De wet der verandering

Susanne Kennedy regisseert Ibsens Kleine Eyolf bij NT

Het Nationale Toneel brengt Kleine Eyolf, de klassieker van de Noorse toneelschrijver en dichter Henrik Ibsen, de man die ook topstukken schreef als Nora, Hedda Gabler, Spoken en Bouwmeester Solness.

In Kleine Eyolf (1894) wordt volgens Susanne Kennedy een van de laatste maatschappelijke taboes ter sprake gebracht: “Een moeder die haar kind niet wil, die althans van mening is dat haar kind haar in de weg zit omdat het hinderlijk tussen haar en haar geliefde man in staat”. De kleine Eyolf is gehandicapt, als baby viel hij tijdens een vrijpartij van zijn vader Alfred Allmers en moeder Rita van de tafel. Na die vreselijke gebeurtenis zocht Alfred zijn toevlucht in de wetenschap en de literatuur. Na een zelfverkozen eenzame bergtocht heeft hij besloten zich volledig toe te wijden aan zijn plichten als zorgzame vader. Zijn vrouw Rita staat hem dit niet toe: zij wil haar man helemaal voor zich alleen. Als donderslag bij heldere hemel verdrinkt plots de kleine Eyolf. De loodzware gebeurtenis zet een aantal markante veranderingen in de verhoudingen tussen de personages in beweging. Typisch Ibsen eigenlijk: Een superieur tobben over het leven, speciaal over de tegenstelling tussen werkelijkheid en droom, natuur en geest, leven en roeping. Uit het inzicht in eigen schuld groeit het verlangen naar en nieuw leven, zonder enig spoor van egoïsme.

Kleine Eyolf is in Ibsens stuk een jongen met een lichamelijk beperking, een knulletje dat op krukken door het leven moet. Kennedy heeft er een jongen met een verstandelijke beperking van gemaakt, gespeeld door Frans Meere van Eskalibur, het Haagse theatergezelschap van dansers, acteurs en theatermakers met een verstandelijke beperking. “Als tegenwicht tegen de doorgaans gezonde, goed uitziende profacteurs. Zo heb ik met medewerking van enkele amateurs de voorstelling Het Verjaardagsfeest gemaakt. Volgens haar is Ibsens stuk – bij haar gespeeld door een topcast, met in de gelederen onder meer Marlies Heuer, winnares van de Theo d’Or in 1998 voor haar rol in Ibsens Hedda Gabler – bevolkt met personages ‘die als eilanden drijven in een universum zonder God, voortgestuwd door de onderstroom van hun verborgen verlangens’. En ze voegt eraan toe: “Welbeschouwd gaat elk goed stuk daarover”. En juist de aloude vertaling uit 1917 van J. Clant van der Mijll-Piepers verschaft haar het pathos waar ze naar op zoek was. “De taal is archaïsch, niet-alledaags. Dat past perfect de tekstprojecties die ik in de voorstelling wil tonen. Het zijn uitspraken van Nietzsche. Juist daardoor wordt de voorstelling bombastisch van toon, precies de onheilspellende toonaard waar ik naar op zoek ben”.

Met haar grensverleggende, tikkeltje eigenwijze, vaak onthutsend en tegelijkertijd sinistere, soms ronduit verontrustende voorstellingen verwierf Susanne Kennedy binnen korte tijd een unieke plek binnen het Nederlandse theater – en inmiddels ook in het buitenland. Bij het Nationale Toneel kreeg zij de afgelopen jaren de ruimte. Dat resulteerde in baanbrekende producties als Over Dieren, Het Verjaardagsfeest, Emilia Galotti, niet te vergeten, en onlangs De Bittere Tranen van Petra von Kant. Kennedy neemt met deze voorstelling afscheid als vaste regisseur bij het gezelschap want ze maakt de overstap naar Toneelgroep Amsterdam, NT’s grote hoofdstedelijke broer. Haar nieuwe producties blijven Den Haag als een van de halteplaatsen aandoen. Dat klinkt geruststellend. Toch zou ik de kans te baat nemen, want dit stuk is bijna drie weken lang in Den Haag te zien. Geniaal talent kun je niet genoeg koesteren.

Kleine Eyolf door Nationale Toneel is van dinsdag 1 tot en met zaterdag 19 mei te zien in het NT-gebouw. Meer informatie: www.nationaletoneel.nl. Telefonisch kaarten reserveren: 0900-3456789.

