Springplankkunst

Lichaamskunstenaars van de toekomst

Hoe leid je aanstormend danstalent naar de internationaal erkende wereldtop van Het Nationale Ballet en het Nederlands Dans Theater? Twee gezelschappen, twee gezichten.

De jongerendivisies van de twee grote, internationaal aan de wereldtop opererende ensembles in Nederland oefenen wereldwijd enorme aantrekkingskracht uit op jonge dansers. Zij zien beide ensembles als ideale opstap. Een contract bij Nederlands Dans Theater 2 (NDT 2)  of een traineeship bij de Junior Company (JC) van Het Nationale Ballet (HNB) opent ook elders deuren en is dus heel wat bitcoins waard.

Schubert. NDT 2, jongerendivisie van het wereldberoemde ensemble. Het Balletorkest live in de bak. Fascinerend, overrompelend, bedwelmend. Abrupte lichaamsbewegingen, molenwiekende armen in het halfduister. Met een wereldpremière van topchoreograaf Marco Goecke voor de adspirantendivisie. Ook Ekmans geroemde, in goede zin lachwekkende Cacti, jaren niet meer gedanst. Alles perfect uitgevoerd, zodanig dat de zestien ‘beginnelingen’ de ‘ouderlingen’ van NDT 1 gevoeglijk naar de kroon steken.

“Met Cacti reizen we de wereld over, maar het is nu eindelijk weer hier terug,” zegt een van trots blinkende Nancy Euverink. Jarenlang was ze een gezichtsbepalende danser bij NDT. Vier jaar geleden werd ze artistiek uitvoerend leider van NDT 2, de interne rode loper en opleidingsinstituut voor een felbegeerde loopbaan bij kroonjuweel NDT 1. Ze vertelt in wat nog resteert van het thuishonk aan het Spuiplein in Den Haag, waar shovels en hijskranen buiten hun eigen choreografie dansen. Het Onderwijs- en Cultuur Complex dat er à raison van 178 miljoen euro in 2020 verrezen moet zijn, werpt zijn schaduw jaren vooruit. Het biedt straks huisvesting aan en toonzalen voor onder meer NDT en het Koninklijk Conservatorium (KC).

Verdeeld over drie jaargangen worden bij NDT 2 jaarlijks twee stagiairs en zestien afgestudeerde klassiek opgeleide dansers tot 23 jaar klaargestoomd voor de wereldtop. Zij mogen bovendien ruiken aan een aanstelling bij NDT 1. Vorig jaar stroomden vier van hen door naar de hoofdmacht.

De spoeling is dus dun. Niettemin staan er jaarlijks van heinde en verre jaarlijks zo’n vierhonderd auditanten vol ongeduld te trappelen voor een plaatsje in het tweede ‘elftal’. Zij volgen een balletles en nemen deel aan een reguliere repetitie van NDT 2. Euverink: “Het is een van de doelstellingen van NDT 2 om jonge talenten kennis te laten maken met uiteenlopende danstalen, technieken en werkmethoden. Het werk van onze choreografen is daarin uiteraard bepalend. Het gaat ons om creatie. We willen dansers die bereid zijn alles wat ze eerder hebben geleerd, overboord te gooien. NDT 2 is een ‘creation pool’. Ook voor vele choreografen is NDT 2 vaak een startpunt.”

Ze worden ook in mentaal opzicht getest. “We willen assertieve theaterdansers. We vragen ze daarom een solo te dansen die ze zelf hebben gemaakt. Zo zien we beter of iemand kan doorgroeien naar een theaterpersoonlijkheid.” Dat verschilt, volgens Euverink, van de focus die HNB richt op de JC. “Daar is een plaats in het grote midden, het corps de ballet, het eerste mikpunt.”

De stukken die NDT 2 danst zijn voor het gezelschap zelf gecreëerd en worden over de hele wereld aangekocht. “Het is een op zichzelf staand gezelschap, met een geheel eigen repertoire. De JC staat in dienst van HNB. De groot gemonteerde klassiek-romantische balletten zoals Zwanenmeer, Sleeping Beauty en Notenkraker vragen om volume, om een grote bezetting van het corps de ballet, zeker als je die avond aan avond moet brengen.”

