‘Hoogmoedig durven zijn’

Eline Arbo regisseert Goethe bij Toneelschuur Producties

Gezeten aan zijn schrijftafel schiet Werther zich een kogel door de kop. ‘Het slaat twaalf uur! Zo zij het dan! Lotte, Lotte, vaarwel, vaarwel,’ zo eindigde Goethe het fictieve dagboek van zijn dweepzieke personage. In Het lijden van de jonge Werther koestert een jongeman een allesverzengende verliefdheid voor een voor hem onbereikbaar adellijk meisje. Zij wees zijn avances af omdat zij haar hart eeuwigdurend aan een ander heeft verpand.

Aanleiding tot de roman was voor Goethe het bericht dat Jerusalem, een jongeman die hij in Wetzlar (Duitsland, Hessen) had leren kennen, zelfmoord had gepleegd. Want diens liefde voor de vrouw van een vriend was onbeantwoord gebleven. Goethe herinnerde zich zijn eigen onbeantwoorde liefde voor Charlotte Buff en verwerkte die marteling in de genoemde roman die hij in het razende tempo van vier weken tijd, nog maar 25 jaar, aan het papier toevertrouwde. Overigens zonder zich daarbij aan te letterlijke feiten te houden.

Goethes debuutroman Het lijden van de jonge Werther werd na publicatie in 1774 te midden van de ‘Sturm und Drang’-periode direct een ongekend succes. Onder jongvolwassenen liep die zelfs uit op een heuse ‘Werther-Fieber’. Navolgers staken zich in de Werther-look: een blauwe rokjas met een geel vest en gele broek.

Goethe’s populair geworden beeltenis verscheen op serviezen en souvenirs. En jonge mannen maakten zich, net als hun held Werther, uit wanhoop van een onbeantwoorde liefde theatraal van kant. Een ware zelfmoordgolf raasde over Europa.

Romantiek, standsverschil, doodsverlangen, terug naar de natuur, ascese, Weltschmerz – en vooral die ‘Sturm und Drang’. Regisseur Eline Arbo – ze studeerde vorige zomer af, debuteert bij Toneelschuur Producties – ziet in de roman een aanklacht tegen het systeem van de Verlichting, dat ook in die tijd al leidend was. Hoofdpersoon Werther stelt zich in haar ogen teweer tegen de kille maatschappij die louter de rede centraal stelde. Ze legt een parallel met het hier en nu:

‘Onze ouders en voorouders hebben een paar stevige fouten gemaakt in de opbouw van deze neo-liberalistische samenleving. Ze hebben getracht alles in statistiek en economie te vatten, met als resultaat een kille maatschappij die zijn eigen aarde en mensen verwaarloost voor een paar centen meer.” Als het aan Arbo ligt begint de verandering bij haar generatie.

‘Wij zitten gevangen in het systeem van onze ouders en zijn zoekende naar een nieuwe vorm van samenleven. De valkuil in die zoektocht is apathie. Je kunt gemakkelijk denken: het heeft allemaal geen zin. Maar we moeten wakker worden en hoogmoedig durven zijn. Je móet geloven dat je de wereld wel degelijk kunt veranderen. De kracht uit hoogmoed verandert uiteindelijk de wereld.’

Ze stelt haar vizier graag nog wat scherper: ‘Kan idealisme bestaan zonder fundamentalisme? Dat vraag ik me steeds vaker af.’ Prikkelend.

Toneelschuur Producties: Het lijden van de jonge Werther. Met: Diewertje Dir, Victor IJdens en Sander Plukaard. In Toneelschuur Haarlem van donderdag 21 t/m zaterdag 23 september 2017 en op tournee van woensdag 27 september t/m donderdag 19 oktober 2017. Meer informatie: toneelschuurproducties.nl.

 

Advertentie

De nietigheid van het aardse leven

Toneelschuur Producties brengt ‘Het leven is droom’

‘Het leven is droom’ is een Spaans barokfeest en taalbouwsel ineen. Over de mogelijkheid van vergeving in een wereld die dat eigenlijk niet verdient.

Is het leven ‘echt’? Ik kan alleen door mijn eigen ogen kijken. Stel dat alles wat u en ik tot nu toe meemaakten niets meer is dan een droom: knijp ’s in m’n arm. Of dat het ‘heel-al’ in werkelijkheid de schaalgrootte heeft van een lavalamp. Met paraffine-eilanden die als universa met elkaar in botsing kunnen komen, in elkaar kunnen opgaan. Met onszelf daarin ronddobberend als nietige microbes. Onwetend, en dus kan iets of iemand ‘zomaar’ met een ‘knip’ de schakelaar omzetten. En weg is alles, een uiteenspattende zeepbel.

