Uitstalkast van jong talent

Korzo presenteert Cirque Mania #11

Het kán: Lockdown, avondklok, virusdeeltje – en toch óp naar het circus! Korzo presenteert volgende week zaterdag en zondag het driedubbeldik belegde programmaonderdeel Great Catch van de Circuscoalitie. De première is in Studio X, het onlangs ingerichte online platform van Korzo.

“Het publiek krijgt drie verschillende programma’s  voorgeschoteld voor de prijs van één,” lacht Rosa Boon, een van de programmasamenstellers van Great Catch – a fresh taste of circus. “Maar daarin is ook,” zegt ze, “de vangst bijeengebracht van jonge talenten die recentelijk zijn afgestudeerd aan een van de twee hbo-circusopleidingen in Nederland, en die in ons land hun werkpraktijk hebben.”

Boon is als lid van driemanscollectief TENT ook een van de participanten in de Circuscoalitie. Daarin zetelen enkele producenten en podia van circustheater in Nederland, waaronder ook Korzo.

Boon: “Met de Circuscoalitie willen we een voedingsbodem leggen voor jong circustalent. De tijd is er rijp voor.” En dus reist Great Catch te zijner tijd, in het post-coronatijdperk, langs liefst 20 theaters. Het gaat dan om wat het ‘Nieuwe Circus’ is gaan heten, waar het letterlijke zaagsel van de aloude theatertent verruild is voor het spreekwoordelijke roodfluwelen pluche van de theaterzaal.

Programma Great Catch
Trapeze-artiest Júlia Campistany presenteert in Great Catch een voorstelling op het snijvlak van humor à la Laurel & Hardy, gelardeerd met mime- en performance-elementen. Boon: “Ze presteert het om aan het eind van de voorstelling nog in de trapeze te hangen – maar dan zónder dat die dan nog aanwezig is.”

In Umbra jongleert Liza van Brakel met kegels en knotsen. “Het traditionele jongleerpatroon met drie of vier ballen zal ze niet snel volgen,” zegt Boon. “Je kunt het ook ‘objectmanipulatie’ noemen. En het genre zoals zij dat beoefent komt ook dicht in de buurt van moderne dans omdat ze daarbij haar lijf en leden inzet.” In ‘lockdown’-tijd heeft ze een voorstelling gemaakt die volledig op haar zolderkamertje tot stand is gekomen. Boon: “Zo laat ze zien wat ze artistiek in huis heeft, met als rekwisieten alleen die knotsen, een zitbank en zichzelf.”

Bewegingstrio TeaTime Company ten slotte, haalt in Stick-Stok van alles uit met stokken; om in te klimmen, als dansobject, of om ermee te jongleren. Vanuit het straattheater is hun voorstelling nu naar de wetten van het theater overgebracht, weliswaar zonder verhaal van kop tot staart,  en veeleer “een fysieke ontdekkingstocht naar de mogelijkheden van deze attributen”.

Cirque Mania #11
Op het programma van ‘Cirque Mania #11’ is naast ‘Great Catch’ onder meer de film Lockdown van en met Michael Zandl opgenomen. De Oostenrijker, die deel uitmaakt van de stal aan vaste Korzo-makers, heeft een wonderlijke vertelling over verveling gemaakt. De film is gratis mee te pikken.

“Zandl is hoedenmanipulator,” licht Daphne Van Iperen, programmeur Circus bij Korzo, een tipje meer van de sluier op, “in circusland een aloude discipline en daarom alleen al bijzonder om te zien.”

Voor Korzo is het een domper dat ‘Cirque Mania #11’ niet voor een live publiek in de theaterzaal kan plaatsvinden. Maar heeft daar intussen wel wat lovenswaardigs op gevonden: met Studio X beschikt het over een goed geoutilleerd digitaal theater, inclusief een foyer, verschillende zalen en ook ruimtes voor, bijvoorbeeld, nagesprekken, ‘open studio’s’ en randprogrammering.

Het online platform werd tijdens het CaDance festival, eind januari, ten doop gehouden. Wellicht een blijvertje, dat platform, legt Van Iperen uit. “Ook als het straks weer in de zaal kan en mag met publiek, biedt het mogelijkheden, bijvoorbeeld voor het aanbieden van allerhande contextprogramma’s, het bijwonen van repetities of om publiek van buiten Den Haag te bereiken.”

Circuscoalitie, ‘Great Catch’, zaterdag 27 (20.30 uur) en zondag 28 (on demand) maart 2021. ‘Cirque Mania #11’, Korzo, donderdag 25 t/m zondag 28 maart 2021. Meer informatie: www.korzo.nl en online stream via Studio X: x.korzo.nl

‘Haar woorden denderen binnen’

Serie Den Haag Centraal: Juweeltjes

Poernima Gobardhan over spoken word-artiest Amara van der Elst

Wat is het allermooiste? Haagse kunstenaars delen wat hun het meest inspireert of inspireerde. In deze aflevering: choreograaf en danseres Poernima Gobardhan uit haar bewondering voor Amara van der Elst, aanstormend Haags talent in de woordkunsten.

‘Ze kon er niet zo goed tegen als mensen in de eerste paar seconden van de ontmoeting al moesten weten wat haar afkomst was. Ze was geen supermarktfruit. Dus zou dat niet hoeven uit te maken. Toch?’

Jaloersmakende openingszinnen uit de voordracht De Juiste Woorden van Amara van der Elst, vorig jaar uitgesproken op ‘Spoken070’, de ‘spoken word’-wedstrijd voor Haagse jongeren tot twintig jaar van het Huis voor Gedichten.

“Haar woorden hebben enorme zeggingskracht,” vertelt Poernima Gobardhan. “Vaak gebruikt ze woordspelingen. Dezelfde woorden krijgen bij haar vaak een nieuwe lading en ook een nieuwe betekenis. Ze klampt zich niet vast aan bestaande woordpatronen.”