Ernst Meisner, artistiek coördinator van de Junior Company (JC), ‘moederbedrijf’ HNB, ziet dat anders: “Ook een junior bij de JC mag niet bang zijn om een solo te dansen voor een zaal van 1500 mensen.” Hij wijst er bovendien op dat in de vijf jaar dat de JC bestaat, verschillende van ‘zijn’ talenten zijn doorgestroomd, ook naar topplaatsen in het vaste tableau.

“Neem Michaela DePrince. Zij is in betrekkelijk korte tijd opgeklommen tot de rang van tweede soliste. Of Martin ten Kortenaar, die nu grand sujet is. “En vergeet niet dat het repertoire van HNB onnoemelijk breed is: van klassiek-romantische tot neoklassiek en nieuwe werken. Dat vraagt om dansers die breed inzetbaar zijn.” Euverink: “Het verschil is dat dansers van NDT 2 zelf een solo maken. Er worden naast hun danskwaliteiten andere talenten aangesproken.”

Bij de JC meten twaalf dansers zich dagelijks met de tachtig van het ‘volwassen’ gezelschap, volgen een rooster dat het dagprogramma van een groot gezelschap weerspiegelt. Vlieguren maken ze in de avondprogramma’s. De JC kan net als NDT 2 vooraanstaande choreografen tot zijn vaste toeleveranciers rekenen, onder meer David Dawson en Hans van Manen, beiden vast verbonden aan het Amsterdamse dansgezelschap. Toch verschilt de aard van de programma’s van beide jongelingendivisies aanzienlijk.

Meisner: “In de begintijd hebben we programma’s gemaakt die de balletgeschiedenis weergaven, een mix van balletklassiekers tot modern werk. Dat was, onder meer, ingegeven door de wens om een breed publiek voor dans en ballet te bereiken. We konden zo meer en in andere zalen en steden spelen dan het ‘grote’ gezelschap. Daarnaast hebben we gekozen voor familievoorstellingen. Na De Grote Kleine Kist en Narnia maken we komende lente met ISH de voorstelling Grimm. En vergeet niet dat we veelvuldig worden ingezet voor educatieprojecten.” Toch denkt hij erover het karakter van de JC-programma’s anders in te richten: “Net als NDT 2 willen we triple bills gaan brengen.”

Topsport
Topdans is topsport. Voor een danser aan de wereldtop is ieder optreden er een in de categorie Olympische Spelen. Voor het bereiken van de top geldt dat jong instappen, tussen 8 en 10 jaar, in de wondere wereld van het ballet bijzonder bevorderend uitpakt.

Voor een gedroomde toekomst als profdanser is ook in de tienerjaren daarna een onophoudelijke opofferingsgezindheid het devies, vanaf middelbare dansvooropleiding tot ergens midden dertig. Voor de meeste ballerina’s en ballerino’s is er qua fysieke topprestaties daarna wel het beste af. Omscholing is wat hen wacht. Wat je noemt ‘a hard knock life’.

Self-made dansers, autodidacten, zijn vrijwel niet te vinden bij qua techniek doorgaans klassiek georiënteerde gezelschappen. Voor profdansers-in-spe vormt een opleiding aan een conservatorium of een van de hbo-dansacademies de vanzelfsprekende oprijlaan tot een stageplaats en, daarna, een loopbaan bij een van de dansgezelschappen. De beide talentenpools van NDT en HNB werken dan ook met ze samen.

Zo slaat de JC een brug tussen HNB en de Nationale Balletacademie (NBA), onderdeel van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Het in Amsterdam gevestigde balletgezelschap is nauw betrokken bij de selecties en de vaststelling van het studieprogramma en van het docententeam, van vooropleiding en hbo-studie.

“De academie, om de hoek, is onze vaste partner,” zegt Meisner. “Onze directeur Ted Brandsen is er adviseur. De studenten genieten een voorkeurspositie in het bereiken van een stek in de kweekvijver. Een NBA-student die tot de Junior Company doordringt, doorloopt in het eerste jaar een stage annex afstudeerjaar. Bij goed gevolg volgt een tweede jaar en een tijdelijk arbeidscontract. Jaarlijks stromen er vier door tot de hoofdmacht. Als het niet lukt een plek te bemachtigen, stopt na twee jaar de verbintenis.

Op haar beurt werkt NDT samen met de dansvakopleiding van het Koninklijk Conservatorium (KC) in de regeringsstad. Voor de jaarlijkse presentatie-avond Young Talent Project ruiken dansstudenten van het KC aan de beroepspraktijk door samen te werken met repetitoren, ex-dansers van NDT en met choreografen die aan NDT zijn verbonden.

