Zure haring

Ajuinen & Look van Thomas van Luyn en Mike Bodde

Geniale gekte of flauw gewauwel? De Fiets van Marleen was hun laatste gezamenlijke programma en dateert alweer van 1995. Daarna gingen Mike Bodde en Thomas van Luyn ieders hun eigen weg met soloprogramma’s, totdat ze elkaar bij weer ontmoetten bij het Kopspijkers-cabaret. Het leidde tot een hereniging met als gevolg de kolderieke tv-quiz Mike en Thomas Show die in het genre eigenlijk zijn gelijke niet kent. En dan is er nu na een decennium een terugkeer als podiumduo in de theaters.

Kolderiek is de beste typering voor wat ze op de podia bieden. Het is de Mike en Thomas Show in het kwadraat, vermeerderd met de vierkantswortel van hun eigen gewicht. Zeg maar. Het programma is een aaneenschakeling van een aantal vrijwel inhoudsloze en hersenloze sketches, waarvan er een enkele als een rode draad door het programma verweven is. Ook zijn er liedjes, niet te veel gelukkig, die soms ontaarden in knallende ruzies, wethouder Hekking-achtige kluchten of in de verre verte aan Herenleed-achtig denkend gezoem. Veel om het lijf heeft het allemaal niet – en dat is de kracht van het programma. Noem het zoals u wilt: gaga, geouwehoer, apekool, van de ratten besnuffeld, kierewiet. Om beurten doen ze een van deze woorden eer aan. Een enkele act van ze is trouwens al bekend, zoals die over het kontneuken.

Mike:
Nou. Trek de broek maar uit. Dan ga ik u eens even fijn in de kont neuken.

Thomas:
Begrijp ik u goed dat u uw zure haring mijn endeldarm in wil laten zwemmen?

Mike:
Meneer, ik kan niet anders zeggen dan dat ik mijn koninkrijk en al mijn kamelen zou geven om mijn glimmende salami in uw bruine sterretje te mogen proppen.

Thomas:
Dus u was van plan uw enorme genotsknots een holbewoner te laten worden van mijn meurende poepgrot?

En zo gaat dit in Ajuinen en Look nog wel even door. Ze doen met hun kenmerkende verbale molestaties waarlijk hun verleden als Cabaret Poep en Pies eer aan. Je moet ervan houde, zullen we maar zeggen. Zo ook de pastiche op voetbalcommentator Eddy Poelman, de Connie Palmen-act, de afkortingen-riedels die ze te berde brengen. Het is alsof je een hedendaags synoniemenwoordeboek openslaat zodra ze aan de praat gaan, maar zeggen doen ze niet zo veel. Idiosyncratisch, betitelen ze zelf hun programma. Dat mag dan misschien kloppen, als bezwaar zou kunnen gelden dat het allemaal niet bijster origineel is en hoog poep- en piesgehalte heeft. Maar dan wel goed en met overtuiging gebracht, zoveel is zeker. Wil je onbekommerd lachen, dan zit je goed bij Ajuinen & Look.

Gezien in Theater De Veste, Delft op 26 november 2007.

Advertentie

Volks vermaak

Schuifdeurencabaret

Schuifdeurencabaret bestaat er in soorten en maten. Schudden behoort op dat terrein tot de wat zwaardere categorie. Zoete invallen tijdens de repetities hebben zelfs geleid tot klassiek te noemen sketches als Kikkers en Koud, terwijl hun prijzenjacht zich heeft beperkt tot het winnen van de jury- en publieksprijs van het Groninger Studenten Cabaret Festival in 1994.

Die genoemde sketches getuigden van eenvoud, simplisme bijna – op een manier waarmee cabaretgroep Droog Brood momenteel furore maakt, maar dan vwel met een vernuftiger soort. op de proppen komt.

De twee heren van Schudden reiken dit keer in hun programma Zout helaas niet veel verder dan een ordinaire verkleedpartij die met nota bene veel te veel omhaal gestalte krijgt. Een vernuftig bouwsel dient beurtelings als huis, toilet, straaljager en nog zowat. Hun typetjes variëren van vader en zoon, tot toiletjuffer, beer en berenmenner.

Alles op zichzelf opnieuw ontstaan uit de eerste de beste zoete invallen bij het maken, zoveel is wel duidelijk. Ze zijn er op het podium druk mee in de weer, maar het leidt zelden tot spannend of zelfs maar vermakelijk cabaret. De veelvuldige verkleedpartijen overstijgen een carnavaleske potpourri niet. Hun acteertalent is maar pover aanwezig, hun teksten zijn niet bijster scherp, en ergens in de verte is er iets als een podiumpresentie te ontwaren. Het lijkt ze te ontbreken aan een sturende hand op zijn minst, iemand die eens met de vuist op tafel durft te slaan en de heren laat ontwaken uit hun zelfgemaakte cocon.

