‘Vrouwenfiguren fascineren me’

Susanne Kennedy bij Toneelgroep Amsterdam

Eerder dit seizoen regisseerde ze Hideous (wo)men met BoogaerdtVanderSchoot bij Toneelgroep Oostpool en deed daarbij haar reputatie als toonaangevend maakster van grensverleggend theater eer aan. Nu is er De pelikaan, bij Toneelgroep Amsterdam.

Strange magic. Susanne Kennedy’s per definitie grensverleggende, filmische theaterregies etsen, vreten en bijten zich vrijwel meteen en nietsontziend een baan naar je langetermijngeheugen, die vaak toch al bekraste ziel. Geometrisch verknipt ze teksten van grote toneelschrijvers uit het verleden en brengt die terug tot vrijwel een enkel A-viertje. Tot oneliners die door de acteurs aldoor worden herhaald, als een naald die in de groef van een grammofoonplaat blijft hangen. In Den Haag hebben we, gelukkig, al heel wat voorstellingen van haar kunnen zien want ze was lange tijd kind aan huis bij het Nationale Toneel. Ze heeft inmiddels haar vleugels uitgeslagen en is gaan freelancen. Nu is ze neergestreken bij Toneelgroep Amsterdam. Opnieuw zet ze daarbij de tekst van een erkend toneelschrijver volledig naar haar hand: August Strindberg (1849-1912) en De pelikaan, een van zijn vier zogeheten kamerspelen, die volgens de meester zelf dienen te klinken als een sonate.

Strindberg staat te boek als uitvinder van de moderne eenakter, die het onderbewuste beschreef, geldt als wegbereider van vele modernistische stromingen en inspirator van het surrealisme. Strindberg bezag de strijd om het bestaan als strijd der sexen. Hij staat bekend als ‘vrouwenhater’. Dat voert misschien wat ver, al is zijn stuk De Vader rabiaat te noemen. Maar wél zijn het stuk voor stuk dankbare kolfjes naar de hand van Kennedy. “Ik heb een fascinatie voor Scandinavische kunstenaars en schrijvers”, bekent ze, “de films van Lars von Trier behoren tot mijn favorieten. Wat Strindberg aangaat, hij heeft met zijn kamerspelen een mooie vorm gevonden die balanceert op de grens van naturalisme en magisch-realisme, tussen droom en daad”.

In De pelikaan draait alles om de moeder. Als de familie in het ouderlijk huis samenkomt, vlak na de begrafenis van de vader, wordt een opzienbarend gezinsleven onthuld. De moeder, hier schitterend gespeeld door Marieke Heebink, eist niet-aflatend en met grote gulzigheid alles voor zichzelf op, tot de geliefde van haar bloedeigen dochter aan toe. Eveneens zeer ‘des Kennedy’s’: “Vrouwenfiguren fascineren me. En deze moeder is een heks, een monster dat haar kinderen uithongert, mishandelt dus. Hans en Grietje maar dan omgekeerd. Een vrouw in een andere hoedanigheid dan de gebruikelijke, dat gegeven interesseert me mateloos. Dat komt veel terug in mijn regies. Ik ben voortdurend op zoek naar interessante vrouwenrollen”. Verwacht evenwel geen uitgesponnen verhaal bij Kennedy. “Wakker worden. Ontwaken. De wil, daar gaat het voor mij in dit stuk om”. Kennedy haalt in De pelikaan de ‘zwartkijkerfilosoof’ Schopenhauer aan: ‘Wij komen er liever openlijk voor uit: Wat er na de volledige opheffing van de wil overblijft, is voor al diegenen die nog vol zijn van de wil, inderdaad niets!’ Maar met uitzondering van de zoon in het stuk lijkt niemand wat dan ook te willen. Als emotieloze, mechanisch bewegende poppen bestaan zij voort. “Van de speelstijl die ik van mijn spelers vraag, wordt dat inderdaad vaak gesteld”, zegt Kennedy. “Maar vergis je niet. Het is het moeilijkste dat je een toneelspeler kunt vragen te doen: een implosie weergeven, een emotie naar binnen uit te drukken, terwijl het spelen van een explosie hen nog het meest geleerd is te doen”.