Waarover ze ‘performt’? “Dat is breed, maar vaak over vrijheid, over politici die excuses aanbieden, en mannen in uniform die het leven bepalen. Haar voordrachten gaan ook over haar plaats als vrouw in deze wereld, hoe ze daar zelf naar kijkt en hoe de wereld naar haar. Over dat liefde kan verbinden, en gemeenschappelijk grond moeten vinden met elkaar. Ze reflecteert op de wereld om haar heen en, hoewel ze pas ergens vooraan in de twintig is, heeft vast omlijnde ideeën en is ze sterke overtuigd van wat ze persoonlijk en inhoudelijk wil delen met haar publiek. Het is mooi om te zien hoe ze dicht bij zichzelf blijft, haar ‘poetry’-optredens zijn nooit een ver-van-mijn-bed-verhaal.”

Als spoken word-artiest bedient Van der Elst zich van het Engels, dan weer Nederlands. “Soms schakelt ze binnen één gedicht over, zoals in ‘Wat ik je nog wilde zeggen’. Ze begint groot, in het Engels, en eindigt gaandeweg klein, in het Nederlands: ‘Mijn vuur heeft geen kracht zonder jouw luisterend oor’. Zo is ze meteen ook weer terug bij zichzelf.”

De woordkunstenares won de regionale editie van De Kunstbende 2020 in de categorie Taal en deed mee aan uiteenlopende projecten en wedstrijden, waaronder de Martin Luther King Lecture 2020. Is zij dan de Nederlandse Amanda Gorman? “Je moet haar niet labelen… “ zegt Gobardhan, “zij is wie ze is, en ieder ander de hij of zij die hij of zij is. En dat is het bijzondere.”

Ze heeft Van der Elst door dans leren kennen, blikt Gobardhan terug. “Ze danst sinds haar veertiende. Ik heb haar gevolgd. Ze is een prachtige dansers met mooie lijnen. Ze heeft eens in een van mijn voorstellingen meegewerkt als danser. Onlangs nog heeft ze een ‘pitch’ gedaan voor een film waarin ze spoken word deelt, maar er ook bij danst. Haar woorden raken me heel erg, ook door de hand- en armbewegingen waarmee ze die kracht bijzet.”

Ze voelt meer verwantschap. “Amara creëert, weekt iets los in zichzelf. Wat ons ook samenbrengt is dat we leven in een wereld die verandert en naar iets nieuws beweegt, ook al heb dan een basis in klassieke Indiase dans en zij in klassiek-moderne dans.” Zou Poernima spoken word in haar choreografieën gebruiken? “Je brengt me op een idee. Daar heb ik nooit goed over nagedacht. Heel mooi als ze samen kunnen gaan, dus wie weet.”

CREDITS
Poernima Gobardhan (1992), geboren en getogen in het Laakkwartier, studeerde in 2007 af in Mumbai (India) aan de opleiding voor Indiase dans. Ze is gespecialiseerd in Bharata natyam en runt haar eigen dansschool. In 2015 deed ze voor haar Master Theaterwetenschap studie naar de driehoek tussen (cyber)technologie, dans en posthumanisme.

Performances van Amara van der Elst zijn te vinden op onder meer InstaGram en YouTube.

‘Briljantie zit ‘m niet in snelheid’

Serie Den Haag Centraal: Juweeltjes

‘Jazzist’ Ben van den Dungen begeesterd door Mini & Maxi

Wat is het allermooiste? Haagse kunstenaars delen wat hen het meest inspireert of inspireerde. In deze aflevering: tenor- en sopraansaxofonist Ben van den Dungen: “Voor een kind betekent 1 en 1 gewoon 2, maar voor Einstein een heel universum.”

Een lullig gymlokaaltje eigenlijk, stelde hij onlangs weer eens vast. “Niet veel meer dan wat klimrekken aan de wand om te apenkooien,” herinnert de Haagse saxofonist Ben van den Dungen (1960) zich als de dag van toen. Hij heeft het over de ‘Helen Parkhurst’, zijn basisschool, bij Leyenburg en de Veenendaalkade. “Waar Den Haag toentertijd zo’n beetje ophield,” voegt hij toe. “Daar waren, ook toen al, rond  1967, schoolvoorstellingen – hoe weinig ook. “Ik heb ze állemaal gezien,” doet hij luchtig, “álle drie zijn ze me bijgebleven.”

De allereerste daarvan was meteen in de roos. “Met Mini en Maxi. Die gasten hadden acts met een tuinslang, een zingende zaag met een luciferdoosje en het oogpotlood van de juf als kam – en noem maar op. Betoverend en verpletterend.”

Dat moet uit het programma ‘Muziek is fijn’ komen, zegt bij navraag Karel de Rooij van het clowneske muziektheaterduo. Van den Dungen vervolgt: “Ze maakten muziek en liedjes met alles wat maar voorhanden was. En alles heel grappig gebracht. Goed getypeerd ook, want je had het ‘duo-effect’ van de ‘Dikke en de Dunne’,” lacht hij breeduit, “zeg maar de Mounties- en de Koot en Bie-‘feel’. Je sloot automatisch een verbond, vooral door die kleine, Karel de Rooij.”

Je kreeg het idee dat je het zelf ook best kon. “Het ging immers maar om een lullige tuinslang. Dus ging je daar later thuis zelf mee lopen klooien. Maar dat werd natuurlijk niks, bedrieglijk eenvoudig als het leek. Toen werd me duidelijk hoe virtuoos het was.”

Hij vergelijkt het met een musicus die ‘easy going’ een ongelooflijke partij staat te spelen, ‘maar zó klinkt dat je het denkt dat het zo moeilijk toch niet zijn kan’. Van den Dungen: “Omdat alles er zo vanzelfsprekend makkelijk uitkomt. Of neem een danseres  die je door de lucht ziet zweven, maar als je het zelf eens probeert, niet eens op één been kunt blijven staan.”

Veel later, bij het programma ‘Scherzo’ (1993), overviel hem wederom de combinatie van techniek en expressie bij Mini & Maxi: “De ongelooflijke timing van die gasten, dat is echt uniek en getuigt van groot kunstenaarschap.”

