomd op wat het sterfbed wordt van deze witte vrouw. Ze werd thuis gefilmd, vorig jaar, toen haar laatste momenten zich aandienden. De wat korrelige maar verder nauwelijks bewerkte zwartwit-beelden beslaan de reëel verstreken tijd, zo’n anderhalf uur, maar zijn wat vertraagd weergegeven. Wel heeft Platel er twee keer een ‘knip’ in gemaakt. Daardoor ontstaat als het ware een triptiek: afscheid nemen, sterven en – eindigend in een bijna onsterfelijk mooi, bijna prerafaëlitisch aandoend eindbeeld – dood zijn.

Het ‘argeloze’ publiek wordt hier, sterker: is hier ondeelbaar en ontegenzeggelijk in de rol van voyeur geduwd: die van buitenstaander die voor louter eigen genoegen toekijkt. Het is belangrijk te beseffen dat de terminaal zieke L. er zelf actief voor heeft gekozen om medewerking te verlenen. L., vaste bezoeker van Platels voorstellingen, wendde zich via een wederzijdse kennis tot hem na het zien van zijn voorstelling Coup Fatal, die ze zeker drie keer zag. Platel was meteen gegrepen door het idee, onder meer omdat de dood toen verschillende keren aan hem voorbij was gekomen: hij had afscheid moeten nemen van zijn vader, verloor zijn trouwe hond, en zat aan het sterfbed van zijn mentor Gerard Mortier.

L. alsmede het wedervaren van L. rond de dood koppelen Platel en zijn theatergroep C. de la B. aan de overdonderende koormuziek van Mozarts Requiem. Geniale expressiviteit anno 1626. Een in muziek verpakte uitstalkast van uiteenlopende gevoelens: blijmoed die ontaardt in vertedering, panische angst die uitmondt in urgente bede. Het is de verklanking van ultieme ontzetting en angst voor het verschijnen van de rechter – maar toch ook van het geluk van het laatste oordeel.

Platel besloot over te gaan tot een bewerking van Mozarts heilige compositie. Dat is gedurfd, een stap die hij nog versterkte door te kiezen voor componist Fabrizio Cassol, met wie hij overigens eerder samenwerkte (in Monteverdi’s Mariavespers, de Mattheuspassie van Bach en het westerse barokrepertoire). Platel/Cassol gingen verder. Ze zetten een ontmoeting op tussen veertien muzikanten uit verschillende contreien.

Gezamenlijk ‘reconstrueerden’ zij het Requiem en wendden daarbij ook hun eigen muzikale invloeden aan, van jazz en opera tot allerlei soorten populaire Afrikaanse muziek. Toch blijft dat ongehoorde Requiem steeds hoorbaar de bron. De live uitgevoerde muziek wordt hier (vondst!) niet door een klassiek orkest gespeeld, maar in een bezetting met accordeon, euphonium (tuba), elektrische (bas)gitaar, likembe (duimpiano) en percussie. Cassol verving vervolgens de massieve koorzang door een vijftal zwarte zangers. Zo werden de opeenvolgende zangpartijen tot uiteenzettingen tussen mensen.

Platel deed nóg een meesterzet: Hij liet de musici en zangers, zonder uitzondering gestoken in zwarte kledij en in aan Zuid-Afrikaanse grafdelvers herinnerende gumboots, bewegingspatronen uitvoeren als in een choreografie, laat ze dansen dansen, van limbo tot urban. Swingen op de klanken van een grafzang, een zielmis, op een Re-qui-em? Op Mozarts heilige grafzang? Op zwartgeverfde houten kisten, die qua beeldrijm aan het Berlijnse Holocaustmonument doen denken? Kan dat, mag dat? En dan nota bene tegen de achtergrond van een in slow motion stervende vrouw? Platel doet het gewoon. Want wie bang leeft, gaat bang dood.

Daarmee bevrijdt hij en passant de doodscultus van het westerse taboe waarmee het is omgeven, en verleent hij bovendien ruimte aan uiteenlopende culturen voor de expressie van hun eigen gebruiken en rituelen rond het ontslapen, nog wel op het theaterpodium. Is het denkbeeldig of kringelt tijdens deze overwegingen wierook de theaterzaal in? Dan: Het Laatste oordeel. Een staande, minutenlange indrukwekkende ovatie.

