Van binnen opgegeten

‘Wie geen landschap heeft moet er zelf maar een samenstellen.’ Dat is precies wat schrijfster en beeldend kunstenaar Merapi Obermayer deed in de autobiografisch getinte roman Insulinde’s dochter (2001). Daarin beschrijft zij het leven van Mira.

1947. Terwijl Indonesixeb bezeten lijkt door de revolutie, komt Mira ter wereld in Pelantungan op Java. Maar haar ouders gingen ook gebukt onder de last van het kolonialisme. Beiden groeiden op in vreemde handen. De een als vondeling, de ander los van zijn moeder bij paters in Bogor. Mirax92s ouders weekten het linnen van bibliotheekboeken, en maakten daar haar eerste kleertjes van.

In 1952 arriveert de kleine Mira met haar familie in Nederland. Ze groeit geisoleerd op want ze komt terecht in een katholiek internaat, terwijl in de leprakolonie op de Veluwe haar moeder haar zieke vader verzorgt. Ook Mira groeit dus op in vreemde handen. Maar met steentjes, stukjes papier en uitstapjes bouwt ze in het internaat als het ware haar eigen universum – en zo een draaglijk heden. Toch raakt ook zij, net als veel kinderen in het internaat, uiteindelijk de macht over haar stuur kwijt. Ze loopt weg en raakt zwanger – maar keert terug naar het internaat. Haar kind moet ze later noodgedwongen afstaan, waardoor ook dit kind x91in vreemde handenx92 wordt grootgebracht.

Insulinde’s dochter is op dit moment onderwerp van een gestileerde theatrale vertelling in een regie van Patrizia Filia x96 zij verwierf enige bekendheid met Ik, mijn Rozentuin in 2004 – bij De LuiaardVrouwe, onder de titel Het Eiland. Gestileerd inderdaad, maar ook wat omfloerst, zlefs tam – en bij momenten wat hermetisch en raadselachtig. Dat laatste doet zich nogal eens in de tekstbewerking voor.

Bovenal is het stuk op een of andere manier een erg Haagse, wat ‘Appelse” voorstelling geworden. De invoelbare leegte en de enorme eenzaamheid worden in het toneelbeeld treffend en eenvoudig verbeeld: dat is geheel kaal en totaal zwart, met werkelijk niets dat de aandacht ook maar enigszins kan afleiden. Videoprojecties zijn uiteindelijk geschrapt. Er is geen muziek te horen – het lichtontwerp is sober en adequaat. Dat mag alles bij elkaar een integere keuze heten, eerlijk en zonder effectbejag of opsmuk, maar dat maakt het stuk wel wat zwaar te verteren.

Gelukkig staat daar zo nu en dan fijn acteerspel tegenover. Naast een verteller die als smeermiddel dient (Michael Driebeek van der Ven) is er een evenwichtig gespeelde moederrol door Tatiana Radier, en een interessante dochter (een mooie verbeelding door een talentvolle Lottie de Bruin).

Het stuk roert heel wat zaken aan, zoals de cultuurcombinatie van Indonesisch en joods-europees, die pijnlijk te noemen is. In de verte is ook hoorbaar dat indertijd de Nederlandse samenleving het verdriet van Mira’s ouders afwees, tegen de achtergrond van Europese oorlogsslachtoffers, en die uit de Japanse kampen. Verder is er nog de moeder-dochterrelatie en het feit dat het gezin zich opnieuw staande moest houden in een voor hen vreemde omgeving. Daarmee is Het Eiland ook een stuk dat de actualiteit niet schuwt. De eenzaamheid en ontheemding die het leven bepaalde van Mirax92s ouders gaven ze weer door aan hun dochter, en staat in zekere zin model voor talloze immigranten die hier verder willen of op een of andere noodgedwongen moeten, zoals in het geval van Mira en haar ouders.

www.deluiaardvrouwe.nl

Gezien:

Het Eiland naar Insulindex92s dochter van Merapi Obermayer door De LuiaardVrouwe op do 1 feb (try-out) in Theater aan het Spui, Den Haag. Vertaling: Jehanne Hulsman. Tekst en regie: Patrizia Filia. Spelers: Michael Driebeek van der Ven, Tatiana Radier en Lottie de Bruin.

