Tandeloze tijgers

Nationale Toneel met ‘De gouden draak’

De hoofdingrediënten? Een menselijke snijtand. Een kom soep. En een geval van dikke keukenpech. Een inkijkje op de werkvloer van wereldkeuken De gouden draak.

Is het leed dat veel illegalen treft in de pijnmomenten van u en mij te vergelijken met een op het nippertje gemiste bus of de continue strijd tegen een hardnekkig computervirus? Of niet naar de tandarts durven, want door de eigen bijdrage misschien te duur. Dan wel omdat het systeem van zorgvergoedingen een zoekplaatje is geworden. Maar wát als je geeneens een zorgverzekering kunt, nee: mág afsluiten?

Spitsuur in Thais-Viëtnamees-Chinees restaurant De gouden draak. Terwijl een jonge Chinese drommel het in de keuken uitkermt van de pijn moet de ongenadige doch doeltreffende waterpomptang soelaas bieden. Operatie geslaagd. Maar patiënt overleden. Door een wonderlijke reis vliegt en vliegt de getrokken rechter snijtand door de lucht en komt daarna eerst in een wok en vervolgens in een kom Thaise kippensoep terecht. Nummer Zes, met kokosmelk, Thaise gember, tomaten, champignons citroengras en citroenblaadjes (pittig). En uitgerekend deze nummer Zes wordt direct opgediend, en wel aan twee stewardessen die er net een intercontinentale vlucht naar Chili op hebben zitten. Ondertussen. De bewoners van de flats boven het wokrestaurant zijn onbekend met wat zich in de keuken afspeelt. En weten ook niets van het leven van hun buren, al komen ze er op gezette tijden allemaal wel eens. Geleidelijk wordt het mogelijk in te zoomen op deze microkosmos, en rijst in alle eenvoud een schokkend beeld op.

De Duitse toneelschrijver Roland Schimmelpfenning schreef met Der goldene drache in 2008 het volgens onze oosterburen ‘stuk van het jaar’. In bitterkomische, fragmentarisch opgebouwde scènedeeltjes en soms hardop uitgesproken regieaanwijzingen schetst hij een nacht van mislukte dromen en tranen rond complexe kwesties als globalisering, uitbuiting en illegale immigratie, zonder daarbij te vervallen of te vervelen in sociale kitsch – vederlicht opgedist als was het een film; speels en toch ook poëtisch.

Welbewust onspeelbaar: 41 scènes, 18 (dubbel)rollen, vijf acteurs. Het lijkt slapstick – en dat ís De gouden draak bij tijd en wijle ook. Maar een allereerste, vermeend en broos GTST-vernislaagje craqueleert al snel in de wetenschap dat de jongen om wie het voornamelijk draait in De gouden draak ‘een illegaal’ is, – voor zover een mens tenminste ‘illegaal’ kán zijn. Tandartsbezoek zat er voor hem als ‘ongedocumenteerde’ niet in.

In De gouden draak knallen werelden frontaal op elkaar, krijgt de problematiek van oost west, noord zuid, hoog laag, en man vrouw een verontrustend maar menselijk formaat. ‘n Actueel gegeven in tijden van onbeheersbaar lijkende vluchtelingenvraagstukken en meer.

Ondertussen is Anniek Pheiffer in topvorm, zoals er over de gehele linie goed en met zichtbaar spelplezier wordt geacteerd. Daardoor krijgen de personages van alledag, mensen zonder applaus, een gezicht. En dat alles in een regie (van Casper Vandeputte) die én gloedvol én zeer communicatief is, ook door het opdissen van de parabel rond krekel en mier.

En die tand? Die belandt via de Thaise soep in de mond van een van de stewardessen. Ze neemt hem mee naar huis, sabbelt er wat op, om uiteindelijk in een rivier te belanden. Ondertussen drijft ook de keukenjongen daar ergens. En dat is al met een verstrekkend beeld. Korte pauze. Verstrekkend.

Nationale Toneel: De gouden draak. Nog te zien in Theater aan het Spui van maandag 23 t/m woensdag 25 november 2015. Meer informatie: nationaletoneel.nl.

 

Advertentie

Dubbeltjes en kwartjes

Nationale Toneel/NTjong op locatie met The summer of ‘96

The summer of ’96 gaat over de intense en verwarrende dagen na de Citotoets en de overgangsperiode naar de middelbare school. De schoolklas van regisseur Casper Vandeputte, twintig jaar na dato, staat model. ‘Eerst waren we vrienden en nu snappen we niets meer van elkaar’.

1996. Een Gouden Eeuw in minibestek. De, toen nog, vijftien miljoen Nederlanders zongen hun keel schor op het gelijknamige lied. Bomen groeiden tot in de hemel. Het is het jaar dat regisseur Casper Vandeputte groep acht doorliep en de Cito-toets zijn toekomst zou bepalen. ‘Eeuwigdurende’ vriendschappen vielen even daarna uiteen.

De een is gek op reünies, de ander gruwt. Waarom? Je krijgt onverbiddelijk een spiegel voorgehouden. Het zijn vooral ontmoetingen met jezelf. Trendstyle.net bedacht een survival-kit: ‘Bereid je voor op verwijzingen naar je uiterlijk. Laat opmerkingen van je afglijden. Neem complimenten met een glimlach en een bedankje in ontvangst. Ga niet in op vragen naar details. Wat je ook doet, ga niet in de verdediging, Verontschuldig jezelf nergens voor.’

Onstuitbaar borrelt de behoefte weleens op: nagaan wat er van aloude schoolmakkers is geworden, met eigen ogen vaststellen hoe ze er nu uitzien. Met internet permanent in de aanslag is dat minder dan een fluitje van een cent. En door Facebook is het mogelijk om in een enkele clickbeweging plus toetsaanslag ‘contact’ met ze te maken. Sterker: het is daar vrijwel onmogelijk om oude vrienden of bekenden te ontlopen. Ook Casper Vandeputte kwam via Facebook in aanraking met enkele van z’n ouwe gabbers. En gebruikte onder meer die ervaringen voor The summer of ’96.