‘Al veel te lang wordt het Haags gezien als grof en plat’

Frauenfelders Règâhs veroveren de wereld, om te beginnen in Den Haag

Takkepokkewèf, heet een van de songs. De Haagse Règâhs weten van wanten, maar ‘zoeken altijd de nuance’. Oprichter alias singer/songrègâh Johan Frauenfelder: “Ik houd ervan om het plat Haags subtieler te maken.”

Zodra hij Michael Jackson zaliger Beat It hoort zingen, maakt hij daar als vanzelf Biertje van. Het heeft een hoog gehalte aan ‘Mama Appelsap’ – een genre dat is gebaseerd op Wanna Be Startin’ Somethin’, ook al van Michael Jackson, waarin sommigen de tekst ‘Mama say mama sa mama appelsap’ horen. Volgens ‘Règâh’s’-gitarist Johan Frauenfelder is het in essentie ‘een afwijking’. Maar die kronkel vormt wel de basis voor het ‘100% puur‘Flamingo’-succes van De Règâhs, de Haagse groep die pure flamenco verbindt met authentiek, plat ‘Haags’. “De Règâhs laten horen dat het ook mogelijk is in het Haags gevoelige en subtiele liedjes te spelen. Al veel te lang wordt het Haags landelijk gezien als grof en plat”. Frauenfelder spreekt dan ook liever van traditioneel dan van plat Haags. “Het ‘Haags’ is volgens Frauenfelder bij uitstek een taal waarin de sprekers elkaar uitnodigen tot een ‘verbaal overtroeven’. “Het Haags is in principe geinig en uitdagend. Maar waar de buitenwacht al te vaak de ‘lepe’ teringziektes op zich afgesneld  ziet komen houd ik ervan om het Haags subtieler, een tikkeltje ontdeugend en dubbelzinnig te gebruiken. Daarbij houd ik erg van zingen, van liedjes. Zingen is puur. Je lichaam is je instrument, er zit niet, als bij een gitaar, een medium tussen. Ik ben geboren in 1957 en Den Haag was toen, en nog altijd, een echte popstad: The Motions, Shocking Blue, en een van mijn gitaarhelden is Golden Earring George Kooymans. Bij kampvuren zong ik de songs van Bob Dylan en Paul Simon. Ik begeleidde mezelf op gitaar. Van flamenco had ik toen nog nooit geoord, pas toen ik het geluid van een klassieke gitaar bij mijn buurjongen hoorde was ik verkocht. Vanaf dat moment was voor mij het wat gedempt klinkende geluid van de akoestische gitaar met plastic snaren mooier dan dat van de wat opruiende elektrische”. Van het een kwam het ander. “Ik speelde na mijn conservatoriumstudies – eerst op het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en daarna aan het Rotterdams Conservatorium bij Paco Peña – vaak bloedserieuze flamenco. Maar ik houd ook erg van geintjes. En zo gebeurde het dat ik traditionele sevillana’s, soleá’s en bulería’s ging vertalen in het plat Haags.

De gimmick van ‘singer/songrègâh’ Frauenfelder is doorgedrongen tot ver buiten de vastgestelde Haagse landsgrenzen. ‘Met de tour The Hague Olé treden we op van Eindhoven tot Groningen. Eerder hadden we buiten Den Haag al veel succes in Naald- en Rijswijk. Buiten de streek treden we soms weliswaar voor niet meer dan zeventig bezoekers op, eerlijk is eerlijk, maar meestal wel voor mensen die na afloop erg enthousiast waren. Zie het als een begin. Soms moet je het aan de tijd gunnen dat iets kan aanslaan”. In de Residentie zijn De Règahs, zíjn geesteskind, inmiddels uitgegroeid tot een ware plaatselijke legende. Sinds hij vijf jaar geleden de inmiddels tot status van collector’s item verheven cd-single Adios Amigo / Jè bent ut voâh mèn uitbracht, stond de spreekwoordelijke telefoon niet stil. Als in een volkomen uit de hand gelopen grap kwam van het een het onvermijdelijke ander. Een volwaardige cd in onvervalste Haagse snit & snik volgde, met daarop volbloedbewerkingen van flamencotraditionals. En een derde, getiteld Werelds, waarop wereldhits als Macarena, de Ketchup Song, Bamboleo, Oh, oh Den Haag en Norwegian Wood (‘Noordwijkerhoût’) werden gecoverd. Eropvolgend verscheen Bes-tof De Beatles, een hele cd vol muzikale en tekstuele ‘hertalingen’ van ‘The Beitels’ oftewel Lennon & McCartney-liedjes. “Het was eigenlijk ook een ode aan mijn vrouw, die mij altijd naar hun songs liet luisteren”.