Sigismond, de hoofdpersoon uit Calderón de la Barca’s Het leven een droom (1635), meent dat het leven een zinsbegoocheling is: ‘De rijke droomt zijn geld, dat hem geen gemoedsrust geeft; de arme dat hij leeft in de armoe die hem kwelt; en wie met geweld hogerop wil, droomt wie rooft, krenkt slooft.’ Hij is als pasgeborene door zijn vader, de koning Basilius, in een toren opgesloten omdat in de sterren geschreven staat dat hij een tiran wordt die zijn vader de kop verplettert. Maar oud, wijs en twijfelzuchtig geworden, haalt Basilius hem bij wijze van proef-voor-één-dag uit de donjon, laat hem koning zijn. Onmiddellijk komt de jongen in opstand en staat zijn vader naar het leven. Die werpt hem daarop weer in de kerker. Nadat Sigismundo is bevrijd door rebellen, breekt een spannend moment aan in de toneelliteratuur: Sigismond spaart het leven van zijn vader.’

Calderón de la Barca is de ‘Shakespeare van Spanje’ – al blijven zijn karaktertekeningen achter bij de weergaloze existentiële vertwijfeling die de Brit aan zijn personages wist te ontlenen. Hij was jezuïet maar ook militair, vocht met de Spanjaarden tegen de Nederlandse rebellen in de slag van Breda. Calderóns magnum opus geldt als een filosofisch en allegorisch meesterwerk uit de Gouden Eeuw van de Spaanse literatuur. De ethiek, daar gaat het hem om in dit stuk, geschreven door een man die gelooft in een van god gegeven gezag. Aan elke zin proef je dat de schrijver zijn hele wereldbeeld in één toneelstuk heeft willen vatten, doceert dat de wetten van de horoscoop, lees: het noodlot, teniet kunnen worden gedaan door een nobele daad te verrichten. Die vervluchtigt nooit, ook niet in de diepste droom.

Eens in de zoveel tijd duikt het stuk op in Nederland. De Haagse Comedie bijvoorbeeld speelde het in 1979, met Eddy Brugman, Kees Coolen, Marjon Brandsma, Anne-Marie Heyligers en Carl van der Plas. De jonge regisseur Olivier Diepenhorst (1984) kwam met Calderóns virtuoze taalbouwsel in aanraking toen Johan Simons de filosofische komedie in 2005 bracht. De verzen die doorbuigen van de poëzie op rijm, stalen meteen zijn hart. Hij noemt het ‘een taalfeest’. “Oude woorden die tot leven komen. Ik was op slag verliefd op die kunstmatig aandoende taal, op die Polymetrische verzen die over elkaar heen buitelen en rijmschema’s die door elkaar lopen. En dan dat mesjokke gegeven: besta ik wel echt?” Diepenhorst wil met dit stuk hardop dromen, over hoe in roerige tijden zin en richting te geven is aan het bestaan. “Het is een sprookjesachtig verhaal, maar in die vernuftige verzen klinkt een duistere ondertoon door.”
In zijn regie valt het aanstekelijke spel op in de twee uur durende productie. “Ik wilde mensen van vlees en bloed. Maar hoe je dat met die taal? Die zit soms ook in danig de weg. We doen daarom alsof we op zolder spelen, tussen lakens en schuifdeuren. Dat prikkelt de verbeelding. En zo kunnen de acteurs ook zelf beter invulling geven aan hun rol(len).” Het is smullen geblazen voor doorgewinterde toneelfans.

Toneelschuur Producties: ‘Het leven is droom’. Op woensdag 11 en donderdag 12 mei 2017 in Theater aan het Spui. Meer informatie: hnt.nl. Telefonisch tickets reserveren: 0900-3456789.

 

‘Zwart is te bestrijden’

Nina Spijkers zet tanden in Tsjechov

De Ivanov van Tsjechov lijdt aan het leven. Niets nieuws onder de zon. Maar regietalent Nina Spijkers hoopt het publiek de zaal uit te laten gaat met een gevoel van hoop en daadkracht.