Hardwerkend zijn ze zeker, zo toont het parelende zweet op hun hoofd aan. Maar het wil maar niet leuk worden vanavond – misschien ook omdat het ontbreekt aan die ene sketch die wel wat meer om het lijf heeft dan het veredeld narcisme van de heren zelf.

Het zaalpubliek reageerde echter opgetogen, te oordelen naar de lachsalvo’s die geregeld opkwamen. Kennelijk doet Schudden het dus goed bij een bepaald publiek: volks vermaak, voor mensen die zich ongetwijfeld herkennen in een dergelijk ontwapenend overkomend maar dichtgesmeerd avondje vmbo-cartoons. Een hoog schuifdeurengehalte aldus, dat u en ik op personeelsfeestjes ook nog wel te berde zouden weten te brengen.

www.schudden.nu

Gezien: Zout door Schudden (Noël van Santen en Emiel de Jong) op donderdag 9 november 2006 in Theater Zuidplein, Rotterdam.

Voorhuidcorrectief hoofddoekje

Schokkend goed en tegen beter weten in

Schokschouderend banjert hij in het rond. Op de achtergrond staat een bonte verzameling huisraad opgesteld – relikwieën van een overbodig geworden leven. Zijn armen kenmerkend radeloos halfhoog ten hemel geheven: ‘Kom op nou toch, màn, zèg.’ De bos bloemen die hij bij zich heeft geeft hij graag weg. Wie? Dan slaat hij dood op de vloer. Beter eigenlijk ook – anders zouden ze maar een stille, langzame dood gestorven zijn. Bovendien heeft nu iedereen in de zaal wat plezier aan die bloemen beleefd. Iedereen blij.

En toch: Theo weet het allemaal zo precies niet meer. Het knaagt binnenin hem. Wat is hij? Wat zal hij zijn? Halal, (anti-)semiet, nazist, fatsoensrakker, bestiaal, kruis-vaarder (sic) ? Waar zal hij voor kiezen? Heeft hij eigenlijk wel te kiezen?

Soms lijkt het alsof de bomvliegtuigen van 9/11 zich pas eergisteren zijn hoofd doorboorden. En de kruisiging van zijn naamgenoot nog altijd zijn systeem verneukt. Deze parttime hoeder van de onafhankelijke pers, koene ridder van het vrije woord – hij keert ons zijn vooralsnog ongebleekte poepgat toe.

Dat werkt louterend: zijn eigen shit maakt hij tot onze particuliere én maatschappelijke stront. Daarbij in staat gesteld door zijn wat slonzige podiumverschijning, zijn simplistische woordkeuze, zijn ongelikte articulatie, zijn onverwoestbare beelden – en zijn krachtige mannelijkheid vooral. Want vrouwen moeten het opnieuw danig ontgelden. Hoger opgeleid neuken – dat is aan hem niet besteed. Het heeft er alle schijn van dat hij leeft in een periode van (s)permanent Spermatozoïcum, waarin hij zich met ogenschijnlijk gemak en bij voorkeur van postcoïtale depressie naar depressie beukt met lekker, strakke, jonge wijven. Met als hoogtepunt een hoofddoekje dat als geile stoplap dient voor een onmachtige voorhuid ingeval van een incontinente lul.

Toch is dat niet de hoofdlijn die uit zijn programma valt te destilleren. Dat is eerder fundamentalisme, en vooral de godsdienstige aard van dat lasterlijke beestje moet het bij hem ontgelden. Tegen beter weten in, dat weet hij zelf ook wel. Want zeg nou eerlijk, houdt hij ons voor: Allah is toch ook maar een typetje van god?

Theo is zijn naam. Theocraat, theosoof, theomaan. Theorema, theorie. Theo(-)loog? Nee, hij loog niet. Theo raakt, Theo smijt. Maar figuurzaagt steeds zodanig in de roos dat je na afloop alleen maar wat verwonderd de zaal uit kunt lopen: zulk een eenvoud, en toch zo geniaal. Maassen weet in alledaagse straattaal toch een diepgang aan te brengen waarvan zijn collegae slechts kunnen dromen. In die zin steekt hij boven al zijn concurrenten uit. Zijn naam? Theo-d’Or.

www.theomaassen.nl

Gezien: Theo Maassen  – Tegen beter weten in op dinsdag 31 oktober 2006 in Fortis Circustheater, Den Haag.