In The Hague Olé, het cabareteske luisterconcert (Frauenfelder: ‘Visuele attracties leiden af van de taalvondsten’) waarin naast Frauenfelder ook Marcel de Graaf en Elvin de Haan, te beluisteren zijn, nemen De Règâhs het publiek mee op reis door de geschiedenis van de flamingo, de Haagse variant op de flamenco. Frauenfelder: “We beginnen bij de Tachtigjarige oorlog, toen de Spanjaarden samen met de Hagenezen van die tijd, de basis legden voor de Haagse flamingo”. De voorstelling is op een bepaalde manier ook leerzaam. Want wist u dat de Haagse ooievaar oorspronkelijk een flamingo was? En dat het Spaanse woord flamenco ook flamingo betekent en verwijst naar het Vlaams, teruggrijpend op de tijd dat Nederland en België nog een waren? Flamingos of flamencos: voor De Règâhs zijn het allemaal een soort ooievaars: règâhs.

In Diligentia wordt tijdens het optreden de tweede solo-cd, na Tonos Negros,  van Frauenfelder, ten doop gehouden. Het gaat voornamelijk om eigen composities die volgens Frauenfelder zijn gebaseerd zijn op palos, flamencostijlen waarin ook jazzy en bluesy notes en ook zorongo doorklinken. Thuis opgenomen, “want dat kan tegenwoordig prima.” De cd is een eerbetoon aan zijn broer die vorig jaar is overleden. “Ik kreeg toen, en ook al wel eerder, te horen dat mijn ‘serieus’ klinkende gitaarspel, ontdaan van de turbulentie van De Règâhs, zo mooi is. Daarop heb ik deze plaat gemaakt. “Mensen vertellen me dat het is of ze me voor het eerst echt horen spelen, zo introvert, bijna ‘naakt’”. Een soloprogramma? Dat zou een nieuwe ervaring voor me zijn. Ik houd me eigenlijk liever vast aan de veilige omgeving van De Règâhs . Een revue, musical of genre in flamingo-Haags? Buiten het feit dat ik die genres doorgaans verfoei, moet een artiest altijd inleveren op een van de disciplines. Daar pas ik voor. Dat wil ik niet. En het moet allemaal wel echt van mezelf blijven. Het moet allemaal wel een zeker waarheidsgehalte hebben, net als de hertalingen”.

De Règâhs en presentatie van Solo, de solo-cd Johan Frauenfelder in Theater Diligentia op do 26 april, 20.15 uur. Meer informatie op ww.deregahs.nl of www. diligentia-pepijn.nl. Telefonisch reserveren via (070) 3610540. Presentatie cd Solo van Frauenfelder eveneens in Boekhandel Paagman op zo 6 mei, 13.00 uur.

Ik koop dus ik besta

Tragikomisch Boiling Frog door Toneelgroep Oostpool

Boiling Frog gaat over de verwoestende kracht van de economie en de verslavende onvrede die dat bij ons aanwakkert. Een tragikomisch stuk over taal, de Verlichting, misvormde familiebanden en het raadsel waarom een kikker in langzaam opkokend water verstijft. Humor, wreedheid, gekte en fantasie.

Boiling Frog schetst het krankzinnige verhaal van de gestreste familie familie Berkema, al 264 jaar de trotse bezitters van een gigantische tegelfabriek en om die reden een vermogende dynastie. Het is een samenleving in het klein, oud kapitaal staat er tegenover nieuwe idealen. Evenals de veelbesproken ‘zakelijke‘ voorstelling De Prooi van het Nationale Toneel is Boiling Frog een stuk over het heiligdom van de economie, die de wereld van vandaag allesomvattend gegijzeld houdt. In de loop der decennia is de kerk als instituut vervangen door een abstract begrip: de economie. Zonder dat we het beseffen is de economie tot een heilige graal geworden, zo wordt ons in het stuk voorgehouden. Maar waar De Prooi de keiharde zakelijke kant in driedelig gestreept grijs laat zien, toont de humoristische tragikomedie Boiling Frog op een meer sappige manier de gevolgen die ons kunnen treffen. Sinds het overlijden van vader Berkema staat Adrienne, de oudste zus, aan het hoofd van het bedrijf en zwaait met strenge hand de scepter. Het personeel kent z’n plaats, haar man François beperkt zich tot kleiduifschieten en gerommel op de beurs. Boiling Frog doet in de verte ook stiekempjes denken aan Tsjechovs meesterwerk De Kersentuin. Zo wordt in Boiling Frog het imperium van de Doetinchemse patriciërsfamilie te gronde gericht door weerbarstige economische tegenspoed, zij het deze keer afkomstig uit China.