‘Tsjechov heeft helaas de reputatie saai, traag en ouderwets te zijn’. Nina Spijkers (1988) constateert het weliswaar met droge ogen, maar toch ook met ongeloof en hoorbare spijt in haar stem. ‘Totale onzin. Tsjechov is geestig, snel en tijdloos. Vooral zijn Ivanov is juist heel erg energiek en strijdlustig.’ Regietalent Nina Spijkers – ze kreeg twee jaar terug de Top Naeff Prijs, de aanmoedigingsprijs voor veelbelovende studenten – zet na de prachtige regie die ze het vorige seizoen bij Toneelschuur Producties maakte van Schillers Don Carlos (1787) nu haar tanden in Tsjechovs Ivanov (1887). ‘Hij is voor mij de ultieme ontleder van de menselijke ziel, personages in zijn stukken kampen met existentiële problemen. Hij beschrijft het leven als het ware door een derde oog dat naar binnen kijkt.’

Spijkers vindt het fijn om zinnen die op papier al wondermooi zijn, hardop te laten klinken, als een klok, en wel uit de mond van een acteur die weet wat een stembuiging meer of minder teweeg kan brengen. Ze wil kortom dat tekst lééft. ‘Bij Tsjechov is belangrijk hetgeen níet wordt gezegd.’ Door haar eigenzinnige kijk op het regievak plus een eigengereide spelopvatting weet ze van klassiekers vitale voorstellingen te maken die overlopen van leven. Beter gezegd: Er theater van te maken. Dat deed ze eerder al eens met Georg Büchners Leonce en Lena (1836), met William Shakespeare en met Friedrich Schiller. Voor Don Carlos van Schiller ontving ze vorig jaar een nominatie voor de BNG Nieuwe Theatermakersprijs.

‘O zeker, ik houd zeker erg van taal, ben dol op klassiek teksttoneel, maar heb ook meer moderne schrijvers als Patrick Marber, Werner Schwab, Heiner Muller en Sarah Kane in mijn hart gesloten.’

Ivanov is door Tsjechov in welgeteld tien dagen aan het papier toevertrouwd, en nog wel tussen zijn drukke beroepsbestaan in als plattelandsarts en mantelzorger. De grootgrondbezitter Ivanov lijdt aan de ziekte van het leven, een kwaal die sowieso al door alle tijden heen door heel Rusland trekt. Ivanov voelt dat het leven hem als zilverzand door de vingers glipt en hij lijkt geen doel te hebben in het leven, anders dan louter voort te bestaan. Ook heeft hij fikse schulden uitstaan. Hij zegt hardop ongelukkig te zijn en geen liefde meer te voelen voor zijn bemiddelde vrouw.

Spijkers: ‘Ze is een sterke vrouw, haar liefde voor hem is oprecht’. En daar komt bovenop, o kommer en kwel, dat zij stervende is. Ivanov zoekt afleiding bij de buren, bij hun meer dan prachtige dochter Sasja. Na de dood van zijn vrouw besluit hij met haar te trouwen, want op haar eigen wijze wilde zij Ivanov altijd al redden. Maar is hij wel te redden?

Hunkering
Volgens Spijkers voert Ivanov een idealistische strijd tegen zwaarmoedigheid. Ze kwalificeert Tsjechovs eersteling als ‘energiek’. ‘Personages van Tsjechov verlangen altijd extreem: naar liefde, verhuizen, geld, erkenning of verandering. Maar de mogelijkheden op het Russische platteland waren beperkt en leidden tot stilstand. Deze Ivanov gaat juist over het gevecht daartegen. Onze wereld raast. Onze wereld is er een die over je heen dendert als je niet uitkijkt. Wij staan niet stil omdat we niets kúnnen, wij willen niets omdat er teveel kan. Ivanov is voor mij als een plant die teveel water krijgt en daardoor verzuipt.’

Meer dan in eerdere producties van deze tekst wel is gebeurd, heeft zij Ivanov tot spil van het stuk gemaakt. ‘Hij is het oog van de orkaan.’ Ze heeft daartoe met Casper Vandeputte, regisseur en schrijver bij onder andere het Nationale Toneel en Theater Utrecht, de tekst bewerkt. ‘De ruis is er uit.’ Ze heeft een aparte studie gemaakt van het slot, want daar bestaan drie versies van: twee ‘Moskouse’ en een ‘Peterburgse’. Indertijd bleef Ivanov, onbegrepen door het publiek, voor dood liggen.

Volgens Tsjechov stierf hij aan een hem aangedane belediging. Hij besloot een alternatief einde aan het stuk toe te voegen. ‘Ja, de keuze voor Ivanovs einde is een spannende keuze. In de ene versie sterft hij mooi dramatisch, maar ook weinig hoopvol. Dan weer hanteert hij een pistool. Ik concentreer me op een hoopvol einde. Zwart is te bestrijden,’ zegt Spijkers. In een notendop is dat de universele boodschap die ze afgeeft met deze worsteling tussen geluk en ongeluk.