Een biologisch-dynamische countryboy

Hilarische ode aan ‘onbespoten’ John Denver

The Carpenters, Paul McCartney en in zekere zin misschien ook wel, hoewel ietwat gewaagd in dit rijtje, de ouwe Bach: zij allen hadden een aura van heilig boontje over zich. In die opsomming past ook ideale schoonzoon John Denver: immer onbespoten, onberispelijk, onvervalst, onaangeroerd bijna. Permanent unplugged. Haren goed gewassen. Bergen, bronwater, natuurwandelingen, eenvoud. Zijn muziek is dan ook kraakhelder, zijn stem groeide nooit verder dan zijn achttiende. In de jaren zeventig beklom hij meerdere keren de sporten van de hitparadeladders met evergreens als Calypso, Annie’s Song, Leaving on a Jet Plane, Sunshine on my Shoulders en meer van dat aseptisch country-moois.

Waarom vloog je van ons heen in je jetplane?, vraagt tg. BloodyMary zich nu in memoriam af. Want het is ongelooflijk maar waar: uit onervarenheid crashte hij met zijn eigen pasverworven vliegtuig, dat hij zelf bestuurde. Zomaar opeens dood. En zo bezong hij dus min of meer zonder het zo bedoeld te hebben, zijn eigen levenseinde.

Schitterende ingrediënten voor een prachtavondje theater, zoals ook Theatergroep Carrousel iets soortgelijks deed in de jaren negentig met The Carpenters. En die ingrediënten worden even schitterend gedoseerd, overtuigend en met smaak opgedist. In een aanstekelijke mix van toneel, cabaret en muziek – op basis van een weergaloze tekst en een puike dramaturgie, tovert BloodyMary ons een onderhoudend, zelfs uiterst hilarisch verhaal voor. Met een vriendinnenclub als onafscheidelijk fanmates. En met een alomtegenwoordige geadoreerde Holy John op de achtergrond, maar in de hoofdrol.

Er wordt met hem gedweept, zonder hem de vernieling in te helpen. Zulk gevaar ligt wel degelijk op de loer. Niets makkelijker dan bijvoorbeeld, pakweg, ons eigen Heintje Simons te laten stinken. Toch weet Tg. BloodyMary behendig om dit gevaar heen te manoeuvreren. Weergaloos galopperen Claudia, Louise, Ans en Emily door het stuk. Gedreven door hun eigen belangen, die ze hebben geprojecteerd op hun eigenste John Denverfanclub. Ook wordt er prachtig gezongen, zozeer dat je misschien wel een cd’tje van deze Denver zou willen bezitten. Maar het stuk is bovenal een pastiche, een parodie – en in volle galop wordt er op los geparodieerd in de allerbeste tradities – een klein pareltje, kortom.

Tg. BloodyMary maakt tragikomisch muziektheater, gebaseerd op hoofdzakelijk nieuw, Nederlands repertoire. De laatste productie was Visnijd, een gruwelijk en muzikaal sprookje, dat in de zomer van 2006 werd uitgebracht en dat op verschillende zomerfestivals te zien was. Ook Waarom vloog je van ons heen in je jetplane? was dit jaar op bijvoorbeeld Oerol te zien, maar is in 2005 geproduceerd in samenwerking met Bellevue lunchtheaterproducties.

www.viarudolphi.nl

Gezien: Waarom vloog je van ons heen in je jetplane? door TG. BloodyMary op zaterdag 21 oktober 2006 in Theater aan het Spui, Den Haag.

Addergebroed

Mishima voor jongeren door ALBA Theaterhuis

‘Kun jij je ouders ook wel eens wurgen?’, schreeuwt ALBA Theaterhuis Den Haag ons op een van de flyers tegemoet. ‘Kom dan naar de muzikale theatervoorstelling Boom uit de Tropen.’ Die vraag is bepaald niet onbeantwoord gebleven, getuige de hoeveelheid tieners die de zaal bevolkt.

Japan. Karaoke. Addergebroed. Bloed. ‘Je bent mijn benen, mijn ogen, dat weet je’, zegt de ogenschijnlijk hypochondrisch zieke Ikuko wanneer haar broer terugkomt van een tochtje naar zee. Isamu houdt van zijn zus, misschien wel meer dan zou mogen. Ikuko is zwanger, van doodsverlangen welteverstaan. Ondertussen rust Isamu een zware verantwoordelijkheid. Hij heeft in ruil voor haar liefde moeten beloven om hun moeder te doden – jog voordat zijzelf zal sterven. Die koestert op haar beurt een duister plan om haar bloedeigen zoon te bewegen zijn vader te vermoorden. En gebruikt daarbij alle verleidingsmiddelen waarover ze als vrouw beschikt. De vader? Hij eist etiquette en zwart-witte discipline, en weigert het zware lot van zijn gezin onder ogen te zien.