Euverink: “Belangrijk is dat studenten vroegtijdig bekend raken met onze werkwijze en onze bewegingstaal.” NDT werkt ook samen met het productiehuis van het in Den Haag gevestigde Korzo, in talentontwikkelingsprogramma’s als Here we live and now en Up & Coming Choreographers.

Ondertussen dwarrelen jaarlijks dik zeshonderd digitale aanmeldingen – bijna iedereen stuurt een videofilmpje mee – van heinde en verre neer op Meisners bureau. “We zitten middenin de allereerste schifting van dit jaar.” Slechts 120 ontvangen een uitnodiging voor ronde twee, een kennismakingsdag in Amsterdam. Feitelijk een toelatingsexamen. “Ze doen twee balletlessen mee,” legt Meisner uit, “waarbij de gehele artistieke staf van HNB de hele dag toekijkt en hen beoordeelt.”

Coaching beschouwen Euverink en Meisner als de grondslag van hun werk. “Een plek veroveren hangt sterk samen met de mate waarin een danser weet te assimileren en zichzelf gezond te houden,” zegt Meisner, “en als je vanuit de praktijk tips kunt geven, werkt dat het beste.” Euverink: “Je moet over educatieve én artistieke gaven beschikken. Ik houd erg van observeren: hoe gedraagt een danser zich in de zijlijn? Ik wil graag mijn levens- en danservaring overbrengen. Dit werk is niet voor iedereen weggelegd.”

Facts & figures
NDT 2
Opgericht door Jiri Kylian in 1978
Moeder: Nederlands Dans Theater
Artistieke leiding: Paul Lightfoot
Artistieke leiding NDT 2: Nancy Euverink
Aantal dansers NDT: 28
Aantal dansers NDT 2: 16
Aantal voorstellingen NDT 2 2017-2018: Tot nu toe 32 voorstellingen in binnen- en buitenland. Daar komen in de komende maanden nog meer bij.

Junior Company
Opgericht door Ted Brandsen 2012
Moeder: Het Nationale Ballet
Artistieke leiding: Ted Brandsen
Artistieke leiding JC: Ernst Meisner
Aantal dansers HNB: 76
Aantal dansers JC: 12
Aantal voorstellingen JC 2017-2018: 77, inclusief The Sleeping Beauty en Don Quichot (32 in totaal) maar exclusief locatieoptredens.

NDT 2 veertig
NDT 2 is in 1978 opgericht door Jiri Kylián en Carel Birnie met de bedoeling de hoofdmacht te voeden met jong talent. Inmiddels is NDT 2 uitgegroeid tot een op zichzelf staand gezelschap met een geheel eigen repertoire. NDT 2 bestaat in maart 2018 veertig jaar.

Nancy Euverink
Nancy Euverink (1968) danste van 1986 tot 2007 bij het Nederlands Dans Theater. Tijdens haar carrière ontving ze de Prix en Espèce de Lausanne (1986) en werd zij onderscheiden met de Prijs van Verdienste (2004) van de Stichting Dansersfonds ’79.

Tussen 2007 en 2011 werkte Euverink bij toonaangevende buitenlandse dansgezelschappen. Tussen 2011 en 2014 was zij directeur van de dansvakopleiding van het Koninklijk Conservatorium. Sinds augustus 2014 is zij uitvoerend artistiek leider van NDT 2.

Ernst Meisner
Ernst Meisner (1982) danste bij The Royal Ballet (Engeland) en bij Het Nationale Ballet. In 1999 kreeg hij de Eurovisie Grand Prix for Young Dancers, en in datzelfde jaar de Aanmoedigingsprijs van Dansersfonds ’79. Meisner is naast artistiek coördinator van de Junior Company ook werkzaam als choreograaf.

Advertentie

‘We moeten door op een lager pitje. Dat is wrang’

Leo Spreksel (Korzo) houdt het vlak voor pensioen voor gezien

Na dik 28 jaar gooit hij de handdoek in de ring. Op 1 september, met de pensioengerechtigde leeftijd in zicht, stapt Leo Spreksel  op als artistiek directeur van Korzo. Uit onvrede met het kunstbeleid, zegt hij.