Ivanov door Toneelschuur Producties met Hajo Bruins, Tijn Docter, Roeland Fernhout, Wendell Jaspers, Minne Koole, Xander van Vledder en Nimuë Walraven. Ivanov gaat op zaterdag 25 februari 2017 in première in de Toneelschuur, Haarlem. Daarna tournee door Nederland. Meer informatie op toneelschuurproducties.nl.

Toneel met de lading van een manifest

Nina Spijkers regisseert Schillers ‘Don Carlos’

Ze werkt met 15 gouden regels. Nummer 5: ‘Wat je maakt mag niet alleen over jou gaan, maar als het helemaal niet over jou gaat kan het nooit echt goed zijn’. En regisseur Nina Spijkers koos ‘Don Carlos’ van Schiller, een stuk uit 1787 dat zich afspeelt tijdens de Tachtigjarige oorlog.

Veertien! Veertien was ze, toen ze avond aan avond, tot een totaal van dertien keren toe, ademloos de ‘Don Carlos’ inademde die de huidige Nationale Toneel -leider en regisseur Theu Boermans in 2005 maakte. Maal zo’n vijfenhalf uur maakt dat bij elkaar toch dik zo’n zeventig uur vrijwillige gevangenschap in de theaterzaal. “Die voorstelling koester ik enorm. Ik moet zeggen: eigenlijk was ik niet van plan het stuk zelf te gaan regisseren. Maar steeds bleek dat ik het stuk naar voren bracht, in gesprekken, tijdens repetities, bleef er aldoor naar verwijzen.

En zo drong Don Carlos zich onvermijdelijk steeds meer aan me op,” zegt Nina Spijkers (27) over haar keuze voor de regie van Schillers beroemde toneeltekst. Toen twee jaar geleden Toneelschuur Producties de toen net van de Toneelschool afgestudeerde regisseur vroeg een voorstelling te maken, hakte ze snel de knoop door. Een positief trauma? “Eigenlijk moet je niet aan je favorieten komen.”

Friedrich Schillers ‘Don Carlos’ speelt zich af tijdens de Tachtigjarige Oorlog – met in het stuk een figurantenrol voor de Nederlanden als vrijvechtersoord-op-afstand. Maar het is ook een liefdesgeschiedenis. De plot: Don Carlos, kroonprins van Spanje, is verliefd op zijn stiefmoeder, die eigenlijk aan hem was beloofd. Maar zijn vader kaapte haar voor zijn neus weg, trouwde haar uit puur politieke redenen. Carlos rebelleert daarop opzichtig – en vormt daarmee een gevaar voor de staatsveiligheid. Als Carlos’ jeugdvriend Posa verschijnt en hem herinnert aan hun oude idealen, proberen ze samen de strenge koning Philips II te overtuigen van het belang van democratie, vrijheid van godsdienst en meningsuiting, en strijden ze voor vrijheid van denken.

Actueel en tijdloos
Spijkers gebruikt de klassieker om een parallel te trekken met de geest van revolutie en verandering die momenteel door de wereld trekt, en vooral de rol die haar eigen generatie hierin speelt. “Ik merk dat mijn generatie moeite heeft om zich politiek te engageren. Er wordt veel gepraat over politiek en de maatschappelijke orde, maar niemand ziet wat jezelf aan de bestaande situatie kunt veranderen. Eigenbelang en gevoelens blokkeren dat. Ik

vond dat ikzelf niet langer buiten schot kon blijven.” Samen met vier jonge acteurs die naar hartenlust dubbelrollen spelen, is Spijkers het klassieke stuk te lijf gegaan, met passie en strijdlust. In haar handen is ‘Don Carlos’ daardoor niet alleen een liefdesverhaaltje maar vooral een tijdloos ideeëndrama. “Het is jongeren hier niet duidelijk wat er te winnen of verliezen valt. Vrijheid is zo’n alledaags concept voor ze, dat ze er vaak niet eens bij stilstaan. En vaak blokkeren allerlei gevoelens, jaloezie en eigenbelang bijvoorbeeld, een discussie op een diepgaander niveau.”

Twee jaar geleden zette ze al de eerste stappen op weg naar deze voorstelling. Gedurende die tijd zijn vraagstukken rond de vrijheid van meningsuiting alleen maar nadrukkelijker, pregnanter naar voren getreden. “De actualiteit die van de thema’s uitgaat had ik twee jaar geleden in de verste verte niet kunnen bevroeden. En dan te bedenken dat dit stuk twee eeuwen geleden geschreven is.”