Boom uit de Tropen is een bijster bizar, schokkend en valshartig familieverhaal van Yukio Mishima. Hij speelde met de dood – ook letterlijk. En dat is nog een understatement. Zo staken hij en enkele leden van zijn militante knokploeg op 25 november 1970 een dolk in hun buik en werd hem daarna ritueel het hoofd van de romp gescheiden. Mishima eiste namelijk dat de garde hun keizer – metafoor voor de Japanse cultuur – beter zou beschermen dan ze deden. Ook dat tekent hem en zijn literaire werk: realisme, hallucinaties, boeddhisme en een romantisch dwepen met samoerais en hun rituelen vol eer streden bij hem om voorrang. In het naoorlogse Japan groeide hij uit tot een omstreden schrijver, die later ook in het westen werd en wordt gelezen. In de jaren zestig stond hij verschillende keren op de nominatielijst om de Nobelprijs voor literatuur te winnen. En dat is misschien nog te begrijpen ook: als er een land is waar ultra hightech en eeuwenoude mystiek hand in hand gaan, is het het land van de rijzende zon wel. Dat maakt de Japanse cultuur voor veel westerlingen even onbegrijpelijk, mysterieus als aantrekkelijk.

ALBA Theaterhuis, geesteskind van Mees, heeft er een vlot stuk van gemaakt. Te vlot, en met bar weinig ruimte voor nuance – daar kan het somtijds dreigende klankdecor maar weinig aan veranderen. Nu is Mishima’s werk natuurlijk ook wel een stuk van dik hout – toch  wordt in de manier waarop ALBA het ons opdist niet duidelijk wat het wil overbrengen. Daarvoor blijft het de inhoud Mishima’s stuk te hermetisch, ondanks de tekstbewerking die erop is losgelaten. Ook de acteurprestaties houden niet over. De enige die werkelijk overtuigt is Mees zelf. De prestaties van de anderen gaan helaas gedeeltelijk ten onder in de regie. Want waar het stuk enigszins verzuipt in een magisch-realistische toon, had juist begeesterd en verstild spel tot veel onderhuidse spanning kunnen leiden.

ALBA Theaterhuis richt zich in haar producties op jongeren. Zij kunnen er misschien wel mee uit de voeten. Voor een geoefend kijker brengt ALBA net iets te weinig diepte aan. En, o ja: Boom uit de Tropen is dus niet voor het eerst te zien in Nederland. Het was de openingsproductie van Toneelgroep Amsterdam, die ALBA al in 1987 voorging – en werd algauw teruggetrokken vanwege de onbegrepen gebleven regie van Jan Ritsema.

www.albatheaterhuis.nl

Gezien: Boom uit de Tropen door ALBA Theaterhuis Den Haag, op donderdag 5 oktober 2006 in Theater aan het Spui, Den Haag.

Retestrakke speelmannen

Eersteling van Speelman en Speelman vol lieverdjestaal

‘Gideon! Weet je wat jij eens zou moeten doen? Jezelf naakt voor de spiegel neer zetten, een roos in je reet douwen en voelen dat je in bloei staat.’ Twee Speelmannen, te weten Joost en Daan, ondernemen een treinreis van Haarlem CS naar Amsterdam CS, maar worden onderweg ruw wakker geschud als een NS’er halverwege de trip jammer, maar helaas moet melden dat er enige vertraging is opgetreden. Het gevolg van een man die zich op de rails heeft gewaagd teneinde zich voor de wielen van de loc, hún loc, te werpen.  In onvervalste lieverdjestaal wendt het duo zich vervolgens tot Gideon.

Daan en Joost, gebroeders, en welzeker ook mannen van de straat. Jongens eigenlijk, liever gezegd. Ze kunnen nog maar nauwelijks behappen welke film zich er op vrijwel ieder moment van de dag voor hun ogen voltrekt. En trekken zich daarom terug in hun eigen wereld, dat is wel zo overzichtelijk. Hun hele leven zaten ze aan elkaar vastgeklonken, totdat op een dag, de dag van de reis, de ene broer een besluit neemt waar de ander niet van wil weten. Niet langer gaan ze over één spoor.

Pittige sketches, levendige liedjes, steeds uptempo gebracht. De twee wijken niet van hun pad dat ze zijn ingeslagen. Dat van het traditionele cabaret. Dat hindert niet, want hun uitvoering is energiek te noemen. Dat het nog wel eens mankeert aan verstaanbaarheid en er bij momenten meer rust genomen kan worden om een situatie beter tot haar recht te laten komen, zij ze vergeven. Dat betekent dat het programma nog behoorlijk aan kracht kan winnen. Op veel meer pretenties dan het presenteren van een avondje vermaak hebben de broers niet. Dat siert ze.

www.speelmanenspeelman.nl

Gezien: Niet over één spoor door Speelman & Speelman op woensdag 27 september in Theater PePijn, Den Haag.

Springstof

Bas Jan Ader met Ik ben even weg

Vaarwel – en tot over twee maanden. En de 33-jarige stapte bij wijze van kunstproject in een klein en gammel ogend bootje. Hij zou als onervaren zeiler de Atlantische oceaan oversteken: ‘Ik ben even weg’. Een jaar nadien werd zijn lege boot voor de kust van Ierland gevonden. Van hemzelf werd nooit meer iets vernomen.