De pelikaan door Toneelgroep Amsterdam is op donderdag 10 april te zien in de Koninklijke Schouwburg. Meer informatie op www.tga.nl en www.ks.nl . Telefonisch kaarten reserveren: 0900 – 3456789.

Advertentie

‘Een laagje van craquelerende vernis’

Els Dottermans als Petra von Kant, geregisseerd door Susanne  Kennedy

In De bittere tranen van Petra von Kant zoeken zes vrouwen naarstig naar hun bestaanskern. Els Dottermans speelt de titelrol van de onsympathieke Petra von Kant. “Een afstotelijke vrouw die geen enkele relatie in stand weet te houden.”

“Vréselijk”, zegt hoofdrolspeelster Els Dottermans. “Werkelijk vreselijk”, herhaalt ze, “en vooral zo sáái en tráág ook. Die enorme aversie die wij allemaal voelden tegen die afstotelijke, mechanisch reagerende vrouwen en de kille distantie die we voelden toen we de filmversie bekeken! We vonden die bedreigend en problematisch voor de voorstelling die we toen op het punt stonden te gaan maken.” De gevierde Vlaamse actrice, die na bijna vijfentwintig jaar vrijwel alle Nederlandse en Vlaamse podia heeft bespeeld, vertolkt de gelijknamige rol van grillige, manipulatieve en hypersensitieve maar ook mondaine, gevierde en ontspoorde modekoningin. “Fassbinder legde een laag over de personages heen, een broos laagje van craquelerend vernis dat ‘uiterlijke omgangsvormen’ heet, of, preciezer: foute omgangsvormen.” Dottermans heeft het over de verfilming die de Duitse cineast Rainer Werner Fassbinder in 1971 maakte van zijn eigen tekst. “Laten we het maar op het woord ‘gedateerd’ houden”, besluit ze.

In Fassbinders door velen als magnum opus beschouwde werk lijkt de gelijknamige en gearriveerde upper-class modeontwerpster uit Bremen gedesillusioneerd te zijn in de liefde, totdat ze door een bezoek van een goede vriendin bij toeval in contact komt met de onomwonden en jeugdige Karin Thimm, klaarblijkelijk een lower-class meisje uit Frankfurt, dat zich aanvankelijk al te graag laaft aan de met dagelijkse champagne omklede seksueel getinte en bezitterige avances van Von Kant, maar het uiteindelijk toch niet blijkt te kunnen stellen zonder de door Von Kant versmade mannenliefde.

Toen de uiterst talentvolle jonge regisseuse Susanne Kennedy haar vroeg voor de titeltrol, wist Dottermans eerst niet goed wat er van haar zou worden verwacht. “Ik had nooit eerder met haar gewerkt en nooit eerder voorstellingen van haar gezien. Toen ik haar sprak over het stuk en daarbij bleek dat zij dezelfde mening over de film was toegedaan, was het ijs tussen ons meteen gebroken.” En, belangrijker, was de interesse om de rol te spelen definitief bij haar gewekt: “Zij zag het stuk allereerst als een soap, een in de kern ogenschijnlijk simpel verhaal over machtsrelaties tussen vrouwen onderling, en over omgangsvormen die vrouwen gebruiken om elkaar voortdurend te kunnen manipuleren. Vrouwen die, soms gelijktijdig, de rol spelen van dochter, moeder of vriendin – en zich alleen al daardoor volcontinu onder spanning voelen staan.”