“Alleen van fragmenten”, lacht Vandeputte om mijn aanname dat hij vast tot de hardcorefans behoort van het tv-programma De Reünie, dat juist afgelopen juni het tienjarig bestaan vierde. Nee dus. Een inspiratiebron van groter soortelijk gewicht voor het maken van The summer of ’96 was een interview met de Vlaamse socioloog Mark Elchardus dat hem onder ogen kwam. Vandeputte: “Hij wijst daarin op het immense verband tussen maatschappelijke ongelijkheid en opleiding”. Toen Vandeputte naderhand op Facebook de profielen van oude makkers uit de basisschooltijd zocht, was het juist díe wetenschap die hem met de neus op de feiten drukte. “Natuurlijk bleek dat we enorm uiteengegroeid waren. Een enkeling bleek aanhanger van Wilders PVV. Onmogelijk, wat mij betreft”. En vroeg zich daarop af waar en hoe toch dat hemelsbrede verschil in belevingswereld ontstaan was.

Tweedeling
De Cito-toets brengt volgens hem een onherstelbare breuklijn toe, een waterscheiding die twaalfjarigen dwingend classificeert. Vandeputte: “Dus niet van bijvoorbeeld links naar rechts, maar van boven naar beneden. Voor het eerst horen enkelen dat ze minder zijn. Voor het eerst het gevoel een loser te zijn. Zoiets lijkt me erg bepalend. Juist een instrument dat ertoe dient om los van mogelijke vooroordelen van de leraar een objectief oordeel te vellen, werkt in de praktijk apartheid in de hand”. Gevolg: “Tot dan onbekommerde vriendschappen worden uiteengereten, komen opeens in een ander daglicht te staan, ook omdat vriendjes naar een andere school dan de jouwe zullen gaan”.
Groep acht van de basisschool is het laatste jaar waar rijp en groen naast elkaar in de banken zit”, zo analyseert Vandeputte. “Waar je een helder gemeenschappelijk waardensysteem deelde: goed is goed en kwaad is kwaad. Pas later, op de middelbare school, komen er nuances en opvattingen bij”. Volgens Vandeputte ligt de aldus ontstane kloof ten grondslag aan de maatschappelijke tweedeling die hij ervaart. “Dat gaat van materiële middelen, kansen op werk, gezondheid en levensverwachting tot wereldbeeld, levenswijze, levensstijl, politieke voorkeur, en participatie in het maatschappelijk leven. Verschillen die volgens Elchardus hemeltergend groot zijn”. Een klassenmaatschappij, aldus de regisseur. En een systeem dat zichzelf in stand houdt, want: “Mondige, goedopgeleide ouders zijn bij een onverhoopt slecht resultaat door hun kind in staat een woordje te doen bij de schoolmeester, het Cito-advies ‘bij te sturen’. Minder mondige ouders leggen zich al snel neer bij de uitkomst”. De appel valt daardoor nog altijd niet ver van de boom. Een dubbeltje wordt zelden een kwartje. Als twaalfjarige wou Vandeputte indertijd per se naar het categoriaal gymnasium. “Ik deed de toets niet best, ik maakte juist een slechte periode door. Toch is het gelukt”. Lachend: “Ik was blijkbaar een klassenbewust jongetje”.

Het laatste moment van gemeenschappelijkheid is op de basisschool de traditionele eindejaarsmusical. Met z’n allen de planken op. Dat gegeven buit Vandeputte uit in The summer of ’96. Een spreekbeurt verandert in een concert en eindigt in een surrealistisch getinte eindejaarmusical. “Ik heb interviews laten doen met schoolvriendjes van toen. Die vinden hun weerslag in fictieve teksten, die deels gezongen worden door de acteurs. Tijdens de voorstelling tovert William Bakker live met behulp van samples en een pc in zijn eentje een heel orkest te voorschijn. Dat deel hebben we van het begin af aan gerepeteerd als een echt orkest. Daarom knalt het lekker”. In The summer of ‘96 is veel jong talent te zien in een voorstelling die even hilarisch en aanstekelijk is als een schoolcabaret en bij tijd en wijle toch ook ontroert. Een vrolijke, vreugdevolle en erg muzikale terugblik – en in juni een regelrechte hit gebleken op Oerol. Terug naar de schoolbanken! “Ik ben apetrots op deze voorstelling”, glundert Vandeputte.

The summer of ’96 door Nationale Toneel/NTjong is te zien van woensdag 26 t/m vrijdag 28 augustus en woensdag 2 t/m vrijdag 4 september 2015 op locatie: Kerkstraat 11, Den Haag. Reserveren via Theater aan het Spui (tahs.nl) of T (070) 346 52 72.

Een wereld op het toneel

Nieuwsgierige en meeslepende ontmoetingen

Actueel theater, wat is dat? Het woordenboek zegt : ‘Op het ogenblik bestaand of plaatsvindend’. Maar wat betekent dat dan in het theater, ‘actueel’ zijn. Drie opvattingen.

Wie betaalt de prijs voor ons geluk? Dat is de vraag die het Nationale Toneel over dit seizoen heen legt. “Eerlijk gezegd vind ik dat een ietwat ongemakkelijke vraag”, antwoordt Casper Vandeputte. “Toch moet die vraag gesteld worden, ook al word je van het antwoord niet vrolijk. Zeker niet als je eens echt ergens het naadje van de kous wilt weten. Het is echt niet altijd eenvoudig om rekenschap te geven, besef te hebben van wat er elders of aan de andere kant van de wereld gaande is, om tot je door te laten dringen tot welk effect globalisering en mediatisering kunnen leiden. Confectiefabrieken en naaiateliers in Bangladesh. De natuur die het af moet leggen. Als theatermaker zijn dat, onder meer, zaken die mij roeren”.

Casper Vandeputte, die met Summer of ’96, nog deze zomer op Oerol hoge ogen gooide, volgt sinds 2013 bij het Nationale Toneel een vierjarig coachingstraject voor talentvolle theatermakers. Dit seizoen maakt hij twee stukken over illegalen en gelukszoekers in Europa: Fit to fly en De gouden draak. Voor Vandeputte komt de keuze voor actueel theater niet voort uit modieuze opvattingen: “Het moet resoneren binnenin mij. Het is zeker geen kwestie van ‘shoppen’. Ik wil stukken die iets zeggen over de tijd waarin we leven. Ook meer filosofisch getinte stukken zijn relevant, een ‘klassiek’ stuk als Vrijdag of Elektra. Uitgangspunt is: het moet er op dat moment toe doen”.