‘Groeten vanuit de prachtige Ader-vallen’, schijnt cross-kunstenaar Bas Jan Ader eens als idee voor een ansichtkaart in een van zijn logboeken te hebben gekrabbeld. Vervolgens: ‘Alles valt.’ Zwaartekracht, meer specifiek vallen en de resultante ervan: losmaken – is een terugkerend motief in Aders werk, en dat schept een band met onder meer de legendarische in Den Haag woonachtige theatermaker Dick Raaymakers – maar ook met verlies en heroïsch falen. Hij combineerde zijn fascinaties in het bovenbeschreven ultiem te noemen project dat hij in 1975 deed.

Ader is bepaald en vogue, en geldt in kunstenaarskringen nog steeds als een bijkans mythische en invloedrijke inspiratiebron. In het Rotterdamse museum Boymans van Beuningen is juist vandaag een overzichtsexpositie van hem afgesloten. En juist ook dit weekend was in Den Haag de locatievoorstelling Ik ben even weg te zien waarin jonge kunstenaars zich spiegelen aan deze Bas Jan, op initiatief van het Haagse Theater Zeebelt.

Fotografie en film staan centraal bij Ader, generatiegenoot van o.a. Wim T. Schippers en Ger van Elk, maar ook was hij een performer die compromisloos zijn eigen lichaam als materiaal inzette. Zo klom hij op het dak van zijn huis en liet zich ervan af rollen, reed met zijn fiets een Amsterdamse gracht in en hing aan de tak van een boom tot hij niet meer kon en los moest laten. Dat alles is fotografisch en filmisch vastgelegd.

Ik ben even weg houdt het midden tussen een theatervoorstelling, een performance, een installatie, een poëtische filmvertoning en een tentoonstelling – op een locatie die een leegstaande loods behelst op een verlaten, mistroostig ogend industrieterrein. De credo’s van Ader staan ook voor die van Theater Zeebelt: losmaken, risico nemen – en vooral tal van kunstdisciplines met elkaar in verbinding stellen, met dank aan de meewerkende kunstenaars uiteraard. Tot zover de hardware.

Allemaal bepaald geen makkelijke kost – topzwaar zelfs, om in gravitatietermen te spreken – totdat je blij ontdekt dat je maar beter alle referenties overboord kunt zetten en het gebodene vrijelijk over je heen moet laten komen. Zoals je een tentoonstelling in een museum bezoekt: de een dat doet keurig volgens de getrokken krijtlijntjes, de ander racet eerst alle ruimtes door, en nog weer een ander laat zich leiden door wie of wat zijn aandacht weet te trekken. Of beter nog: als in een speeltuin waar je wat verwonderd rondloopt.

In om en bij zo’n vijftiental onderdelen trekt de erfenis als in een hommage aan Ader voorbij. Variërend van een gesymboliseerde vlucht door een heuse real time replica van een Vergeltungswaffe 1 (V1), een Duitse kruisraketwerper uit de Tweede Wereldoorlog, tot aan een waagstuk dat zich in de nok, bovenop een van de spanten van de loods afspeelt, tot de worsteling van een man die zich zittend op een vervaarlijk overhellende stoel probeert overeind te houden door gebruik te maken van een touw dat boven hangt. En natuurlijk zijn er filmpjes. Wonderlijke filmpjes. Zoals je uiteindelijk ook wonderlijk door de fabriekshal banjert alsof je je in een overjarige speeltuin waant.

Theater Zeebelt neemt ergens in het volgend jaar haar intrek in een nieuw theater, dat als vaste uitvalsbasis moet gaan dienen. Te oordelen aan de artistieke ideeën en het niveau van dit project kan dat niet vroeg genoeg zijn.

www.zeebelt.nl

Gezien: Ik ben even weg door Theater Zeebelt, locatieproject aan de Saturnusstraat in Den Haag op 22 september 2006. Concept en scenario: Albert Wulffers en Judith Schoneveld. Regie: Joris van Midde.

De zee als baken

Bonheurs Odyssee

Daar staat hij dan, de koning van Ithaka, sereen gestoken in een mooi gestileerde blank-witte kledij. Schuldeloos dus, zoals de duiven achterop het podium ook zijn vredige voorkomen lijken te willen onderstrepen. Odysseus is zijn naam. Sluw, sterk, slim, wilskrachtig en… menselijk.