Ik koop, dus ik besta. “Ook ikzelf val regelmatig ten prooi aan koopverslaving, zoals ons dat allemaal weleens overkomt”, antwoordt actrice Maria Kraakman. Zij neemt de rol van Anna voor haar rekening. “Bladen en de commercie conditioneren ons bijna ongemerkt: Met Pasen krijgen we ineens zin in paaseitjes en er horen hyacinten bij. Tijdens de premièreweek van Boiling Frog ging ik regelmatig de stad in op jacht naar een nieuwe jurk, speciaal voor de première. Daarmee illustreerden ik perfect maar bijna onbewust van mezelf, wat tekstschrijver Peter de Graef zo mooi tussen de regels door in zijn stuk verwoordt: We ontlenen onze identiteit aan hoe we onszelf vormgeven omdat we het geld daartoe hebben. Nog eentje dan: Ik had laatst een mooie rugzak gezien. Maar ik had er al een. Toch hield ik mezelf al te graag voor dat ik een lente- in plaats van een winterrugzak nodig had. Je kan altijd doorredeneren tot je een excuus gevonden hebt, daar gaat het stuk ook over”.

Anna is de dienstmeid van de Berkema’s, de virtuele Doetinchemse regentenfamilie. “Maar Anna is veel meer dan dat: ze heeft filosofie gestudeerd en is er achter gekomen dat in het leven eigenlijk niks de moeite loont. Daarom is ze als dienstmeid gaan werken. Ze zegt heel wijze en verstandige dingen maar is een vat vol tegenstrijdigheden die ‘woont’ in een geleende werkelijkheid. Helaas is haar realiteit dat ze zich afhankelijk maakt van iedere man die aan haar voorbijtrekt”.

“Ik heb erg moeten zoeken naar de juiste toon, want De Graef haalt hoe dan ook veel overhoop. Hij laat Anna soms zinnen zeggen die wijs klinken maar die op het toneel al snel ‘bedoelerig’ lijken. De kunst is een tegenkleur te zoeken zodat Anna’s woorden meer betekenis krijgen. Als je de teksten letterlijk neemt heb je maar weinig te spelen. Juist daarom laat De Graef haar in het stuk overdreven veel huilen”. Boiling Frog wordt omschreven als een zwarte komedie. “Mee eens’, zegt de winnares van de Theo d‘Or 2010 voor de beste vrouwelijke hoofdrol in Orlando en een Gouden Kalf voor haar aandeel in de Nederlandse film Guernsey in 2005.

“Er valt heel wat te schuddebuiken in Boiling Frog, maar het einde is doodernstig. Het is zoals Anna het zelf zegt: Alles went. En ik denk dat die uitspraak waar is. Verklarend: “Toen ik die prijzen won kreeg ik op een enkele avond opeens 160 sms’jes. Die aandachtsbom is leuk. Maar daarna voelde ik me leeg. Misschien is dat maar goed ook, want dan kun je daarna in ieder geval beginnen vanaf een zeker nulpunt. En dat is nodig.”

Boiling Frog van Toneelgroep Oostpool is op wo 24en do 25 april te zien in Theater aan het Spui. Meer informatie op http://www.toneelgroepoostpool.nl en http://www.theateraanhetspui.nl. Telefonisch reserveren: (070) 346 52 72.

Kreeften op kooktemperatuur

Moreel dilemma in Kochs Het diner nu als toneelstuk

“Ik hou eigenlijk meer van ‘uit eten’”, zegt Kees Hulst na enige korte momenten van overweging waarop hij zijn woorden proeft. “Dineren doet wat mij betreft zo, hoe zal ik het zeggen, pocherig aan, gestoken in een driedelig pak en een vlinderdas om. Geef mij maar een ‘etentje’. Hoewel ik ooit in het bijzijn van koningin Beatrix een diner heb meegemaakt. En dat was dan wel erg aardig, moet ik zeggen”. Ondanks zijn lichte weerzin tegen urenlang omgeven door gesatineerd damast en exquise gerechten te tafelen, schuift acteur Kees Hulst opnieuw aan voor een diner, in de voorstelling Het diner, gebaseerd op het gelijknamige kassucces van schrijver, columnist en ‘Jiskefetter’ Herman Koch. “Dat klinkt wat saai misschien”, licht Hulst toe, “maar het is echt niet zo dat we in de voorstelling anderhalf uur lang achter elkaar onder veel bestekgekletter met de rug naar het publiek aan een tafel zitten. Dat zou een weinig theatrale voorstelling opleveren. Dat zitten brengt teveel beperkingen met zich mee. Nee, onder leiding van regisseur Kees Prins, ook bekend van Jiskefet, hebben we de tekst terdege bewerkt. Het moeilijkste was het verdelen van de informatie van Paul over de drie anderen in het stuk. Het gaat ten slotte in het boek om een monologue intérieur van Paul, de hoofdpersoon. Serge blijft in het boek eigenlijk heel lang op de achtergrond. Al met al hebben we er samen hard aan moeten werken en is het behoorlijk zoeken geweest naar een goede vorm die leidde tot intelligent toneel. Uiteindelijk is van al hetgeen we hebben geprobeerd versie 7.4 in première gegaan. Koch zat bij de première in de zaal, en zei na afloop dat hij de voorstelling en de bewerking geslaagd vond. Dat is altijd leuk om te horen”.