Leo Spreksel, sinds 1988 artistiek roerganger van Korzo theater, gooit het bijltje erbij neer. Eerder beledigd dan moegestreden. “We moeten volgend jaar op een lager pitje door. Dat is wrang.” Uitmuntende rapportcijfers, internationaal geroemd als danshuis, en een ‘hub’ genoemd: mede door zíjn inspanningen voert de residentie trots het predikaat ‘Den Haag Dansstad’ in het vaandel. Hij kreeg onlangs de juryprijs uitgereikt van de Piket Kunstprijzen. Het stemt hem vooral bitter dat het Korzo niet gegeven is om voor ‘zijn’ productiehuis voor dans – uniek in Nederland – mee te kunnen profiteren van de landelijke maar sober gevulde subsidieruif voor de aankomende kunstenplanperiode voor 2017 tot 2020. Terwijl Korzo de afgelopen vier jaar al eens enorm heeft moeten interen door de toenmalige bezuinigingsslag in de kunsten. Ook de tien miljoen euro extra die in december op de valreep door de Tweede Kamer bij elkaar werd gesprokkeld, komen voor Korzo uiteindelijk neer op niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat. Met de kerstdagen pal voor de deur is nog niet eens bekend hoeveel van dat extra geld per 1 januari naar Korzo vloeit. “En het is maar geld voor één jaar. Korzo valt heus niet om hoor, en de programmering, een mix van muziek, dans, theater en sinds kort ook circus, blijft grotendeels intact. De gemeente Den Haag steunt ons steeds geweldig hoor, dat moet gezegd. Maar in eigen huis met jong talent nieuwe dansproducties maken, jong talent omarmen, dat wordt nu wel veel lastiger. Doodzonde.”

Visie en missie
Spreksels grootste verdienste is dat het hem is gelukt om talentontwikkeling naar een hoger plan te tillen, in Den Haag en zelfs landelijk. Als weinigen begríjpt Spreksel jong talent, spreekt hún taal. “Het kunstklimaat van een stad kan alleen worden verrijkt als het professioneel en blijvend wordt ondersteund. Continuïteit is cruciaal. Talent loopt anders de stad uit, dat zie je nu al meteen gebeuren. Het besef moet doordringen dat zaaien pas over een paar jaar tot resultaat leidt, de toekomst is allang begonnen.” Het gaat hem aan het hart. “Het steekt enorm dat wat we in dertig jaar bouwden, gevaar loopt. De stem van makers en kunstinstellingen wordt tegenwoordig nauwelijks meer gehoord. We zijn gekaapt door het populisme.” Vastberaden blik: “We moeten harder terugvechten.” Bij Spreksel (1950) vallen geen soundbytes, oneliners of grote woorden. Neen, hier staat een man met een visie, met een bijna religieus op te vatten missie. “Den Haag heeft een heel eigen dansklimaat. Dat moet zo blijven. Dans en kunst zijn vitaal voor de samenleving, voor de leefgemeenschappen in een stad. Mensen moeten zich kunnen herkennen, kunnen spiegelen in wat op theaterpodia te zien is. Kijk,” legt hij bereidwillig uit, “als er geen goede pleinen meer worden ontworpen, dan moet het theater de functie van openbaar plein overnemen en mensen in de zalen samenbrengen.”

Juryprijs
Voor zijn voortrekkersrol op dansgebied kreeg hij onlangs de juryprijs van de Piket Kunstprijzen. Een blijk van waardering voor bijna 30 jaar aan niet-aflatende inspanningen voor ontwikkeling van de dans als kunstvorm. Zo zette hij dansvormen als Indiase dans en breakdance op de kaart. Jaren geleden had hij al eens een prijsje gekregen. In eigen kring dan wel, en eigenlijk voor de gein. Spreksel, lachend: “Omdat ik er nooit een won”. Totdat hij daar op maandag 21 november opeens met de juryprijs van de Piket Kunstprijzen in zijn handen stond. Voorafgaand aan de uitreiking had de artistiek directeur van Korzo theater geen natte voeten gevoeld, zegt hij. “Ik was uitgenodigd voor een discussie over talentontwikkeling.” Wel zag hij vóór dat debat opeens ‘verdacht veel bekenden’ rondlopen. “Verrast. Ik kan niet anders zeggen. Eervol ook, mede door het lovende juryrapport.”