Even later in de foyer staat op de toog een koud biertje warm te worden. Koffietafelbier. Maar pas op, een teug bespoedigt de onvermijdelijke enkele reis naar de dood, want alcohol verkort je leven. Amen.

kader
Alain Platel
De naam en faam van theatermaker Alain Platel is wereldwijd, zijn oeuvre groot en groots. Hij is zich allengs gaan storten op grote, operateske drama’s rond muziek van Bach, Verdi, Wagner en Mahler. In zijn producties staan amateurs vaak zij aan zij met professionals.

Les ballets / compagnies Contemporaine de la Belgique werd in 1984 te Gent opgericht door Alain Platel. Het geldt als artistieke ‘hub’ voor makers die theater, dans en opera mengen onder het motto: ‘Deze dans is van de wereld en de wereld is van iedereen’.

Platel in zijn jubileumboek uit 2006, Ballets: ‘Ik ben altijd een oerchristen geweest. (…) Maar als je me vraagt of geloof steun en troost geeft, weet ik dat niet. Esthetica doet dat wel. Sine musica nulla est vita. Muziek verbindt ons met een buiten het lichaam bestaande wet: in dit geval de akoestiek. Muziek creëert een warme cirkel om ons heen die maakt dat wij überhaupt bestáán zullen hebben. De mens is geschapen om te kijken en te luisteren, verwonderd te zijn en tot bewondering te komen.’

kader
De Vlamingen
De Vlamingen lijken een internationaal erkend theaterpatent op danstheater, lijfelijk muziektheater, expressief-absurdistisch beeldend theater, schouwspelen met vaak een katholieke inslag te hebben.
Anne Teresa de Keersmaeker, Jan Fabre, Guy Cassiers, Needcompany, Vandekeybus, Blauwe Maandag Compagnie, Compagnie De Koe behoren alle tot een Vlaamse lijn die rechtstreeks doorloopt naar FC Bergman, Abattoir Fermé en, bijvoorbeeld, Kris Verdoncks A Two Dog Company anno nu.

kader
Stadsschouwburg Amsterdam en Alain Platel
Stadsschouwburg Amsterdam volgt Alain Platels compagnie C. de la B. al jaren. Onder meer de voorstellingen En Avant, Marche!, Tauberbach, Coup Fatal en Gardenia waren er de voorbije jaren te zien.

kader
Holocaustmonument
Het Denkmal für die ermordeten Juden Europas in Berlijn is opgericht ter herdenking van de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het bestaat uit 2711 betonblokken, variërend in hoogte en een onderlinge tussenruimte van 95 centimeter.

kader
Mozarts dood
Na een uitvaartmis in de Stephansdom te Wenen werd Mozart in 1791 begraven op de Sankt Marxer Friedhof in wat waarschijnlijk een massagraf was. Pas in 1855 werd de waarschijnlijke locatie ervan vastgesteld, al bestaat absolute zekerheid daarover nog steeds niet.

Requiem pour L.
V
r 19 en za 19 mei, 20.30 uur
Stadsschouwburg Amsterdam
Info & tickets http://www.ssba.nl

Onvrouw

Mozarts ‘Cosi fan tutte’ bij Nederlandse Reisopera

Vertrouwt u uw vrouw? Ach, vertrouwt zij u? Een ‘school voor geliefden’, zo ondertitelde bijna 250 jaar geleden Mozart Cosi fan tutte. Maar wat zegt zijn muzikaal magistrale dijenkletser over vrolijke vrouwelijke ontrouw ons nu nog?

Cosi fan tutte: een verhaal over liefde en overspel, met twee jonge officieren die zeker zijn dat de zusjes Dorabella en Fiordiligi hun altijd trouw zullen zijn. Voor de oudere Don Alfonso is dat een leuke weddenschap. En binnen vierentwintig uur zijn de vier geliefden een pijnlijke ervaring rijker. In februari werpt Xander Straat zich bij de Nederlandse Reisopera op Mozarts erkende meesterwerk waarvoor Da Ponte het libretto leverde, net als voor de opera’s Don Giovanni en Le nozze di Figaro.