Voor Nieuwspoort, vorig jaar zijn eerste voorstelling bij het Nationale Toneel, mocht hij drie weken ongehinderd in het Kamergebouw kijken en luisteren. Dat leidde tot een voorstelling die als een collage was opgebouwd. “Ik wilde verder gaan dan die eerste indrukken. Ik wil verder komen dan het werpen van een eerste naïeve blik en die op het podium gestalte geven. Verder reiken dan een Calimero-effect. Voor mij is het nu de uitdaging om voorstellingen te maken met inbreng van deskundigen, zoals nu voor Fit to Fly. Daarin werk ik samen met een onderzoeksjournalist van het online platform De Correspondent. Waarom? Als ik een voorstelling maak over zoiets complex als vluchtelingenproblematiek wil ik zoveel van dat onderwerp afweten dat ik er ook echt iets nieuws over te zeggen heb.”

Teneinde een voorstelling goed te laten ‘landen’ is informatieoverdracht cruciaal. “Zeker, inleidingen, nagesprekken, debatten: die zijn belangrijk. Maar ik ben er wel vanaf gestapt om als ter zake ‘deskundige’ aan te schuiven. Ik heb de wijsheid niet in pacht. Wél kan ik een kijkje in de keuken geven of de weg schetsen die heeft geleid tot een productie. De essentie ligt in de ontmoeting. Dat is meteen ook dé kracht van theater”.

Actueel theater in een stad, domein van de politieke macht beschouwt hij als een voorrecht, een buitenkans. “Den Haag is een boeiende stad. Inspirerend. Koloniale reminiscenties, immigratievraagstukken, de politieke waan van de dag en een uitgesproken Hollandse volkscultuur en volksaard: je vindt het allemaal op een kluitje. Het ligt er allemaal ruim voor het opscheppen. Een machtig speelveld voor een theatermaker”.

‘Stradivarius-zaal’
Wat betekent ‘actueel’ programmeren voor de Koninklijke Schouwburg? “Het theater is een plek van de verbeelding. En een plaats waar je sámen met anderen een ervaring ondergaat: met medebezoekers, maar ook met de mensen op het toneel. Daarmee onderscheidt theater zich van digitale media: het is de ultieme gedeelde ‘live ervaring’, waarbij je met een beetje geluk het zweet van de acteurs kunt ruiken. Theater kan je aan het denken zetten, provoceren en inspireren en verbindt mensen, het houdt je een spiegel voor of prikkelt je fantasie”. Marijtje Pronk neemt wat voorbeelden bij de kop. “Toneel, dat is het hart van onze programmering. Maar met open armen verwelkomen we ook nieuwe presntatievormen: een live krant op het toneel zoals NRC Handelsblad dat afgelopen seizoen deed, of het journalistieke programma Babel van het Nationale Toneel. Maar ook een theatercollege waarin een bekende wetenschapper, kunstenaar of schrijver over zijn vak en passie vertelt. Denk aan het theatercollege van André Kuipers dat we hadden.”

Op toneelgebied is in het komende seizoen Richard III van Oostpool een voorbeeld van een onorthodoxe presentatie. Daarbij gebruiken vijftig bezoekers voorafgaand aan het stuk een diner, óp het podium en mét de acteurs uit de voorstelling. Later maken zijzelf deel uit van de voorstelling, want ze blíjven op het toneel. “Dat combineren we met een kijkje achter de schermen en een verhaal over macht en leiderschap, de essentie van Shakespeares Richard III. Kijk, dat is een interessante aanpak. Of Borgen van het Noord Nederlands Toneel. Veertien afleveringen in een doorlopende voorstelling, die zich ook in andere delen dan alleen de ‘Stradivarius-zaal’ van de Koninklijke Schouwburg afspeelt. Crossing Border Festival, ook zo’, voorbeeld waarbij het hele gebouw met zijn vele foyers optimaal wordt bespeeld”.

Neem ook het Brainwash Festival. Een nieuw festival met filosofische, ook al door het hele gebouw, waarbij je met een biertje in de hand talks en workshops bijwoont van spraakmakende (inter-)nationale denkers van dit moment. “Zij gaan in op grote vragen van nu, bijvoorbeeld: is het tijd voor een empathie-revolutie? En: hoe raken we onze onrust kwijt? Er is een filosofic dark room. Het is een nieuw programma voor onze schouwburg en een manier om het theater als ‘gebouw’ anders in te zetten. Dat zegt óók iets over de plaatsbepaling van de Koninklijke Schouwburg”.

Waar theaters soms nog als bastion werden, ervaren trekt ook de Koninklijke Schouwburg er tegenwoordig graag op uit. “Met Circus Treurdier presenteerden we vorig seizoen hun voorstelling op het Binckhorst-terrein. Daar komen andere mensen op af dan ons vaste publiek. Dat willen we vaker gaan doen: een pop-up schouwburg zijn. Wie weet bij jouw om de hoek. De boodschap: theater kan zich manifesteren in vele vormen en is dichterbij dan je denkt”.

Portretten
“Alles wat je doet”, aldus Arie de Mol, “moet een bron, een oorsprong hebben in de wereld van nu, door de actualiteit zijn gedreven. Dat geldt voor Op hoop van zegen,”vervolgt de artistiek directeur van Toneelgroep De Appel, “maar ook voor de manier waarop je als gezelschap in de samenleving staat. De komende tijd gaan we daarom naast de ‘normale’ voorstellingen andersoortige programmaformules ontwikkelen. Serieprogramma’s met debatten en optredens rond bijzondere politiek-maatschappelijke spanningen. Kwesties die de kranten en de journaals bepalen, bepaald hebben of juist vergeten zijn. Voorbeeld? Albanië. Je kunt het dan hebben over wat er in tien jaar van communistische samenleving naar een open economie heeft voorgedaan. Je kunt muzikanten uit dat land uitnodigen of acteurs met wie je tijdelijk samenwerkt. Een uitwisseling, precies. Door de maanden, door de jaren ontstaat zo een portret van de wereld en mensen om ons heen, van landen die ons omringen. Het is ook een manier om onze seriebespeling te kunnen afwisselen. De Appel in beweging. De boodschap is dan: Je kunt hier altijd binnenstappen voor iets nieuws, iets anders”.