Vertoon van meesterschap heeft hem aldoor geïnspireerd, zegt hij, zonder daarbij zelfs de minste zweem van eigendunk te veinzen. “Virtuositeit zit ‘m niet in snelheid maar in de volslagen beheersing om vanuit de geest een lichamelijk proces te initiëren,” legt hij uit. “Daarin zit de verdieping. Daar gaat zó veel overgave in zitten dat het een doel op zichzelf wordt. Dat je bijna onhoorbaar tot het diepste van je vezels bent gegaan voor elk willekeurig facet, dát is de grootst mogelijke kunst. Perfectioneren. Pas als je iets 1500 keer gespeeld hebt en een miljoen keer gerepeteerd, dan bereik je zo’n diepere laag. Voor een kind betekent 1 en 1 gewoon 2, maar voor Einstein een heel universum. Buiten enkele traditioneel georiënteerde klassieke kunsten is in Nederland helaas nooit veel aandacht of waardering geweest voor het bereiken van briljantie.”

CREDITS
Beeldfragmenten en voorstellingen van Mini & Maxi zijn volop te vinden op YouTube, zoals ‘Het Concert’, ‘Scherzo’ en ‘Sprakeloos’.

Tenor- en sopraansaxofonist Ben van den Dungen doceert aan Codarts Rotterdam en het Koninklijk Conservatorium (Den Haag), is bandleider van zijn eigen Quartet, en speelde in onder meer Nueva Manteca en Tango Extremo. Hij is gezicht van jazzclub Podium De Nieuwe Kamer. http://www.benvandendungen.nl

Arbeidsvitaminen voor media- en cultuurfans

20 jaar radio Kunststof met Jellie Brouwer

Het veelgeprezen radioprogramma Kunststof viert eind maart zijn twintigjarig bestaan. De Haagse Jellie Brouwer was er vanaf het eerste uur bij. “Ik heb zo’n tweeduizend live interviews van een uur gedaan.”

De opzet ontketende bijkans een paleisrevolutie in het Hilversumse: Iedere werkdag een ononderbroken cultuur-uur over muziek, literatuur, media, podiumkunsten en architectuur. Jellie Brouwer had al heel wat programma’s gepresenteerd, onder meer bij Omroep West, toen ze aan de wieg stond van een toentertijd nieuw programmaconcept.

“Aanvankelijk kon niemand zich daar iets bij voorstellen,” vertelt ‘Kunststof-anchor’ Brouwer in het ‘Radiohuis’ op het Mediapark Hilversum. “Ook nog eens met één enkele studiogast. En dat in het bolwerk van nieuws en sport! Kon dat wel?, zo vroegen omroepbazen zich af. Niemand had vertrouwen in het ‘format’.”

Hoe onverwacht ook, is ‘Kunststof’, en cultuur in het kielzog, op NPO Radio 1 uitgegroeid tot een instituut, stelt Brouwer met blijdschap vast. Sterker: Kunststof vond navolging. Het programma heeft niet enkel onder vakgenoten school gemaakt, maar is ook geliefd bij luisteraars en niet in de laatste plaats de studiogasten. De laatsten vonden in het programma een oase waarin zij samen met de luisteraar kunnen ademen.

De doorwrochte interviews zijn beroemd, evenals programmaonderdelen zoals de ‘tegeltjeswijsheid’ ter afsluiting van het programma, en de vaste openingszet waarmee naar een saillant detail uit het leven van de studiogast wordt gehengeld – meestal opvallende dingen uit het leven van de studiogast.

“Soms zijn die intiem,” zegt Brouwer, “en dat is altijd spannend, voor beide partijen, want je zit dan wel meteen vol in het gesprek en in het leven van de gast. Het is al 20 jaar dé manier om de luisteraar gekluisterd te houden. Daarmee doen we ons best de luisteraar ons cultuur-uur in te trekken.”

Studiogasten schuiven wát graag aan bij ‘Kunststof’, van BN’er en gevierde naam tot pril, opkomend Nederlands talent. Want er is gratis ‘airplay’, op zichzelf al fijn genoeg. Nog fijner welhaast is dat hun de gelegenheid is vergund te kunnen uitpraten in een goedgezinde, goedlachse doch zeker niet kritiekloze omgeving.

Als klap op de vuurpijl is er daarbovenop het voorrecht aan de tand gevoeld te worden door de ‘fine fleur’ van het interviewgenre in Nederland. Naast Jellie Brouwer zijn dat voor ‘Kunststof’ momenteel Gijs Groenteman, Antoinnette Scheulderman, Elisabeth van Nimwegen en Frénk van der Linden. Legendarisch waren de gloedvolle inleidingen van Joost Prinsen.

Vele duizenden gasten zijn in de weldaad van de Kunststof-studio onthaald. Sommigen groeiden gaandeweg uit tot ‘huisvrienden’. Uit haar eigen, ontzagwekkende ‘repertoire’ steekt, althans van de meest recente, het gesprek met rapper Boef er bovenuit. “Dat vond ik bijzonder omdat het een jongen is die het niet gewend is om een uur lang en in alle rust aandacht te krijgen. Hij komt uit een andere wereld, praat in soundbytes, en daarom was dit leuk en spannend.”

Het gesprek is, zoals vele, op internet ‘terug te luisteren’. Voor de liefhebber is dat een goudmijn. Zeker zo’n tweeduizend keren heeft Brouwer een gast aan de studiotafel gehad, berekent ze voor de vuist weg.

Ontginnen
Een interview van een uur vergt veel voorbereidingstijd. “Als een schrijver te gast is, dan lees ik het boek waar het om draait, bij een maker zie ik graag vooraf de documentaire, het tv-programma of de voorstelling. Onze redactie bestaat uit zes mensen. Dat is een enorme luxe. Ze doen minutieuze naspeuringen en spreken met personen die de gast omringen.

”Al dat researchwerk mondt uit in stapels achtergrondinformatie. Daarvan maak ik voor mezelf een handzame opzet,” legt ze haar werkwijze uit, en daarna dompelt ze zich onder in de gegevensstroom, hult ze zich als een acteur in de huid van zijn personage.“Vlak voor de uitzending lees ik alles nog een keer door, zodat ik niet live naar A-viertjes hoef te kijken.”