“Ach”, relativeert Xander Straat op de opmerking dat Mozart niet eens in staat was zijn lopende schulden af te lossen met werk-in-opdracht Cosi fan tutte. “Mozarts bewonderaars zeiden in de tijd dat de opera als onzedig werd aangemerkt, dat geldnood zijn drijfveer was. Uit eigener beweging zou hij nooit zoiets vunzigs hebben gemaakt”. Mozart was, volgens Straat, populair gezegd een ZZP’er. Straat: “Naast compositieopdrachten van vorsten en andere hooggeplaatsten leefde Mozart vooral van de pianoconcerten die hij voor de toen opkomende klasse van de bourgeoisie in Oostenrijk gaf”. Geen thuisfluiter niettemin: “Vergis je niet in hem: Mozart beschimpte graag de personages in zijn opera’s en zette daarvoor uitgekiende muzikale middelen in”.

Muzikaal mag Cosi een wonder van vernuft en melodie heten; de vertelling is een raadselachtig aandoend relaas. Want wát was eigenlijk de boodschap die schuilgaat achter Cosi fan tutte, gedaan bij monde van de orakelende Don Alfonso, namelijk dat vrouwen a priori ontrouw zijn – en die mening gratis hardop twee verliefde mannen op de mouw speldt? Zijn alle vrouwen daarmee hoeren? Het mondt uit in een ontluisterend vrouwbeeld. Of is het Mozart die juist een dikke middelvinger optrekt naar de burgerlijkheid?

Weerslag
Want Cosi is, allicht, op te vatten als een weerslag, een kind van de tijd waarin het geboren werd. Geënt op de roman Liaisons Dangereuses, die toen net uit was. Ook wordt hardop gefluisterd dat hier en daar autobiografische trekken van beide operamakers in het libretto zijn opgenomen. “Mozart schrijft in een brief aan zijn vader dat hij geregeld last had van venerische ziekten en eindelijk eens wenste te trouwen, niet langer dag in dag uit naar de hoeren wilde. Dat zegt ook wat over die tijd”.

Mozarts geesteskind was meteen een doorslaand succes, maar verdween niettemin allengs van het ijzeren operarepertoire – om pas een eeuw terug weer ten tonele te verschijnen in de Europese operahuizen. “Lange tijd werd Cosi gewoonweg genegeerd, als onzedig beschouwd”. En aldus verandert mettertijd de zienswijze op de twee-eenheid seks en liefde.

Al het voorgaande verklaart – toch tenminste ten dele – de fascinatie die regisseur Xander Straat voor deze opera buffa uit 1790 opvat. Straat: “De openlijke en olijke worsteling met seksualiteit tussen man en vrouw in Cosi fan tutte, rond vragen over monogamie en bigamie, die is in de kern eeuwigdurend van karakter. Toen en nu actueel. Hedendaagse wetenschappers hebben verschillen in stofwisseling tussen man en vrouw aangetoond. Desondanks is het frappant dat tot op de dag van vandaag een man die pronkt met meerdere vrouwen als statusverhogend wordt bejegend, terwijl een vrouw, andersom, dan al snel als hoer wordt weggekeken. Maar de vraag blijft gloeien: Liefde, wat is dat in de kern dan toch?”

Is Cosi na bijna 250 jaar aan uitvoeringspraktijk langzamerhand niet uitgekauwd? Straat: “Ik zoek naar een versie van Cosi die respect betoont aan de oorsprong van het werk. Mijn Cosi wordt wel een hedendaagse enscenering, maar eentje die dan wel iets universeels behoudt. Het moet in ieder geval zeker niet naar een opgeplakte actualisering rieken. Geen enkele toeschouwer zal de zaal verlaten zonder na te denken over wat trouw en vertrouwen op persoonlijk niveau betekenen. Ik wil graag een betekenislaag toevoegen”, zo belooft hij.

Ontwikkeling
Xander Straat doorloopt een opvallende carrière. Na een studie architectuur aan de TU Delft stapte hij over op de toneelschool, acteerde bij vooraanstaande Nederlandse toneelgezelschappen, zoals tot voor kort in Anne. Hij regisseerde muziektheaterproducties bij Belcanto, Het Gelders Orkest, het Internationaal Danstheater, de Dutch National Opera Academy en het Grachtenfestival.
Bij de Nederlandse Reisopera regisseerde hij Candide en Il segreto di Susanna), het OperaGala met het Nederlands Blazers Ensemble en vorig jaar de ‘reality opera’ The News op muziek van Jacob ter Veldhuis. Maar zo’n grote opera als Cosi fan tutte, dat is andere koek. “Mijn vuurdoop eigenlijk, en ook mijn vuurproef, want zo’n grote titel. Mijn motto? Je moet je blijven ontwikkelen. En in de toekomst blijf ik ook acteren, hoor”.

