Den Haag door de ogen van een wereldreiziger

Dolf de Vries publiceert Amerika in een rugzak

Zijn laatste reisboek opent hij met een citaat uit Goethes werk, en eindigt met praktische tips. Dolf de Vries, acteur, schrijver en op en top Hagenaar, ten voeten uit. Hoe trekt Den Haag voorbij aan een man die al decennialang de helft van het jaar door het buitenland reist. Onlangs verscheen zijn twaalfde reisboek in een reeks: Amerika in een rugzak.

“Naar huis. We moeten nu ergens in de buurt van het verhuurbedrijf van de camper zijn, maar alles lijkt op elkaar, welke weg moeten we in? (…) Eindelijk zien we achter een hek een aantal campers met achterop een afbeelding van het Vrijheidsbeeld. We zijn er. (…) Hetzelfde meisje, van dezelfde omvang. Voor haar zijn we gewoon klanten. Gelijk heeft ze. We verlaten haar kantoor en ik zoek naar onze camper. Maar die is inmiddels naar de parkeerplaats gereden en daar staan, netjes op een rij, wel dertig exact dezelfde campers. We staan voor een muur van Vrijheidsbeelden.”

Het zijn zulke bespiegelingen die de reisboekenreeks ‘in een rugzak’ van Dolf de Vries, ras-Benoordenhouter en prototype van de Hagenaar, gerespecteerd toneel-, tv-, en filmacteur, de moeite van het lezen waard maken, zelfs als je het land in kwestie niet van plan bent te bezoeken.

Hij zou nooit in enig ander land willen wonen. “Ierland uitgezonderd. Daar heb ik tien jaar een tweede huis gehad. Heerlijk, die stilte daar, de mensen. Het enige land waar je met een boer over literatuur kunt praten.”

Herinneringen en een tropenhelm aan de muur, tikkeltje sjofele crapaud en dito salontafel aan de raamkant, boeken in het gelid aan de wand ertegenover. In september is de Oekraïne zijn volgende reisbestemming. Maar zijn uitgever ziet dat plan nog niet zitten. Hij gaat niettemin. Hij ziet wel. Veel heeft hij immers niet nodig. Want voor zijn camper kiezen hij en zijn vrouw als standplaats meestal “ergens een bosje linksaf, een fabrieksterrein na zessen of een stille buitenwijk”. Voor het overige praat hij vooral veel, met de onderdanen van het land waar hij vertoeft, of het nou in een kroeg is, een museum of gewoon op straat. In een poging zijn gesprekspartners te doorgronden, begrijpen dan toch op zijn minst, zet hij die gesprekken steevast ‘provocerend’ en ‘direct’ in. In zijn boeken meet hij zich evenwel geen oordeel over hen of hun land aan, hij zoekt de nuance, de tegenkant, het onvermoede perspectief. Van hem geen oneliners. Hij omschrijft zichzelf als een beroepstwijfelaar, een observant, onderzoeker of waarnemer, meer dan een deelnemer.

Ook als hij door zijn zelfgekozen vakantiebestemmingen ‘passeert’, laat hij het liefst zijn pen spreken, laat hij in ieder geval geen opgeheven vingertje zien en poneert hij geen voor generalisaties vatbare stellingnames: “De arrogantie dat ik iets te zeggen zou hebben. Er wordt toch al zoveel geoordeeld – in Nederland ook.”

Hoewel zijn geboortestad verlaten hem nauwelijks moeite kost, valt de teruggang naar de residentie hem soms moeilijk. Zo schrijft hij in zijn laatste reisboek, over de Verenigde Staten: “Naar huis. Waar heb ik eigenlijk de huissleutels gestopt? En de paspoorten? Zal er iemand op Schiphol staan om ons af te halen? We zijn nog altijd in Amerika, wat zou er gebeuren als we om zouden draaien en nog een paar maanden weg zouden blijven? Wil ik dat of ben ik eraan toe naar huis te gaan?”

“Begrijp me goed”, zegt hij, als ik hem thuis spreek in zijn werkkamer annex bibliotheek in het gegoede Benoordenhout, “het is altijd weer heerlijk om terug te zijn. Of je nu drie dagen in Maastricht logeert, dan wel vijf maanden aaneengesloten aan de andere kant van de wereldkloot bent, dat maakt niet uit. Maar terugzijn en de verrassing daarvan, die duurt hooguit een dag. Daarna vraag je je al snel af waarom alles moet gaan zoals het nu eenmaal gaat”.

Hoe was het?, vragen ze hem als hij weer thuis is. De Vries: “Na een reis door welk land, Zuid-Afrika, Jordanië, Syrië, Australië of welk continent dan ook, werd mij dat steevast gevraagd. Na mijn laatste reis, door Amerika, werd mij gevraagd: “En, hoe was het?” Een opmerkelijk verschil. In dat woordje ‘en’ zit precies verpakt wat de Nederlander voelt en denkt wanneer hij het over Amerika heeft. Iedereen meent stelling te moeten nemen. De een is pro, de ander contra. Over een neutrale belangstelling kun je moeilijk spreken.”