‘Muze, verhaal van de man van velerlei wegen, die heel lang rondzwierf, nadat hij de heilige burcht van Troje verwoest had…’, zo lokt Bonheur Theaterbedrijf Rotterdam ons middels de folder de raamvertelling over hem in. Hij, de koning van Ithaka, die Troje plat kreeg door een gouden list met een houten paard, dat is natuurlijk Odysseus. Er wordt over hem verteld in de Odyssee van Homerus, feitelijk het beginpunt van de Europese letterkunde, ontstaan of opgetekend zo rond het jaar 800 voor onze jaartelling. Heel zeker is dat allemaal niet, getuige de zogeheten Homerische kwestie, waarin wordt getwijfeld aan de echtheid van de vertelling – en door sommige tekstwetenschappers zelfs aan het bestaan van Homerus zelve.

In de 24 boeken wordt de tien jaar durende thuisreis van de held uit de doeken gedaan, met de zeeën als baken. Het ijkpunt is de terugkeer van de held vanaf het eiland van de nimf Calypso, die hem na jaren en jaren van omzwervingen onderdak bood, maar hem nu op gezag van de goden moet laten gaan. De boeken eindigen met de tot stand gebrachte thuiskomst in zijn koninkrijk Ithaka, waar hij dient af te rekenen met de vele gegadigden die juist dan strijden om de hand van zijn vrouw Penelope.

De Odyssee van Homeros beschrijft de laatste 41 dagen van de tocht van Odysseus. Odysseus vertelt over zijn terugtocht vanuit Troje en zijn belevenissen bij o.a. de Cycloop, Kirke en de Sirenen in de vorm van flashbacks.

Theatergroep Bonheur heeft het epos opgeknipt in twee delen. Pas volgend jaar kunnen we getuige zijn van de aankomst van Odysseus op Ithaka. En dat is jammer, want reikhalzend kan worden uitgekeken naar dit tweede deel. Eén man, één acteur: Paul R. Kooij. Hij weet het publiek dik anderhalf uur in zijn eentje te kluisteren, zonder overdreven pathos, zonder multimediaal geweld, zonder een overdadige speelstijl. Deze Odysseus is klein, maar tot in detail te verstaan, tot in de vingertoppen te voelen, en tot aan het einde toe een mens. Dat is geen kleinigheid, want Odysseus c.q. Kooij haalt heel wat overhoop in zijn vertellingen en doet dat nog eens in hexameters ook, gemodelleerd naar de vertaling van H.J. de Roy van Zuydewijn.

Prachtige tekst, prachtig gespeeld, live elektrische gitaarmuziek, smaakvol belicht en ook nog eens in een prachtig decor dat bestaat uit een hoogglanzend, spiegelend-glimmend zwart vierkanten speelvlak van acht bij acht dat als een landkaart dient, waarop met doeken in verschillende felle kleuren eilanden zijn gemaakt en waar een blauw verlichte neonbuis een kustlijn suggereert, maar ook als einder kan dienen. Zoals gezegd: achter op het podium zien we een duivenkooi van glas op een zwarte tafel die even boven de speelvloer zweeft. De duiven vertoeven er op hun gemak, hebben niet de mogelijkheid om te vliegen, maar lopen daarentegen op een groot aantal knekelhoofden.

Regisseur Peter Sonneveld, sinds januari 2005 artistiek leider van Bonheur heeft een voorliefde voor het bewerken van literatuur tot theater. Dat bleek eigenlijk al in een van zijn eerste regies, Giovanni’s Room, een verpletterende weergave van het boek van James Baldwin, zo rond het midden van de jaren tachtig. Zijn grote kracht ligt in het tot stand brengen van een synthese tussen vertellen en toneelspelen. Zo ook in deze Odyssee. Het zou een hoorspel kunnen zijn, maar dan zou in dit geval toch de omlijsting node gemist worden. Na de krachttoer van Kooij rest de kijker slechts één verzuchting: dit is mooi, zo moet het.

We mogen dankbaar zijn dat er in deze wereld nog altijd mensen zijn die wat willen. En dit is nog maar de try-out.

Gaandeweg het seizoen maakt Bonheur theatersalons die als onderwerp onderweg zijn, avonturen beleven en thuiskomen als onderwerp hebben, onder de titel Hotel Ithaka.

www.bonheur.nl

Gezien: Odyssee, de wraak van de zee door Bonheur Theaterbedrijf Rotterdam op dinsdag 19 september 2006 (try-out) in Theater Bonheur.

De filosofe en de spasticus

Dance Works: Guerin / Listopad

Een wereldpremière van Lucy Guerin én een nieuw werk van de veelbelovende Bruno Listopad verenigd in een programma van uitersten.