Nationale Reisopera met Cosi fan tutte. Met o.a. Gelders Orkest / HET Symfonieorkest onder leiding van Arnaud Oosterbaan. Tournee door Nederland. Meer informatie op reisopera.nl.

Magie zonder te goochelen

Fred Delfgaauw, 30 jaar theatermaker

Fred Delfgaauw is een magiër, maar dan wel een die het theater voorop stelt. Zijn voorstelling Minder = Meer is nu voor het laatst in Den Haag te zien, want na dit seizoen stopt hij ermee.

Als gevolg van laten we zeggen een misverstand, zat de Koninklijke Schouwburg die avond, ergens aan het eind van de tachtiger jaren, vol met bezoekers die verwachtingsvol uitkeken naar een revue van Jos Brink. In plaats daarvan kreeg het publiek een theatervoorstelling van Fred Delfgaauw, toen nog Studio Peer geheten, voorgeschoteld. In zijn eentje, omringd met poppen en lappen verbeeldde hij een sublieme, volwaardige Mozart. Hij ontpopte zich als een rasverteller die op fascinerend wijze in dialoog wist te treden met zichzelf. Monden vielen van verbazing open, na afloop klaterde in de beroemde bonbonnière een ovationeel applaus neer. Iets soortgelijks had hij eerder al gedaan op beroemde teksten van Beckett en Ibsen. ‘Hij is alleen eigenlijk een heel leger’, meende Herman van Veen vijf jaar geleden ter ere van zijn toenmalige zilveren podiumjubileum. “Magie zonder te goochelen”, noemt hij het zelf. Toch, zo bekent Delfgaauw, heeft hij zich nooit ‘een echte poppenspeler’ gevoeld: “Ik ben een theatermaker, iemand die stemmenkunst en lichtontwerp bij elkaar brengt en daarbij gebruik maakt van poppen op het podium”. Nu, ja: poppen? Hij construeert personages met niet veel meer dan een rubberen masker of een pruik op zijn hand, met eventueel een lap, een morsige regenjas of een jurk erbij. Dat is niet alleen knap, dat is ook ontroerend en grappig. Delfgaauw: “Is het niet de droom van iedere kunstenaar om met zo min mogelijk zoveel mogelijk te zeggen?” Door de regieadviezen van Karel de Rooij (Mini & Maxi) is hij steeds op zoek gegaan naar de perfecte eenvoud. “Karel is een groot vakman. Het is door hem dat ik nu op een heel leeg toneel sta, in de eerdere voorstellingen had ik vaak hele decors.”

Nu, ruim een kwart eeuw later, weet een groot deel van de bezoekers van toen nog altijd blindelings de weg naar zijn voorstellingen te vinden. De oud-Hagenaar heeft in de tussentijd tal van producties uitgebracht: miniatuurtjes over Don Quichot, over Carmiggelt, en naar aanleiding van de dood van zijn vader, De Terugreis. Hij won de Toneelpublieksprijs en werd daarna nóg ettelijke malen voor diezelfde onderscheiding voorgedragen. Eigenlijk is het een raadsel dat Delfgaauw nooit is doorgestoten in de richting van (inter)nationale roem, want zijn taal van zinsbegoochelende tovenarij is er een die werkelijk iedereen kan voelen en begrijpen. Zijn jubileumvoorstelling Minder = Meer speelt hij nu, na zes jaar, nog steeds, avond aan avond, overal met veel succes. De voorstelling is een indrukwekkende compilatie van niet minder dan 31 jaar vakmanschap in een theatervorm die uniek is en die hij tot in de puntjes beheerst. De voorstelling bestaat uit een aaneenrijging van zijn bekende hits, zoals ‘De hilarische baby, ‘De mannen aan de bar’, ‘De meesterlijke doktoren’ en ‘Het Schitterende Sprookje’. “Het is een programma waarin ik steeds andere fragmenten uit mijn voorstellingen laat zien. Iedere avond is dus weer compleet anders. Dat houdt mij én mijn publiek scherp.” Van routine is geen sprake. “Plankenkoorts, dat went nooit. Het is alsof je in de wachtkamer van de tandarts zit”.