Advertentie

Feest der herkenning

Is het eens feest, dan wil André het weten ook. Een stijlvolle opening met klaterend applaus door het publiek, dat bij voorbaat zijn voeten kapot beukt op de rangen, dat is wel zowat het minste voor deze man die zijn tiende voorstelling presenteert. En als dat niet vanzelf lukt, dan wil hij zo nodig best even wachten met zijn opkomst. Tijd zat immers. En makkelijk verdienen zo.

Manuel is een gelauwerd cabaretier. Zo won hij in 2003 de cabaretprijs van de theaterdirecteuren, die hem in 2005 nog eens op hun shortlist zetten. Een tiental jaren eerder werd zijn talent al gezien, toen hij de Juryprijs won van het Leids Cabaret Festival 1990.

Hij is een cabaretier die het niet moet hebben van tv-bekendheid. Het is een beetje giswerk, maar het lijkt erop dat tv-bazen zijn heldhaftige en rauwe cynisme niet lusten, of dat in ieder geval hun publiek niet durven voorschotelen.

Dat is een interessante positie voor Manuel. Als prijswinnaar en vooral door hard werken heeft hij een trouw publiek aan zich weten te binden en dat uit te breiden. Anderzijds is hij niet gebonden aan hooggespannen en geijkte publieksverwachtingen die voortkomen uit zulke tv-optredens. Intussen heeft hij zich kunnen ontwikkelen tot een onder collegax92s toonaangevend cabaretier die misschien enigszins in de luwte, maar toch onvervalst en snoeihard weet uit te halen op het podium.

In Burger neemt André op het oog wat gas terug. Een feest is immers gebaat bij vrolijkheid. En dus zijn er slingers in alle kleuren van de regenboog, en van voren tot achter, die vanuit de hoogte op het podium neerdalen. Een Andrxe9 zelf heeft zich ook alleszins feestelijk uitgemonsterd. Aan hem zal het niet liggen vanavond, dat is zijn boodschap.

Toch komt zijn feestje niet helemaal goed van de grond. Dat is voor een deel kennelijk ook de bedoeling. Hoewel hij nog altijd grossiert in scherp gekruide maatschappelijke en politieke thema’s, zijn die op een doorsnee blij feestje natuurlijk niet usance. Dat beseft ook zijn gehoor, dat daarop natuurlijk wat ongemakkelijk en oncomfortabel wordt en met loeiende oortjes wacht op de volgende steek onder water die hij aflevert.

Manuel grijpt daarbij ook voor een groot deel terug op oud, al te oud zeer. Op Fortuynlijke zaken bijvoorbeeld. Die erin gaan als koek, natuurlijk – maar die bij u, en bij mij, en kennelijk toch nog altijd vooral bij hxe9m hun sporen hebben nagelaten, en bij hem nog steeds hoorbaar diep trekken. Maar voor een cabaretier die de politieke actualiteit op de hak neemt is het wat pover om nu nog aan te komen zetten met de zoveelste variant op de LPF. Manuel kan het nog altijd wel, dat venijnig vingerwijzen. Luister maar eens naar de columns die hij maakt voor Radio 1 op zondagmorgen bij de Ikon, en die ook te beluisteren zijn op het web.

Manuels feestje bloedt een beetje dood. En dat is jammer voor een man die inderdaad zijn tiende voorstelling graag van een gouden randje zou voorzien.

www.maneman.nl

Gezien:Burger door Andrxe9 Manuel op zaterdag 20 januari 2007 in de Goudse Schouwburg te Gouda.