Hulst speelt in Het diner de rol van ex-leraar Paul Lohman, die met Serge, zijn broer, tevens gedoodverfde nieuwe premier van ons land, en hun beider echtgenotes chic gaan dineren in een toprestaurant. De twee vijftienjarige zoons van beide echtparen, Michel en Rick, hebben samen iets uitgehaald wat hun aller toekomst kan verwoesten. “De vraag die in het stuk – en in het boek – wordt opgeworpen is hoever ouders mogen gaan in de bescherming van hun kinderen wanneer die een misdaad hebben gepleegd”, zegt Hulst, zelf vader van twee kinderen. “Kinderen die op het slechte pad terechtkomen, dat is de angst van vrijwel alle ouders en bedreigend voor iedere ouder. Het diner mondt ten slotte uit in de hamvraag of je bereid zou zijn je eigen kind aan te geven. De beide echtparen staan extra onder druk , omdat er schimmige beelden van hun zonen op internet circuleren en omdat er inmiddels een opsporingsbericht via de tv is uitgegaan. En dat alles doet zich voor terwijl Serge zijn carrière als aankomend premier in een muur van rook ziet opgaan”. Het realiteitsgehalte van het verhaal acht hij hoog: “Het is aan de orde van de dag. Onlangs laaide de discussie weer eens op of ouders van criminele kinderen kinderbijslag moeten kunnen verliezen. Ouders van criminele jongeren moeten volgens sommige gedragswetenschappers harder worden aangepakt om hun kinderen in het gareel te krijgen. Ook in politiek Nederland zijn al meerdere malen plannen gemaakt om ouders van criminele jongeren te verplichten tot het volgen van een opvoedingscursus”. Hulst verwijst ook naar een discussie in juni, tijdens de laatste Avond van het Spannende Boek, waarin Kochs boek in een nepproces werd ‘behandeld’. “Daar zijn de twee zoons, die als in een heuse rchtszaak werden ‘verdedigd’ door advocaat Gerard Spong, en bijgestaan door getuige-deskundige Koch, uiteindelijk ook veroordeeld door de rechter, ondanks allerlei erfelijkheidsaspecten die een rol speelden toen ze hun misdaad begingen.”

Sterrencast
“Ik had indertijd het boek al gelezen, dus ik kon meteen instappen”, zegt Hulst, die twee jaar geleden een Louis d‘Or, prijs voor de beste mannelijke hoofdrol  in de wacht sleepte voor Jörgen Hofmeester in Tirza van Arnon Grunberg bij het Nationale Toneel, en in 2008 de Johan Kaart Prijs kreeg uitgereikt voor zijn aandeel in Wuivend Graan van Wim T. Schippers. “Ik vond het meteen een geestig en vlot geschreven boek met prachtige psychologische schetsen van de hoofdpersonen. Koch laat duidelijk zien dat hij een satiricus van de beau monde is, met als belangrijkste stijlmiddelen droogkomische bespiegelingen en puntgave zinnen”. Hulst wordt omringd door een sterrencast die bestaat uit de toneelkanonnen Porgy Franssen, Renee Fokker, Evert van der Meulen en Lies Visschedijk. “Het is een groep die elkaar weet uit te dagen om de bal in de lucht te houden, als een wedstrijd in acteerspel. Ook merken we dat de voorstelling vaak naar de strot grijpt. Bezoekers hangen aan onze lippen.”

Het diner door Hummelinck Stuurman Theaterbureau is te zien op vrijdag 6 en zaterdag 7 april in de Koninklijke Schouwburg. Meer informatie op www.hummelinckstuurman.nl en www.ks.nl. Telefonisch kaarten reserveren: 0900-3456789.