Onbehaaglijk
Het beeld dat dat oproept wordt versterkt door de kenmerkende, compromisloze en stijlvaste regie van Susanne Kennedy. Ook voor deze voorstelling creëerde de Duitse een op het oog buitenissige, weerbarstige en onwelgevallige pruikenparade, die bij kijkers vaak een uiterst koele, vervreemdende uitwerking heeft, en die de verbeelding op hol doet slaan. In deze productie is dat ook zo. “Ik heb voor de lelijkheid en kleurloosheid die zij van haar spelers eist, en die er in essentie op neer komt om volledig emotieloos te spelen, enorm hard moeten werken. En je moet daarbij in staat zijn om volledig mee te gaan in de ranzige, zuurstokroze maar spannende en bij tijd en wijle komische snoepwinkel die zij om je heen bouwt. Je kunt bij haar niet op intuïtie alleen spelen.” Dat heeft volgens Dottermans onder meer te maken met de manier waarop Kennedy toneel beschouwt: ze is van mening dat vrouwen in het toneel vaak worden geportretteerd als min of meer willoze, zielloze ledenpoppen die aldoor een slachtofferrol wordt gevraagd aan te nemen – en worden alleen al daardoor tot afstotelijke wezens.
Kennedy stelt zich in haar regies in abstracto de vraag wat er zou gebeuren als nu eens een vrouw in plaats van een man op het toneel hunkering of begeerte toont. Dottermans: “Stel je voor dat Hamlet een vrouw zou zijn, wat zouden we dan van deze Hamlet vinden? Het is deze onbehaaglijkheid die Kennedy graag wil overbrengen op het publiek. Ze wil het vastgeroeste man/vrouw-beeld doorbreken en zelfs op z’n kop zetten.” Die rolomkering is in dit stuk voor zes vrouwen dubbel interessant, want Fassbinder stak zijn uitgesproken homoseksuele geaardheid niet onde stoelen of banken. Volgens Dottermans is zijn creatuur van Petra von Kant vrijwel autobiografisch. “Fassbinder werd publiekelijk altijd bewonderd en bewierookt. Maar ondertussen wist hij op persoonlijk niveau nauwelijks een vriendschappelijke relatie in stand te houden. In die zin heeft De bittere tranen van Petra von Kant zeker autobiografisch te noemen”, aldus Dottermans, die zich heeft verdiept in het leven van de Duitser.

Dottermans weet zich in deze productie, een gezamenlijke onderneming van NTGent en het in Den Haag residerende Nationale Toneel, op het podium omringd met vijf tegenspeelsters die, evenals zijzelf, hun sporen in het professionele theater ruimschoots hebben verdiend: Bien de Moor, Nettie Blanken, Betty Schuurman, Marie Vink en Lien Wildemeersch. “Zes vrouwen die een en hetzelfde podium delen, die zijn geregisseerd door een vrouw! Dat is bijzonder. En we hebben gezamenlijk nog veel plezier ook.”

De bittere tranen van Petra von Kant door NTGent en Nationale Toneel is op woensdag 14 en donderdag 15 december te zien in de Koninklijke Schouwburg. Meer informatie op www.ntgent.be en www.nationaletoneel.nl. Reserveren: (0900) 3456789.

Madenlichamen in een onheilskorset

Nationale Toneel speelt Parasieten

Het laatste oordeel van Bosch en de Triomf van de dood van Breugel: schilderijen die een apocalyptische apotheose te zien geven. In Parasieten beleven we misschien niet het einde van de wereld, maar juist de wereld zoals die nu is. Dat beweren tenminste de makers. Geweld, humor en walging vechten er om voorrang.

Galgenhumor. Nadat haar man Petrik, met de ogen stijf dichtgeknepen, zijn volle hand op haar borsten heeft gelegd, vingert hij de hoogzwangere Friderike opzichtig en breedvoerig. Zij, de ogen daarbij wijdopen houdend, ondergaat de handelingen schijnbaar mechanisch: ‘Je stinkt. Je lijkt op je moeder’, antwoordt ze. Of dit: Nadat Betsi en de kreupele Ringo minutenlang smakkend-vurig hebben getongzoend, duwt hij haar, vervuld van walging, van zich af. ‘Je hebt een versleten gezicht’, zal hij haar later toebijten. Nog eentje: ‘Mijn kind heeft teer nodig voor een zinvol leven’, zo werpt de zwangere Friderike haar zus Betsi toe als zij een sigaret opsteekt. En als ze een levend kitten van Petrik cadeau krijgt, vertrapt ze het gruwelijk.