Een mannetje van verwaterd carbid

John Schleipen in ‘Laatste druk’

Overschatting is een uiterst hachelijk, in verkeerde handen een zelfs uitdrukkelijk gevaarlijk talent. Met dat weerbarstige talent is John Schleipen grootscheeps gezegend.

Getuige het persbericht dat hij de wereld in slingerde heeft hij er na zijn eerste solo zo op z’n  heupen gekregen dat hij pardoes en bijna zonder nadenken maar zijn derde is gaan maken, ergo het tweede overslaat. Met Laatste druk als resultaat. Dat had hij echt niet moeten doen.

Weliswaar maakte hij jarenlang deel uit van het komisch gestemde collectief Crxe8me Fraiche, mag hij misschien zelfs een van de aanjagers van dit clubje worden genoemd – maar nu overspeelt hij toch echt grandioos zijn hand. Hij dist een werkelijk bloedeloos, zouteloos verhaal op dat bovendien alle kanten uit zwabbert. Over een man die een vrouw ontmoet. Hij is uit op haar liefde, zij op zijn geld. En dus wendt hij voor dat hij directeur is.

Maar hij is werkloos. So far, so good.

Aangenomen als jongste bediende bij een drukkerij drukt hij vervolgens de zittende directeur, mijmeraar over carbid, plat. Dat carbid wordt tenslotte het eind van jan en alleman. Carbid is namelijk een zeer brandbaar x96 lees: explosief x96 organometaal, een goedje dat in opax92s tijd nog weleens werd gebruikt voor het maken van licht x96 en tegenwoordig opnieuw populair is, maar dan als vervanging voor luid knallend vuurwerk.

Een redenering bestaat uit een stelling en argumenten. Maar wie bepalen de geldigheid van argumenten? Dat doen de premissen. Premissen zijn niet-genoemde argumenten. Ze zijn er wel, maar je ziet ze niet. Ze zijn zo vanzelfsprekend dat wij ze niet meer noemen. De aarde is rond, de bal ook. Expliciteer je een premisse waar dat niet wordt verwacht, of waar dat ongewenst is, dan volgt een zogeheten platitude. Schleipen grossiert ergerlijk in enorme hoeveelheden van zulke boosmakende onnozelheden, die hij als filosofische hoogstandjes presenteert.

Aan de hand van het bovenstaand beschreven, overigens al niet bijster origineel storyboard, is uiteraard nog best een aardige voorstelling te maken. Ware het niet dat Schleipen het gegeven heeft uitgewerkt alsof het om een niemendalletje zou moeten gaan x96 met als gevolg dat we worden zoetgehouden met slaaplectuur die op het nachtkastje misschien nog wel te pruimen is, maar zozeer is volgestopt met clichxe9s, met warrige, rafelige zijpaden, met losse flodders die er in de vorm van liedjes tussendoor zijn geschoven, xe9n met talloze herhalingen van zetten die doen vermoeden dat het stuk voor onderontwikkelde kleuters of verdementeerde bejaarden is bedoeld.

Is dat al niet genoeg om vrijwel totaal murw geslagen de pauze te halen, dan komen daarbovenop zijn zichtbaar onbeholpen acteertalent, zijn weinig geoefende zangstem en een misplaatst gevoel voor humor. Het getuigt dan ook werkelijk van pure misplaatste arrogantie dat hij het waagt om een pauze op te nemen in zijn voorstelling. Het publiek kan vervolgens niet anders dan blij toe zijn: het biedt immers ook een mooie ontsnappingsroute.