Kroon
Háár ‘Don Carlos’ heeft ze teruggebracht naar een overzienbare totaalduur van een uur en drie kwartier. En van fraaie regievondsten voorzien. Zoals een ‘getatoeëerde’ kroon op de onderarm van al de vier spelers, die daarmee ieder de rol van de koning kunnen oppakken, en dat – nog een regievondst – ook bij toerbeurt en in wisselende formaties doen, als waren ze een koor dat in ‘samenspraak’, bijna als een samenzang de koning, de sire, de monarch belichaamt. Die vondsten verlenen aan het spel behalve een grimmige spanning en overall wat ‘punky’ aandoende dynamiek, maar leveren ook het effect op van een muzikaal ‘scanderen’. Maar ook: drie spreken zich samen uit tegen de ander; of twee tegen twee. Een tegen drie. “Die stijlfiguur gebruik ik vaker”, legt Spijkers uit, “het is zo’n beetje mijn handtekening geworden. Als je zinnen gelijktijdig laat uitspreken krijgen die de lading van een manifest.”

Dat werpt de vraag op of en in hoeverre de theaterzaal een revolutionair oord is of moet zijn. Spijkers, dochter van acteursechtpaar Jaap Spijkers en Myranda Jongeling: “Een tijd lang heb ik gedacht dat het theater dé plek is voor het opwerpen van een barricade, dat je daar moest bereiken dat mensen van gedachte zouden veranderen. Maar daar ben ik op teruggekomen. Ik verwacht niet dat theater mensen werkelijk in opstand laat komen. Het hoogst haalbare is dat theaterbezoekers tot nadenken worden gestemd, zich tot nadenken voelen uitgenodigd.”

‘Don Carlos’ van Toneelschuur Producties is op woensdag 25 en donderdag 26 mei te zien in Theater aan het Spui. Meer informatie: toneelschuur.nl en theateraanhetspui.nl. Telefonisch reserveren: (070) 346 52 72.

‘Hekken! In Europa!’

Toneelschuur & Korzo in Wachten op de Barbaren

Zorgeloos bestuurt de beschaafde, oude magistraat al tientallen jaren het dorpje aan de grens. Tot ieders tevredenheid. Totdat opeens een vijand opduikt. Uit het niets.

Vijftien jaar terug in de tijd. De meesterlijke doch korte beginzin maakt indruk: ‘Ik heb nog nooit zoiets gezien: twee glazen schijfjes die in lussen van ijzerdraad voor zijn ogen hangen.’ In Wachten op de barbaren beschrijft Zuid-Afrikaan en Nobelprijswinnaar Coetzee hoe een oudere dorpsmagistraat op een buitenpost in de grensstreek opstaat tegen het militaire geweld tegen het nomadenvolk aldaar – en brengt daarmee zichzelf in grote moeilijkheden.

Heilig. Misschien een al te groot woord. Maar regisseur Michiel de Regt durft vijftien jaar na dato best toe te geven dat schrappen in Coetzees uit 1980 daterende erkende meesterwerk voor hem als ‘olifantenpoten in de porseleinkast’ neerkomt. “Uit Rembrandts Nachtwacht snijd je toch ook niet lukraak vijftig vierkante centimeter? Coetzee heeft vast jarenlang zorgvuldig geboetseerd aan elke zin, haast iedere komma”. Maar het weggummen moet. Want het werk ligt nadat hij zojuist zijn regisseurs-tanden in Hella Haasses Oeroeg heeft gezet, ten grondslag aan zijn komende voorstelling, vernoemd dus naar en gebaseerd op de geruchtmakende roman van Coetzee, die zich trouwens Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw mag noemen.

Coetzees ‘realistische fabel’ over onverschilligheid, medeplichtigheid en verzet onder een totalitair regime slaat De Regt tot op de dag van vandaag nog altijd midden in zijn gezicht, ook door parallellen die hij ziet met deze tijd. “Loyaliteitsconflicten als gevolg van politieke kwesties, heen en weer geslingerd worden door innerlijke gewetensstrijd. En: hekken, uitroepteken, in Europa!” Maar ook de bijna pervers overkomende relatie van de ambtsdrager met een barbarenmeisje fascineert hem”. Al met al meer dan genoeg beweegredenen voor De Regt om zich als theatermaker intensief op de roman te storten.

Dans
De morele, existentiële levensvragen die uit Wachten op de barbaren voortkomen zijn herkenbaar en actueel. Maar er is meer. De Regt vervolgt: “De abstractie waarmee het landschap van die grensstreek is beschreven, die prikkelt mijn verbeelding enorm. En verbeelding, dat is voor mij altijd het beginpunt voor wat theater moet zijn”.