‘‘Steptext’ is een van de zwaarste balletten’

Eerste soliste Igone de Jongh over Balanchine en Forsythe

In juni danst Het Nationale Ballet een programma waarin werk van George Balanchine en William Forsythe centraal staat. ‘Je moet de beschikking hebben over een behoorlijk ontwikkeld gevoel voor muzikaliteit’, aldus Igone de Jongh, eerste soliste bij het gezelschap

“Mooi is het geworden, hè”, antwoordt een opgetogen klinkende Igone de Jongh. “Maar weet je wat nou het vreemde is,” werpt de Nederlandse eerste soliste van het gezelschap op, terwijl ze daarbij heel even maar genoegzaam terugblikt op haar hoogstaande verrichtingen in Two variations for two couples van choreograaf Hans van Manen, “dat is dat je terwijl je aan een nieuw ballet aan het repeteren bent, in wezen niet goed doorhebt wat de waarde er van zal zijn. En je hebt er natuurlijk ook nog geen weet van dat het ballet waar je zo intensief samen aan werkt, zo’n goede ontvangst ten deel zal vallen. Dat dit nieuwe werk van Hans vrijwel eensluidend door iedereen zo enorm positief is ontvangen, dat is werkelijk enorm fijn om te horen.”

Igone de Jongh, een van de prima ballerina’s van het jubilerende gezelschap, en al jaren de muze bij uitstek van vaste choreograaf Hans van Manen, heeft ultradrukke tijden achter zich. Zo danste ze in het cadeauprogramma Present/ s in Van Manens nieuwe creatie, maar was ze ook prominent te zien in day 4, de nieuwe choreografie die getrouweling David Dawson voor het gezelschap maakte. Tijd om van het succes te kunnen genieten of zelfs rustig op adem te komen is er niet bij: de ‘Residenties’ in Brabant en Limburg wachten. En daarin is haar aandeel wederom groot, met een Hans van Manen-programma en de herneming van Het Zwanenmeer. Bovendien gaat meteen daaropvolgend Giselle op herhaling. Daarenbuiten is ze nog moeder van zoon Hugo – het jonge kereltje is inmiddels 2 – en heeft ze een rol als echtgenote te vervullen, want ze is getrouwd met tweede solist Mathieu Gremillet. Toch kijkt Igone met veel plezier uit naar de juni-voorstelling, waarin ze zal dansen in het ‘Holland Festival-programma’ Bill & Mr. B. dat Het Nationale Ballet in de van oudsher prestigieuze festiviteitenmaand uitbrengt. Het is gewijd aan twee prominente choreografen: neoclassicist George Balanchine en ‘revisor’ William Forsythe. Waar de eerstgenoemde het klassieke ballet alras veranderde in een abstracte kunstvorm en er dynamiek en scherpte aan toevoegde, deed de tweede daar op zijn beurt een schep bovenop door de klassieke-ballettechniek en -logica volledig op zijn kop én naar zijn hand te zetten.

De invloed van Balanchine is vérstrekkend en tot op de dag van vandaag erg invloedrijk: zo zijn de momenteel wereldwijd veelgevraagde topchoreografen Hans van Manen en Christopher Wheeldon – van de laatste brengt het gezelschap in december een spiksplinternieuwe productie van Cinderella uit – erkende en fervente aanhangers van zijn werk. In het verleden parafraseerde Van Manen daarbij meer dan eens een gevleugelde uitspraak van Balanchine: ‘Een ballet voor één danser is een solo, een ballet voor twee dansers een verhouding.’ Het Nationale Ballet is in Europa overigens, vrijwel ex aequo met het Parijse balletgezelschap van de Opera, de company met de meeste werken van de oude meester op het repertoire.

“In werken van Balanchine is de klassieke ballettechniek natuurlijk heel sterk aanwezig,” zegt de soliste op de vraag wat zijn werk zo typisch maakt, “want daar werd hij als Rus en danser immers mee grootgebracht in Rusland. Balanchine maakte er daarna in de Verenigde Staten vervolgens ‘neoklassieke’ dans van. Bijvoorbeeld door de dansers in bijna extreme mate met de heupen te laten draaien. Ook worden in zijn choreografieën de benen vaak een stuk hoger ‘gelift’ dan in het ‘normale’ klassieke ballet. En het tempo dat in Balanchines werk aan de dag moet worden gelegd, ligt veel hoger. Dat komt onder meer doordat vrijwel alle werken door hem gecreëerd zijn voor de dansers van ‘zijn’ New York City Ballet. Daar moest vrijwel alles en altijd al sneller dan snel worden gedanst.”