Laatste druk had minstens een uur korter kunnen en moeten duren. Zo opent hij het tweede deel met een anderhalve minuut durende samenvatting van het voorgaande x96  had dan deel 1 niet gedaan, schiet onwillekeurig door je kop – en dan nog was van een spanningsboog waarschijnlijk hoegenaamd nauwelijks sprake geweest. Nee, Schleipen is inderdaad toe, maar dan letterlijk aan zijn laatste druk. Trouwens: ik ben er niet zeker van en ben er niet in geslaagd door wie of wanneer, maar het gegeven van het carbid in relatie tot een directeur heb ik in een theatervoorstelling ooit eerder zien voltrekken. Bezondigt Schleipen zich aan jatwerk soms? Ik schrijf het niet graag, maar dit is een aperte belediging voor een theaterbezoeker. Pure egotripperij als hoogsteigen levenselixer.

www.johnschleipen.nl

Gezien: Laatste druk door John Schleipen in Theater Bellevue, Amsterdam op do 7 december 2007. Tekst, muziek en spel: John Schleipen. Regie: Pieter van Empelen; Arrangementen: Gregor Hamilton en John Schleipen.

Een retroactieve schavuit

Pieter Derks: ‘Dat zal je niet verbazen’

Hij oogt als een vrijwel onbeschadigde tiener, maar is stiekempjes toch al een twen; hij weet zonder blikken of blozen de weemoed van de collectieve autoloze zondagen uit de vorige eeuw te schetsen, en duikt uiteindelijk de oergeschiedenis in. Een leven in eenvoud, dat is wat Pieter Derks in Dat zal je nog verbazen nastreeft. Hij kijkt daarom uit naar een wereld die als een groot uitgevallen camping zou moeten zijn. Met een soort van hondjes waarmee je je gespeerde beren kunt verplaatsen, en met handige bootjes om de rivier over te steken. Meer heb je niet nodig, toch. Azixeb is dan het tentenkamp, en met een toiletsectie die dan x96 vooruit – die dan maar voor Afrika door moet gaan.

Deze jonge snotaap is een bravouremannetje van de goeie soort. Hoewel hij wat ieltjes en slungelig oogt, en zx92n retrolook en kuif hem het schattige van de allerideaalste schoonzoon opleveren, geeft hij ze van katoen, deze schavuit. Zonder te choqueren treft hij de spijker op zx92n kop, bij hem geen opgefokte polonaise van loslopend rapaille, maar goed uitgewerkte (denk-)beelden die hij in lekker lopende, maar vooral oorbare taal te berde brengt. Origineel in zijn aanpak, het aansnijden van de onderwerpen, of in zijn liefdesliedjes is hij niet bijster, maar hij weet alles met zox92n vertederende genegenheid te brengen, dat je uiteindelijk toch in hem gelooft.

Pieter Derks is weer zo’n typische loot aan de toch al rijkelijk opgetuigde boom van de Koningstheateracademie in Den Bosch. Volleerd cabaret van de goeie, ouwe, vakkundige soort: conferencetje, liedje en dat nog een paar keer heen en weer, maar wel met een rode draad erin en een warm en losjes neerdalend engagement.

www.pieterderks.nl

Gezien: Dat zal je nog verbazen door Pieter Derks op woensdag 29 november 2006 in Theater PePijn, Den Haag. Regie: Jessica Borst.

Doggy style kwadraat

Doggy Punch? Dat is Doggy Style2.

Ave: De drie jongeheren van Brokstukken drongen in 2005 door tot de finale van het Leids Cabaret Festival. Een jaar eerder hadden ze elkaar bij het maken en op het podium weerwoord gegeven in de voorstelling INRI van de Bloeiende Maagden. Daar vonden ze elkaar opnieuw, nadat ze uitgewaaierd waren na hun afstuderen als acteur aan de Utrechtse Hogeschool voor de Kunsten.

Koud een jaar later staan ze garant voor een onbekommerd en avondvullend avondje lacherij voor bijkans uitverkochte zalen.

In de grote hoeveelheid bijna over elkaar heen buitelende sketches, fragmenten, acts en soms stijloefeningetjes overladen met slapstick en kolkende, dwarse humor mét rafelrandjes, knopen ze op weinig meer dan briljante wijze de ogenschijnlijk losse eindjes aan elkaar. Hun zoete invallen zijn inderdaad als brokstukken – niet altijd mooi afgewerkt, en het trio kiest ervoor om er vooral ook geen geforceerd einde aan te breien. Hun bedenksels zijn leuk zolang ze inderdaad leuk zijn, zo beseffen ze zelf meer als wie dan ook. Die houding leidt ertoe dat we van de hak op de tak springen, zappend van quizmaster tot studio sport-verslaggever, van een ledenvergadering tot de oeroude geschiedenis van het cabaret.