Pijnpunt
Het programma kan nog altijd bogen op een grote schare vaste luisteraars, ondanks opgekomen concurrerende formules en het verschijnsel ‘podcast’. De wijzigingen in de eigen formule zijn desondanks beperkt gebleven.

Brouwer: “In de beginjaren hadden we vaak live muziek, was er een reportage en een recensie. Maar we hebben het steeds leger en kaler gemaakt. ”

Wel wordt Kunststof tegenwoordig tussen 19.30 en 20.30 uur uitgezonden. Het radiojournaal van 20.00 uur verdeelt de uitzending nu in twee delen. “Dat is jammer, maar ‘Kunststof’ blíjft een geweldig programma om te maken.”

Voor nu kan haar eigen tegeltjeswijsheid niet uitblijven. Dat is: ‘Verbeeld je maar (n)iets’. Tweezijdig aforisme. “Het ‘niets’ slaat op het leven dat zó afgelopen kan zijn; het ‘iets’ is appelleert aan de radio als medium van de verbeelding.

‘Kunststof’, NPO Radio 1, iedere maandag t/m donderdag, 19.30-20.30 uur.

Paul van Vliet Academie in zwaar weer

Opleiding van de corona-regen in de drup

Een van de best bewaarde geheimen van Den Haag is dat het een theateropleiding binnen de stadspoorten heeft: de Paul van Vliet Academie, aan de Deventersestraat. ‘Maar nu kunnen we onze maag beter aan de kapstok hangen.’

Tien jaar! Waar is dat feestje? Maar na tien jaar van buffelen dreigt juist de coronablues. “We hebben hulp nodig,” legt directeur Evert de Vries van de Paul van Vliet Academie zijn kaarten op tafel. “Broodnodig. We voelen ons in de steek gelaten. ”

De reden? ‘Zijn’ academie dreigt in een blijvende ‘lockdown’ terecht te komen. “Wij zijn een particuliere opleiding,” doet hij uit de doeken. “Daardoor vallen we voor subsidies en gunsten vanuit de gemeente en de rijksoverheid steeds overal buiten. We houden al vanaf de start de eigen broek op. Maar nu blijken we ook buiten de boot te vallen bij steunmaatregelen voor gedupeerden van Covid-19. Toen wij bij de gemeente Den Haag hengelden naar kwijtschelding of tegemoetkoming in de huursom, werden we het bos in gestuurd,” zo omschrijft hij zijn gemoed.

Pas nu, na de schriftelijke noodkreet annex smeekbede die hij onlangs zijn netwerk stuurde en de publicaties die dat al her en der opleverde, lijkt er bij de gemeente wat beweging in de zaak te komen, vertelt hij. “We hebben net weer een stapel brieven de duur uit waar onder een naar de burgemeester en wethouders. En we overwegen Paul van Vliet in te zetten als breekijzer.”

De academie van naamlener Paul van Vliet staat het water meer dan aan de lippen, en zo ook haar docenten, maar haar studenten – deze leergang zijn dat er 12 – misschien nog het meest. “Ze kunnen niet naar school en met vakken als stembeheersing en bewegingslessen is online lesgeven geen optie.”

Buiten het verlies aan studietempo staan de meeste studenten opeens voor een acuut inkomensprobleem. Ter adstructie: De parttime variant duurt vier jaar en kost zo’n € 4.500,- per schooljaar, de fulltime variant duurt drie jaar en kost € 7.500,- per jaar. “De meesten hebben bijbaantjes om de opleiding te bekostigen,” weet De Vries. “Natuurlijk schieten we ze in financieel opzicht te hulp als en voor zover dat kan. Maar intussen raken we wel snel door onze reserves heen.”

Autodidact
De academie leidt op tot cabaretier, kleinkunstenaar en entertainer. Schoolopleiding doet er niet echt toe, doceert De Vries. “Op school kun je lager zijn uitgekomen door bijvoorbeeld dyslexie, op het podium is dat totaal geen probleem.”

Voor toelating volstaat daarom een motivatiebrief met pasfoto, en een gesprek, op uitnodiging. “Dat is meestal voldoende om naar het eerste jaar te mogen.”

Dus geen zenuwslopende auditie of dure, voorbereidende cursussen die niets garanderen. “Wel meteen een jaar lang de volledige, zware, vaktechnische en creatieve basistraining door docenten die zelf in het vak werkzaam zijn, onder supervisie van grootmeester Paul van Vliet, die nu en dan ook zelf voor de klas staat en afstudeerders persoonlijk begeleidt. Je krijgt hier van alles toegeschoven.”

Opleiding is op zichzelf geen garantie voor een succesvolle loopbaan op de planken. De Vries verwijst naar autodidacten als Youp van ’t Hek, Freek de Jonge, Herman van Veen en, over Den Haag sprekend, Sjaak Bral. “Maar het is wel fijn om basisvaardigheden aangereikt te krijgen, zo weet ook Paul van Vliet, die na zijn sketch over ‘Majoor Kees’ stemproblemen ondervond, en pas toen stemlessen nam.

Kennismakingsdag
Voorlopig is het de vraag of de traditionele kennismakingsmaand die traditiegetrouw in maart maar  naar mei verplaatst is, straks doorgang kan vinden. “Op alle zaterdagen van die maand organiseren we dat nieuwe kandidaten het lesrooster kunnen volgen, om er te kunnen ruiken aan het vak en aan onze academie. Hopelijk gaat dat lukken.”

Steunactie t.b.v. Paul van Vliet Academie. Meer informatie: www.paulvanvlietacademie.nl

‘Onder jongeren is de maat vol’

Nieuwe reeks online ‘lockdown’-programma’s voor jongeren

Het Haagse multiculturele platform voor en door jongeren Culture Clash 4U (CC4U) presenteert op website Den Haag Inside Out dagelijks een verse en vlotte Avondklokshow. Jongeren tussen 18 en 27 jaar kunnen er de ophokplicht te lijf met ‘een bak aan ‘binge-content’ vol passie en hartstocht’.