Nationale Toneel
Summer of ’96: 26 t/m 28 augustus en 2 t/m 4 september 2015, op locatie
De gouden draak: 6 t/m 10 oktober 2015, Theater aan het Spui
Fit to fly: 19 t/m 30 april en 2 t/m 4 juni 2016, NT Gebouw
De revisor: 12 t/m 31 januari 2016 en 1 t/m 2 maart 2016, Koninklijke Schouwburg

Koninklijke Schouwburg
De Zwarte Doos van Circus Treurdier van 16 t/m 18 oktober 2015, op locatie
• Crossing Border festival van 12 t/m 14 november 2015
• Oostpool met Richard III op 3 en 4 oktober 2015
• Brainwash Festival op 27 februari 2016
Borgen van Noord Nederlands Toneel op 7 en 8 mei 2016

Kader
Wunderbaum: The New Forest Fest in Theater aan het Spui
Theater aan het Spui is de plaats van handeling voor vele festivals in de stad. Van 9 t/m 19 december 2015 zijn er drie nieuwe voorstellingen van Wunderbaum te zien uit de New Forest-reeks, verpakt in een heus Fest! Het zijn Unser Dorf soll schöner werden (i.s.m. Münchner Kammerspiele), de locatievoorstelling Helpdesk, en We doen het zelf wel, een punkrevue met een bont spektakel van lokale figuranten en muzikanten. Inclusief een uitgebreid randprogramma.

Kader 2
Babel: Wie betaalt de prijs van ons geluk?
Parallel aan de voorstellingen van het Nationale Toneel gaat Babel op zoek naar onze hedendaagse blinde vlekken. In talkshows, debatten en discussies praten gasten en publiek met kunstenaars, wetenschappers en journalisten, op zoek naar antwoorden in NT Gebouw, Koninklijke Schouwburg en Theater aan het Spui.

Kader 3
Theu Boermans regisseert bij het Nationale Toneel dit seizoen De revisor. Deze komedie over corruptie en het plezier van het graaien, had in 1836 een tumultueuze première in Petersburg. Het stuk is tijdloos en ook nu nog steeds actueel.

‘Wie faalt is een loser’

Talentontwikkeling op het toneel

Een laboratorium, microkredieten en ondernemersmentaliteit. Talentontwikkeling is voor jonge theatermakers een kronkelig pad dat al te vaak leidt langs boekhouders, evaluatieformulieren en bedrijfsplannen.

Toen in 2012 rücksichtslos de bijl aan de wortel in het bestel van productiehuizen ging, was vooral het weerloze jonge talent de klos. In een tijd van ongebreidelde vrijemarkteconomie en Volkskapitalisme waren vrijplaatsen voor theaterexperimenten kennelijk te dure ondernemingen.

“Mijn naam is Naomi Velissariou. Ik maak theater. Dat is een kunstvorm waarbij mensen zich verkleden, verf op hun gezicht smeren, teksten vanbuiten leren en in het onmisbare bijzijn van anderen het bodemloze gat induiken waarboven wij als mens een beschaving hebben gebouwd.” Zo opende de jonge actrice en theatermaakster medio februari van dit jaar haar met collega-kunstenaar Michaël Bijnens opgestelde statement Vlammend betoog tegen de bureaucratische behandeling van kunst. Ze sprak op het openingsfeest van BesteBuren, waarin tot februari 2016 de langdurige Vlaams-Nederlandse creativiteit en culturele samenwerking wordt gevierd. En, zo stelde Velissariou vast: “Hier theater maken leek mij onmogelijk. In plaats van theater serveer ik u daarom op boekhouding”.

Crowdfunding
Jonge theatermakers zijn, meer dan vroeger, genoodzaakt zelf hun boontjes te doppen, zo goed of kwaad als dat gaat als je net een beroepsopleiding tot acteur of regisseur hebt afgelegd. De gelukkigen haken aan bij de grote toneelgezelschappen, worden er artist in residence of volgen er een coachingstraject.

De minder gelukkigen moeten de boer op, door op goed geluk een aanvraag te doen bij een van de fondsen bijvoorbeeld. Of door aan te kloppen bij een theater of een (niet structureel) gesubsidieerd gezelschap dat – soms met gevaar voor eigen rendement – talent een kans biedt. Wat ook kan: meedeinen op de hype van crowdfunding, sponsoring door de particuliere markt zogezegd, met voor beide partijen een per saldo ongewis ‘verdienmodel’.

Freewheelen
In het wekelijkse radioprogramma Kunstlicht (Den Haag FM) vond 12 april een discussie plaats over talentontwikkeling voor toneelmakers in Den Haag. Daar biedt stadsgezelschap het Nationale Toneel structureel een vierjarig coachingstraject aan een jonge, talentvolle regisseur, zoals Casper Vandeputte: “Dat is geweldig natuurlijk. Volop kansen, ik mag veel doen en ik steek veel op.”

Die geprivilegieerde bescherming is alleen eerder uitzondering dan regel. Vandeputte pleit daarom voor de ontwikkeling van een stelsel van microkredieten voor kunst en theater, en anderzijds voor een theaterlaboratorium in de residentie. Een plek waar ‘erkend’ talent zonder al te veel prestatiedruk kan freewheelen. “Ongeveer zoals Frascati in Amsterdam dat doet”.

Vlieguren
Ook de vanuit Den Haag opererende theatermakers Sytze Schalk en Marijn Brussaard pleiten daarvoor. Brussaard, die een jaar geleden afstudeerde, maakt onder de hoede van Theater aan het Spui binnenkort een nieuwe productie, na zijn eerste opvallende productie Rhythm of the Night van vorig jaar. Schalk, oud-student Writing for Performance in Utrecht, is één van acht jonge makers wier aanvraag als Nieuwe Maker in 2014 werd goedgekeurd door het Fonds Podiumkunsten.

Die nieuwe regeling houdt in dat subsidie beschikbaar is voor een tweejarig ontwikkelingstraject, zulks in samenwerking met plaatselijke gezelschappen, podia en festivals. Sindsdien werkt hij aan De Werelden van Schalk, een meerjarig theaterproject waarin hij online en offline theatervormen onderzoekt. Schalk doet dat onder de vleugels van de Toneelalliantie, een samenwerkingsverband van Theater aan het Spui, de Koninklijke Schouwburg en het Nationale Toneel.