Dat uitgangspunt dreef hem in de armen van de Spaanse, veelal in en vanuit Nederland werkzame choreograaf Iván Pérez. “Dans, werkelijk een fantastisch medium”, verklaart De Regt. “Dans is ondanks de aanwezigheid van dansers, personen, lichamen goeddeels een abstracte kunstuiting. Ruimtelijk. De abstractie van dans contrasteert in de voorstelling prachtig met de klinkende waarneembaarheid van de taal en de woorden uit Coetzees werk”. Bovendien, zo vervolgt De Regt: “Er zijn momenten en situaties die je aan de hand van vleselijke beweging, dans en gebaren beter begrijpt, als dieper ervaart. En beter tot de personages doordringt, dan door aldoor woorden te laten klinken. Inderdaad: Eén beeld zegt soms meer dan duizend woorden, zoals dat heet”. Tijdens een ontmoeting klikte het tussen De Regt en Pérez enorm. En zo is dans wezenlijk onderdeel van de voorstelling.

Maar De Regt gaat nog een stapje verder. In zijn voorstelling doorvlecht hij theater, dans met muziek tot ‘gesammtkunstwerk’. Er klinkt speciaal gecomponeerde muziek van Wilko Sterke, voor contrabas. “Op een bepaald moment laat hij twaalf contrabassen tegelijkertijd opklinken in zijn ‘soundscape’. Waanzinnig.”

Wachten op de Barbaren is een coproductie van Toneelschuur Producties en Korzo producties. Tournee.

kader:
Michiel de Regt – regie
Michiel de Regt maakte bij Toneelschuur Producties Antigone en Wreed en Teder. Ook bij het muziektheatergezelschap Orkater en Matzer heeft De Regt voorstellingen gemaakt.

Iván Pérez – choreografie
Iván Pérez danste bij Nederlands Dans Theater en IT Dansa. Sinds 2011 is hij choreograaf. Naast zijn werk bij Korzo heeft hij stukken gemaakt bij Compañía Nacional de Danza, Ballet Moscow, Balletboyz, River North Dance Chicago en het Nationale Ballet van Cuba.

 

Leven in het licht van de dood

Topontmoeting in Den Haag: Caligula meets Julius Ceasar

Topontmoetingen. Wereldleiders. Den Haag is ermee bekend. Maar in een en dezelfde week twee van legendarische Romeinse keizers tegen het lijf lopen, dat is andere koek. Het kan, zomaar, in Den Haag.

De tragiek van de mens als soort is niet dat hij sterfelijk is, maar het besef heeft dat hij sterfelijk is. In dat opzicht verschillen u en ik van wat wij dieren zijn gaan noemen. Hoe te leven als we weten dat we zullen sterven, dat het leven in zekere zin zinloos is? Het leven is slechts leefbaar wanneer de mens in zijn wensen en idealen niet tot het uiterste gaat. Dat beweert Albert Camus (Het misverstand, De rechtvaardigen) althans volgens regisseur Thibaut Delpeut in het toneelstuk Caligula. Camus’ Caligula is een man die het zich hardop en in alle oprechtheid afvraagt. Natuurlijk, hij is ook de waanzinnige moordmachine die we uit de geschiedenisboekjes maar al te goed (her)kennen. En toch grijpt Camus, juíst Camus, existentialist, een treetje hoger. Zo laat hij Caligula aan zijn onderdanen zeggen: ‘Deze wereld is zonder belang, en wie dat inziet verovert zijn vrijheid.’

Nadat zijn zus en geliefde Drusilla het leven heeft gelaten, is ‘keizer-kunstenaar’ Caligula ontroostbaar. Vertwijfeling en verdriet over dit in zijn ogen onrechtvaardige verlies overmannen hem dagenlang. Hij besluit zijn volgelingen duidelijk te maken dat de mens niet gelukkig kán zijn. En doordat hij inziet dat hij de orde der dingen niet beheerst, niet kán beheersen, vereenzelvigt hij zich dan maar met het noodlot. En stort anderen moedwillig in eenzelfde noodlot. ‘Ik wil de maan, het is een van de dingen die ik niet heb. Iets dat waanzinnig is, de maan, geluk of onsterfelijkheid, maar dat niet van deze wereld is’. Hij zoekt de naakte ‘waarheid’. ‘Ik wil dat er in waarheid geleefd wordt, en ik heb toevallig de middelen om eenieder te dwingen in waarheid te leven’.