Ze leunen daarbij op hun fenomenale beheersing van lichaam en vooral van hun soepele gezichtsspieren een onweerstaanbaar, onnavolgbaar toneelspel. Zo geven ze ieder sketchje of typetje precies die lading of zeggingskracht mee die je steeds weer laat grinniken. En steeds weer grinniken: dat ingehouden lachen, dat moet er een keer uit. En dus zitten we langzaam maar zeker vrijwel schaterlachend en met gloeiende oortjes te kijken en luisteren naar zoveel inhoudelijke onnozelheid. Het is alsof je door een gestileerd heuvellandschap reist, met steeds weer verschuivende horizonten. Spectaculair is zox92n landschap niet, maar wel altijd vol adembenemende, subtiele veranderingen. Dat is Brokstukken ten voeten uit, leunend op en lenend van het beste uit het varixe9txe9 en absurdistisch cabaret.

Nieuw of revolutionair is het genre niet, maar Brokstukken weet het bijna tot in perfectie te stileren. Op het domein van het ongerijmde cabaret is er de laatste jaren een hele stroom van vaak uiterst aangenaam werk op gang gekomen, zowel in Vlaanderen als in Nederland. Brokstukken behoort zonder omwegen tot de top van dit genre. Na Brokstukken lijkt alles saai, claimen ze in hun aanprijzingen. Laten ze daarin nog gelijk hebben ook: ongehoord leuk. Met dank ook aan de sturende hand van Titus Tiel Groenestege, die zich meer en meer opwerpt als beschermhoeder van een genre dat hij zelf als geen ander vorm gaf in Frisse Jongens en in duovorm met Han Romer.

Chapeau. Amen.

www.brokstukken.nl

Gezien: Doggy Punch door Brokstukken op donderdag 16 november 2006 in Theater de Veste, Delft (premiere). Concept, tekst en spel: Chis King Perryman, Arjan Smit en Korneel Evers. Eindregie: Titus Tiel Groenestege.

Karatecabaret

Alex Agnew in ‘Morimos solamente’

Belgenhumor. Een beste reputatie noch traditie op cabaretgebied heeft Vlaanderen niet: de onderbroekenlol van Urbanus van Anus, de snoeverijen van Gaaikema-epigoon Geert Hoste: daarmee hebben we het wel globaal gesproken wel gehad als we de laatste twintig jaar in ogenschouw nemen. Niet dat de Belgen geen humor hebben, op het satirische vlak zijn ze zelfs vaak een stuk scherper dan hun Nederlandse collega’s. De zuidelijke tongval van iemand als Kamagurka en het Belgische blad Humo bewijzen dat telkens weer.

De laatste jaren hebben de Vlamingen echter geweldig teruggeslagen door keer op keer de hoofdprijzen weg te kapen op de (Nederlandse) cabaretfestivals. En met Wim Helsen hebben ze gewoonweg een cabaretier van buitengewoon formaat in huis.

En in Alex Agnew heeft het zelfs de eerste Vlaming in huis die in 2003 de Jury- en de Publieksprijs won van het Leids Cabaret Festival. Alex Agnew is er eentje van het type ruwe bolster – zonder al te blanke pit: x91Als je op zoek bent naar de traan bij de lach, kijk dan naar het nieuws. Als je een melig kutlied verwart met diepgang: er zijn nog cabaretiers genoeg.x92 In zijn uiterlijke verschijning heeft hij wat weg van een wat verdwaalde rockabilly, en zijn humor beweegt zich ook in die richting. Deze rouwdouwende stand-up comedian maakt heavy metal-humor, aan de lopende band en als een uit zichzelf automatisch repeterend stengun.