Hij richtte een eigen theater op in de binnenstad van Gorinchem, zijn vaste woonplaats sedert zo’n twintig jaar: Peeriscoop. Een theater is niet slechts een grotere tv dan thuis; het wezen van theater is dat je willens en wetens een avontuur wilt aangaan, theater is in essentie magie. Aan het medium tv heeft hij dan ook een broertje dood. “Waar tv een uiterst passief medium is dat vaak de hang naar domheid bevestigt, dient de theaterbezoeker alle luiken open te zetten. Hij zegt zich te ergeren aan de formats die voor theateritems en in het bijzonder voor hemzelf geen plaats in lijken te willen ruimen. “In een van zijn Centuriën voorzag de middeleeuwse wijsgeer Nostradamus eerst de opkomst en vervolgens de val van de huidige beschaving en het kapitalisme als gevolg van Koning Eenoog. Kijk wat er nu gebeurt: de tv, de laptop, het mobieltje. Allemaal eenogigen”.

Delfgaauw trad altijd al graag buiten de sporen van het genre, maakte voorstellingen met cabaretier Sjaak Bral (“’cabadrama’ werd het genoemd”), was te gast op Festival Classique, deed mee aan de benefietavond voor Den Haag Centraal. Hoewel hij het niet hardop zegt vreet het gebrek aan erkenning aan hem, helemaal nu na zo’n 31 jaar het eindspel van gepassioneerd theatermaken lijkt te zijn ingezet. “Na al die jaren van vervoering krijg ik per 1 januari opeens geen subsidie meer. Daarmee vervalt de basis voor mijn unieke vorm van theatermaken.” Theater Peeriscoop zet hij vooralsnog voort, en uiteraard wil hij de reeks voorstellingen van Minder = Meer, De Verteller en Vliegen met een Vleugel die hij tot ver in 2013 speelt tot een succes maken.
De voorstelling van Minder = Meer in Den Haag is trouwens een bijzondere. Als jonge jongen kreeg Fred tekenles in het atelier van kunstschilder Poen de Wijs. Deze Haagse realistische schilder is onder meer bekend geworden met de portrettenreeks over Mini & Maxi en met de covers van muziekgroep Flairck. Na vele jaren kwamen zij elkaar weer tegen en er ontstond spontaan een plan om een serie schilderijen over Fred te maken. Over zijn voorstellingen, zijn theatrale werkelijkheid, markante koppen en verrassende illusies. De expositie van de intussen ernstig zieke De Wijs wordt op zaterdag 13 oktober geopend door Sjaak Bral en de Commissaris van de Koningin van Zuid-Holland, en is tot eind november te zien in galerie De Twee Pauwen.

Minder = Meer van Fred Delfgaauw is te zien in Theater Diligentia op zaterdag 13 oktober 2012. Meer informatie op www.diligentia.nl en www.delfgaauw.nl. Telefonisch reserveren op: TEL.NR.

Kader:
Karel de Rooij over Fred Delfgaauw

“Mensen zijn helemaal verbaasd als ze hem aan het werk zien”, zegt De Rooij. “En ik ben er trots op dat ik hem mag regisseren. Hij is een van de meest onderschatte grootheden van dit land, een talent zoals we dat in Nederland maar nauwelijks kennen. Elke keer dat ik hem aan het werk zie, gebeurt het weer: het onmogelijke, het ondenkbare. De avonden dati k hem in het theater aan het werk zag, behoren tot mijn gedenkwaardigste theateravonden”.

Mozarts geliefde spreeuw

ALBA Theaterhuis: WAM, Mozart met Andere Woorden

Het is 4 juni 1787. En we bevinden ons in een dierencrematorium. Het is een prachtverhaal, zonder meer. Theatraal ook. Zelfs – of juist – als je bedenkt dat eigenlijk alles al wel ge- en beschreven is over Mozart. De wetenschappelijke Neue Mozart Ausgabe is al jaren geleden aangevuld met de laatste supplementen. Moedig ook om een jonge schrijver een schrijfopdracht te gunnen.