Je bent jong en je wilt wat. Dat was de slagzin waarmee omroeporganisatie Veronica zich eind jaren zeventig profileerde. Het is een verwijzing naar jong en vrij zijn, naar jeugdige dynamiek. Nu is de slogan een cliché. Maar niet minder raak. ‘Inside Out’, ontstaan vanuit de gemeente, werd rond Kerst opgezet om jongeren tijdens de avondklok en vuurwerkverbod lering en vermaak te bieden. In samenwerking met vele Haagse organisaties – van PAARD en Pip Den Haag tot onder meer Stagehuis Schilderswijk, Urban Chicks with Brains en GUAP – is daarna ‘wegens succes’ een doorstart gerealiseerd.

Met haar Avondklokshow wil CC4U jongeren een hart onder de riem steken. “We merken dat onder hen de maat vol is,” zegt Yasir Syed van de stichting. “In de shows zijn er die spontaan in tranen uitbarsten. Geen aanstellerij, hè, het is oprecht. Het is zo makkelijk om te zeggen: blijf thuis. Maar veel jongeren kúnnen niet eens naar huis, want daar zijn ze met zes broers en zussen. Of durven niet, want soms is er angst voor huiselijk geweld.”

Er is in de Avondklokshow veel ruimte voor vertier, van muziek en dans tot sport, koken en praten over daten en seks. Iedere uitzending schuiven andere gasten aan. De programma-inhoud wisselt van week tot week, van dag tot dag. “Ik zit 15 jaar in het jongerenwerk. Bij CC4U hebben we een internationaal netwerk met 200 leden als achterban. Daardoor weten wij wat onder jongeren leeft en wat ze aantrekkelijk vinden. Met hun hulp zijn we op een vaste formule uitgekomen met talkshowelementen en aandacht voor jonge artiesten uit de eigen wijk die hun succesverhaal delen. Alles dichtbij, dat wekt herkenning op.”

“We zijn nu bezig voor de periode na 15 maart, legt Yasir uit. “We hebben brainstormsessies gedaan en daaruit is een ‘empathiemap’ ontstaan. Gebleken is dat veel jongeren het willen hebben over ‘groei’ en ‘ontwikkeling’. Bedenk dat de huidige schooltijd voor jongeren erg somber is,”licht Yasir de achtergrond van de keuze voor deze thema’s toe, “ze zien alleen maar slechte berichten om hen heen. Ja, zeggen ze, we wéten dat het slecht gaat, maar wat is nou het plan?”

De Avondklokshow gaat met die wetenschap in de achterzak aan de slag. “Daarom gaan we succesverhalen brengen van jongeren die onder ‘corona’ tegen de stroom in zijn gegroeid, op welke manier ook, die nieuwe dingen zijn aangegaan. En we koppelen ondernemers-om-de-hoek aan jongeren in een online ‘Covid-banenmarkt’. Dat biedt beide partijen perspectief. Ook weten we dat er op dit moment best veel kansrijke beroepen zijn, maar vaak worden die niet sexy gebracht, zoals in de zorg. Daar gaan we wat aan doen. Zo maken we werk én bieden we hoop.”

Hij ziet de gasten in het programma opeens gloeien, en jongeren in de wijken opbloeien, vertelt hij. En niet in de laatste plaats ook de makers van de show groeien. “Dat zijn er ongeveer tien, aangevuld met vrijwilligers. Zij worden betrokken bij het ontwikkelen van inhoud, uitvoering, opname en uitzending. Dat geeft bakken energie, ook al is de realisatietijd krap. De vorige keer kregen we vier dagen voorbereidingstijd, dit keer drie. Niet veel, als je bedenkt dat we bij de vorige reeks shows 60 gasten over de vloer hebben gehad, verdeeld over 16 afleveringen.”

De eerste reeks werd bekeken door gemiddeld 1700 kijkers, van de nieuwe reeks zijn officieel nog geen cijfers bekend. “Voor ons is dit een nieuwe vorm, al hebben we eerder enige ervaring als tv-makers opgedaan, zoals met de Harry Springer Shows en de serie Indutchables. Maar we zijn nog steeds erg voor ‘offline’, voor lijfelijke ontmoetingen in kleine groepen. Dit is voor ons dan wel een nieuwe manier om jongeren te bereiken; toch willen we niet alleen online focussen.”

Ook al wordt de avondklok straks misschien ingetrokken, dan nog zal het initiatief doorgaan, zegt Yasir, ‘want de ‘lockdown’ is er dan nog zeker wel.’

Culture Clash 4U, ‘Avondklokshow’, 21.30 uur. Meer informatie: www.denhaaginsideout.nl

De lach van One-Tété Lokay

Romana Vrede met verhalen van opstandige slaven

Iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen. Acteur Romana Vrede verzamelde voor het project ‘Tijd zal ons leren’ liefst 127 verhalen van verzetsstrijders uit de koloniale tijd. Veel feiten zijn er niet, wel veel aannames. “Ik vertel vanuit mijn buik. Wat ik niet aan feiten weet, vul ik met respect en intuïtie aan.”

Eén van die verhalen deed ze bij wijze van voorproefje uit de doeken bij het tv-programma ‘On Stage’, dat trouwens nog online bij NPO ‘terug te zien’ is. Vrede sprak indringend en theatraal:

‘Volgens de overlevering gaat het verhaal van One-Tété Lokay als volgt. Tenminste: zoals ik denk dat het is gegaan. Lokay was een vrouw. Nee, weet je, Lokay was een meisje. Kijk, in die tijd ben je al snel een vrouw. Ze woonde op een plantage. En dan denk ik altijd: in hoeverre kan je wonen op een plantage? Ze was tot slaaf gemaakt op het door Nederland gekoloniseerde eiland Sint-Maarten. Op een dag vlucht ze, weg van de onderdrukking, weg van de ondermijning, weg van de mannen die beweren dat zijn hun eigendom is, weg van de slavernij.

Op zoek naar vrijheid in de binnenlanden van Sint-Maarten.