De Australische choreografe Lucy Guerin houdt er graag van wat dieper te graven dan u en ik doorgaans plegen te doen. Haar website biedt haar daarvoor het ideale want geduldige podium – naast haar choreografieën natuurlijk: ‘De thema’s in mijn danswerk gaan over een tweevoudige natuur en tegenstrijdigheid. Ze roepen vragen op over tegengestelde keuzes in esthetische en emotionele zin, en dagen vaak uit om extreme paden te betreden. De dialoog die daaruit ontstaat stelt het publiek voor de uitdaging een manier te vinden om de huidige ongelijkheid in de wereld te accepteren en de spanning die daardoor wordt opgeroepen.’ Voorwaar niet niks. Dat belooft dus flink wat verheven denkwerk in de zaal om alles ook maar enigszins bij te kunnen benen.

De choreografieopdracht die Dance Works Rotterdam aan haar gaf is een primeur voor Nederland en een wereldpremière bovendien. Guerin studeerde af aan het Centre for Performing Arts in Adelaide, en danste daarna bij Russell Dumas’ gezelschap Dance Exchange in Sydney en Nanette Hassall’s gezelschap Dance Works in Melbourne. Van 1989 tot 1996 danste Guerin in New York met onder anderen Tere O’Connor Dance, Sara Rudner en de Bebe Miller Company.

In New York begon ze haar eigen choreografieën te maken, eerst solo’s voor zichzelf en later groepswerken. Dat resulteerde in 1996 op het festival Rencontres Choreographiques Internationales de Bagnolet in de Prix d’auteur. In hetzelfde jaar ontving zij een Bessie (New York Dance and Performance Award) voor de choreografie Two Lies. Mikhail Baryshnikovs White Oak Dance Project nam dit werk later op het repertoire. Inmiddels leidt ze terug in Australië haar eigen dansgezelschap.

Guerin en de artistiek leider van Dance Works Rotterdam, Ton Simons, kennen elkaar van hun beginperiode in New York, waar hij later zijn eigen gezelschap Ton Simons & Dancers leidde. Twintig jaar na dato leidt dat contact dus tot deze Rotterdamse opdracht, getiteld First Days. Daarin kijkt Guerin terug op haar eerste dagen in New York, maar dan wel gefilterd en gekleurd door haar ervaringen in het hier en nu. Of  in haar eigen, wat gezwollen taalgebruik: ‘Herinnering wordt een fysieke beleving in dit werk, dat onderzoekt hoe patronen en verbanden door de tijd ontstaan.’

Op het podium een witte, horizontaal vooraan over het podium gelegen baan tegen een zwarte dansvloer, met op dat witte vlak een uitstalling van huisraad: tafel, stoelen, tv, vaas, boek, bloemen, magnetron en nog wat van zulk spul. Ze heeft haar choreografie opgeknipt in een aantal taferelen die zij met boventitels inleidt: zoals op straat, ontbijt bij Leshko’s, op dansles, uitgaan, alleen thuis. De dansers van Dance Works nemen beurtelings en soms enkele van hen gelijktijdig plaats in deze huiskamer, terwijl de resterende dansers ons trakteren op moderne dans. De fragmentarische opzet van dit groepswerk waarvoor Guerin koos heeft tot gevolg dat haar choreografie meer weg heeft van een anekdotische laagdrempelige performance en ook wat van laten we zeggen wat gedateerd ogend danstheater. Dat komt haar werk niet ten goede. Bovendien blinkt haar danstaal niet uit in een innoverende zinsbouw. Het gevolg is dan ook een choreografie die langzaam maar zeker uitdooft. Het is na haar diepgravende gewauwel jammer dat dit nu het resultaat is van haar overpeinzingen.

De van oorsprong Portugese Bruno Listopad is een van de talenten die uit de rijkelijk bedeelde ‘stal’ van de Haagse Korzoschool stamt. Hij debuteerde in 1998 op het Holland Dance Festival en choreografeerde in het verleden ook voor onder andere Ballet Gulbenkian, Dansgroep Krisztina de Châtel en Rogie & Company. Tegenwoordig is hij in vaste dienst als gezichtsbepalend gastchoreograaf van de Rotterdammers. Listopads choreografische werk laat zich kenmerken door een individueel ingestelde bewegingstaal, die hij situeert in het spanningsveld tussen herkenbaarheid en vervreemding, tussen conceptuele vorm en menselijke expressie. De inspiratie voor Listopads nieuwe werk Anatomic Obliteration komt van de Japanse beeldend kunstenaar Yayoi Kusama, bekend van de stippen waarvan ze vrijwel al haar werk voorziet. Ook Listopad denkt na over zijn verhouding tot de buitenwereld: ‘Ik ga na hoe het lichaam functioneert als een ‘apparaat’ dat de niet-aflatende stroom van veranderingen en spanningen van het leven uitstraalt en omvat.