Woestenij
Toen voorjaar 1984 in een kraakpand aan de Prinsestraat op de restanten van wat een bioscoop was, en Corso eerst Korso, en daarna Korzo werd, was dat een statement. Theater in het Hofkwartier! Spreksel kwam vier jaar later om de hoek kijken, toen hij na een studie letteren en een opleiding tot danser aan de Universiteit van Amsterdam, solliciteerde als dansprogrammeur, aanvankelijk onbezoldigd. “Maar ik zag toen al wel meteen de potentie van deze plek”, herinnert hij zich. Het Nederlands Dans Theater en, eventjes Djazzex, vormden in die jaren de contouren van het danslandschap in de stad. Andere dansgroepen meden Den Haag veelal, want de Koninklijke Schouwburg was ongeschikt voor dans, het NDT programmeerde in het Danstheater aanvankelijk geen dansgroepen van buiten, en Theater aan het Spui bestond nog alleen op de tekentafel. Spreksel spreekt van Den Haag als een woestenij, “terwijl in Amsterdam en elders in het land de dans bloeide.” De ommekeer in Den Haag kwam met CaDance Festival, bedacht om moderne dans in de etalage te zetten. Het festival werd in 1988 door John Reinders van Het Gebeuren in het leven geroepen. Spreksels vondst is dat hij er een premièrefestival voor jonge dans van maakte, indertijd een noviteit. De stad werd daardoor een interessante vestigingsplaats voor makers. Dansers van NDT, nu een samenwerkingspartner, kregen van Spreksel de kans om zelf te gaan choreograferen.

De humuslaag van Den Haag was definitief verrijkt. Op een goede dag werd Korzo gebeld door het ministerie. “Of we niet alsjeblieft een plan voor de Kunstenplanperiode 1992-1996 wilden indienen. Samen met Bernadette Stokvis heb ik toen met een fles wijn op tafel de bestaande plannen zwart op wit gezet.” Korzo was van de ene op de andere dag het allereerste productiehuis voor dans, en nationaal gesubsidieerd. Hij hekelt de bureaucratie en de rompslomp die tegenwoordig met het doen van aanvragen gepaard gaat. “Iedere aanvraag moet van a tot z zijn dichtgetimmerd, juridisch, zakelijk, financieel, marketingtechnisch. De inhoud lijkt soms bijzaak. Het is te vaak afvinken aan de hand van Excel-sheets. Betreurenswaardig.”

CaDance 2017
Het tweejaarlijkse CaDance festival, dat alterneert met dat van samenwerkingspartner Holland Dance, is een vliegwiel gebleken. Eind januari staat de 18e editie op stapel, met als openingsvoorstelling een nieuwe productie van choreograaf Amos Ben-Tal en muzikant Spinvis. Die editie staat al voor 99 procent in de steigers. Volwaardig. Voor Korzo komt de pijn na komend jaar, als hij ‘weg’ is. Over driekwart jaar. Hij toont zich bevreesd voor wat er na 2017 op hem en ‘zijn’ Korzo af komt. “Er móet iets gebeuren.” Geen gebalde vuist, geen spandoek vanuit het krakersbolwerk van weleer. Maar zijn strijdvaardige boodschap is gehoord.

 

‘Wie faalt is een loser’

Talentontwikkeling op het toneel

Een laboratorium, microkredieten en ondernemersmentaliteit. Talentontwikkeling is voor jonge theatermakers een kronkelig pad dat al te vaak leidt langs boekhouders, evaluatieformulieren en bedrijfsplannen.

Toen in 2012 rücksichtslos de bijl aan de wortel in het bestel van productiehuizen ging, was vooral het weerloze jonge talent de klos. In een tijd van ongebreidelde vrijemarkteconomie en Volkskapitalisme waren vrijplaatsen voor theaterexperimenten kennelijk te dure ondernemingen.

“Mijn naam is Naomi Velissariou. Ik maak theater. Dat is een kunstvorm waarbij mensen zich verkleden, verf op hun gezicht smeren, teksten vanbuiten leren en in het onmisbare bijzijn van anderen het bodemloze gat induiken waarboven wij als mens een beschaving hebben gebouwd.” Zo opende de jonge actrice en theatermaakster medio februari van dit jaar haar met collega-kunstenaar Michaël Bijnens opgestelde statement Vlammend betoog tegen de bureaucratische behandeling van kunst. Ze sprak op het openingsfeest van BesteBuren, waarin tot februari 2016 de langdurige Vlaams-Nederlandse creativiteit en culturele samenwerking wordt gevierd. En, zo stelde Velissariou vast: “Hier theater maken leek mij onmogelijk. In plaats van theater serveer ik u daarom op boekhouding”.