Zijn nieuwe programma Morimos Solamente is een aaneenschakeling van vuilbekkerij, ongenuanceerde vullis en vooral snel, sneller, snellere humor. Toch kun je hem gevoel voor humor niet ontzeggen. Het jammere is alleen dat hij zichzelf kennelijk tevreden stelt met dik, soms wat vermolmd hout, dat overigens in dank wordt aanvaard door zijn toehoorders. Dat scoren op de snelle lach is comedians eigen, en dat is ook juist wat er mankeert. Daar waar de humor bij cabaret een doel, een boodschap dient x96 daar is bij stand-up comedy de lach zelf het doel.

Agnew weet ondanks een overvloed aan te makkelijke grappen toch te overtuigen. Vooral door zijn overtuigende presentie en ultravloeibare stembanden. Hij schakelt flitsend snel tussen stripstemmetjes en sonore American voice-over, tussen human beatbox-effecten en diergeluiden, tussen cowboy-Amerikaans en Hochschuldeutsch. Het loopt allemaal als een trein bij hem x96 en juist dat onderdeel is vatbaar voor verbetering. Af en toe wat gas terugnemen zou zijn optreden er sterker op maken, af en toe wat verstaanbaarder spreken zou dan als vanzelf een prettig bijproduct zijn. Het optreden dat ik zag was nog slechts een try-out. Het basismateriaal deugt x96 nu nog wat schaven en een prettige avond is het resultaat.

www.alexagnew.be

Gezien: Morimos Solamente door Alex Agnew op woensdag 15 november 2006 in Theater PePijn, Den Haag.

Volks vermaak

Zo Zout als ‘Schudden’

Schuifdeurencabaret bestaat in soorten en maten. Schudden behoort op dat terrein tot de wat zwaardere categorie. Zoete invallen tijdens de repetities hebben zelfs geleid tot klassiek te noemen sketches als Kikkers en Koud, terwijl hun prijzenjacht zich heeft gestabiliseerd tot het winnen van de jury- en publieksprijs van het Groninger Studenten Cabaret Festival in 1994.

Die genoemde sketches getuigden van eenvoud, simplisme bijna x96 op een manier waarmee cabaretgroep Droog Brood momenteel furore maakt, maar dan van een vernuftiger soort.

De twee heren van Schudden reiken dit keer in hun programma Zout helaas niet veel verder dan een ordinaire verkleedpartij die met nota bene veel te veel omhaal gestalte krijgt. Een vernuftig bouwsel dient beurtelings als huis, toilet, straaljager en nog zowat. Hun typetjes varixebren van vader en zoon, tot toiletjuffer, beer en berenmenner.

Alles op zichzelf opnieuw ontstaan uit de eerste de beste zoete invallen bij het maken, zoveel is wel duidelijk. Ze zijn er op het podium druk mee in de weer, maar het leidt zelden tot spannend of zelfs maar vermakelijk cabaret. De veelvuldige verkleedpartijen overstijgen een carnavaleske potpourri niet. Hun acteertalent is maar pover aanwezig, hun teksten zijn niet bijster scherp, en ergens in de verte is er iets als een podiumpresentie te ontwaren. Het lijkt ze te ontbreken aan een sturende hand op zijn minst, iemand die eens met de vuist op tafel durft te slaan en de heren laat ontwaken uit hun cocon.

Hardwerkend zijn ze zeker, zo toont het parelende zweet op hun hoofd aan. Maar het wil maar niet leuk worden vanavond – misschien ook omdat het ontbreekt aan die ene sketch die wel wat meer om het lijf heeft dan het veredeld narcisme van de heren zelf.