Maar daar is geen oerwoud waar je je kan verstoppen. Het is er onherbergzaam, heuvelachtig, stoffig, steen, zee… ik vraag me ook af… snap je… kan ze zoetwater vinden… Ze raakt verzwakt en wordt zo een makkelijke prooi voor de witte jagers. Shit. In die tijd was het gebruikelijk om het lichaam van een rebel te verminken. Als straf en ter waarschuwing voor andere vrouwen geven de witte kolonisten het bevel een van haar borsten af te snijden. Lokay bloedt bijna dood.

Maar dankzij hulp van de vrouwen en hun kennis van geneeskrachtige kruiden herstelt ze langzaam. En ze krijgt te horen: Lokay, als je weer ongehoorzaam bent, snijden we je andere borst af. Lokay zegt: ‘Het afsnijden van mijn borst maakt niet dat je macht over me hebt. Ik laat me niet regeren door angst’. En ze rent weer weg. Ondermijning van het gezag, zeiden de kolonisten. Maar One-Tété Lokay wordt niet gepakt, haar kennis van het gebied groeit… En op een dag was ze vrij. Later zou ze zeggen: ‘Je bent nooit alleen als je vrij bent.’’

De verhalen die Romana vertelt worden ondersteund met muziek, dans en spoken word door ‘performance artist’ OTION. Vrede deed zelf de research en schreef de teksten voor wat bij Het Nationale Theater tot een meerjarig, multimediaal project moet uitgroeien.

“De gemeenschappen van de verzetshelden voerden me bijna automatisch van het ene naar het andere verhaal. Het leken wel voorboden,” legt ze uit. “Ook heb ik hulp gehad van een redactie, mensen die er meer verstand van hebben dan ik. Een aantal daarvan komt in mijn online talkshow aan bod.”

Orale traditie
Ze is tot een document van bijna 300 pagina’s gekomen. Daarin beschrijft ze de lotgevallen van in totaal 127 helden. “Ik dacht eerst: Ik ga een voorstelling maken over de 25 meest schrijnende of spectaculaire helden, maar ik kon niet kiezen.”

Ze is bezig de gegevens in een poëtisch verhaal te gieten. “Ik heb besloten alle data eruit halen, want dat belemmert. Ik wil juist de orale traditie eren. Met data erbij lijkt het een geschiedenisklasje. Maar het gaat niet om jaartallen, dat is juist wat er schort aan het westerse geschiedenisonderwijs,” zegt de actrice die een blauwe maandag geschiedenis en sociologie studeerde en lijstduwer is voor politieke partij BIJ1.

Door ‘corona’ wordt de inspanning van het project – zeker tien delen, verspreid over steeds twee à drie maanden, met zo’n tien helden die per editie – verdeeld over verschillende media, van theatervoorstelling-zodra-het-kan tot livestreams, columns, podcasts en online talkshows. Komende donderdag is de eerste. Vanaf 18 maart willen we, corona volente, weer live en met publiek in het theater spelen. Het is natuurlijk afwachten of dat ook echt kan.”

Slavernijmonument
Den Haag krijgt over twee jaar een slavernijmonument, zo is de bedoeling.

Tegen die achtergrond maakt Vrede met haar initiatief alvast een verreikend statement: “Als mensen in die tijd hun mond opentrokken en dat met de dood moesten bekopen, wat let ons dan in onze tijd? We zijn al een tijdje aan het zwijgen,” zegt ze, “over milieu, (on)gelijkwaardigheid, seksisme, discriminatie, vleesconsumptie, de Belastingdienst… Op heel veel lijstjes bungelt Nederland treurig onderaan. Maar steeds weer gaan we over tot de orde van de dag. Het systeem erachter kaarten we niet aan. Dat is verontrustend. Zoals mensen vroeger lui dachten: Slavernij? Dat is er nu eenmaal. Maar voor je het weet belanden we ook hier in een totalitair systeem.”

Het Nationale Theater, Tijd zal ons leren, online talkshows op donderdag 25 februari, 4, 11 en 18 maart 2021. Theatervoorstellingen vanaf medio maart 2021 (onder voorbehoud). Kijken kan via website www.hnt.nl/tzol

kader: biografie Romana Vrede
Romana Vrede werd voor haar rol in RACE van Het Nationale Theater in 2017 onderscheiden met de ‘Theo d’Or’, de toneelprijs voor de ‘beste vrouwelijke hoofdrol’. Ze werd hiermee de eerste zwarte actrice die deze prijs won. Vrede werd geboren in Suriname en verhuisde op vierjarige leeftijd naar Nederland. Van vaders kant is ze creools, van moeders kant Zuid-Amerikaans. Vrede doorliep de Toneelschool Arnhem.

‘Een gebouw is een verhaal’

Serie Den Haag Centraal: Juweeltjes

Den Haag door de ogen van singer-songwriter Tim Akkerman

Wat is het allermooiste? Haagse kunstenaars delen wat hen het meest inspireert of inspireerde. In deze aflevering: popmuzikant Tim Akkerman over H.P. Berlage.

“Ik zal maar niet de ‘Monet’ in mijn huiskamer noemen…” grapt muzikant Tim Akkerman. “Nee, wat ik zo mooi vind aan Den Haag is dat de stad een ongelooflijke geschiedenis van stedenbouw en architectuur kent. Een van de ontwerpers die daarvan aan de basis staat, is Berlage.”

Hendrik Pieter Berlage (1856-1934) is meest bekend van de Beurs in hartje Amsterdam, ex aequo met het gebouw dat nu als Kunstmuseum Den Haag door het leven gaat. Dat is tevens het laatste ontwerp dat uit zijn architectenpen vloeide maar waarvan hij zelf de voltooiing niet meemaakte. In Den Haag staan ook zijn Kantoren van De Nederlanden 1848 (1927, Raamweg), Woonhuis Henny (1898, Scheveningseweg), de Kiosk op het Buitenhof (1924) en het Kantoorgebouw De Nederlanden 1848 (1896, Prinsestraat / Kerkplein).