Crowdfunding
Jonge theatermakers zijn, meer dan vroeger, genoodzaakt zelf hun boontjes te doppen, zo goed of kwaad als dat gaat als je net een beroepsopleiding tot acteur of regisseur hebt afgelegd. De gelukkigen haken aan bij de grote toneelgezelschappen, worden er artist in residence of volgen er een coachingstraject.

De minder gelukkigen moeten de boer op, door op goed geluk een aanvraag te doen bij een van de fondsen bijvoorbeeld. Of door aan te kloppen bij een theater of een (niet structureel) gesubsidieerd gezelschap dat – soms met gevaar voor eigen rendement – talent een kans biedt. Wat ook kan: meedeinen op de hype van crowdfunding, sponsoring door de particuliere markt zogezegd, met voor beide partijen een per saldo ongewis ‘verdienmodel’.

Freewheelen
In het wekelijkse radioprogramma Kunstlicht (Den Haag FM) vond 12 april een discussie plaats over talentontwikkeling voor toneelmakers in Den Haag. Daar biedt stadsgezelschap het Nationale Toneel structureel een vierjarig coachingstraject aan een jonge, talentvolle regisseur, zoals Casper Vandeputte: “Dat is geweldig natuurlijk. Volop kansen, ik mag veel doen en ik steek veel op.”

Die geprivilegieerde bescherming is alleen eerder uitzondering dan regel. Vandeputte pleit daarom voor de ontwikkeling van een stelsel van microkredieten voor kunst en theater, en anderzijds voor een theaterlaboratorium in de residentie. Een plek waar ‘erkend’ talent zonder al te veel prestatiedruk kan freewheelen. “Ongeveer zoals Frascati in Amsterdam dat doet”.

Vlieguren
Ook de vanuit Den Haag opererende theatermakers Sytze Schalk en Marijn Brussaard pleiten daarvoor. Brussaard, die een jaar geleden afstudeerde, maakt onder de hoede van Theater aan het Spui binnenkort een nieuwe productie, na zijn eerste opvallende productie Rhythm of the Night van vorig jaar. Schalk, oud-student Writing for Performance in Utrecht, is één van acht jonge makers wier aanvraag als Nieuwe Maker in 2014 werd goedgekeurd door het Fonds Podiumkunsten.

Die nieuwe regeling houdt in dat subsidie beschikbaar is voor een tweejarig ontwikkelingstraject, zulks in samenwerking met plaatselijke gezelschappen, podia en festivals. Sindsdien werkt hij aan De Werelden van Schalk, een meerjarig theaterproject waarin hij online en offline theatervormen onderzoekt. Schalk doet dat onder de vleugels van de Toneelalliantie, een samenwerkingsverband van Theater aan het Spui, de Koninklijke Schouwburg en het Nationale Toneel.

“Een voorstelling moet mogen mislukken. Talent moet vlieguren kunnen maken”, brengt Cees Debets, directeur van Theater aan het Spui, naar voren. Debets wil zijn rol als laboratorium voor jong theatertalent nadrukkelijker spelen, vooral in het tachtig stoelen tellende Zaal 3 – als daar de bijbehorende financiële ruimte voor wordt gevonden, linksom of rechtsom. “We willen hier nieuwe verdienmodellen testen. Het streven is om zonder subsidie voorstellingen te kunnen programmeren. Eigenlijk willen we in Zaal 3 álles op de schop gooien, ook waar het gaat om samenwerking met opleidingen voor theatertechniek en horeca.”

El Dorado
Met de oprichting van de Toneelalliantie in 2013 is de mogelijkheid aanwezig om in Den Haag het bestaande jonge-makersklimaat te optimaliseren: afgestudeerd theatertalent begint in Zaal 3, stroomt bij ‘geschiktheid’ door naar de vlakkevloerzalen aan het Spui en wordt ultimo geadopteerd door het Nationale Toneel. Een unieke keten van talentontwikkeling, bovendien aan de hand van een volwassen toneelgezelschap dat ook jeugdtheatervoorstellingen uitbrengt, dient zich aan.