Het zaalpubliek reageerde echter opgetogen, te oordelen naar de lachsalvox92s die geregeld opkwamen. Kennelijk doet Schudden het dus goed bij een bepaald publiek: volks vermaak, voor mensen die zich ongetwijfeld herkennen in een dergelijk ontwapenend overkomend maar dichtgesmeerd avondje vmbo-cartoons. Een hoog schuifdeurengehalte aldus, dat u en ik op personeelsfeestjes ook nog wel te berde zouden weten te brengen.

ww.schudden.nu

Gezien: Zout door Schudden (Noxebl van Santen en Emiel de Jong) op donderdag 9 november 2006 in Theater Zuidplein, Rotterdam.

Kollerpower

Eric Koller speelt ‘Fool Koller’

Clownpower was de mantra, uitgesproken door de voorman van de Fools-beweging, de Amerikaan Django Edwards (1950). In 1975 ging in Amsterdam de eerste editie van zijn Festival of Fools van start. Vanuit de hele wereld trok het creatieve geesten naar de hoofdstad.

Clownpower was de kracht zijn die ervoor zou zorgen dat door lachen en plezier de wereld verbeterde. Eind jaren zeventig was dat zeer in de mode, en het inmiddels legendarische festival bood een podium aan  de onder de noemer van Fools verzamelde theatervormen. Uit een mengeling van mime, commedia dellx92arte en regelrechte circustechnieken groeide een kunstvorm die – voorzien van rockmuziek – fabriekshallen, parken en vooral de straat onveilig maakten, in een pogingverre te blijven van de bourgeois bolwerken die schouwburgen geworden waren.

Het Festival of Fools, of modieuzer geformuleerd, het gedachtegoed ervan, was en is de inspiratiebron voor veel theatermakers van de huidige generatie. Het internationaal reizende Boulevard of Broken Dreams (1984-1987) is erop geent, en vervolgens ontstonden daaruit varianten als het Oerol festival en De Parade. Ook aan het Werktheater zijn al deze formules schatplichtig, trouwens.

Eric Koller is een epigoon van deze fools, zoals ook de momenteel veel bekendere Ashton Brothers dat zijn, hoewel deze laatste groep ook teruggrijpt op elementen uit het varixe9txe9 van de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Koller maakt nu zox92n tien jaar programmax92s. Dat was meteen reden voor een onuitgesproken jubileumvoorstellinkje. Oude succesnummers werden geremastered, gerefurbished of ondergingen een make-over onder het goedkeurende en timmermansoog van ex-Maxi Peter de Jong. Maar Koller heeft ook enkele nieuwe acts aan zijn toch al rijke repertoire toegevoegd.

Zijn slungelige Jan Klaasen-voorkomen doet denken aan dat van Mr. Bean of in de verte zelfs John Cleese – en zijn gevoel voor humor ontwikkelt zich stilaan ook wel in die richting. Maar Koller is niet alleen een lolbroek die met de gewoonste attributen als een volleerd poppen- of objectenspeler jongleert. Zo is de act met het looprek in de kern een poëtisch hoogstandje, waarvan hij er meer zou kunnen gebruiken. De poëzie ervan schrijnt en schuurt, vooral ook omdat de kijker weet dat bij hem steeds de humor op de loer ligt. Dat verwachtingspatroon te doorbreken met pure poëzie houdt de kijker bij de les en zorgt voor een diepte die verder reikt dat lach-of-ik-schiet. Dat schietgenre beheerst hij trouwens volmaakt: een schitterende timing, een uiterst soepele beheersing van de gezichtsspieren en bovenal een inzichtelijk gevoel voor eenvoud. Clownpower bij uitstek dus.

www.erickoller.nl

Gezien: Fool Koller door Koller op zaterdag 4 november 2006 in Theater Zuidplein, Rotterdam.

Stand-alone

Jeroen Bouwhuis: A moving living statue

Hij won al karrenvrachten met prijzen. Zo was hij Nederlands en Benelux-kampioen 2002 voor profs als Living Statue, won hij de Holland Casino Podiumprijs in Nijmegen, en toucheerde hij de hoofdprijs van het Wim Sonneveld Concours 2006 van het Amsterdams Kleinkunst Festival in de vorm van de jury- en de publieksprijs. En passant drong hij door tot de halve finale van het Rotterdamse Cameretten. Ook werkte hij jarenlang als straatartiest.