Hij was ook stedenbouwkundige. In 1911 omarmde de Haagse gemeenteraad het Plan-Berlage om de groei van de stad op te vangen. Aan de toenmalige stadsranden tekende Berlage grote uitbreidingswijken met frivole stratenplannen, zoals Benoordenhout, Laakkwartier, Rustenburg-Ooostbroek, de Vruchtenbuurt en Mariahoeve. Een deel van zij plannenmakerij is daadwerkelijk ten uitvoer gekomen. Door zijn denkbeelden is de stad met meer fantasie gaan bouwen wijken en projecten: er kwamen symmetrische stratenpatronen, zicht-assen, diagonalen en monumentale bouwwerken op zichtlocaties. “Ik woon in Valkenboskwartier. Die is door hem bedacht,” licht Akkerman zijn keuze en bewondering voor Berlage verder toe. Het oudste deel, tussen de Beeklaan en de Azaleastraat, is tussen 1911 en 1918 gerealiseerd, geheel volgens zijn ideeëen, waaronder het realiseren van volkswoningen. Daarna volgde onder meer het deel waar tuinstadwijk Papaverhof toe behoort. “Wist je dat Berlage de portiekwoning heeft bedacht, de bovenwoning? Dat vind ik leuke geschiedenisdingetjes.”

Kenmerkend voor Berlages aanpak is dat hij geen modern beton wilde, maar koos voor ‘eerlijk’ materiaal. Hout moest er gewoonweg uitzien als hout, en steen als steen. Voor Berlage draaide architectuur om de samenhang tussen constructie en versiering, om het evenwicht tussen doelmatigheid en schoonheid. Berlage deed ook aanbevelingen voor de inrichting van wijken en het te gebruiken straatmeubilair.

“Hij heeft hier mooie gebouwen en kunststukjes nagelaten,” weet Akkerman. “Maar je loopt er te vaak voorbij zonder daarbij te beseffen dat die uit zijn koker komen.” Wat hij mooi vindt aan zijn stijl is de manier waarop hij ‘met raampjes, steen en glas zijn eigen markante signatuur aanbracht, die herken je meteen.”

Akkerman dwaalt graag door steden en heeft een advies in petto. “Als je kriskras door een stad en zeker je eigen stad gaat lopen, kijk dan eens omhoog. Stel je op als toerist. Je ziet dan allerlei details waarvan je voorheen het bestaan niet wist. Als ik elders ben maak ik graag een zoektochtje naar gebouwen en hun architecten, bijvoorbeeld naar oude theaters. In een gebouw zit veel meer verhaal dan je soms zou denken.” Ook in Arnhem heeft hij een wijk ontworpen, landschapswijk Schuytgraaf, vertelt hij. “Als je daar loopt waan je je in Den Haag! Ik vind het leuk hoe architectuur aan een stad, aan de leefomgeving een sfeer kan meegeven. Ik ben daar gevoelig voor.”

Meer informatie:
Voor een bezichtiging doorkruis je de genoemde wijken en / of begeef je je naar de genoemde gebouwen. Of kijk o.a. op Wikipedia.

De lopende tentoonstelling ‘Het gedroomde museum – Berlages meesterwerk’ in Kunstmuseum Den Haag neemt de oorspronkelijke bouwkundige ideeën van de architect als uitgangspunt en laat zien hoe ze tot op de dag van vandaag een belangrijke rol spelen in het museum.

‘Het moeilijke is om weg te laten’

Serie Den Haag Centraal: Juweeltjes

Berry Holslag over theatervoorstelling van Robert Wilson

Wat is het allermooiste? Haagse kunstenaars delen wat hen het meest inspireert of inspireerde. In deze aflevering: ‘beeldend kunstenaar Berry Holslag over I was sitting on my patio this guy appeared I thought I was hallucinating.

Met gloed vertelt Berry Holslag over haar bezoek aan de theatervoorstelling van en met Robert Wilson en Lucinda Childs.

“Prachtig toneelbeeld, grensverleggend theater,” weet ze nog. “Die voorstelling heeft grote indruk gemaakt en heeft mijn werk beïnvloed.” Begin februari 1978, Koninklijke Schouwburg. Ze was dertig en kwam veel over de vloer bij het HOT en de Koninklijke Schouwburg. Ook volgde ze het Nederlands Dans Theater op de voet. “Er was een leuk en groot aanbod’. Het nieuwe stuk van Wilson en Childs moest iets bijzonders zijn, grensverleggend ook, zo had ze gededuceerd. “Juist daarvóór had het tweetal ‘Einstein on the Beach’ geregisseerd, een opera van Philip Glass. Ik was aan de hand van recensies al enigszins bekend met hun werk.”

Het toneelbeeld staat haar nog goed bij. Minimalistisch. “Wilson wilde zo min mogelijk decorstukken en rekwisieten op het toneel. ‘Less is more’ als uitgangspunt, ook al om je op het verkeerde been te zetten. Spannend was dat. Je zag dus een leeg, ‘clean’, zelfs steriel decor. Wat je probeert als kunstenaar is om tot de essentie te komen. Daar heb je niet zoveel voor nodig. Het moeilijke is juist om weg te laten.”

Pontificaal opgesteld stond een lage, lange constructie van mat aluminium als zitbank.

“Wilson zat daar, zijn lichaam uitgestrekt. Naast hem een telefoon. Als hij de hoorn oppakte voerde hij gesprekken, in abstracte, onafgemaakte zinnen waar voor mij geen touw aan vast te knopen viel. Niet-verhalend theater. Dat vond ik juist amusant.” In de toneelopening hing een transparant doek waarop beelden werden geprojecteerd. Maar die boden evenmin houvast. “Er wás geen houvast, ook al zou je dat gezocht hebben.” Maakt trouwens niet veel uit, vindt ze. “Het was een theaterperformance.  Je kijkt naar wat er op je afkomt. Het gaat om de ervaring. Wilson en Childs waren daarmee hun tijd ver vooruit.”

Na de eerste akte met Wilson verscheen Lucinda Childs ten tonele, vertelt Holslag, ‘op dezelfde bankconstructie als Wilson’. Later liep Childs ook rond terwijl ze steeds exact dezelfde tekst prevelde als Wilson, die hooguit zo’n 100 tekstregels omvatte. “Maar die interpreteerde ze dan wel op haar eigen manier.”