“Een voorstelling moet mogen mislukken. Talent moet vlieguren kunnen maken”, brengt Cees Debets, directeur van Theater aan het Spui, naar voren. Debets wil zijn rol als laboratorium voor jong theatertalent nadrukkelijker spelen, vooral in het tachtig stoelen tellende Zaal 3 – als daar de bijbehorende financiële ruimte voor wordt gevonden, linksom of rechtsom. “We willen hier nieuwe verdienmodellen testen. Het streven is om zonder subsidie voorstellingen te kunnen programmeren. Eigenlijk willen we in Zaal 3 álles op de schop gooien, ook waar het gaat om samenwerking met opleidingen voor theatertechniek en horeca.”

El Dorado
Met de oprichting van de Toneelalliantie in 2013 is de mogelijkheid aanwezig om in Den Haag het bestaande jonge-makersklimaat te optimaliseren: afgestudeerd theatertalent begint in Zaal 3, stroomt bij ‘geschiktheid’ door naar de vlakkevloerzalen aan het Spui en wordt ultimo geadopteerd door het Nationale Toneel. Een unieke keten van talentontwikkeling, bovendien aan de hand van een volwassen toneelgezelschap dat ook jeugdtheatervoorstellingen uitbrengt, dient zich aan.

Het is een nu nog utopisch klinkend plaatselijk toneelbestel, dat evenwel binnenkort extra reliëf kan krijgen als het onderzoek naar de voorgenomen fusie tussen deze drie instellingen uitwijst dat de fusie nuttig is voor alle partijen. Het aanbod aan voorstellingen kan bovendien vervolgens optimaal worden verdeeld en bezoekers van acht tot tachtig kunnen optimaal en op organische wijze worden bediend.

Den Haag als El Dorado, Voltaires gezochte gouden stad, binnen handbereik. Opmerkelijk voor een stad waar wel een hbo-opleiding voor dans, muziek en beeldende kunst gevestigd is, maar geen professionele hbo-theateropleiding. Dat kan een achilleshiel blijken. Of toch niet? Jan Zoet, directeur Theaterschool Amsterdam: “Een dependance in Den Haag? Het lijkt me beter om productieve manieren van samenwerking te onderzoeken door te speuren naar wegen om jong talent meer speelplekken te bieden dan nu vaak het geval is”. De Toneelalliantie biedt daartoe volgens hem een prima beginpunt.

Artistiek roer
Op de Theaterschool in Amsterdam krijgen studenten ter voorbereiding op een toekomstig bestaan als freelancer slechts sporadisch les in cultureel ondernemerschap. Brussaard: “Ik ben een eenmanszaak. Ook mijn werk als DJ kan ik onder die paraplu doen.” Schalk: “Ik heb een stichting opgericht en ben daar in dienst.”

Ook Casper Vandeputte moet, nadat de beschutting van het Nationale Toneel eind 2016 eindigt, weer zelf aan de bak. Vandeputte: “Mijn grote vraag is nu: wat hierna? Freelancen wellicht. Of ergens vast onderdak zien te vinden”. Hij is daarom in gesprek met Eric de Vroedt, die na 2017 het artistieke roer bij het Nationale Toneel van Theu Boermans overneemt.

“We blijven maar praten over kunst in termen van ondernemerschap en winst”, brengt Ninke Overbeek, toneelschrijfster bij De Kosmonaut, productiehuis voor toneelteksten en vaste columniste van Kunstlicht, daar tegenin. “’Is het project geslaagd?’, vraagt het fonds dat ons ondersteunt, en het antwoord ligt besloten in bezoekersaantallen en kaartverkoop. Wie faalt is een loser die zijn bedrijfsplan niet op orde had.”

Overbeek vergeet daarbij niet de hand in eigen boezem te steken: “Ook als jonge makers moeten we dat inhoudelijke gesprek voeren, en niet alleen netwerken om die ene succesvolle regisseur binnen te halen als visitekaartje voor je volgende project.”

Hét toneel
Maar er is hoop, altijd is er hoop, op betere tijden. Een kentering lijkt mogelijk sinds de publicatie van het advies dat de Raad voor Cultuur in april uitbracht. De Raad pleit daarin voor de terugkeer van productiehuizen, geschoeid op een nieuwe leest. Ook opteert de Raad voor meer mogelijkheden voor stedelijke regio’s en ziet zij graag een betere aansluiting van gemeentelijk op landelijk cultuurbeleid.

Het advies kan voor wind in de rug zorgen in het stedelijke Den Haag bij het verbeteren van het jonge-makersklimaat. Gevoegd bij alle lopende ontwikkelingen rond Spuikwartier, de Toneelalliantie en het voornemen van de Haagse cultuurwethouder Cultuur Joris Wijsmuller voor een sterkere positie van het ‘merk’ Den Haag als toneelstad, heeft de hofstad de potentie voor het grijpen om uit te groeien tot hét toneel voor beginnend én voor gevestigd talent.

En pas dan, als (net als voorheen) de juiste voorwaarden geschapen zijn, kan de toneelkunst weer doen wat zij altijd deed: puike voorstellingen maken. Ook Naomi Velissariou wil dan wel overstag. Haar hartenkreet? “Laat ons huizen bewonen, productieplatformen creëren, festivals doen leven, concertzalen vullen, bibliotheken bestormen. Plekken hebben we nodig, plekken waar een verhaal kan rijpen, een praktijk langzaam kan groeien, experimenten gewoon mogen falen, erfgoed kan worden geconserveerd, talent kan worden ontwikkeld en waar voor mijn part zelfs aan cultureel ondernemerschap kan worden gedaan.”

Kunstlicht, 12 april – 10.00-11.00 uur

Kunstlicht, 12 april – 11.00-12.00 uur

Smeulende, onderhuidse begeerten

Claus’ meesterwerk Vrijdag door het Nationale Toneel

Met Vrijdag gaat actrice Ariane Schluter haar laatste première in bij het Nationale Toneel. De tweevoudig winnares van de Theo d’Or gaat zich vestigen als freelancer. Maar eerst is er nog Jeanne, een gloeiende volbloedcreatie van Hugo Claus.

“Het is een ongelooflijke rol, maar ook de cast en regisseur Casper Vandeputte maakten dat ik dolgraag in dit stuk wilde spelen”, opent toneel- en filmactrice Ariane Schluter. Werkelijk een topcast, met naast haarzelf Stefan de Walle, Sallie Harmsen en Vincent van der Valk, is te zien in wat wordt beschouwd als het beste stuk van Hugo Claus, ‘godfather’ van de moderne Nederlandstalige toneelschrijfkunst.