Jeroen Bouwhuis kortom, staat te boek als talent. Hij studeerde af als Master of Art toegepaste compositie aan de Hogeschool voor de Kunsten te Utrecht met als specialisatie muziek voor theater. Dat laat zich horen in zijn Dinner for one. Bouwhuis mimet namelijk, en gebruikt muziek als aanjager. In dit geval veelal getapete muziek (o.a. Satie, Lou Reed), maar ook enkele gestolen geluidsbeelden (een startende auto).

Hij doet een poging muziek, humor, lichaam en gezichtsexpressie bijeen te brengen x96 maar hij overtuigt daarin helaas maar zelden, of in ieder geval te weinig. Daarvoor zijn de clichxe9situaties die hij ons voorschotelt te standaard en flegmatisch voor, overtuigt hij ook niet werkelijk in zijn mimespel. Natuurlijk: hij moet en kan nog groeien. Maar dan zal toch eerst het basismateriaal van beduidend sprankelender karakter moeten zijn.

www.blotebadgast.nl

Gezien: Jeroen Bouwhuis met Dinner for one tijdens 3 X Nieuw Cabaret Talent in Theater Zuidplein, Rotterdam op donderdag 2 november 2006.

Feesten tot de dood

Onno Innemee tot het einde

’t Is feest. Maar echt gezellig wil het maar niet worden. Zeker, er zijn kleurige ballonnen, er is koud en vers bier uit een heuse huistap en er zijn ultragrote blokken kaas die worden geserveerd mét mosterd.

Vijftien jaar al staat hij nu op de planken, dus reden om eens goed de bloemetjes buiten te zetten. Hij maakte de podia onveilig als counterpart in het duo Basterd, maakte soloprogramma’s was van de partij in voorstellingen van Niet Schieten, maakte en passant C3 en stond vorig jaar in Het Schip.

Nu is er dan Obstinaat. Terugkijkend op zijn leven blijken er steeds weer zaken te zijn die roet in zijn eten gooien. De gruwelijke dood van zijn kat bijvoorbeeld, zijn moeder die hem met een plaatje van Katja Schuurman op bed betrapte, de echox92s van zijn eigen grafrede die hij heeft voorbereid. Feestvieren; dat valt nog lang niet mee. Niet iedereen kan het.

Onno Innemee grossiert in platitudes. En die gaan er bij zijn publiek moeiteloos in. Bij hem geen ronkende, gierende of verwrongen tijdsbeelden. Wel duiken er een paar typetjes op, en weet hij zich nu en dan boos te maken. Maar altijd lieflijk. En vooral overduidelijk, o zo bang als hij is dat zijn publiek hem niet snapt. Dat is jammer, omdat hij zo blijft steken in gemakzuchtige stijloefeningen, en ondertussen nog ook zijn publiek onderschat. Hij zegt het niet letterlijk en hij doet zijn best het te markeren, maar hij gaat wel degelijk op zijn hurken. Gelukkig zijn er wel moment die iets langer bijblijven dan woordspelinkjes, dan verhaspelde, door elkaar gehusselde gezegden. Het zou de moeite waard zijn die meer op te zoeken, uit te werken en vervolgens uit te spelen. Nu resteert niet meer dan een zorgeloos avondje uit. Dat mag gerust, daar is niets tegen. Maar van iemand die vijftien jaar tussen de planken heeft geleefd mag een onsje meer tegendraadsheid en een kilootje minder clichxe9s worden verwacht.

www.onnoinnemee.nl

Gezien: Obstinaat door Onno Innemee op vrijdag 13 september in Theater Zuidplein, Rotterdam. Tekst en spel: Onno Innemee. Muziek: Mike Boddxe9