Die man en vrouw zijn dus inwisselbaar, in tekst en beeld, was haar conclusie. “Dat vond ik interessant en inspirerend. De acteurs transformeerden tot beelden, bijna zoals ik toen zelf ook beelden maakte. Het gaat over aanwezigheid. Wat die mensen doen maakt niet eens zoveel uit – ze zijn er, en je kunt er kennis van nemen.” Dat is het beginpunt. “Kunst begint met iets wat je ziet, wat je waarneemt en vervolgens ervaart. Maar dat maakt een werk beslist niet oppervlakkig. Zonder inhoud geen vorm. Dat zit in mijzelf als kunstenaar. Natuurlijk is er een diepere laag, en evenzo bij Wilson en Childs.”

Berry Holslag (1947) is beeldhouwer. In Den Haag zijn van haar hand onder andere ‘Reconstructie Teniersstraat’ (1987, Bloemaertstraat / Van Dijckstraat) ‘Guards’, een man en vrouw bovenop hoge witte op zuilen’ (1988, Loosduinseweg) en ‘The Observer’ (1994, Beeldengalerij / Grote Marktstraat) te zien. Meer op: http://www.berryholslag.com

Werk van Robert Wilson is te vinden op YouTube, waaronder ‘Sonnets’, ‘Adam’s Passion’ en ‘The Black Rider ‘(met Tom Waits).

‘Het is een ongelooflijk spannend boek’

Serie Den Haag Centraal: Juweeltjes

Maria-Paula Majoor van Matanigi Kwartet over ‘Het valse seizoen’

Wat is het allermooiste? Haagse kunstenaars delen wat hen het meest inspireert of inspireerde. In deze aflevering: violiste Maria-Paula Majoor van het Haagse Matangi Kwartet over ‘Het valse seizoen’ van Christiaan Weijts. “Het is een ongelooflijk mooi boek.”

Het strijkkwartet behoort tot de moeilijkst uit te voeren genres van de klassieke muziek omdat met de kleine bezetting van eerste viool, tweede viool, altviool en cello ieder foutje te horen is en de spelers al snel in elkaars vaarwater belanden, terwijl ze gevieren steeds heel dicht op elkaars toonbereik zitten. Perfectie wordt alleen bereikt bij een volmaakte balans binnen het kwartet, noem het een ‘vierhoeksverhouding’ – die dientengevolge vaak gepaard gaat met liefde, haat, eerzucht en jaloezie.

Ze kreeg ‘Het valse seizoen’ cadeau van haar dochter. “Op Moederdag, ‘omdat op de omslag een viool staat’ en dacht: ‘dat zal dan wel leuk zijn voor moeder’,” steekt ‘primarius’ Maria-Paula Majoor van het Haagse Matangi Kwartet van wal. In de roman ondergaan drie musici van een strijkerskwartet de teloorgang van Europa. In brieven biechten ze elkaar levensgeheimen op die nauw verbonden zijn aan de mysterieuze macht die muziek kan uitoefenen.

“Weijts beschrijft het menselijke aspect van in een team met elkaar samenwerken – en dat is wat je bij uitstek doet in een strijkkwartet – en hij doet dat op een heel intieme manier. Het samenspelen heeft hij fantastisch beschreven,” vertelt ze over het boek dat haar bijzonder heeft geraakt. “Knap en heel menselijk, hij móet wel over een sterk ontwikkeld inlevingsvermogen beschikken,” vervolgt ze. “De plot heeft hij daarbij toegespitst op de tweede violist, die een liefdesverhouding beleeft. Het is ook een ongelooflijk spannend boek, in de vorm van een traditioneel strijkkwartet opgebouwd, want daardoor kom je steeds in andere perspectieven terecht. Goed geschreven, en een mooi, meerstemmig verhaal.”

Weijts heeft zijn roman gelardeerd met muzikale aspecten “zonder dat het elitair wordt, er wordt ook helemaal niet gesmeten met opvattingen over repertoire. Als je schrijft over een kwartet, dan kun je het hebben over hoe je het repertoire van Mozart of Beethoven en alle nieuwe componisten van nu natuurlijk moet spelen, want daar bestaan allerlei opvattingen over. Daar kunnen we als kwartet inderdaad heel ingewikkeld over doen, maar in onze repetitiestudio staat óók een ‘beamer’ zodat we naar een voetbalwedstrijd kunnen kijken. Suf misschien, maar wij worden daar heel gelukkig van.”

Toen ze het boek las ervoer ze een enkele passage ook wel eventjes als eng, vertelt ze, “want er wordt een ingewikkeld muziekstuk van Joaquín Turina Pérez ter sprake gebracht dat buiten Matangi, niemand in Nederland speelt. Hoe Weijts aan al die informatie over strijkers- en strijkkwartetten is gekomen? Geen idee! Daar doet hij nog altijd wat vaag over als ik hem ernaar vraag.” Een tijdje heeft ze gedacht dat hij uitvoerig met Matangi’s tweede violist Daniel Torrico Menacho moet hebben gesproken, “maar Weijts ontkent dat.”

Nadat ze de roman uit had, ergens in de zomer van de voorbije jaren, vertoevend aan de rand van een zomers  zwembad, en de portretfoto van de Haagse schrijver op de achterflap nog eens goed bekeek, kwam de afbeelding haar opeens lichtelijk bekend voor. “Die liet ik aan mijn dochter zien, en zij zei: ‘Maar dat is de vader van die en die!’ Bleek ik al jaren met hem op het schoolplein te staan. Daarna heb ik hem natuurlijk aangesproken op zijn prachtboek.” Ze besluit met een verwijzing naar Weijts nieuwe boek, ‘Furore’: “Zó dik, die ligt alvast op het nachtkastje.”

‘Het valse seizoen’ van Christiaan Weijts ligt bij de (lokale en online) boekhandel en is ook beschikbaar via www.onlinebibliotheek.nl. Meer informatie over Matangi: www.matangi.nl