Door het bedenken van gedachte- en bewegingsexperimenten, verken ik hoe een bewust lichaam en onderzoekende geest te ontwikkelen. Deze helpen ons onze lichamelijke belevenissen te intensiveren en onze plaats in de wereld opnieuw te ontdekken.’ Kunst doordringt alles, volgens Listopad. Het resulteert in een choreografie voor drie dansers die zich aanvankelijk spannend laat aanzien vanwege een minimalistische opening, maar al snel vervalt tot een voorspelbaar geheel. Zijn choreografisch fileermes heeft hem geleid naar een anatomische les voor spastici. Deze spastische bewegingen waarmee hij zijn dansers toerust, zijn weliswaar niet alledaags, maar leiden aan de andere kant niet tot een verrassende choreografie. Daarvoor is zijn werk eigenlijk ook wat al te hermetisch van aard. Daar kan zelfs een berg zilvergespoten schoenen op de vloer niet tegenop.

Gezien: Dance Works Rotterdam: First Days door Lucy Guerin; Anatomic Obliteration door Bruno Listopad. Locatie: Theater aan het Spui, Den Haag.  www.danceworksrotterdam.nl

Komt een vrouw bij de dokter…

Richard Groenendijk voelt de hete adem van de nachtchinees in de nek

Ego heet een van de vorige theaterprogramma’s van Richard Groenendaal. Daarmee sloeg – en slaat – hij de spijker op z’n kop: hij is ijdel, ingeburgerd Rotterdammer, homofiel georiënteerd en, te oordelen naar zijn nieuwe programma, een omhooggevallen potsenbakker. In 1995 was hij finalist van Cameretten in Rotterdam. Nooit eerder zag ik deze van oorsprong communicatiedeskundige, presentator van Radio Rijnmond en deelnemer aan het tv-programma Wie is de mol…? aan het werk in de zalen.

Van zijn eigen website geplukt: ‘In het nieuwste programma De adem van de nachtchinees laat Richard Groenendijk zich opnieuw van zijn sterkste kanten zien.’ Geen bijster sterke zin voor een communicatiedeskundige, zoal hij die zegt te zijn, want zou hij ons ooit zijn minder sterke kanten willen laten zien?

We vervolgen: ‘Komische verhalen, bizarre personages en natuurlijk zijn snedige oneliners.’ Helaas: zijn verhalen zijn niet komisch, maar krijgen soms iets hilarisch doordat zijn publiek denkt dat ze komisch bedoeld zijn. In werkelijkheid laat hij een veelheid aan clichébeelden los, beschrijft hij vrijwel alleen standaardsituaties (toiletten van een tankstation bij nacht, een auditie, relaties, zijn bezoeken aan een Chinees restaurant), en is hij zelfs nauwelijks in staat een pointe aan te brengen aan zijn bepaald plichtmatige observaties. Bizarre personages bestaan in zijn geval uitsluitend bij de gratie van een kopstemmetje of een dialect waarin hij zich tot zijn toehoorders wendt. En snedige oneliners heb ik op de vingers van één hand geteld.

Maar de havenstedelingen vreten zijn show, lopen met hem weg, dragen hem op handen. Dat zegt misschien meer over de doorsnee Rotterdammer dan over Groenendijk – laten we het hopen.

Lezen we ondertussen verder op zijn website: ‘Toch gooit Groenendijk het in dit programma over een iets andere boeg. Meer eenvoud, meer geaard en een heftigere onderlaag die de gehele voorstelling sluimerend op de loer ligt.’

Naar het schijnt is Groenendijk inderdaad en meer dan ooit dichter ‘bij zichzelf’ gebleven, af te meten aan mensen die eerdere programma’s van hem zagen. Dat verklaart een deel van deze boeg. Meer geaard: ? De heftigere onderlaag vermoed ik in een dikkig buurmeisje dat hij in een poging tot het bieden van troost en bescherming meeneemt naar zijn geliefde nachtchinees. ‘Op de loer’ doet vermoeden dat het in zijn voorstelling zindert, dat er op het scherp van de snede wordt gebalanceerd, dat er onvermoede verwikkelingen onthuld worden. Maar niets van dit alles: het enige dat Groenendijk doet is platitudes ten beste geven onder het mom van enige filosofische diepgang.. En Groenendijk besluit: ‘Voorstellingen van Richard Groenendijk zijn altijd één groot feest en hij heeft nog wat te melden ook…’

Groenendijk grossiert in gemeenplaatsen, clichés, banaliteiten en alledaagsheden. Uiterst vermoeid. Als een slaapverwekkende, plakkerige neef die jou bij een weerzien na jaren, uren- en urenlang gijzelt en van zijn onnavolgbare avonturen kond denk te moeten doen. Als een ome Rinus die voor de honderdtwintigste keer dezelfde grap vertelt, en dat zelf niet in de gaten heeft.

… en die zegt: kleedt u zich maar even uit.

Richard Groenendijk: De adem van de nachtchinees, gezien op za 20 mei 2006 in Theater Zuidplein, Rotterdam. www.richardgroenendijk.nl