Vrijdag is een stuk over scheve levens. Georges Wildemeersch, vastgezet voor ‘seksuele handelingen’ met zijn frivole tienerdochter Christiane, kwam vervroegd vrij omdat zijn vrouw Jeanne is bevallen van een dochter. Maar Georges is niet de vader, dat is zijn buurman annex huisvriend Erik. Bij Georges’ thuiskomst, op een onvoorziene vrijdagavond, doen vader, moeder, dochter en minnaar er alles aan om elkaar te sparen in een aardse poging tot reiniging, verlossing en vergeving. In één avond scheren vier acteurs langs heftige gevoelens als woede en verzoening, kilte en passie, haat en liefde. “Voortlevend op de brokstukken van het verleden proberen ze er ondanks alles samen het beste van te maken”, vat Ariane Schluter het stuk bondig samen. “Dat gegeven intrigeert me”. En dat alles is door Claus opgeschreven in een hoekige, kleiige taal. “Eigenlijk een door Claus verzonnen dialect. Casper Vandeputte en dramaturg Remco van Rijn hebben er een mooie Nederlandse bewerking van gemaakt die zich afspeelt in Zuid-hollandse contreien”.

Tot het beste van Claus behoren die stukken waarin hij zijn gespannen verhouding tot Vlaanderen beschrijft, zoals Een bruid in de morgen, Suiker en Interieur. Al in zijn eerste stuk, De getuigen, uit 1952, bepaalt hij zijn rode draad: begeerte als natuurlijke impuls, eeuwenlang lamgelegd aan kettingen van geloof en moraal. In Vrijdag lopen weliswaar verschillende thema’s door elkaar, maar die van begeerte is cruciaal.
Ook Jeanne ontkomt daar niet aan. Schluter: “Jeanne probeert van het leven te genieten, ze is levenslustig en optimistisch. Alles lijkt haar te overkomen. Maar ze is niet alleen speelbal. Zo ze zegt letterlijk tegen Georges: ‘Ik wilde mezelf niet begraven’. Maar ze is soms wel dubbel in haar gedrag. Zij zit met het complexe gevoel dat ze is bedrogen door haar man, en dat de minnares van haar man haar eigen dochter is. Jeanne is dus jaloers en voelt zich afgewezen. Eigenlijk wil ze de nuances van het taboe opnieuw definiëren, puur en alleen om voort te kunnen, om voor zichzelf een reden te vinden om toch bij George te kunnen blijven. Dat maakt deze rol en dit stuk zo boeiend. Want het zijn daardoor mensen van vlees en bloed”, analyseert Ariane Schluter hardop.

Vrijdag werd in 1969 voor het eerst opgevoerd, geregisseerd door Claus zelf, bij de Nederlandse Comedie. George werd gespeeld door Fons Rademakers en Jeanne door Elizabeth Andersen, Christiane door Kitty Courbois en Erik door Paul Cammermans. Ariane Schluter heeft Vrijdag twee keer gezien: een versie met Bert Luppes en Elsie de Brauw, geregisseerd door Johan Simons, en een met Dirk Buyse en Arlette Weijgers, in een regie van Sam Boogaerts. “Voor het invullen van mijn rol van Jeanne maakt dat niet uit. De uitgangspunten van de voorstellingen verschillen, en dus ga je vanzelf anders spelen”.

Noord Zuid
Begin oktober werden de opnames afgerond van de nieuwe politieserie Noord Zuid, die vanaf januari wekelijks op tv te zien is. Ariane Schluter speelt de Amsterdamse rechercheur Dana van Randwijck. “Het was fantastisch om met Paula van der Oest te werken aan deze misdaadserie, echt een droomproject”.

Dit seizoen is Ariane bij het NT nog buiten Vrijdag in de reprise van Drie zusters te zien. Maar na dit seizoen gaat Schluter, die dit jaar precies 25 jaar op de planken staat en sinds 2007 vast verbonden is aan het Nationale Toneel, zich vestigen als freelance-actrice. “Ik wil vrijer kunnen zijn, zelf mijn weg kunnen bepalen en volgen. Maar het is geen definitief afscheid wat mij betreft”.

Vrijdag door het Nationale Toneel gaat op vrijdag 28 november in première en ook zaterdag 29 november 2014 te zien in Theater aan het Spui. Aldaar ook van vrijdag 9 tot en met zondag 11 januari 2015. Meer informatie: nationaletoneel.nl. Kaarten reserveren: (070) 346 52 87.

Leven in het licht van de dood

Topontmoeting in Den Haag: Caligula meets Julius Ceasar

Topontmoetingen. Wereldleiders. Den Haag is ermee bekend. Maar in een en dezelfde week twee van legendarische Romeinse keizers tegen het lijf lopen, dat is andere koek. Het kan, zomaar, in Den Haag.

De tragiek van de mens als soort is niet dat hij sterfelijk is, maar het besef heeft dat hij sterfelijk is. In dat opzicht verschillen u en ik van wat wij dieren zijn gaan noemen. Hoe te leven als we weten dat we zullen sterven, dat het leven in zekere zin zinloos is? Het leven is slechts leefbaar wanneer de mens in zijn wensen en idealen niet tot het uiterste gaat. Dat beweert Albert Camus (Het misverstand, De rechtvaardigen) althans volgens regisseur Thibaut Delpeut in het toneelstuk Caligula. Camus’ Caligula is een man die het zich hardop en in alle oprechtheid afvraagt. Natuurlijk, hij is ook de waanzinnige moordmachine die we uit de geschiedenisboekjes maar al te goed (her)kennen. En toch grijpt Camus, juíst Camus, existentialist, een treetje hoger. Zo laat hij Caligula aan zijn onderdanen zeggen: ‘Deze wereld is zonder belang, en wie dat inziet verovert zijn vrijheid.’