Compromisloos. Het is gemakkelijk de krachttaal van de Duitse toneelschrijver Marius von Mayenburg (1972) terzijde te schuiven of af te wijzen. Von Mayenburg komt dat vreemd voor, ‘want heel onze samenleving neigt tot compromissen om conflicten te voorkomen. En toch komt het geweld eruit op plaatsen waar je het niet verwacht. Ik wil weten hoe dat gebeurt’, liet hij in een interview optekenen. Von Mayenburg wil het waarom van geweld verkennen en dan vooral het irrationele deel ervan. ‘‘Man doodt vrouw’, lees je dan. (…) Daar kijken we niet meer van op. We begrijpen het niet, het is bedreigend, omdat het zo irrationeel is.”

Waar mensen dicht bij elkaar staan zijn er geen makkelijke oplossingen. Dat geldt ook voor Mayenburgs Parasieten, hoewel het geweld vooral in de taal schuilt. In het stuk is Ringo, de man van Betsi, aangereden, en verlamd tot boven zijn heupen. Betsi verzorgt hem, terwijl hij haar voortdurend treitert. Friderike doet zelfmoordpogingen. Nadat ze die overleeft komt ze bij Ringo en Betsi in huis wonen. Ringo trekt dit niet en antwoordt door de eenzame buitenstaander Multscher bij hen in te trekken. De laatste heeft Ringo aangereden en dringt zich aan hem op uit louter schuldgevoel. Petrik komt ondertussen regelmatig langs om Friderike te smeken bij hem terug te komen.

Megalomane treurigheid en hyperindividualistische personages die allemaal op zoek zijn naar liefde en aandacht, maar te egocentrisch gericht zijn om te kunnen geven. Parasiterend op elkaar als madenlichamen. Als er al eens sprake is van toenadering maken hun wreedheid en hun neuroses die al snel weer kapot. Daar staat tegenover dat de horror dragelijk wordt gemaakt door zwarte humor en harde grappen. Regisseur Susanne Kennedy, vast verbonden aan het residentieel toneel: ‘De personages in dit stuk maken elkaar op verschillende manieren en uit verschillende redenen af. Het is niet afmaken om het afmaken, het is iets uit een ander zuigen dat je nodig hebt om zelf verder te kunnen. En ook al is dat vreselijk egoïstisch, ze zien tegelijkertijd in dat ze de ander wel nodig hebben. En daarin zit een soort liefde.’

Irrationeel is Parasieten in ieder geval. Zo is de speelvloer iets dat het midden houdt tussen een sauna en een leeggelopen bassin, waarin de vijf elkaar onder een allesverschroeiende zomerhitte treffen, zweterig en plakkerig. In deze omineuze roofdierkooi biedt Ringo de eerder voor hem bedoelde doodspillen aan Friderike aan, die ze ten slotte accepteert en inneemt. Een uiterst cynisch einde, terreur in het klein, om te beseffen wat een moeder het parasiterende kind in haar buik kan aandoen.

Susanne Kennedy vraagt zich in haar regie bij het Nationale Toneel af of het mogelijk is om naar geweld te kijken zonder oordeel – zoals ze ook in haar eerdere voorstellingen deed. Kennedy: ‘Ik wil graag geweld tonen zonder er een oordeel over te vellen. Zonder het te proberen goed te praten, geen excuses te verzinnen voor de geweldplegers. Gewoon geweld als gegeven bestuderen.’ Met Apeldoorn in het hoofd is dat een moeilijke zaak. Toch slaagt ze glansrijk in haar opzet. De zorgvuldige regie, het overwegend voortreffelijke spel en het sinistere toneelbeeld spannen als in een onheilskorset samen, in een poging de bezoeker in een wurggreep te krijgen. En dat lukt zowaar. Bij eerdere regies deden haar pogingen daartoe wat geforceerd aan, maar deze Parasieten beklijft. Geen gezellig avondje toneel, maar wel onvermoed een shot existentieel buikpijn.

Parasieten door het Nationale Toneel. Tot en met 30 mei in het Nationale Toneel Gebouw. Kaarten via 0900-3456789. Meer informatie op www.nationaletoneel.nl.