De wervelstormen die zijn hoofd teisteren leiden hem tot het inzicht dat zijn onderdanen zich volgens hem enkel verliezen in uitvluchten en ijdelheden. Hij verordonneert daarop een experiment, als een sectie naar de ziel, in de vorm van een nieuw belastingplan: Hij laat alle patriciërs, alle mensen in zijn rijk die over enig kapitaal beschikken – klein of groot, dat is hem precies hetzelfde – hun kinderen verplicht onterven en onmiddellijk een testament opmaken ten gunste van de staat. Caligula: ‘Naar gelang zullen wij die personen laten sterven in de volgorde van een willekeurig opgestelde lijst. En wij zullen erven. De volgorde van de executies doet er niets toe. Of liever gezegd, die executies doen er allemaal evenveel toe, wat meebrengt dat ze er niets toe doen’.

Regisseur Thibaut Delpeut (Nora, Freule Julie, Blasted) kenschetst Caligula als een meeslepend stuk, juist nu ideologieën lijken te wankelen en zekerheden op de proef worden gesteld. Volgens Delpeut, onlangs benoemd tot artistiek directeur van De Utrechtse Spelen, gaat het in dit stuk over primaire vraagstukken, vooral, na de val van de almacht van religies en het geloof in de vooruitgang door het kapitalisme. Precies zoals vlak voor de Tweede Wereldoorlog, de tijd waarin Camus Caligula schreef. Delpeut situeert het stuk in een ruimte die het midden houdt tussen een museumzaal en een zeventiende-eeuws anatomisch theater, de plek waar lijken openbaar werden ontleed. Dat klinkt bij elkaar wat zwaar misschien, maar Depleut heeft bewezen meeslepend en intens te regisseren.

Julius Ceasar
Julius Caesar ging Hamlet vooraf en is de eerste van de vijf grote tragedies van Shakespeare. De meeste Shakespeare-critici en -historici zijn het eens dat het toneelstuk de indertijd algemene gevoelde ongerustheid over de troonopvolging in Engeland weerspiegelt. Koningin Elizabeth I, die bekendstond als een sterke heerser maar ook bejaard was weigerde een opvolger aan te wijzen. Dit leidde ertoe dat de Engelsen zich zorgen maakten over het uitbreken van een burgeroorlog na haar dood.

Marcus Brutus, een goede vriend van Caesar, hier gespeeld door Cas Enklaar, wiens voorouders befaamd zijn door het verdrijven van de tirannieke Tarquinii-koningen uit Rome, laat zich overhalen tot een complot van senatoren tegen Caesar. Opgestookt door Cassius verdenken de samenzweerders Caesar ervan dat hij van de republiek een monarchie wil maken, waarin hijzelf de monarch wordt. Het duo wordt echter ook gedreven door afgunst en jaloezie, alhoewel Brutus ook wordt gemotiveerd door eergevoel en patriottisme.

Shakespeare portretteert tijdloos en meeslepend een groep mensen die besluit niet langer toe te kijken, en laat hun handelen zien en de consequenties hiervan. Julius Caesar handelt over een tijdperk op drift. De angst regeert en dat maakt het volk rijp voor manipulatie en demagogie. De taal is het wapen van degene die spreekt en retoriek viert hoogtij.

Een van de sterke punten van dit stuk is dat het de personages niet eenvoudigweg opdeelt in eendimensionale schurken en helden: de ‘grote Caesar’ heeft fouten, zijn moordenaar Brutus bezit ook deugden. Maar waarom heeft Shakespeare zijn stuk Julius Caesar gedoopt en niet Brutus? Brutus, bij het Zuidelijk Toneel gespeeld door Han Kerckhoffs, is immers de hoofdpersoon. Terwijl Caesar al halverwege het stuk sterft, in het derde bedrijf. Toch heeft Shakespeare voor Julius Caesar gekozen. Misschien uit verkoopoverwegingen, want ook bij zijn tijdgenoten-elizabethanen was Caesar een naam over wie iedere schooljongen had gehoord. Belangrijker is de overweging dat Caesar de spil van het stuk is, en ook na zijn dood de handelingen in het stuk beheerst.

De elizabethanen hadden grote eerbied voor de Romeinse deugden en geest. Ze zagen steeds imposante gebouwen en zuilengalerijen voor zich, waarin plechtstatige, in toga’s gehulde Romeinen rondwandelden en spraken over ernstige en gewichtige zaken. Geleerde dichters uit de achttiende eeuw liepen niet hoog weg met Shakespeares eruditie (klokken die slaan in het antieke Rome!; Brutus die een boek leest!), maar prezen vrijwel eenparig de authentieke sfeer van de Romeinse drama’s die hij opriep.