Nadat zijn zus en geliefde Drusilla het leven heeft gelaten, is ‘keizer-kunstenaar’ Caligula ontroostbaar. Vertwijfeling en verdriet over dit in zijn ogen onrechtvaardige verlies overmannen hem dagenlang. Hij besluit zijn volgelingen duidelijk te maken dat de mens niet gelukkig kán zijn. En doordat hij inziet dat hij de orde der dingen niet beheerst, niet kán beheersen, vereenzelvigt hij zich dan maar met het noodlot. En stort anderen moedwillig in eenzelfde noodlot. ‘Ik wil de maan, het is een van de dingen die ik niet heb. Iets dat waanzinnig is, de maan, geluk of onsterfelijkheid, maar dat niet van deze wereld is’. Hij zoekt de naakte ‘waarheid’. ‘Ik wil dat er in waarheid geleefd wordt, en ik heb toevallig de middelen om eenieder te dwingen in waarheid te leven’.

De wervelstormen die zijn hoofd teisteren leiden hem tot het inzicht dat zijn onderdanen zich volgens hem enkel verliezen in uitvluchten en ijdelheden. Hij verordonneert daarop een experiment, als een sectie naar de ziel, in de vorm van een nieuw belastingplan: Hij laat alle patriciërs, alle mensen in zijn rijk die over enig kapitaal beschikken – klein of groot, dat is hem precies hetzelfde – hun kinderen verplicht onterven en onmiddellijk een testament opmaken ten gunste van de staat. Caligula: ‘Naar gelang zullen wij die personen laten sterven in de volgorde van een willekeurig opgestelde lijst. En wij zullen erven. De volgorde van de executies doet er niets toe. Of liever gezegd, die executies doen er allemaal evenveel toe, wat meebrengt dat ze er niets toe doen’.

Regisseur Thibaut Delpeut (Nora, Freule Julie, Blasted) kenschetst Caligula als een meeslepend stuk, juist nu ideologieën lijken te wankelen en zekerheden op de proef worden gesteld. Volgens Delpeut, onlangs benoemd tot artistiek directeur van De Utrechtse Spelen, gaat het in dit stuk over primaire vraagstukken, vooral, na de val van de almacht van religies en het geloof in de vooruitgang door het kapitalisme. Precies zoals vlak voor de Tweede Wereldoorlog, de tijd waarin Camus Caligula schreef. Delpeut situeert het stuk in een ruimte die het midden houdt tussen een museumzaal en een zeventiende-eeuws anatomisch theater, de plek waar lijken openbaar werden ontleed. Dat klinkt bij elkaar wat zwaar misschien, maar Depleut heeft bewezen meeslepend en intens te regisseren.

Julius Ceasar
Julius Caesar ging Hamlet vooraf en is de eerste van de vijf grote tragedies van Shakespeare. De meeste Shakespeare-critici en -historici zijn het eens dat het toneelstuk de indertijd algemene gevoelde ongerustheid over de troonopvolging in Engeland weerspiegelt. Koningin Elizabeth I, die bekendstond als een sterke heerser maar ook bejaard was weigerde een opvolger aan te wijzen. Dit leidde ertoe dat de Engelsen zich zorgen maakten over het uitbreken van een burgeroorlog na haar dood.

Marcus Brutus, een goede vriend van Caesar, hier gespeeld door Cas Enklaar, wiens voorouders befaamd zijn door het verdrijven van de tirannieke Tarquinii-koningen uit Rome, laat zich overhalen tot een complot van senatoren tegen Caesar. Opgestookt door Cassius verdenken de samenzweerders Caesar ervan dat hij van de republiek een monarchie wil maken, waarin hijzelf de monarch wordt. Het duo wordt echter ook gedreven door afgunst en jaloezie, alhoewel Brutus ook wordt gemotiveerd door eergevoel en patriottisme.

Shakespeare portretteert tijdloos en meeslepend een groep mensen die besluit niet langer toe te kijken, en laat hun handelen zien en de consequenties hiervan. Julius Caesar handelt over een tijdperk op drift. De angst regeert en dat maakt het volk rijp voor manipulatie en demagogie. De taal is het wapen van degene die spreekt en retoriek viert hoogtij.

Een van de sterke punten van dit stuk is dat het de personages niet eenvoudigweg opdeelt in eendimensionale schurken en helden: de ‘grote Caesar’ heeft fouten, zijn moordenaar Brutus bezit ook deugden. Maar waarom heeft Shakespeare zijn stuk Julius Caesar gedoopt en niet Brutus? Brutus, bij het Zuidelijk Toneel gespeeld door Han Kerckhoffs, is immers de hoofdpersoon. Terwijl Caesar al halverwege het stuk sterft, in het derde bedrijf. Toch heeft Shakespeare voor Julius Caesar gekozen. Misschien uit verkoopoverwegingen, want ook bij zijn tijdgenoten-elizabethanen was Caesar een naam over wie iedere schooljongen had gehoord. Belangrijker is de overweging dat Caesar de spil van het stuk is, en ook na zijn dood de handelingen in het stuk beheerst.

De elizabethanen hadden grote eerbied voor de Romeinse deugden en geest. Ze zagen steeds imposante gebouwen en zuilengalerijen voor zich, waarin plechtstatige, in toga’s gehulde Romeinen rondwandelden en spraken over ernstige en gewichtige zaken. Geleerde dichters uit de achttiende eeuw liepen niet hoog weg met Shakespeares eruditie (klokken die slaan in het antieke Rome!; Brutus die een boek leest!), maar prezen vrijwel eenparig de authentieke sfeer van de Romeinse drama’s die hij opriep.

Julius Caesar door het Zuidelijk Toneel is op maandag 14 en dinsdag 15 april te zien in de Koninklijke Schouwburg. Meer informatie op www.hetzuidelijktoneel.nl en www.ks.nl . Caligula van De Utrechtse Spelen/Toneelschuur is van dinsdag 15 tot en met donderdag 17 april te zien in Theater aan het Spui. Meer informatie op www.toneelschuur.nl en www.theateraanhetspui.nl.

Een politiek reisverslag op toneel

Nationale Toneel vergaapt zich aan Perscentrum Nieuwspoort

De rekenschap die het Nationale Toneel zich van zijn eigen keuze geeft om zich te verheffen tot stadsgezelschap, krijgt stilaan contouren. Daar wordt nu de voorstelling Nieuwspoort aan toegevoegd. Nieuwspoort-regisseur Casper Vandeputte: “De aanspreekvorm van ‘nationale’ schept verplichtingen”.