Maar er zijn meer aspecten die het dansen van een ‘Balanchine’ tot een pittige opgave maken. “Vrijwel elk ballet van ‘Mr. B.’, zoals hij in de wandelgangen altijd werd genoemd, is niet alleen in technisch maar ook in muzikaal opzicht pittig. Als je zijn balletten overtuigend wil kunnen dansen moet je namelijk de beschikking hebben over een behoorlijk ontwikkeld gevoel voor muzikaliteit. Het verrassende is trouwens dat zijn werken niet alleen van solisten het uiterste van hun kunnen vragen, maar ook van dansers uit het corps de ballet.”

Binnenstebuiten
Ook het werk van de in Amerika geboren maar veelal in Europa actieve choreograaf William Forsythe is, in de kern, een ode aan de pure, abstracte dans. Igone: “Maar Forsythe gaat een stap verder door de ballettechniek zoals dat heet resoluut te ‘deconstrueren’. Door deze op te rekken tot spectaculaire, ultramoderne vormen. Bij hem is werkelijk pas voor pas extreem te noemen, voor zowel de benen als de armen, en bij hem is het parool: hoe hoger, hoe beter. Als je een choreografie van Bill danst is het zaak om vooraf elke regel die je kent weg te gooien, ook al is de basis van zijn werk gegrondvest op de klassieke ballettechniek.”

Evenals het werk van Balanchine is in fysiek opzicht ook dat van ‘Bill’ als zwaar te kwalificeren. “Steptext is een van de zwaarste balletten die ik heb gedanst. Maar het zijn allebei blessuregevoelige choreografen, hoor. Balanchine omdat je op spitzen staat terwijl er erg snel gedanst moet worden. Bill omdat alles dus extreem is. Het typische is trouwens dat niet alleen iedere choreograaf maar zelfs elk ballet een ‘eigen’ blessureprobleem met zich meebrengt. Gelukkig heb ik zelf tot nu toe niet veel blessureleed ondervonden. Het is een kwestie van de spieren soepeler dan soepel houden. Voor dit programma komt het in mijn geval neer op veel en veel meer rekken dan gebruikelijk, ja, vooral meer rekken.”

Verschenen in het magazine voor Vrienden van Het Nationale Ballet.

‘Er staat geen heg, er is geen prikkeldraad’

Hella en Freek de Jonge samen in literair theaterprogramma Spring

Dóórgeven. Delen. Delen dat je ondanks heel veel pijn en verdriet gelukkig kunt zijn. Dáár draait het om. Hella de Jonge is dan ook enorm gul met overleveren. Ze beschrijft het sentiment dat haar taak teweegbrengt als ‘een geluksgevoel’. “Ik heb in mijn leven behoorlijk wat meegemaakt vind ik”, zegt de echtgenote van beroepsnar Freek de Jonge, “en nu acht ik de tijd gekomen om vele van die ervaringen uit te wisselen”. Dat doet ze allereerst in de vorm van een spiksplinternieuw boek, Spring, maar ook in een gelijknamig nieuw literair programma waarin ze zij aan zij met Freek het podium deelt. Of beter gezegd: waar zíj in de spotlights van het theater staat en nu eens niet dienstbaar is aan de voorstellingen van haar man, zoals ze dat doorgaans deed en doet door viool te spelen of, anderzijds, door de decor- en/of kostuum- en lichtontwerpen te verzorgen en ook uit te voeren, daartoe geëquipeerd door een studie aan de Rietveld Academie. Hella de Jonge verdiende al op 16-jarige leeftijd geld door zelfgemaakte jurken te verkopen aan winkels in de Amsterdamse P.C. Hooftstraat. Op haar zeventiende werd ze toegelaten op de Rietveld Academie en na een basisjaar volgde ze de studierichting edelsmeden en, een blauwe maandag lang, mode. Later zou ze daar nog een specialisatie keramiek en de lerarenopleiding aan toevoegen. Om haar studie te bekostigen werkte ze een tijd als professioneel danseres.

In het theaterprogramma Spring zal ze teksten voordragen uit haar boek terwijl Freek die voordrachten op zijn beurt lardeert met allerhande teksten en enkele liederen. En hij legt vragen aan haar voor. “Maar ook bezoekers worden hartelijk in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen. Het is geen eenrichtingsverkeer van mij en Freek. Die formule werkt heel goed, want wederkerigheid is bij uitstek een van de mooie aspecten die een programma in een theater met zich meebrengt”. Bovendien: “Het geeft me voldoening om contact met mijn lezers te kunnen hebben. Wat is er nou fijner dan dicht bij je publiek te kunnen zijn”, verklaart ze de tournee die het stel langs een groot aantal toonaangevende theaters in Nederland voert.