Piepklein Washington
De ene helft van het jaar reist hij zich een ongemak, de andere schrijft hij erover terwijl hij zich met zichtbaar plezier door het statige Den Haag beweegt. Hoe ziet de stad eruit door de ogen van zo’n semi-permanente reiziger? Hij steekt een sigaartje op, zijn tweede inmiddels. Doet hij anders nooit, twee. Alleen nu, nu hij op zijn praatstoel zit en zonder voorbehoud over zijn geliefde Den Haag kan spreken. “In Den Haag hoef je niets, en dat past wel bij mij. De mensen van deze stad zijn niet uitgesproken in je geïnteresseerd, hier kun je volkomen jezelf zijn, ontspannen. ‘Waar was je?’, vragen mensen me hier na weer een maandenlange reis. En meteen daarna gaat het alweer over hier: ‘Moet je dit horen…’. Waar winden we ons hier toch vaak zo over op? We zouden eens wat trotser moeten zijn op wat we bereikt hebben.”

Aan de andere kant noemt hij het hier “gelukkig niet zo ‘opgekloft’ als in Amsterdam”. In zijn lyrische bespiegelingen over de stad Den Haag neemt Amsterdam meer dan eens, misschien onbedoeld, een prominente plaats in: “Het is de mooiste stad van de wereld. ’n Waar feest om er te komen.” Dan, in niet mis te verstane bewoordingen: “Maar ik dank god op m’n blote knieën dat ik in Den Haag woon. In vijftien minuten met de fiets op het strand, wandelen in uitgestrekte natuurgebieden zoals Kijfhoek en Bierlap, of neem het uitzicht op het Malieveld als je het Centraal Station uit wandelt. Prachtig. Het Lange Voorhout, zonder mankeren een van de mooiste plekken op de aardbol, werkelijk waar. Doodjammer alleen dat ze er niet alle autoverkeer weren.” De stad wordt volgens hem trouwens almaar mooier. “Ga eens kijken in de Archipelbuurt. Vroeger was het daar een tamelijk armoedig zooitje, nu ziet het er prachtig uit en is het er goed toeven.” Ook de nieuwe architectuur en de hoogbouw in de stad bevallen hem wel. “Alleen het monstrueuze Scheveningen, met de afschrikwekkende bouwsels die het Kurhaus omringen, een gruwel.”

Hij verwondert zich graag over zijn stad en haar bewoners. Zo is Den Haag in zijn ogen een piepklein Washington “en Balkenende dus premier van een land waar hij in de Verenigde Staten niet eens burgemeester van een middelgrote stad zou zijn.” Uniek in de wereld is volgens zijn zeggen ook dat er nergens anders twee frontaal tegen elkaar opboksende dialecten leven: “De aardappel van de chique, bekakte en soms wat pedante en arrogante Hagenaar staat tegenover de klank en de onovertroffen humor van het Zuiderpark. Zo’n enorm cultuurverschil in één stad, dat heb ik nergens anders meegemaakt. De stereotiepen die er het gevolg van waren, daar heb ik weleens last mee gehad. In mijn acteursbestaan wilde ik graag eens een boef spelen. Dat mocht, maar dan moest ik wel een gentlemanboef zijn. Als model-Hagenaar moest ik altijd de nette rollen doen, een advocaat of notaris of zo.”

Stad van kunst en cultuur
Den Haag is een smeltkroes van culturen geworden, een mengelmoes die internationaal kan wedijveren met tal van andere wereldsteden. “Eens zijn wij uitgezworven over de wereld, we moeten niet opeens vreemd opkijken nu zij hierheen komen. Over 25 jaar zal de verkleuring van Den Haag absoluut een verrijking blijken te zijn.”

“Den Haag als kunststad? In Amsterdam gebeurt het! Het is hier echt wel een onsje minder. Tel het aantal voorstellingen er maar op na. Discussieavonden en lezingen, daarvoor moet je echt in Amsterdam zijn. Er zijn Hagenaars die me van trots vervuld laten weten dat ze weer eens naar het Koninklijk Concertgebouworkest zijn geweest. De air waarmee ze dat vertellen… alsof ons eigen Residentie Orkest zoveel minder is. Nee, we zouden best wat trotser kunnen zijn op wat we hier bereikt hebben. Het is hier op vele vlakken echt eredivisieniveau.” In het buitenland krult zijn neus er vaak van: “Als ik Bernard Haitink in Boston zie dirigeren in de plaatselijke concerthal bijvoorbeeld.” Ook heeft hij ondervonden dat het toneel en de dans uit Nederland in het buitenland hoog staan aangeschreven. Het is voor De Vries aanleiding om eventjes om te kijken naar het toneel- en theaterleven in Den Haag zoals dat er jaren her is geweest: “De Haagsche Comedie was indertijd echt Nederlands eerste gezelschap met beroemde acteurs als Paul Steenbergen, Albert van Dalsum, Bob de Lange, Ida Wasserman. Zo’n vast tableau is er in Den Haag helaas niet meer. In café De Posthoorn zie je de acteurs die nu aan de top staan al helemaal niet meer.”

Den Haag als hofstad
Internationaal zit het dus wel snor met de reputatie van de hofstad. In het buitenland snappen ze niets van de historische verdeling in een hoofdstad en een hofstad. “Het koningshuis vinden ze altijd enig. Het verleent Den Haag cachet. Voor mezelf: als Beatrix morgen haar intrek zou nemen in het paleis op de Dam, dan zou ik daar geen moeite mee hebben. Afschaffen hoeft niet, zolang ze maar geen domme dingen doen.”

In het buitenland staat Den Haag ook terdege te boek als stad van het recht, en ook het Vredespaleis staat op hun netvlies. De Vries: “Zonder die rechtsinstanties waren we echt een dorp.”

Meer informatie: www.dolfdevries.nl

 

Advertentie