Onderzoeksjournalistiek? Theater! Waar kranten en zelfs omroepen het verzuimen of nog maar mondjesmaat mensen en middelen vrijspelen voor doorwrochte analyses of reportages, is de laatste tijd het theater uitgegroeid tot de plek bij uitstek voor het gewaardeerde journalistieke handwerk. Het levert in de beslotenheid van het verlichte theaterkwadrant vaak fascinerende, door de actualiteit ingegeven, geëngageerde beschouwingen op, veelal gemaakt door een generatie van nieuwe, jonge theatermakers. Een greep: Marjolein van Heemstra, De Warme Winkel, Ilay den Boer, Sadettin Kırmızıyüz, Wunderbaum en een voorstelling als Vermogen door de ‘oudgedienden’ van Mugmetdegroudentand, die binnenkort in Theater aan het Spui te zien is. En niet te vergeten natuurlijk de theaterhit De Prooi die nog vers in het geheugen ligt en het inmiddels tot tv-serie heeft geschopt, al ligt daar juist wél gedegen onderzoeksjournalistiek aan ten grondslag van auteur/journalist Jeroen Smit. Het NT doet na De Prooi een extra duit in de nu landelijk aardig gevulde zak die ‘journalistiek theater’ heet, want Casper Vandeputte, de huidige talentvolle regisseur bij NT, plus enkele ‘fresh arrivals’, zeg maar: jonge acteurs, kreeg bij het NT van Perscentrum Nieuwspoort verleden maand de mogelijkheid zich onder te dompelen in de politieke (schijn)bewegingen van alledag die zich aan het Haagse Binnenhof en Perscentrum Nieuwspoort voordoen. Die locaties zijn slechts op een steenworp afstand gelegen van de repetitielokalen van deze toneelgroep, die tot een van de grote van het land behoort. Pikant ook, want als kunstinstelling nog maar kortgeleden politiek op de korrel genomen door dezelfde onberekenbare politiek, toen het zich onder het dedain van staatssecretaris Halbe Zijlstra opeens moest zien te legitimeren. En dat maakte de spanning tussen politiek en toneel, ergo tussen Vandeputte cum suis en de politici, juist nu erg voelbaar.

De politiek op het podium. Ze kunnen allebei niet zonder conflict en actie, en spelen zich en public af. Een groot verschil is echter de rol van dat podium. In de theaterwereld hebben zich daarover grote conflicten voorgedaan. Of het nou om Brecht ging, of de Actie Tomaat die zich eind jaren ‘60 richtte tegen de tot elitaire kunst leidende overheidsbemoeienis richtte, dan wel de discussie om wijktheaters te behouden: De maatschappelijke rol van het podium moet telkens weer worden bevochten.

“We werden benoemd tot Nieuwspoortrapporteur 2013”, vertelt Vandeputte enthousiast, die als tv-kijker een Nieuwsuur- en Buitenhof-adept blijkt te zijn, “zoals eerder journalist Joris Luyendijk en Nationale Ombudsman Alex Brenninkmeijer”. Maar de aanleiding om in te gaan op het maken van Nieuwspoort ligt voor Vandeputte nog ver daarvoor. “Mijn opa was in België een bekend senator. Op mijn achtste hield ik op school een spreekbeurt over politiek. En de laatste verkiezingstijd in Nederland heb ik en detail gevolgd vanwege de bezuinigingen die de kunsten net daarvoor te slikken hadden gekregen. Bovendien groeide ik in Utrecht op met het toneel van de Paardenkathedraal, toentertijd het stadsgezelschap daar, en waren erg aanwezig. Vanaf het moment dat ik bij het NT neerstreek ging het binnenin me borrelen en vroeg ik me af op welke manier ik inhoud kon geven aan de zelfverkozen bepaling van de groep om stadsgezelschap te zijn. En toen kregen we dus opeens toegang tot sociëteit Nieuwspoort en het gebouw van de Tweede Kamer. We mochten vrijelijk op onderzoek uit”.

Het was, volgens Vandeputte, bijzonder de deuren te mogen openen, zelfs opzienbarend om speechschrijvers te ontmoeten. “Zoals die van Alexander Pechtold bijvoorbeeld”. Maar ondertussen moeten al die indrukken in de wandelgangen, opgedane, vertrouwelijke gesprekken met politici en hun woordvoerders aan de bar in Perscentrum Nieuwspoort, al die speeches en vertogen wel in een heus theaterstuk uitmonden. “Toen we instapten wisten we niet waartoe dit avontuur zou leiden. Nog steeds is het moeilijk kiezen uit de berg aan gegevens en voorvallen waar we theatraal wat mee willen doen. Maar de contouren zijn er. Het wordt een voorstelling die gaat lijken op een reisverslag, zoals je over een bezoek aan een ver land, op bezoek bij vrienden, wilt vertellen”, zegt Vandeputte, die recentelijk met Speeldrift successen oogstte. “Zie het als een getuigenis, op journalistieke, maar persoonlijke wijze”. Vol bravoure neemt hij de term New New Journalism in de mond. Naar New Journalism, de soort journalistiek met literaire trekjes dat grondleggers Tom Wolfe en Truman Capote eind zestiger jaren introduceerden. Wolfe gebruikte niet uitsluitend feiten, quotes en andere journalistieke technieken: door feiten op te schrijven als was het fictie bleek een verhaal opeens meer tot de verbeelding te spreken.

Vandeputte heeft door Nieuwspoort een vergroot respect opgedaan voor het beroep van politicus en de politiek. “Lantaarnpalen of kunst?!?”, roept Vandeputte uit. En dan, volleerd: “Dat is de vraag niet. De vraag luidt: hoeveel kunst en hoeveel lantaarnpalen? Lantaarnpalen heb je nodig om veilig naar het theater te kunnen”. Geleerd op de mediatraining die ze aangeboden kregen. “Toen bleek dat ik binnen de kortste tijd was vastgeluld”, stelt Vandeputte onthutst vast. “Terwijl ik dacht dat ik als regisseur de boel toch aardig op de rails had. En politici worden dus ook xo aan de tand gevoeld. Nee”, zo besluit Vandeputte, “mijn beeld van de politiek is absoluut ten goede bijgesteld”.

Nieuwspoort door het Nationale Toneel is van woensdag 20 tot en met zaterdag 23 november 2013 te zien in het NT Gebouw, Meer informatie op http://www.nationaletoneel.nl. Telefonisch kaarten bestellen via 0900-3456789.