Fondant voor de ‘voorstelling’ is, zoals gezegd het boek Spring, het vervolg op Los van de wereld, dat Hella de Jonge in 2006 uitbracht. Spring is het verhaal geworden van een bewogen leven, over de inspirerende band tussen twee kunstenaars, over de houdbaarheid van vriendschappen, de ontdekking van het oorlogsgeheim van haar tante en haar gevecht tegen een chronische immuunsysteemziekte. Ze schrijft openhartig over haar vriendschappen, artistieke drijfveren, over de moed om zichzelf te worden. Spring is ook het verhaal over de onverbrekelijke liefde tussen twee rasartiesten, hun kinderen en kleinkinderen. “Eigenlijk is het een openhartig boek over liefde, vriendschap en vrijheid”. Op de omslag van Spring zien we een jonge ballerina, gestoken in een schitterende tutu van gesteven tulen en – zoals dat hoort – met de spitzen en de vinger van haar linkerhand pal naar beneden gestoken, die een sprong naar boven maakt. “Als je het plaatje trouwens goed bekijkt zie je dat de ballerina als het ware opstijgt. Dat is symbolisch voor vooral het laatste deel van het boek. Het beeld past perfect bij dit boek, maar ook bij mij. Ook symbolisch, natuurlijk: het leven is als een dans. Maar de afbeelding heeft ook betrekking op mijn kleindochter, over wie ik vertel in het boek. Zij heeft te kampen met een hartafwijking en moet daarom al jaren achtereen operatie na operatie ondergaan. En toch blijft ze lachen. Maar ook: Ik dank mijn bestaan letterlijk aan een sprong van mijn moeder. En, niet te vergeten: ik ben zelf ooit professioneel danseres geweest. Maar dat pad heb ik destijds al vrij snel verlaten omdat ik meer bij Freek wou zijn. Als die optrad in, laten we zeggen, Groningen, moest ik op datzelfde moment Bij de Snip & Snap Revue in Tilburg zijn. Zo’n leven hield ik niet vol. Ik had zelf trouwens al een ontwerp gereed, maar de uitgever wist me te verrassen”.

De theatervoorstelling, of beter: het ‘literaire programma’ Spring, is min of meer een uitvloeisel van een belofte die ‘haar’ Freek veertig jaar geleden in een onbewaakt ogenblik deed door haar te beloven ooit samen een klucht op het toneel te zullen brengen. “Ik was die uitspraak allang vergeten, maar Freek kwam er een tijd geleden opeens zelf mee. Ik was het zelf niet zo van plan, net zoals ik het boek eigenlijk ook niet per se wilde maken, maar het opeens bijna vanuit het niets ontstond. Nu, dit programma is zeker geen klucht te noemen, je zou kunnen stellen dat het zelfs uiterst serieus van toonaard is. Want in Spring snijd ik enkele intense en intieme thema’s uit mijn en ons leven aan: verlatingsangst bijvoorbeeld, maar ook liefde, vriendschap en pijn. Maar zo’n theaterprogramma moet wel verteerbaar blijven natuurlijk, vandaar dat we hebben gekozen voor deze formule. Ik ben op dit moment 62 en heb altijd veel gelezen in mijn leven. Dat heeft mij erg geholpen. Ik ben erdoor verdergekomen. Ik wil nu graag anderen helpen door op te schrijven wat ik heb meegemaakt. Dat past bij me. Dit is mijn verhaal. Wij zijn openbare mensen. Er staat geen heg, er is geen prikkeldraad. Bij het rijtje boeken dat ik heb gelezen en die waardevol voor me zijn gebleken, staat nu dus mijn eigen boek. Ik hoop dat de lezers er wat aan hebben. Ik beschouw het als mijn opdracht om te laten zien dat het mogelijk is om boven alles uit te kunnen stijgen. Dat is mijn werkelijke drijfveer”.

Spring, een literair theaterprogramma met Hella en Freek de Jonge, is te zien op dinsdag 11 april in Theater aan het Spui. Op zondag 7 april, 13.00 uur is het tweetal te gast in Boekhandel Paagman aan de Frederik Hendriklaan in Den Haag. Meer informatie op www.helladejonge.nl, www.theateraanhetspui.nl en Paagman.