ALBA Theaterhuis weet te verbazen met een fraaie anekdote die is opgeduikeld over het wonderkind. Op 27 mei 1884 schreef Mozart in zijn aantekeningenboekje dat hij een spreeuw had gekocht. Niet veel later noteerde hij een thema uit zijn 17e pianoconcert (KV 453) dat de spreeuw geïmiteerd bleek te hebben, al bleek het diertje de passage een halve noot verhoogd te hebben. Als in 1787 zijn geliefde spreeuw sterft is Amadeus bijkans ontroostbaar. Met een paar vrienden begraaft hij het diertje, zingt liederen en draagt hij een eigenhandig geschreven gedicht voor. De dood van zijn vader, acht dagen eerder, bezorgde hem veel minder hartzeer. Het eerste werk dat Mozart na diens dood voltooide is Ein Musikalischer Spass (KV 522), volgens Mozart een muzikale grap – en volgens tegenwoordige musicologen eerder een ode aan de spreeuw dan een parodie op de musici en componisten van zijn tijd.

Mozart hield van dieren – maar ook van biljarten, kegelen en kaartspelen. Hij hield katten, honden en vogels, Mozarts ouders hadden een kanarie en voor zijn hond Bimperl componeerde hij een onvoltooide aria.

Het is 3 februari 2006. En we bevinden ons in een Mozart-jaar. Maar weer eens. Deze keer gaat het om de viering van zijn geboortejaar. En ALBA theaterhuis pakt de handschoen op.

ALBA is begin 1999 opgericht door artistiek leider, regisseur en actrice Saskia Mees (o.a. De Appel), als zij het initiatief tot twee theaterworkshops, o.a. op de Haagse Hogeschool, ter voorbereiding van het stuk Het Huis ALBA in een bewerking van Mees van Het Huis van Bernarda Alba van Lorca, najaar 1999. Het bleek een succes en na jaren van poetsen wordt de groep inmiddels financieel en structureel ondersteund door de gemeente Den Haag en het ministerie van O.C. en W., vooral met daarbij het oog gericht op jongeren. Recentelijke producties zijn De Sterkste / The Stronger en Bloedbruiloft, dat op Oerol 2005 een hit was.

Het Haagse Alba wil de poëtische kracht van taal en muziek koesteren en thema’s en stukken kiezen ‘die universele waarden hebben’, zo leert hun website. De groep afficheert zich op die plek ook als een grensverleggend theaterhuis.

Een van de opdrachten die ALBA zich bovendien heeft gesteld is het laten schrijven van nieuwe theaterteksten. Telg uit de beroemde Haagse toneel- en Appelfamilie Aus Greidanus jr. werd gevraagd. Greidanus jr.: ‘Wat me boeit in de combinatie van Mozart, muziek en theater is de vraag of taal muziek kan worden, en of muziek juist ‘talige’ betekenis kan krijgen. Een van de essenties vind ik, dat je iets zegt over deze tijd. En kan dat ook met muziek?’, zo vraagt hij zich af.

De brug naar de moderne tijd wordt geslagen door het stuk te situeren in een dierencrematorium. Greidanus is er echter niet in geslaagd van taal muziek te maken, of vice versa. Dat zou ook wel erg hoog gegrepen zijn voor deze jeune homme van het Nederlandse toneel.  Grootste bezwaar is echter dat het stuk al te anekdotisch van aard is, en er weinig verbeelding in is gelegd. Het is daarmee een wat platte vertelling over een typische Mozart-aberratie geworden. Maar met de voorliggende tekst moet het ook wel hondsmoeilijk zijn geweest om er meer te doen dan er is gedaan.

Een ander bezwaar is dat er nauwelijks identificatie met een van de spelers volgt. Er wordt flink gestapeld, maar dat wil maar niet leiden tot enige (be-)roering. Het kan overigens zijn dat het stuk wel degelijk werkt voor jongeren – laten we zeggen tot een jaar of 20. En dat is wellicht ook de doelgroep. Bovendien is een verzachtende omstandigheid dat ik een try-out zag – en natuurlijk kan er nog veel na de première ten goede keren. Ook dat is theater. Voor het overige zien we een ‘klassieke’ en wat stereotiepe Mozart, vrijwel gemodelleerd naar het personage dat ons in de film Amadeus van Milosz Forman ooit is voorgeschoteld. Neemt niet weg dat Mohammed Azaay de rol met verve en uiterst vloeiend speelt en zingt. De bijdragen van de twee zangeressen /actrices komt daarentegen minder uit de verf.

Gezien op 15 januari 2006 in Theater aan het Spui, Den Haag.