Het is een nu nog utopisch klinkend plaatselijk toneelbestel, dat evenwel binnenkort extra reliëf kan krijgen als het onderzoek naar de voorgenomen fusie tussen deze drie instellingen uitwijst dat de fusie nuttig is voor alle partijen. Het aanbod aan voorstellingen kan bovendien vervolgens optimaal worden verdeeld en bezoekers van acht tot tachtig kunnen optimaal en op organische wijze worden bediend.

Den Haag als El Dorado, Voltaires gezochte gouden stad, binnen handbereik. Opmerkelijk voor een stad waar wel een hbo-opleiding voor dans, muziek en beeldende kunst gevestigd is, maar geen professionele hbo-theateropleiding. Dat kan een achilleshiel blijken. Of toch niet? Jan Zoet, directeur Theaterschool Amsterdam: “Een dependance in Den Haag? Het lijkt me beter om productieve manieren van samenwerking te onderzoeken door te speuren naar wegen om jong talent meer speelplekken te bieden dan nu vaak het geval is”. De Toneelalliantie biedt daartoe volgens hem een prima beginpunt.

Artistiek roer
Op de Theaterschool in Amsterdam krijgen studenten ter voorbereiding op een toekomstig bestaan als freelancer slechts sporadisch les in cultureel ondernemerschap. Brussaard: “Ik ben een eenmanszaak. Ook mijn werk als DJ kan ik onder die paraplu doen.” Schalk: “Ik heb een stichting opgericht en ben daar in dienst.”

Ook Casper Vandeputte moet, nadat de beschutting van het Nationale Toneel eind 2016 eindigt, weer zelf aan de bak. Vandeputte: “Mijn grote vraag is nu: wat hierna? Freelancen wellicht. Of ergens vast onderdak zien te vinden”. Hij is daarom in gesprek met Eric de Vroedt, die na 2017 het artistieke roer bij het Nationale Toneel van Theu Boermans overneemt.

“We blijven maar praten over kunst in termen van ondernemerschap en winst”, brengt Ninke Overbeek, toneelschrijfster bij De Kosmonaut, productiehuis voor toneelteksten en vaste columniste van Kunstlicht, daar tegenin. “’Is het project geslaagd?’, vraagt het fonds dat ons ondersteunt, en het antwoord ligt besloten in bezoekersaantallen en kaartverkoop. Wie faalt is een loser die zijn bedrijfsplan niet op orde had.”

Overbeek vergeet daarbij niet de hand in eigen boezem te steken: “Ook als jonge makers moeten we dat inhoudelijke gesprek voeren, en niet alleen netwerken om die ene succesvolle regisseur binnen te halen als visitekaartje voor je volgende project.”

Hét toneel
Maar er is hoop, altijd is er hoop, op betere tijden. Een kentering lijkt mogelijk sinds de publicatie van het advies dat de Raad voor Cultuur in april uitbracht. De Raad pleit daarin voor de terugkeer van productiehuizen, geschoeid op een nieuwe leest. Ook opteert de Raad voor meer mogelijkheden voor stedelijke regio’s en ziet zij graag een betere aansluiting van gemeentelijk op landelijk cultuurbeleid.

Het advies kan voor wind in de rug zorgen in het stedelijke Den Haag bij het verbeteren van het jonge-makersklimaat. Gevoegd bij alle lopende ontwikkelingen rond Spuikwartier, de Toneelalliantie en het voornemen van de Haagse cultuurwethouder Cultuur Joris Wijsmuller voor een sterkere positie van het ‘merk’ Den Haag als toneelstad, heeft de hofstad de potentie voor het grijpen om uit te groeien tot hét toneel voor beginnend én voor gevestigd talent.

En pas dan, als (net als voorheen) de juiste voorwaarden geschapen zijn, kan de toneelkunst weer doen wat zij altijd deed: puike voorstellingen maken. Ook Naomi Velissariou wil dan wel overstag. Haar hartenkreet? “Laat ons huizen bewonen, productieplatformen creëren, festivals doen leven, concertzalen vullen, bibliotheken bestormen. Plekken hebben we nodig, plekken waar een verhaal kan rijpen, een praktijk langzaam kan groeien, experimenten gewoon mogen falen, erfgoed kan worden geconserveerd, talent kan worden ontwikkeld en waar voor mijn part zelfs aan cultureel ondernemerschap kan worden gedaan.”

Kunstlicht, 12 april – 10.00-11.00 uur

Kunstlicht, 12 april – 11.00-12.00 uur