Julius Caesar door het Zuidelijk Toneel is op maandag 14 en dinsdag 15 april te zien in de Koninklijke Schouwburg. Meer informatie op www.hetzuidelijktoneel.nl en www.ks.nl . Caligula van De Utrechtse Spelen/Toneelschuur is van dinsdag 15 tot en met donderdag 17 april te zien in Theater aan het Spui. Meer informatie op www.toneelschuur.nl en www.theateraanhetspui.nl.

‘De juiste toon vinden, dat is een uitdaging

Met inmiddels een Theo d’Or op zak trekt Marlies Heuer opnieuw de theaters in met Am Ziel, een voorstelling die vorig jaar veel ontzag ontlokte.

Een schittering in de ogen, een trilling van het lichaam, een zekere stembuiging die plotseling het beeld bevestigt of verstoort. Het is fascinerend om te merken hoe een personage of een actrice langzaam maar zeker tot je poriën doordringt. In dit geval heet de actrice Marlies Heuer en ze werd begin september voor haar prestatie onderscheiden met de Theo d’Or, de prijs voor de beste vrouwelijke hoofdrol. Heuer kreeg ‘m voor Am Ziel, waarin ze in een bijna-monoloog een nurkse, nukkige en nare moeder speelt in het gelijknamige stuk van Thomas Bernhard. “Ik had tijdens de repetities al wel het gevoel dat we met z’n allen, naast mij Lottie de Bruin en Jan Paul Buijs, iets moois aan het maken waren”, zegt Heuer, “maar je weet nooit of dat ook echt zo is, of anderen dat ook zo zien. Deze keer was de zoektocht die het maken van een voorstelling is, een plezierige, in ieder geval geen grote worsteling, zoals dat geregeld wél gebeurt. Bovendien houd ik erg van de stukken van Bernhard, hoewel ik buiten De President, waarin ik een zwijgende rol vertolkte, nooit in enige ‘Bernhard’ heb gespeeld. Niettemin stond dit stuk op een verlanglijstje dat ik ergens in mijn hoofd bijhoud. Toen de jonge regisseur Paul Knierem, tot voor kort een van mijn leerlingen aan de Amsterdamse Theaterschool, me voor dit stuk vroeg was ik meteen verkocht”.

De rol is een huzarenstukje en een krachttoer ineen. “Het is topsport. Je moet in goede conditie zijn. Tachtig A-viertjes met dikbedrukte tekst, dat is een hele klus. Deze zomer heb ik mijn zomervakantie in het Franse hooggebergte ten dele opgeofferd om de tekst er opnieuw in te stampen. Dat komt voor mij neer op een eindeloos herhalen, het aanleggen van een reservoir in je hoofd en het vinden van ankerpunten in de tekst. Als de tekst er dan op het toneel uitkomt zoals ik dat voor ogen had, dan brengt dat een zekere loutering bij me teweeg”.

Am Ziel is een in betonnen humor gegoten, droevige komedie over een moeder en een dochter die in een beklemmend huisje de sleur van hun benauwende dagen slijten. De koffers zijn gepakt, want ze gaan op reis, zoals ieder jaar, inmiddels al 33 jaar lang, naar hun huis aan zee. Deze keer is alles een tikkeltje anders want ze hebben een jonge schrijver uitgenodigd. Hij heeft recentelijk grote successen behaald met zijn toneelstuk ‘Redde wie zich redden kan’. “De in Nederland geboren Bernhard stort, zoals altijd, een tirade uit over alles wat hem niet zint, over alles hem als liefdeloos voorkomt, over de maatschappij die hem niet zint, over zijn tweede vaderland Oostenrijk, over de wanstaltigheid van de bourgeoisie en uiteindelijk ook over de oorlog”, zegt Heuer, die vorig seizoen ook schitterde in Suzanne Kennedy’s Kleine Eyolf bij het Nationale Toneel. Dat doet Bernhard in dit stuk door een familierelatie te beschrijven, door egoïsme aan de kaak te stellen en zonder enige gene grote walging en weerzin op te roepen. Snoeihard en vol tegenstrijdigheden, maar ook onbedaarlijk grappig en absurd. Tegelijkertijd is zijn stuk een betoog over de vraag wat de kunst ons nog brengt, een actuele vraag dezer dagen. De kunst voor mij is om de gedachten en de emoties van de moeder invoelbaar te maken. En om de juiste toon te vinden, iedere avond opnieuw, dat is een uitdaging”.

Am Ziel door Toneelschuur Producties. Te zien op maandag 15 oktober 2012 in Theater aan het Spui. Meer informatie: www.toneelschuur.nl en www.theateraanhetspui.nl. Telefonisch kaarten reserveren: (070) 346 52 72.